ECLI:NL:RBGRO:2012:BV7798

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
20 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
18-670573-11 (promis)
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Brandstichting en diefstal in de gemeente Oldambt met gemeen gevaar voor goederen

In deze zaak heeft de Rechtbank Groningen op 20 februari 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere brandstichtingen en diefstallen. De verdachte, geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum], was op het moment van de uitspraak preventief gedetineerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen opzettelijk brand heeft gesticht in een semi-permanent bijgebouw van een school in Winschoten op 1 januari 2011, waarbij gemeen gevaar voor goederen ontstond. Daarnaast heeft de verdachte op 18 april 2011 brand gesticht in het Nationaal Busmuseum, wat eveneens leidde tot gemeen gevaar voor goederen. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de verdachte betrokken was bij diefstallen, waaronder het wegnemen van een stamper en een aggregaat uit een bouwkeet en het verwerven van een compressor, waarvan hij wist dat deze door misdrijf verkregen was.

De rechtbank heeft de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar geacht op basis van een psychiatrisch rapport dat wees op een aan autisme verwante stoornis (PDD-NOS) en een beperking van de verstandelijke vermogens. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 48 maanden geëist, maar de rechtbank heeft uiteindelijk een gevangenisstraf van 24 maanden opgelegd, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder reclasseringstoezicht en behandeling.

De rechtbank heeft daarnaast vorderingen van benadeelde partijen, waaronder de gemeente Oldambt en het Nationaal Busmuseum, gedeeltelijk toegewezen. De gemeente Oldambt kreeg € 2.500,00 toegewezen, terwijl het Nationaal Busmuseum € 70.000,00 toegewezen kreeg. De rechtbank heeft geoordeeld dat de vorderingen van de benadeelde partijen voldoende onderbouwd waren, met uitzondering van enkele onderdelen die niet-ontvankelijk werden verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector Strafrecht
parketnummer: 18/670573-11 (promis)
datum uitspraak: 20 februari 2012
op tegenspraak
raadsvrouw: mr. L.G. Mellens-Schrage
V O N N I S
van de rechtbank Groningen, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [[geboortedatum],
wonende te [woonplaats],
thans preventief gedetineerd in [verblijfplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
6 februari 2012.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
(zaak 1)
Hij in de gemeente Oldambt, op of omstreeks 1 januari 2011,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk brand heeft gesticht in een semi permanent bijgebouw van een
schoolgebouw, gevestigd Grintweg 70 te Winschoten, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) toen aldaar opzettelijk benzine, althans (een) brandbare vloeistof(fen), op de vloer(en) en/of tegen de/een muren/muur en/of op en/of tegen het/een
systeemplafond en/of ander(e) brandba(a)r(e) materia(a)l(en) in een of meer
gangen en/of lokalen en/of ruimtes van dat gebouw gesprenkeld en/of verspreid
en/of (vervolgens) met behulp van vuurwerk die benzine, althans die brandbare
vloeistof(fen) en/of materia(a)l(en) aangestoken en/of doen of laten ontbranden,
in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met (een) brandbare
stof(fen) en/of materia(a)l(en) in die gang(en) en/of die/dat loka(a)l(en)
en/of ruimte(n) in dat bijgebouw, ten gevolge waarvan dat bijgebouw geheel of
gedeeltelijk is verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor dat bijgebouw en/of de daarin aanwezige goederen en/of voor het op korte afstand gevestigde hoofdgebouw van dat schoolgebouw en/of de daarin aanwezige goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
2.
