ECLI:NL:RBGRO:2012:BW4130

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
4 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
510394 CV EXPL 11-8555
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident na doorhaling: verzoek tot herplaatsing op de rol en voortprocederen in huurovereenkomst

In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Groningen, heeft eiser Q een verzoek ingediend om de zaak opnieuw op de rol te plaatsen na een eerdere doorhaling. De zaak betreft een huurovereenkomst tussen Q en verweerder W, waarbij Q in eerste instantie de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde had gevorderd. Tijdens een comparitie op 25 november 2011 hebben partijen een schikking getroffen, vastgelegd in een proces-verbaal, waarin W zich verplichtte tot betaling van een bedrag van € 24.000,00 in twee termijnen en de huurprijs werd vastgesteld op € 1.500,00 per maand met ingang van 1 januari 2012. Na de schikking heeft Q echter geconstateerd dat W niet aan de betalingsverplichtingen voldeed en heeft de kantonrechter verzocht om de zaak opnieuw op de rol te plaatsen.

De kantonrechter heeft overwogen dat de doorhaling op de rol een administratieve handeling is zonder rechtsgevolgen, maar dat de bedoeling van partijen bij de schikking bepalend is voor de vraag of de procedure opnieuw kan worden voortgezet. De kantonrechter concludeert dat uit het proces-verbaal blijkt dat partijen de bedoeling hadden het geschil definitief te beëindigen. Er was geen voorbehoud of opschortende voorwaarde afgesproken, waardoor de zaak definitief is geëindigd met de schikking. Q kan derhalve niet opnieuw verzoeken om de zaak op de rol te plaatsen en zal een nieuwe procedure moeten starten voor de ontbinding en ontruiming.

De kantonrechter heeft het verzoek van Q afgewezen en de proceskosten gecompenseerd, zodat elke partij haar eigen kosten draagt. Dit vonnis is uitgesproken op 4 april 2012 door kantonrechter R.P. van Eerde.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector kanton
Locatie Groningen
Zaak\rolnummer: 510394/11-8555
Vonnis d.d. 4 april 2012
Q,
wonende te [adres],
eiser in het incident, hierna Q te noemen,
gemachtigde mr. J. Doornbos, advocaat te Groningen,
en
W h.o.d.n. Z,
wonende te [adres] en kantoorhoudende te [adres],
verweerder in het incident, hierna W te noemen,
in persoon procederende.
PROCESGANG
Q heeft bij dagvaarding van 28 juni 2011 gevorderd de tussen partijen bestaande huurovereenkomst te ontbinden, W te veroordelen tot ontruiming van het gehuurde en tot betaling van € 15.632,27 vermeerderd met rente en een schadevergoeding van € 1.566,00 per maand, één en ander met zijn veroordeling in de kosten van het geding.
W heeft de vordering bij conclusie van antwoord bestreden.
Bij tussenvonnis van 13 juli 2011 heeft de kantonrechter een comparitie gelast. Deze is gehouden op 25 november 2011. Verschenen zijn Q bijgestaan door mr. J. Doornbos, en W. Van het verhandelde is door de griffier aantekening gehouden.
Tijdens de comparitie is tussen partijen een schikking tot stand gekomen. Ter zitting is een proces-verbaal van dading opgemaakt. De zaak is vervolgens op de rol doorgehaald.
Q heeft bij brief van 7 december 2011 de kantonrechter verzocht om de zaak op de rol te plaatsen en vonnis te wijzen. W heeft, ondanks daartoe in de gelegenheid gesteld, hierop niet meer gereageerd.
OVERWEGINGEN
1. Tijdens de comparitie van 25 november 2011 hebben partijen een schikking getroffen. Deze schikking is opgemaakt in een proces verbaal zoals bedoeld in artikel 87 lid 2 Wetboek van Rechtsvordering (Rv).
2. In dit proces verbaal is het volgende opgenomen:
Partijen zijn overeengekomen het geschil als volgt te beëindigen.
1. Partij W betaalt uiterlijk 2 december 2011 aan partij Q de somma van € 20.000,00, en vervolgens uiterlijk 31 december 2011 de somma van € 4.000,00 door overmaking op rekeningnummer 464334764 ten name van Stichting derdengelden De Vries en Doornbos onder vermelding van Q Z.
2. De huurovereenkomst tussen partijen zal worden voortgezet. Afgesproken wordt dat de huurprijs € 1.500,00 per maand zal bedragen met ingang van 1 januari 2012.
3. Partijen verklaren over en weer - behoudens het voorgaande ten aanzien van de huurovereenkomst en verrekeningen - niets meer van elkaar te vorderen te hebben.
4. De procedure wordt doorgehaald, waarbij elke partij de eigen kosten draagt.
Na voorlezing hebben partijen volhard en ondertekend.
3. De gemachtigde van Q heeft bij brief van 7 december 2011 gesteld dat W niet tot betaling is overgegaan. Hij verzoekt de kantonrechter daarom om de zaak weer op de rol te zetten en vonnis te wijzen om zo snel mogelijk de gevraagde ontbinding en ontruiming uit te spreken.
4. De kantonrechter oordeelt als volgt. Doorhaling op de rol (royement) is een administratieve handeling en heeft als zodanig geen rechtsgevolgen (artikel 246 lid 2 Wetboek van Rechtsvordering). In beginsel is herplaatsing op de rol derhalve mogelijk. Of een royement een definitieve beëindiging van het geschil betekent of een voorlopige, wordt bepaald door wat partijen met het royement hebben bedoeld.
5. Voor de beantwoording van de vraag of het verzoek van Q in deze procedure te mogen voortprocederen kan worden ingewilligd, is de bedoeling van partijen, die aan het royement ten grondslag ligt derhalve beslissend. Naar het oordeel van de kantonrechter blijkt uit proces verbaal dat partijen de bedoeling hebben gehad het geschil definitief te beëindigen. Er staat immers in het proces verbaal dat partijen zijn overeengekomen het geschil als volgt te beëindigen, dat partijen finaal jegens elkaar gekweten zijn en dat ze doorhaling van de procedure vragen. Ook over de proceskosten is een definitieve afspraak gemaakt. Er is geen voorbehoud of opschortende voorwaarde afgesproken. De zaak is naar het oordeel van de kantonrechter derhalve definitief geëindigd met de schikking.
6. Q heeft ook geen feiten of omstandigheden gesteld waaruit een andere, voor de wederpartij kenbare, partijbedoeling zou kunnen blijken. De zaak kan derhalve niet opnieuw op de rol worden geplaatst. Q rest niets anders dan opnieuw een procedure te starten met als insteek de ontbinding in ontruiming van het gehuurde.
7. De kantonrechter ziet aanleiding de kosten van het incident te compenseren in die zin dat elke partij haar eigen kosten draagt.
B E S L I S S I N G
De kantonrechter:
wijst af het verzoek van Q om de zaak weer op de rol te plaatsen om voort te procederen;
compenseert de proceskosten in die zin dat elke partij haar eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P. van Eerde, kantonrechter, en op 4 april 2012 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.
coll.:
typ: TvdB