ECLI:NL:RBGRO:2012:BW4309

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
19 januari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
526969 - EJ VERZ 11-157
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing ontbindingsverzoek arbeidsovereenkomst wegens onvoldoende concreet verbetertraject

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Groningen op 19 januari 2012 uitspraak gedaan in een ontbindingsverzoek van Monuta Crematoria Exploitatie B.V. tegen [A]. Monuta verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [A] op basis van gewichtige redenen, die volgens hen voortvloeiden uit een verandering van omstandigheden. [A], die sinds 1995 in dienst was bij Monuta, had in de periode voor de komst van zijn nieuwe leidinggevende, [B], altijd goede beoordelingen ontvangen. Echter, vanaf het moment dat [B] leidinggevende werd, kreeg [A] te maken met kritiek op zijn functioneren, met name op het gebied van gastheerschap en houding. De kantonrechter heeft vastgesteld dat Monuta onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het functioneren van [A] daadwerkelijk onvoldoende was en dat het verbetertraject dat was ingezet niet voldeed aan de eisen van concreetheid, objectiviteit en toetsbaarheid. De kantonrechter oordeelde dat Monuta niet voldoende begeleiding en ondersteuning had geboden aan [A] en dat het verbetertraject niet goed was uitgevoerd. Hierdoor was er onvoldoende reden om de arbeidsovereenkomst te beëindigen. De kantonrechter heeft het verzoek tot ontbinding afgewezen en Monuta veroordeeld in de proceskosten. Deze uitspraak benadrukt het belang van een goed onderbouwd verbetertraject en de verantwoordelijkheden van de werkgever in het proces van begeleiding van werknemers.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector kanton
Locatie Winschoten
Zaak\rolnummer: 526969 \ EJ VERZ 11-157
beschikking d.d. 19 januari 2012
inzake
Monuta Crematoria Exploitatie B.V.,
statutair gevestigd te (7336 AM ) Apeldoorn, Schumanpark 11,
verzoekende partij, hierna Monuta te noemen,
gemachtigde mr. F.J. van Wijk, advocaat te Apeldoorn,
tegen
[A],
wonende te [woonplaats],
verwerende partij, hierna [A] te noemen,
gemachtigde mr. J.A. Bezeman, advocaat te Groningen.
PROCESGANG
Bij verzoekschrift, binnengekomen ter griffie op 29 november 2011, heeft verzoekster, de kantonrechter verzocht de arbeidsovereenkomst met [A] te ontbinden wegens gewichtige redenen bestaande uit een zodanige verandering van de omstandigheden dat beëindiging van het dienstverband op korte termijn noodzakelijk moet worden geacht.
[A] heeft een verweerschrift ingediend ter griffie op 16 december 2011.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 22 december 2011. Beide partijen hebben hun standpunten nader toegelicht bij monde van hun gemachtigden. De gemachtigde van Monuta heeft pleitaantekeningen overgelegd. Van het verder verhandelde heeft de griffier aantekeningen gemaakt die bij de processtukken zijn gevoegd. De beschikking is bepaald op heden.
OVERWEGINGEN
1. De feiten
1.1 Als gesteld en erkend, dan wel als niet of onvoldoende weersproken, alsmede op grond van de in zoverre onbetwiste inhoud van de overgelegde producties, staat het volgende vast.
1.2 [A], geboren 28 oktober 1960, is op 23 januari 1995 in dienst getreden van Monuta als Eerste Algemeen Assistent Crematorium. Sedert 1 april 2011 vervult hij de functie van Algemeen Assistent Crematorium. Zijn maandsalaris bedraagt € 2.795,-- bruto per maand, te vermeerderen met een persoonlijke toeslag van € 497,- en 8% vakantietoeslag.
1.3 Mevrouw [B] (hierna: [B]) is sedert oktober 2009 de leidinggevende van [A].
1.4 Op 1 april 2010 heeft [B] een gesprek gehad met [A] waarbij een viertal punten worden besproken: meeruren, tuinonderhoud, bedrijfskleding, houding [A]/gastheerschap.