(zaak 24)
hij in de gemeente Oldambt, op of omstreeks 18 april 2011, althans in april 2011,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht in perceel P. van Dijkstraat 5 te Winschoten (waarin het nationaal busmuseum was gevestigd), immers hebben verdachte en/of verdachtes mededader(s) toen aldaar in dat pand,
goederen en/of materialen en/of vloeren en/of muren besprenkeld met benzine, in elk geval met (een) brandbare stof(fen) en dit vervolgens aangestoken met een aansteker, althans de benzine, althans (een) brandbare stof(fen) in een fles, aangestoken en/of in dat pand gegooid,
in elk geval opzettelijk open vuur in aanraking gebracht met brandbare stoffen,
ten gevolge waarvan brand in dat pand is ontstaan en/of dat pand geheel of
grotendeels is verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten voor genoemd pand en/of de daarin aanwezige goederen, zoals ramen en/of voorramen en/of achterramen
en/of raamrubbers en/op netten en/of andere onderdelen en/of hulpmaterialen
voor oudere bussen en/of gereedschappen, te duchten was;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
[naam medeverdachte] van der Holt in de gemeente Oldambt, op of omstreeks 18 april 2011, althans in april 2011, opzettelijk brand heeft gesticht in perceel P. van Dijkstraat 5 te Winschoten
(waarin het nationaal busmuseum was gevestigd), immers heeft genoemde [naam medeverdachte] van der Holt toen aldaar in dat pand, goederen en/of materialen en/of vloeren en/of muren besprenkeld met benzine, in elk geval met (een) brandbare stof(fen) en dit vervolgens aangestoken met een
aansteker, althans de benzine, althans (een) brandbare stof(fen) in een fles,
aangestoken en/of in dat pand gegooid, in elk geval opzettelijk open vuur in aanraking gebracht met brandbare stoffen, ten gevolge waarvan brand in dat pand is ontstaan en/of dat pand geheel of grotendeels is verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten voor genoemd pand en/of de daarin aanwezige goederen, zoals ramen en/of voorramen en/of achterramen en/of raamrubbers en/op netten en/of andere onderdelen en/of hulpmaterialen
voor oudere bussen en/of gereedschappen, te duchten was,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte toen daar opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid en/of (een) middel(en) heeft verschaft,
door op laatstvermelde tijd en plaats die [naam medeverdachte] daartoe op een
door verdachte bestuurde bromfiets naar of in de nabijheid van dat perceel te
brengen en/of aldaar op die [naam medeverdachte] te blijven wachten en/of
die [naam medeverdachte] na het plegen van bovengenoemd misdrijf, op die door
verdachte bestuurde bromfiets naar elders te vervoeren;
3.
(zaak 110)
hij in de gemeente Delfzijl, op of omstreeks 30 september 2010, althans in 2010,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een aan de
Heemskesweg te Farmsum staande bouwkeet heeft weggenomen een stamper
(trilapparaat) en/of een aggregaat, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan BAM Wegen Noord, in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
4.
hij in de gemeente Oldambt, in elk geval in Nederland, in of omstreeks de periode van 4 juli 2011 t/m 31 oktober 2011, een compressor, merk Atlas, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die
compressor wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in de gemeente Oldambt, in elk geval in Nederland, in of omstreeks de periode van 4 juli 2011 t/m 31 oktober 2011, een compressor, merk Atlas, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die
compressor redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf
verkregen goed betrof.
Bewijsvraag
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van de stukken en de verklaring van verdachte ter terechtzitting gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1, 2 primair, 3 en 4 primair ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
Ten aanzien van het onder 2 primair ten laste gelegde heeft de raadsvrouw geconcludeerd tot vrijspraak. De raadsvrouw is van mening dat er geen sprake is geweest van medeplegen omdat verdachte geen uitvoeringshandelingen heeft verricht, maar slechts als chauffeur dienst heeft gedaan.
Ten aanzien van het onder 4 primair ten laste gelegde is de raadsvrouw van mening dat verdachte vrijgesproken dient te worden van opzetheling. De raadsvrouw heeft daarbij aangevoerd dat verdachte ten tijde van het verwerven van de compressor niet wist dat deze van diefstal afkomstig was.
Met betrekking tot waardering van het overige ten laste gelegde heeft de raadsvrouw aangegeven zich te refereren aan het oordeel van de rechtbank
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de beoordeling van het ten laste gelegde acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
- De bekennende verklaring door verdachte op de terechtzitting afgelegd.
- Een proces-verbaal van aangifte d.d. 5 januari 2011, opgenomen op pagina 513 en 514 van het procesdossier “Houtbij” met dossiernummer 2011099152 van de regio politie Groningen d.d. 28 december 2011, inhoudende de verklaring van E. van der Baan, namens de gemeente Oldambt.
- Een proces-verbaal d.d. 2 februari 2011, opgenomen in voornoemd dossier op pagina 1079 t/m 1089, inhoudende de bevindingen van verbalisant R. van Ekeren, Unit Forensisch Technische Expertise.
Ten aanzien van het onder 2 primair ten laste gelegde
Een proces-verbaal d.d. 27 april 2011, opgenomen op pagina 531 van voormeld dossier, inhoudende de aangifte van [naam aangever] namens het Nationaal Busmuseum, zakelijk weergegeven:
Ons museum is gevestigd aan de P. van Dijkstraat 5 te Winschoten. Het pand is eigendom van de gemeente Oldambt. Op 18 april 2011 werd ik gebeld dat de loods door brand verwoest was. Even na middernacht ben ik naar het museum gereden en zag dat het pand nog in brand stond. Het pand was totaal vernield. Wij zijn als busmuseum een hoop goederen van onschatbare waarde kwijt.
Een proces-verbaal d.d. 26 oktober 2011, opgenomen op pagina 1208 van voormeld dossier, inhoudende de verklaring van medeverdachte [naam verdachte], zakelijk weergegeven:
Ik kwam met [naam verdachte] op het idee om het busmuseum in brand te steken
[naam verdachte] en ik hadden een fles benzine bij ons.
De verklaring door verdachte op de terechtzitting afgelegd, zakelijk weergegeven:
Vooraf is er in de groep gesproken over het in de brand steken van het busmuseum. Ik wist wat er ging gebeuren toen ik op mijn brommer naar het museum reed.
[naam medeverdachte] is naar binnen gegaan met een fles benzine en ik stond buiten “op een soort van uitkijk”. Toen [naam medeverdachte] naar buiten kwam zijn we weggereden.
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 27 oktober 2011, opgenomen op pagina 1333 en 1334 van voormeld dossier, inhoudende de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
Een aantal uit de groep stookte [naam medeverdachte] op om het busmuseum in de brand te steken.
[naam medeverdachte] vroeg of ik met hem mee wilde naar het busmuseum. We gingen er op mijn bromfiets heen. Ik bestuurde de bromfiets en [naam medeverdachte] zat bij mij achterop.
Ik ben achter [naam medeverdachte] het terrein opgelopen. Ik zag dat [naam medeverdachte] de deur van de loods opendeed. Achteraf wist ik dat het busmuseum in de brand ging. [naam medeverdachte] is ongeveer 10 minuten in de loods geweest. Toen hij uit de loods kwam vertelde hij mij dat hij het in de brand had gestoken. Ik ben op mijn bromfiets gestapt. [naam medeverdachte] ging achterop zitten. We reden hierna weg. Ik dacht nog wel dat het jammer was dat ik erbij was.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
- De bekennende verklaring door verdachte op de terechtzitting afgelegd.
- Een proces-verbaal d.d. 25 november 2011, opgenomen op pagina 654-655 van voormeld dossier, inhoudende de aangifte van [naam aangever] namens Bamwegen Noord.
Ten aanzien van het onder 4 primair ten laste gelegde
Een proces-verbaal d.d. 4 juli 2011, opgenomen op pagina 594 en 595 van voormeld dossier, inhoudende de aangifte van [naam aangever], namens waterschap Hunze en Aa’s, zakelijk weergegeven:
Op 4 juli 2011 zag ik dat er, in het gemaalgebouw van het waterschap Hunze en Aa’s aan de Trekweg 5 te Scheemda, was ingebroken. Ik zag dat er een raampje vernield was. Twee luchtcompressoren zijn gestolen.
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 29 oktober 2011, opgenomen op pagina 1230 en 1231 van voormeld dossier, inhoudende de verklaring van medeverdachte [naam medeverdachte]
Ik heb een compressor verkocht aan [ naam verdachte] voor € 30,00. Deze compressor kwam uit het gemaal in Scheemda. Ik heb het daar weggenomen. [naam verdachte] wist dit maar het maakte hem niets uit.