1.5 Op 22 april 2010 vindt een vervolggesprek plaats. Naast [A] en [B] is daarbij de adviseur HRM van Monuta, mevrouw [C] (hierna: [C]) aanwezig.
1.6 Bij brief van 4 mei 2010 worden de gesprekken van 1 en 22 april 2010 schriftelijk aan [A] bevestigd. De afspraken over de meeruren, tuinonderhoud en het dragen van bedrijfskleding worden daarin weergegeven. Tevens is in deze brief vermeld dat op voorstel van [A] in het kader van het verbeteren van het gastheerschap afspraken worden gemaakt over het meewerken op de vestiging te Drachten. Daarbij heeft [B] de kanttekening gemaakt dat [A] voor 1 juni 2010 drie concrete situaties moet benoemen die zich in mei 2010 hebben voorgedaan, met als doel deze voorvallen te bespreken en de leerdoelen voor [A] vast te stellen. Over het vervolgtraject is afgesproken dat [B] en [A] maandelijks een gesprek hebben over de verbeterpunten en de voortgang van het traject. [A] heeft de brief voor akkoord getekend.
1.7 Vervolgens hebben [B] en [A] verschillende malen per mail contact over diverse onderwerpen.
1.8 Bij mail van 31 augustus 2010 nodigt [B] [A] uit voor een gesprek op 20 september 2010 met haar en [C], waarbij zij onder meer schrijft:
"Zou jij voor donderdag op papier willen zetten wat er volgens jou aan de hand is. Daarmee bedoel ik dat we momenteel een traject aan het volgen zijn, ism HRM, en ik ben benieuwd naar jouw ideeën en gevoelens daaromtrent. (...)"
1.9 In reactie daarop schrijft [A] bij mail van 2 september 2010 onder meer:
"Voor wat betreft de leerdoelen heb ik al een voorbeeld aan je doorgeven, waar ik moeite mee heb. Misschien dat we hier dan verder nog iets aan kunnen doen. Ik hoop dan ook dat wanneer ik in Drachten meedraai, dat jij me hier in kunt coachen, zoals ook afgesproken in het verslag."
1.10 Bij mail van 7 september 2010 heeft [B] [A] het volgende geschreven:
"Vanmiddag hebben wij telefonisch contact gehad betreffende de voortgang van het traject en de reactie van jou hierop middels de email. In je schrijven van donderdag 2 september heb je geen enkele verantwoordelijkheid genomen voor je functioneren en mijn kritiek hierop. Ik heb mijn bezorgdheid en teleurstelling hierover geuit en ook je gedrag van donderdag besproken. Je werkhouding was helaas zeer in tegenstelling met de doelen gesteld in het traject.
Zoals ik dat ook telefonisch heb gedaan, vraag ik je voor vrijdag 10 september je ideeën, gevoelens, te stellen doelen en eventuele consequenties van het traject op te schrijven en naar mij, per email, te sturen. Ik zou het op prijs stellen dat je hierin echt kritisch naar je eigen houding, je manier van communiceren en je functioneren zou willen kijken.
Immers, ik heb een aantal zaken benoemd in de gesprekken van 1 april, 22 april en alle wekelijkse gesprekken en in de brief van 4 mei 2010 en jij zal hierop moeten anticiperen."
1.11 [A] reageert bij mail van 9 september 2010 op voornoemde mail en schrijft daarin:
"Terugkijkend op de gesprekken van 1 en 22 april het volgende.
In het niet hebben van gastheerschap, lomp en stug zijn vind ik mezelf niet terug. Graag zou ik dan ook willen worden gecoacht zoals is afgesproken in de brief van 4 mei jongstleden.
Ik heb ook aangegeven altijd open te staan voor eventuele verbeteringen. Sinds 9 september draai ik ook 1x per week mee met de diensten bij de Waldhof, dit om te kijken of hier dingen anders gaan en om mijn gastheerschap te verbeteren.
Zelf zou ik nog wel een verkooptraining willen volgen, mede omdat in de toekomst hier toch ook wel de nadruk op wordt gelegd."