De verklaring door verdachte op de terechtzitting afgelegd, zakelijk weergegeven:
Het klopt dat ik een compressor van [naam medeverdachte] heb gekocht. Ik heb het gekocht voor € 30,00. Ik vond het wel goedkoop. Ik heb niet aan [naam medeverdachte] gevraagd hoe hij in het bezit van de compressor was gekomen maar ik wist wel dat hij het niet op een eerlijke manier had verkregen.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Anders dan de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van brandstichting zoals onder 2 primair ten laste is gelegd. Uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat er sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking. Dat verdachte, zoals de raadsvrouw heeft betoogd, zelf geen uitvoeringshandelingen heeft verricht doet daar niet aan af.
Ten aanzien van het onder 4 primair ten laste gelegde is de rechtbank van oordeel dat uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte zich schuldig gemaakt heeft aan opzetheling. Verdachte heeft ter zitting verklaard te weten dat [naam medeverdachte] niet op een eerlijke manier de compressor had verkregen en dat [naam medeverdachte] de compressor zeer goedkoop aan hem had verkocht. Deze verklaring bezien in samenhang met de verklaring van [naam medeverdachte] , brengt de rechtbank tot het oordeel dat verdachte ten tijde van het verwerven van de compressor wist dat deze van misdrijf afkomstig was.
Bewezenverklaring
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2 primair, 3 en 4 primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
1.
Hij in de gemeente Oldambt, op 1 januari 2011, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, opzettelijk brand heeft gesticht in een semi permanent bijgebouw van een
schoolgebouw, gevestigd Grintweg 70 te Winschoten, immers hebben verdachte en (een of meer van) zijn mededaders toen aldaar opzettelijk benzine op de vloer en tegen de muur en tegen het systeemplafond gesprenkeld en (vervolgens) met behulp van vuurwerk die benzine laten ontbranden ten gevolge waarvan dat bijgebouw is verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor dat bijgebouw en de daarin aanwezige goederen en voor het op korte afstand gevestigde hoofdgebouw van dat schoolgebouw en de daarin aanwezige goederen, te duchten was.
2.
Hij in de gemeente Oldambt, op 18 april 2011, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, opzettelijk brand heeft gesticht in een perceel aan de P. van Dijkstraat 5 te Winschoten (waarin het nationaal busmuseum was gevestigd), immers hebben verdachte en verdachtes mededader(s) toen aldaar in dat pand een brandbare stof in een
fles aangestoken en in dat pand gegooid, ten gevolge waarvan brand in dat pand is ontstaan en dat pand is verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten voor genoemd pand en de daarin aanwezige goederen, zoals ramen en voorramen en achterramen en raamrubbers en netten en andere onderdelen en hulpmaterialen voor oudere bussen en gereedschappen, te duchten was.
3.
Hij in de gemeente Delfzijl, op 30 september 2010, tezamen en in vereniging met een ander
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een aan de Heemskesweg te Farmsum staande bouwkeet heeft weggenomen een stamper (trilapparaat) en een aggregaat, toebehorende aan BAM Wegen Noord, waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak.
4.
Hij in de gemeente Oldambt, in de periode van 4 juli 2011 t/m 31 oktober 2011, een compressor, merk Atlas, heeft verworven en voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het verwerven en het voorhanden krijgen van die compressor wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder 1, 2 primair, 3 en 4 primair meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten hersteld. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
Strafbaarheid van de feiten
Hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard, levert de volgende strafbare feiten op:
1. medeplegen van opzettelijk brand stichten terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
2. primair medeplegen van opzettelijk brand stichten terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
3. diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak;
4. primair opzetheling.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
Ten aanzien van de strafbaarheid van verdachte heeft de rechtbank gelet op de psychiatrische onderzoeksrapportage d.d. 18 januari 2012, opgemaakt door dr. T.W.D.P. van Os, psychiater De conclusie van dit rapport luidt, zakelijk weergegeven, dat er sprake is van een ziekelijk stoornis der geestvermogens te weten een aan autisme verwante stoornis (PDD-NOS). Daarnaast is er waarschijnlijk sprake van een beperking van de verstandelijke vermogens.