1.12 Van het op 20 september 2010 gehouden gesprek tussen [A], [B] en [C] is een verslag gemaakt, dat door [A] is ondertekend.
1.13 Op 18 november 2010 vindt opnieuw een gesprek plaats, waarbij tevens de echtgenote van [A] aanwezig is. [A] klapt daarbij volledig dicht, waarna [B] de volgende dag opnieuw een gesprek heeft met [A]. Van beide gesprekken doet [B] bij brief van 19 november 2010 verslag. Dit verslag wordt door [A] voor akkoord getekend.
1.14 Op 21 november 2010 heeft [A] een gesprek met de heer [D], manager begraafplaatsen en crematoria Monuta, waarvan door [D] bij email van 26 november 2010 verslag wordt gedaan.
1.15 Op 7 december 2010 vindt opnieuw een gesprek plaats tussen [B] en [A], waarbij [B] een verbetering signaleert in het functioneren van [A].
1.16 In het beoordelingsgesprek van 24 december 2010 scoort [A] onvoldoende.
1.17 Op 12, 19, 28 en 31 januari 2011 vinden er bilaterale gesprekken plaats tussen [B] en [A] over diverse onderwerpen.
1.18 Bij brief van 2 februari 2011 bevestigt [A] aan [B] dat hij heeft besloten tijdelijk de functie van Algemeen Assistent te willen uitoefenen.
1.19 Op 4 maart 2011 vindt een gesprek plaats in Apeldoorn in verband met het vernieuwde arbeidscontract.
1.20 Bij brief van 8 maart 2011 wordt de inhoud van voornoemd gesprek bevestigd, waarin onder meer staat dat de functiewijziging niet tijdelijk is en dat het verbetertraject door de demotie niet is afgesloten en dat waar de extra aandacht nodig was, bijvoorbeeld op het gebied van communicatie, klantgerichtheid en integriteit, dat ook zo zal blijven.
1.21 Vervolgens vinden op 18 mei 2011 en 17 juni 2011 gesprekken plaats. In dat laatste gesprek geeft [B] aan geen mogelijkheden meer te zien voor voortzetting van de arbeidsovereenkomst. Het gesprek wordt bevestigd bij brief van 21 juni 2011 en door [A] voor ontvangst getekend.
1.22 Op 13 juli 2011 vindt een vervolggesprek plaats, waarbij naast [B] en [A] [C] en de echtgenote van [A] aanwezig zijn. [A] geeft tijdens dat gesprek aan dat het probleem volgens hem zit in de communicatie tussen hem en [B]. Uitkomst is dat Monuta aanbiedt om door middel van mediation te onderzoeken of er nog een mogelijkheid is tot structurele verbetering te komen in het functioneren van [A] als Algemeen Assistent.
1.23 De mediation is niet succesvol, waarna [B] [A] uitnodigt voor een gesprek op 9 september 2011.
1.24 [A] wordt bij brief van 20 september 2011 in afwachting van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst vrijgesteld van werk. Tegen deze vrijstelling wordt door de gemachtigde van [A] geprotesteerd.
2. Standpunten partijen
2.1 De kantonrechter zal hierna in de beoordeling ingaan op de standpunten van partijen, voor zover zij relevant zijn bij de uitkomst van deze procedure.
3. De beoordeling
3.1 De kantonrechter heeft zich er van vergewist dat het verzoek geen verband houdt met een van de opzegverboden.
3.2 De kantonrechter zal de gevraagde ontbinding afwijzen. De reden daarvoor is enerzijds dat het onvoldoende functioneren van [A] door Monuta onvoldoende aannemelijk is gemaakt. Anderzijds is de kantonrechter van oordeel dat het traject dat met [A] in gang is gezet de kwalificatie verbetertraject niet verdient, althans dat Monuta onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de gewenste verbetering met voldoende middelen is ondersteund. De kantonrechter overweegt daarover als volgt.
3.3 Vast staat dat [A] vanaf aanvang van zijn dienstverband in 1995 tot en met 2009 altijd goede beoordelingen heeft gehad van de drie leidinggevenden waarmee hij in die periode te maken heeft gehad. Vanaf het moment dat [B] zijn nieuwe leidinggevende wordt, is er sprake van kritiek. Daarmee wordt [A] op 1 april 2010 (opeens) geconfronteerd. Duidelijk is dat van de vier in dat gesprek genoemde kritiekpunten, met name het gastheerschap en de houding van [A] als een probleem worden gezien. Voor de andere drie punten zijn partijen gaandeweg tot een (praktische) oplossing gekomen en deze spelen in deze procedure in ieder geval geen, althans een ondergeschikte rol.
3.4 Uit de stukken komt naar voren dat in het gesprek van 1 april 2010 is gezegd dat dit in het kader van een verbetertraject is. Van eerdere gesprekken over zodanig onvoldoende functioneren dat een verbetertraject gewenst is, is niet gebleken. Monuta heeft aangegeven dat de gewenste verbetering van [A] mede is ingegeven door de veranderende tijd en de daarmee samenhangende gewenste, andere opstelling van haar werknemers in het algemeen.
Waar verwacht mag worden dat Monuta dit breed uitdraagt in haar organisatie en de werknemers daarover informeert en zo nodig passende ondersteuning biedt, is daarvan niet gebleken. Een algemene, organsatiebrede cursus is er pas in september 2011 geweest. Wat daarvan verder ook zij, [A] krijgt in het gesprek van 1 april 2010 de opdracht mee om drie werksituaties in de maand mei te benoemen die voor verbetering vatbaar zijn. [A] komt maar tot 1 en deze wordt met zijn leidinggevende besproken.
3.5 Nadien is er alleen mailwisseling vastgelegd en zijn er in ieder geval geen gespreksverslagen opgemaakt. Wat daarbij opvalt is dat [A] in zijn brief van 9 september 2010 aangeeft graag gecoacht te willen worden, zoals afgesproken. Dat is dan - vijf maanden later - kennelijk nog niet van de grond gekomen, althans door [A] niet zo ervaren.
3.6 Vervolgens wordt [A] op 20 september 2010 gevraagd om met een plan van aanpak te komen, hetgeen hij doet, maar dat wordt tot twee keer toe door de leidinggevende afgekeurd. Uit de stukken ontstaat een beeld - en dat is ter zitting bevestigd -, dat waar de leidinggevende problemen ziet, de bal (aanvankelijk) volledig bij [A] wordt neergelegd en dat hij moet aangeven hoe hij problemen, waar hij in al die voorgaande vijftien jaren nooit eerder op is gewezen, laat staan zelf tegenaan is gelopen, denkt op te lossen. Dit is de wereld op zijn kop.
3.7 Waar het in het traject in de ogen van de kantonrechter dan ook aan schort is daadwerkelijke begeleiding op de werkvloer, begeleiding en feedback in de praktijk en het aanbieden van op de - in de ogen van de leidinggevende - tekortkomingen van [A] gerichte trainingen. Monuta heeft nagelaten concrete verbeterpunten aan te geven en is veelal blijven steken in algemeenheden, tevens is te veel het initiatief bij [A] gelaten. Van hem wordt herhaalde malen gevraagd aan te geven wat zijn doelen zijn, wat zijn verbeter- en aandachtspunten zijn. Als hij daar vervolgens niet, of in de ogen van [B] onvoldoende mee komt, is niet duidelijk wat [B] daar tegenover zet. Tekenend is daarbij de - nota bene - door [A] zelf voorgestelde insteek om deels op een andere locatie te gaan werken. De achterliggende gedachte daarbij is goed, maar desgevraagd ter zitting heeft Monuta niet duidelijk kunnen maken waaruit de daadwerkelijke begeleiding, anders dan het inwerken op procedureel niveau, heeft bestaan. Ook daar lijkt alleen te worden gereageerd op incidenten. Deze worden in ieder geval onvoldoende afgezet tegen concrete verbeterpunten. Er ligt in ieder geval geen toetsbaar plan aan ten grondslag.