Er zijn onvoldoende aanknopingspunten om te kunnen spreken van pyromanie.
Op basis van de ziekelijke stoornis en gebrekkige ontwikkeling was verdachte onvoldoende in staat om ten tijde van de hem ten laste gelegde feiten zijn wil te bepalen.
Om die reden acht de rapporteur verdachte verminderd toerekeningsvatbaar voor de hem ten laste gelegde feiten.
De rechtbank kan zich, gelet op de onderbouwing daarvan, met deze conclusie verenigen en neemt deze over en oordeelt met betrekking tot de toerekeningsvatbaarheid van verdachte dat het bewezenverklaarde aan verdachte in verminderde mate kan worden toegerekend.
De rechtbank acht verdachte derhalve strafbaar, nu ten opzichte van verdachte ook overigens geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
Strafoplegging
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1, 2 primair, 3 en 4 primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 16 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarde de bepaling dat verdachte zich gedurende de proeftijd dient te gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen te geven door of namens de Reclassering Nederland, hetgeen ook kan inhouden dat verdachte zich zal laten behandelen
zoals door de psychiater en de Reclassering aanbevolen in de betreffende verdachte opgemaakte rapporten.
Bij haar strafeis gaat de officier van justitie uit van de conclusie en het advies van de psychiater en komt tot een verminderde toerekenbaarheid.
Voorts heeft de officier van justitie bij de bepaling van de eis rekening gehouden met de
ad-informandum feiten.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit voor een lagere straf dan door de officier van justitie geëist.
Uit de eis van de officier van justitie blijkt onvoldoende dat rekening is gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals omschreven in het psychiatrisch rapport en het reclasseringsadvies d.d. 19 januari 2012.
Daarnaast dient bij de straf rekening te worden gehouden met de omstandigheid dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is.
Ten slotte heeft de raadsvrouw betoogd dat een onvoorwaardelijk gevangenisstraf de reeds ingezette behandeling doorkruist, hetgeen niet wenselijk is.
Gelet hierop heeft de raadsvrouw gepleit voor een werkstraf met daarnaast een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarde zoals verwoord in het reclasseringsrapport.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, de aangaande zijn persoon opgemaakte rapportages en het hem betreffende uittreksel uit het justitiële documentatieregister, alsmede met de vordering van de officier van justitie.
Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de ad-informandum gevoegde feiten zoals deze op de dagvaarding zijn vermeld en die door verdachte zijn erkend.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan 2 brandstichtingen, 25 diefstallen/inbraken, 1 vernieling en 2 maal heling.
Met betrekking tot de genoemde brandstichtingen overweegt de rechtbank dat verdachte (met zijn mededaders) verantwoordelijk is geweest voor een tweetal brandstichtingen die een groot gevaarzettend karakter hadden.
Door het handelen van verdachte is er niet alleen enorme financiële schade en overlast aangericht bij de betrokkenen, maar zijn er ook goederen verloren gegaan die onvervangbaar zijn en voor de gedupeerden van grote waarde waren.
Brandstichtingen veroorzaken grote maatschappelijk onrust en een groot gevoel van onveiligheid.
De rechtbank rekent de verdachte met name deze feiten dan ook zwaar aan.
Met betrekking tot de inbraken en diefstallen heeft verdachte uitsluitend gehandeld uit winstbejag. Verdachte en zijn mededader (s) hadden het daarbij voornamelijk gemunt op gereedschap, bouwmaterialen en ijzerwaren omdat bij verkoop daarvan een hoge opbrengst viel te verwachten.
Verdachte heeft door zijn handelen blijk gegeven geen respect te hebben voor het eigendomsrecht van anderen en heeft bijgedragen aan gevoelens van maatschappelijke onrust en onveiligheid.
Gelet op de aard en ernst van de feiten en het grote aantal feiten is naar het oordeel van de rechtbank in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf met een aanzienlijke duur op zijn plaats.
De rechtbank houdt verder rekening met de omstandigheid dat verdachte blijkens het hem betreffende uittreksel uit het justitiële documentatieregister d.d. 26 oktober 2011 eerder voor het plegen van een soortgelijk delicten met justitie in aanraking is geweest.
De rechtbank neemt voorts bij het opleggen van de straf in aanmerking de inhoud en de conclusie van het psychiatrische onderzoeksrapport.
In dit rapport wordt vastgesteld dat er bij verdachte sprake is van PDD-NOS en dat hij waarschijnlijk een verstandelijke beperking heeft.
Motief voor de hem ten laste gelede feiten is het zich laten meeslepen uit angst voor ruzie of verstoting door andere jongeren die, evenals verdachte, lid waren van een groep hangjongeren.
Verdachte is weinig weerbaar en was blij dat hij ergens bij hoorde.
Het risico op herhaling is groot indien verdachte aan zijn lot wordt overgelaten.
Geadviseerd wordt aan verdachte als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel een ambulante behandeling en verplicht reclasseringscontact op te leggen waarin in ieder geval delictscenario en een terugvalpreventieplan aan de orde komen. Tevens is van belang dat verdachte de COVA+ training gaat volgen zodat zijn weerbaarheid toeneemt.
Door Reclassering Nederland is op 19 januari 2012 een rapport over verdachte uitgebracht.
De Reclassering heeft in haar rapportage voorgesteld om aan verdachte een reclasseringtoezicht met bijzondere voorwaarden op te leggen. Gezien de directe samenhang van de cognitieve problematiek met het criminele gedrag van verdachte dient verdachte mee te werken aan een diagnostiektraject en behandeling bij de AFPN te Assen.
Indien de AFPN of de reclassering oordelen dat er aanvullende c.q andere trajecten noodzakelijk zijn dient verdachte zich daaraan te conformeren.
Op grond van het bovenstaande en rekening houdend met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte komt de rechtbank tot het oordeel dat een lagere onvoorwaardelijke vrijheidsstraf moet worden opgelegd dan door de officier van justitie
gevorderd.
Met de gedragsdeskundige en de Reclassering is de rechtbank van oordeel dat behandeling en begeleiding van verdachte noodzakelijk is.
De rechtbank is, alles overwegende, van oordeel dat aan verdachte een gevangenisstraf moet worden opgelegd van na te melden duur waarvan een deel voorwaardelijk, waarbij de rechtbank aan dit voorwaardelijke deel de bijzondere voorwaarde zal koppelen, zoals verwoord en opgenomen in het reclasseringsrapport.
Vordering van de benadeelde partij (m.b.t. het onder 1 bewezen verklaarde)
Als benadeelde partij heeft zich in het strafproces gevoegd de gemeente Oldambt, te Winschoten.
De benadeelde partij heeft schriftelijk opgave gedaan van de inhoud van de vordering en van de gronden waarop deze berust.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering in zijn geheel wordt toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en de hoofdelijkheidsclausule.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard nu onduidelijk is, op basis van de mededeling op het formulier, welke kosten door de verzekering worden vergoed. Voorts is de raadman van mening dat in elk geval de gevorderde administratiekosten niet voor toewijzing in aanmerking komen.
Beoordeling
Naar het oordeel van de rechtbank is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade is toegebracht tot in elk geval een bedrag van € 2500,00.
De rechtbank zal de vordering tot dat bedrag toewijzen.
Voor het overige is de rechtbank van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De post ‘administratiekosten’ is immers niet nader onderbouwd met stukken. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan zij dit deel van haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Vordering van de benadeelde partij (m.b.t. het onder 2 bewezen verklaarde)
Als benadeelde partij heeft zich in het strafproces gevoegd het Nationaal Bus Museum, gevestigd te Hoogezand.
De benadeelde partij heeft schriftelijk opgave gedaan van de inhoud van de vordering en van de gronden waarop deze berust.
Ter zitting heeft de benadeelde partij de vordering nog nader toegelicht.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de civiele vordering niet-ontvankelijk wordt verklaard vanwege een gebrek aan onderbouwing.
De officier van justitie heeft ter zake van een bedrag van € 20.000,00 een schadevergoedingsmaatregel gevorderd hetgeen naar de mening van de officier van justitie naar redelijkheid, in elk geval als schadebedrag, is vast te stellen. Tevens dient de hoofdelijkheidsclausule te worden opgelegd.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard nu het gevorderde bedrag onvoldoende is onderbouwd.
Beoordeling
Naar het oordeel van de rechtbank is uit het onderzoek ter terechtzitting komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering van
€ 70.000,00 zal worden toegewezen. De vordering is weliswaar beperkt onderbouwd maar de onderbouwing is naar het oordeel van de rechtbank inzichtelijk en zij is onvoldoende gemotiveerd betwist.
Vordering van de benadeelde partij (m.b.t. het onder 1 ad-informandum gevoegde feit)
Als benadeelde partij heeft zich in het strafproces gevoegd de gemeente Oldambt, te Winschoten.
De benadeelde partij heeft schriftelijk opgave gedaan van de inhoud van de vordering en van de gronden waarop deze berust.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering niet-ontvankelijk wordt verklaard wegens onvoldoende onderbouwing.
Standpunt van de verdediging
Primair heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat alleen de betrokkenheid van verdachte bij de diefstal van de afdekplaten bewezen is geacht. De schade, veroorzaakt door brand, is verdachte niet toe te rekenen.
Subsidiair heeft de raadsvrouw heeft betoogd dat de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard nu deze vordering niet nader is onderbouwd.
Beoordeling
Naar het oordeel van de rechtbank is de vordering gemotiveerd betwist.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering onvoldoende is onderbouwd en dat behandeling van de vordering daarom een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De rechtbank zal daarom bepalen dat de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk is en dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Vordering van de benadeelde partij (m.b.t. het onder 15 ad-informandum gevoegde feit)
Als benadeelde partij heeft zich in het strafproces gevoegd de waterschap Hunze en Aa’s, gevestigd te Winschoten.
De benadeelde partij heeft schriftelijk opgave gedaan van de inhoud van de vordering en van de gronden waarop deze berust. Ter zitting heeft de benadeelde partij de vordering nog nader toegelicht.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering in zijn geheel wordt toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en de hoofdelijkheidsclausule.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat uit de vordering en/of de ter onderbouwing bijgevoegde stukken niet blijkt of de schade is of wordt vergoed door de verzekeraar. Daarnaast is niet duidelijk of het waterschap Hunze en Aa’s de BTW kan verrekenen. Derhalve is onduidelijk of de schade daadwerkelijk door de benadeelde is geleden en om die reden dient de vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Beoordeling
Naar het oordeel van de rechtbank is uit het onderzoek ter terechtzitting komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde rechtstreeks schade heeft geleden.
De vordering is naar het oordeel van de rechtbank voldoende concreet onderbouwd en onvoldoende gemotiveerd betwist. Niet gebleken is dat de benadeelde partij de BTW kan verrekenen. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat verdachte tot vergoeding van de schade is gehouden zodat de vordering van € 11.751,25 in haar geheel zal worden toegewezen.
Schadevergoedingsmaatregel (m.b.t. alle voornoemde toegewezen vorderingen van benadeelde partijen)
De rechtbank zal aan verdachte de verplichting opleggen alle voornoemde geldbedragen ten behoeve van de benadeelde partijen aan de Staat te betalen.
De rechtbank heeft daartoe besloten omdat verdachte jegens de benadeelde partijen naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de strafbare feiten is toegebracht en het belang van de benadeelde partijen ermee is gediend niet zelf te worden belast met het innen van de toegewezen schadevergoeding.
Hoofdelijkheid (m.b.t. alle voornoemde vorderingen van benadeelde partijen)
Verdachte is niet tot vergoeding van bovengenoemde bedragen gehouden voorzover deze al door verdachtes mededader(s) zijn voldaan.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 36f, 47, 57, 157, 416 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank:
Verklaart het onder 1, 2 primair, 3 en 4 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hiervoor is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart het onder 1, 2 primair, 3 en 4 primair meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte voor het bewezen- en strafbaar verklaarde tot:
- een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden.
Beveelt dat bij de tenuitvoerlegging van deze straf de tijd die veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht tenzij die tijd op een andere straf in mindering is gebracht.
Bepaalt dat van deze straf een gedeelte, groot 8 maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast omdat de veroordeelde zich voor het einde van de op twee jaren gestelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat deze straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast omdat:
- de veroordeelde zich voor het einde van de op 2 jaren gestelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
- de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarde niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarde:
de veroordeelde zal zich gedurende de proeftijd gedragen naar voorschriften en aanwijzingen te geven door of namens Reclassering Nederland, zolang deze instelling dat gedurende de proeftijd nodig oordeelt.
Draagt deze instelling op om de veroordeelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van de bijzondere voorwaarde.
De hiervoor bedoelde voorschriften en aanwijzingen kunnen ook inhouden hetgeen is beschreven in het plan van aanpak dat is opgenomen in het reclasseringsrapport van 19 januari 2012.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij
(m.b.t. het onder 1 bewezen verklaarde)
Wijst de vordering van de benadeelde partij de gemeente Oldambt, te Winschoten, gedeeltelijk toe en veroordeelt de veroordeelde tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van € 2.500,00.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk.
Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Verplicht de veroordeelde aan de Staat te betalen een geldbedrag van € 2.500,00 ten behoeve van de benadeelde partij de gemeente Oldambt te Winschoten bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 35 dagen hechtenis. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Heeft de veroordeelde voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 2.500,00 ten behoeve van de benadeelde partij, dan vervalt de verplichting om dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen. Dit geldt ook omgekeerd: heeft de veroordeelde de vordering van de benadeelde partij betaald, dan vervalt de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat.
De veroordeelde is niet tot vergoeding van bovengenoemd bedrag gehouden voorzover dit al door veroordeeldes mededader(s) is voldaan.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij
(m.b.t. het onder 2 bewezen verklaarde)
Wijst de vordering van de benadeelde partij Het Nationaal Busmuseum, gevestigd te Hoogezand, toe en veroordeelt de veroordeelde tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van € 70.000,00.
Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Verplicht de veroordeelde aan de Staat te betalen een geldbedrag van € 70.000,00 ten behoeve van de benadeelde partij Het Nationaal Busmuseum, gevestigd te Hoogezand bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 355 dagen hechtenis. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Heeft de veroordeelde voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 70.000,00 ten behoeve van de benadeelde partij, dan vervalt de verplichting om dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen. Dit geldt ook omgekeerd: heeft de veroordeelde de vordering van de benadeelde partij betaald, dan vervalt de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat.
De veroordeelde is niet tot vergoeding van bovengenoemd bedrag gehouden voorzover dit al door veroordeeldes mededader(s) is voldaan.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij
(m.b.t. het onder 1 ad-informandum gevoegde feit)
Verklaart de benadeelde partij de gemeente Oldambt, te Winschoten, in de vordering niet-ontvankelijk.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij
(m.b.t. het onder 15 ad-informandum gevoegde feit)
Wijst de vordering van de benadeelde partij het waterschap Hunze en Aa’s, gevestigd te Veendam, toe en veroordeelt de veroordeelde tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van € 11.751,25
Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Verplicht de veroordeelde aan de Staat te betalen een geldbedrag van € 11.751,25 ten behoeve van de benadeelde partij het waterschap Hunze en Aa’s, gevestigd te Veendam bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 94 dagen hechtenis. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Heeft de veroordeelde voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 11.751,25 ten behoeve van de benadeelde partij, dan vervalt de verplichting om dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen.
Dit geldt ook omgekeerd: heeft de veroordeelde de vordering van de benadeelde partij betaald, dan vervalt de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat.
De veroordeelde is niet tot vergoeding van bovengenoemd bedrag gehouden voorzover dit al door veroordeeldes mededader(s) is voldaan.
Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. E.W. van Weringh, voorzitter, P.H.M. Smeets en
Th.A. Wiersma, in tegenwoordigheid van J.H. van Scharrenburg als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 20 februari 2012.