3.8 Tevens komt een beeld naar voren van een onmachtige werknemer, die gaandeweg onder druk komt te staan en die onvoldoende begrijpt wat zijn werkgever van hem verwacht. Het lijkt erop dat in dat laatste een kern van het probleem ligt, maar in dat geval is het aan de werkgever om de werknemer handvaten te bieden aan de hand waarvan hij aan zijn eventuele tekortkomingen kan werken. Desgevraagd heeft Monuta ter zitting gezegd verschillende cursussen te kunnen aanbieden, maar dat zij daarbij van een werknemer het initiatief verwacht. Hoewel dit sowieso bevreemding wekt, mag toch van een werkgever die met een werknemer in een verbetertraject zit, worden verwacht dat zo nodig en desgevraagd, een toegesneden cursus wordt aangeboden. Dit klemt te meer als blijkt dat gesprekken met de leidinggevende al dan niet met iemand van HRM erbij, in de ogen van Monuta als werkgever onvoldoende soelaas bieden. Vanzelfsprekend moet worden uitgesloten dat dit louter verband houdt met de communicatie tussen de leidinggevende en [A].
3.9 Na de door [A] zelfverkozen demotie vinden er twee gesprekken plaats waarvan verslag is opgemaakt. Duidelijk is dat [A] in de ogen van [B] opnieuw fouten is gaan maken, ondanks de afspraken die er eind maart 2011 - een weergave daarvan bevindt zich niet bij de stukken - zouden zijn gemaakt. Niet valt uit te sluiten dat [A], zoals door hem ook is aangevoerd, intussen zo onder druk is komen te staan, dat [A] niet meer weet hoe hij een en ander goed kan doen. Waar in de stukken enerzijds wordt gesproken over een nonchalante houding van [A], wordt anderzijds door [B] daarin ook onderkend dat die houding uit onmacht voort kan komen.
3.10 Ondanks de demotie blijkt vervolgens dat [B] kort daarna al geen mogelijkheid meer ziet tot voortzetting van het dienstverband. Waar het instrument van bijvoorbeeld een communicatieve training voor de hand had gelegen, wordt mediation als instrument ingezet. Deze is vervolgens niet daadwerkelijk gestart, omdat [B] meteen te kennen heeft gegeven dat een beëindiging van de arbeidovereenkomst in haar ogen onontkoombaar is. Het niet succesvol verlopen van de mediation laat de kantonrechter om die reden dan ook volledig buiten beschouwing en is hoe dan ook niet aan [A] te wijten.
3.11 Nu er een onvoldoende concreet, objectief en toetsbaar stappenplan is gemaakt, het traject is blijven hangen in gesprekken en sturen op incidenten zonder daadwerkelijke coaching op de werkvloer dan wel ondersteuning door (communicatie)trainingen en aangezien niet gebleken is van onderzoek naar andere mogelijkheden, zoals overplaatsing, is de kantonrechter van oordeel dat er thans onvoldoende redenen zijn om de arbeidsovereenkomst te beëindigen. Daarbij weegt zwaar mee dat [A] tot de komst van [B] nooit kritiek op zijn functioneren heeft gehad. Tevens weegt mee het belang van [A] - mede gezien zijn leeftijd en de regio waar hij woont - op behoud van werk. Hij dient dan ook de kans te krijgen om een beter, concreet en met voldoende middelen ondersteund verbetertraject in te gaan. Nu intussen op de locatie(s) waar [A] werkzaam is een nieuwe leidinggevende is aangesteld, kan ook daadwerkelijk sprake zijn van een hernieuwd traject, waarbij [A] zich vanzelfsprekend zal moeten realiseren dat hij zich daarvoor wederom volledig moet inzetten.
3.12 Omdat het verzoek wordt afgewezen en Monuta dat verzoek dus ten onrechte heeft gedaan, zal zij worden veroordeeld in de proceskosten.
B E S L I S S I N G
De kantonrechter:
wijst het verzoek af;
veroordeelt Monuta in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van [A] en tot op heden begroot op € 500,00 wegens salaris.
Deze beschikking is gegeven door mr. F. de Jong, kantonrechter, en op 19 januari 2012 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.
typ: FdJ
coll: