ECLI:NL:RBGRO:2012:BV7432

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
20 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
18-670574-11 (promis)
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Brandstichtingen en diefstallen in de gemeente Oldambt met gemeen gevaar voor goederen

In deze zaak heeft de Rechtbank Groningen op 20 februari 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere brandstichtingen en diefstallen in de gemeente Oldambt. De verdachte, die op dat moment preventief gedetineerd was, werd beschuldigd van het opzettelijk in brand steken van verschillende panden, waaronder een schoolgebouw en een museum, en van diefstal van goederen die toebehoorden aan het waterschap Hunze en Aa's. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen handelde en dat zijn daden gemeen gevaar voor goederen met zich meebrachten. De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte voor deze feiten een gevangenisstraf van vier jaar zou krijgen, met een maatregel tot terbeschikkingstelling (TBS). De verdediging pleitte voor een kortere gevangenisstraf en stelde dat TBS niet nodig was. De rechtbank heeft de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar geacht op basis van psychiatrische en psychologische rapportages die wezen op een geestelijke stoornis en een verstandelijke beperking. Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar, waarbij rekening werd gehouden met de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers. Daarnaast zijn er verschillende vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waaronder schadevergoedingen aan de gemeente Oldambt en het Nationaal Busmuseum. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen gedeeltelijk toegewezen en de verdachte verplicht tot betaling van de schadevergoedingen, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis bij niet-betaling.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector Strafrecht
parketnummer: 18/670574-11 (promis)
datum uitspraak: 20 februari 2011
op tegenspraak
raadsman: mr. O.G. Schuur
V O N N I S
van de rechtbank Groningen, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [[geboortedatum],
wonende te [woonplaats],
thans preventief gedetineerd in [verblijfplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
6 februari 2012.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
(zaak 1)
hij in de gemeente Oldambt, op of omstreeks 1 januari 2011,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk brand heeft gesticht in een semi permanent bijgebouw van een
schoolgebouw, gevestigd Grintweg 70 te Winschoten, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) toen aldaar opzettelijk benzine, althans (een) brandbare vloeistof(fen), op de vloer(en) en/of tegen de/een muren/muur en/of op en/of tegen het/een
systeemplafond en/of ander(e) brandba(a)r(e) materia(a)l(en) in een of meer
gangen en/of lokalen en/of ruimtes van dat gebouw gesprenkeld en/of verspreid
en/of (vervolgens) met behulp van vuurwerk die benzine, althans die brandbare
vloeistof(fen) en/of materia(a)l(en) aangestoken en/of doen of laten
ontbranden, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met (een) brandbare
stof(fen) en/of materia(a)l(en) in die gang(en) en/of die/dat loka(a)l(en)
en/of ruimte(n) in dat bijgebouw, ten gevolge waarvan dat bijgebouw geheel of
gedeeltelijk is verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor dat bijgebouw en/of de daarin aanwezige goederen en/of voor het op korte afstand gevestigde hoofdgebouw van dat schoolgebouw en/of de daarin aanwezige goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
2.
(zaak 24)
hij in de gemeente Oldambt, op of omstreeks 18 april 2011, althans in april 2011,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk brand heeft gesticht in perceel P. van Dijkstraat 5 te Winschoten
(waarin het nationaal busmuseum was gevestigd), immers hebben verdachte en/of verdachtes mededader(s) toen aldaar in dat pand, goederen en/of materialen en/of vloeren en/of muren besprenkeld met benzine, in elk geval met (een) brandbare stof(fen) en dit vervolgens aangestoken met een aansteker, althans de benzine, althans (een) brandbare stof(fen) in een
fles, aangestoken en/of in dat pand gegooid, in elk geval opzettelijk open vuur in aanraking gebracht met brandbare stoffen, ten gevolge waarvan brand in dat pand is ontstaan en/of dat pand geheel of grotendeels is verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten voor genoemd pand en/of de daarin aanwezige goederen, zoals ramen en/of voorramen en/of achterramen en/of raamrubbers en/of netten en/of andere onderdelen en/of hulpmaterialen voor oudere bussen en/of gereedschappen, te duchten was;
3.
(zaak 81)
hij in de gemeente Oldambt, op of omstreeks 24 september 2011,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk brand heeft gesticht in een pand nabij de Oude Rijksweg te
Scheemda, waarin een gemaal was gevestigd, immers heeft/hebben verdachte en/of verdachtes mededader(s) toen aldaar opzettelijk in dat pand een hoeveelheid papier en/of andere brandbare materialen verzameld en/of op een hoop gegooid en/of dat papier en/of die/dat brandba(a)r(e) materia(a)l(en) met een aansteker aangestoken, in elk geval
opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met (een) brandbare stof(fen),
ten gevolge waarvan de schakelruimte van dat gemaal en/of de pompruimte van
dat gemaal geheel of gedeeltelijk zijn/is verbrand, in elk geval brand is ontstaan,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor dat gemaal en/of de daarin aanwezige
goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
4.
(zaak 67)
hij in de gemeente Oldambt, op of omstreeks 28 juli 2011, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht in een zeecontainer, staande op korte afstand van het bedrijf Biocoro, Inustrieweg 30 te Winschoten,
immers heeft/hebben verdachte en/of verdachtes mededader(s) toen aldaar
opzettelijk in die container een of meer vaten met glansmiddelen en/of
smaakmiddelen en/of schoonmaakmiddelen (op alcoholbasis) omgegooid en/of die
aldus verspreide glansmiddelen en/of die smaakmiddelen en/of die schoonmaak-
middelen vervolgens met een aansteker in brand gestoken,
in elk geval opzettelijk in die zeecontainer (open) vuur in aanraking gebracht
met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan brand die zeecontainer
geheel of grotendeels is verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten voor die zeecontainer en/of de daarin aanwezige goederen en/of het op korte afstand gelegen bedrijfspand en/of de daarin aanwezige goederen, te duchten was;
5.
(zaak 84) en (zaak 81)
hij in de gemeente Oldambt op of omstreeks 4 juli 2011 en/of
op of omstreeks 23 september 2011, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een pand nabij de Oude Rijksweg (waarin een gemaal was gevestigd) heeft weggenomen goederen, in elk geval (telkens) enig goed, (telkens) geheel of ten dele toebehorende aan het waterschap Hunze en Aa's, in elk geval (telkens) aan een ander of
anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich (telkens) de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft
gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming, te weten:
- op of omstreeks 4 juli 2011 twee compressoren en/of
- op of omstreeks 24 september 2011 twee compressoren en/of een luchttank.
Bewijsvraag
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van de stukken en de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten met dien verstande dat ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde uit het dossier niet blijkt van medeplegen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangegeven zich aan het oordeel van de rechtbank te refereren ten aanzien van de bewezenverklaring.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de beoordeling van het ten laste gelegde acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
- De bekennende verklaring door verdachte op de terechtzitting afgelegd.
- Een proces-verbaal van aangifte d.d. 5 januari 2011, opgenomen op pagina 513 en 514 van het procesdossier “Houtbij” met dossiernummer 2011099152 van de regio politie Groningen d.d. 28 december 2011, inhoudende de verklaring van [naam aangever], namens de gemeente Oldambt.
- Een proces-verbaal d.d. 2 februari 2011, opgenomen in voornoemd dossier op pagina 1079 t/m 1089, inhoudende de bevindingen van verbalisant R. van Ekeren, Unit Forensisch Technische Expertise.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
- De bekennende verklaring door verdachte op de terechtzitting afgelegd.
- Een proces-verbaal d.d. 27 april 2011, opgenomen op pagina 531 van voormeld dossier, inhoudende de aangifte van [naam aangever] namens het Nationaal Busmuseum.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
- De bekennende verklaring door verdachte op de terechtzitting afgelegd.
- Een proces-verbaal d.d. 27 september 2011, opgenomen op pagina 584 en 585 van voormeld dossier, inhoudende de aangifte van [naam aangever] namens waterschap Hunze en Aa’s.
- Een proces-verbaal d.d. 13 oktober 2011, opgenomen in voornoemd dossier op
pagina 1148 t/m 1157, inhoudende de bevindingen van verbalisanten R. van Ekeren
en P. Drent, Unit Forensisch Technische Expertise.
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde
- De bekennende verklaring door verdachte op de terechtzitting afgelegd.
- Een proces-verbaal d.d. 25 augustus 2011, opgenomen op pagina 567 en 568 van voormeld dossier, inhoudende de aangifte van [naam aangever] namens Bicoro.
Ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde
- De bekennende verklaring door verdachte op de terechtzitting afgelegd
- Een proces-verbaal d.d. 4 juli 2011, opgenomen op pagina 594 en 595 van voormeld dossier, inhoudende de aangifte van A. Pot, namens waterschap Hunze en Aa’s.
- Een proces-verbaal d.d. 27 september 2011, opgenomen op pagina 584 en 585 van voormeld dossier, inhoudende de aangifte van [naam aangever] namens waterschap Hunze en Aa’s.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank dat, ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde, er onvoldoende feiten en omstandigheden zijn aangedragen waaruit blijkt van medeplegen.
Bewezenverklaring
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3, 4, en 5 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
1.
Hij in de gemeente Oldambt, op 1 januari 2011, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, opzettelijk brand heeft gesticht in een semi permanent bijgebouw van een
schoolgebouw, gevestigd Grintweg 70 te Winschoten, immers hebben verdachte en (een of meer van) zijn mededaders toen aldaar opzettelijk benzine op de vloer en tegen de muur en tegen het systeemplafond gesprenkeld en (vervolgens) met behulp van vuurwerk die benzine laten ontbranden ten gevolge waarvan dat bijgebouw is verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor dat bijgebouw en de daarin aanwezige goederen en voor het op korte afstand gevestigde hoofdgebouw van dat schoolgebouw en de daarin aanwezige goederen, te duchten was.
2.
Hij in de gemeente Oldambt, op 18 april 2011, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, opzettelijk brand heeft gesticht in een perceel aan de P. van Dijkstraat 5 te Winschoten (waarin het nationaal busmuseum was gevestigd), immers hebben verdachte en verdachtes mededader(s) toen aldaar in dat pand een brandbare stof in een
fles aangestoken en in dat pand gegooid, ten gevolge waarvan brand in dat pand is ontstaan en dat pand is verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten voor genoemd pand en de daarin aanwezige goederen, zoals ramen en voorramen en achterramen en raamrubbers en netten en andere onderdelen en hulpmaterialen voor oudere bussen en gereedschappen, te duchten was.
3.
Hij in de gemeente Oldambt, op 24 september 2011, tezamen en in vereniging met een ander
opzettelijk brand heeft gesticht in een pand nabij de Oude Rijksweg te
Scheemda, waarin een gemaal was gevestigd, immers hebben verdachte en verdachtes mededader toen aldaar opzettelijk in dat pand een hoeveelheid papier verzameld en op een hoop gegooid en dat papier met een aansteker aangestoken ten gevolge waarvan de schakelruimte van dat gemaal en de pompruimte van dat gemaal zijn verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor dat gemaal en de daarin aanwezige goederen, te duchten was.
4.
Hij in de gemeente Oldambt, op 28 juli 2011, opzettelijk brand heeft gesticht in een zeecontainer, staande op korte afstand van het bedrijf Bicoro, Industrieweg 30 te Winschoten, immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk in die container vaten met glansmiddelen en smaakmiddelen en schoonmaakmiddelen (op alcoholbasis) omgegooid en die aldus verspreide glansmiddelen en die smaakmiddelen en die schoonmaakmiddelen vervolgens met een aansteker in brand gestoken, ten gevolge waarvan die zeecontainer
is verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten voor die zeecontainer en de daarin aanwezige goederen en het op korte afstand gelegen bedrijfspand en de daarin aanwezige goederen, te duchten was.
5.
Hij in de gemeente Oldambt op 4 juli 2011 en op 23 september 2011, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een pand nabij de Oude Rijksweg (waarin een gemaal was gevestigd) heeft weggenomen goederen, toebehorende aan het waterschap Hunze en Aa's, waarbij verdachte zich (telkens) de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak te weten:
- op 4 juli 2011 twee compressoren en
- op 24 september 2011 twee compressoren en een luchttank.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder 1, 2, 3, 4 en 5 meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten hersteld. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
Strafbaarheid van de feiten
Hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard, levert de volgende strafbare feiten op:
1. medeplegen van opzettelijk brand stichten terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
2. medeplegen van opzettelijk brand stichten terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
3. medeplegen van opzettelijk brand stichten terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
4. opzettelijk brand stichten terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
5. diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
Ten aanzien van de strafbaarheid van verdachte heeft de rechtbank gelet op de psychiatrische onderzoeksrapportage d.d. 1 februari 2012, opgemaakt door dr. T.W.D.P. van Os, psychiater/psychoanalyticus en de psychologische onderzoeksrapportage d.d. 30 januari 2012, opgemaakt door drs. M.J.C.M. Driessen, GZ-psycholoog.
De conclusies van deze rapporten luiden, zakelijk weergegeven, dat er sprake is van een ziekelijke stoornis der geestvermogens te weten Pervasieve Development Disorder-Not Otherwise Specified (PDD-NOS). Daarnaast is er sprake van een gebrekkige ontwikkeling der geestvermogens te weten een verstandelijke beperking, een gestoorde hechtingsontwikkeling, een gebrekkige gewetensontwikkeling, verbaal cognitieve beperkingen en antisociale trekken.
Er zijn onvoldoende aanknopingspunten om te kunnen spreken van pyromanie.
Wegens de grote impact van de stoornis, de sociaal-emotionele ontwikkelingsachterstand, de negatieve beïnvloedbaarheid en de gebrekkige gewetensontwikkeling wordt geadviseerd om verdachte ten aanzien van de brandstichtingen verminderd toerekeningsvatbaar te achten.
Ten aanzien van de vermogensdelicten wordt (door de psycholoog) geadviseerd om verdachte op grond van gebrekkige ontwikkeling en ziekelijke stoornis, licht verminderd toerekeningsvatbaar te achten.
De rechtbank kan zich, gelet op de onderbouwing daarvan, met deze conclusies verenigen en neemt deze over en acht verdachte op grond hiervan ten aanzien van de brandstichtingen verminderd toerekeningsvatbaar en ten aanzien van vermogensdelicten licht verminderd toerekeningsvatbaar.
De rechtbank acht verdachte derhalve strafbaar, nu ten opzichte van verdachte ook overigens geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
Oplegging van straf en/of maatregel
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft primair gevorderd dat verdachte ten aanzien van het onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren met aftrek van voorarrest.
Bij haar strafeis gaat de officier van justitie uit van de conclusies en het advies van beide rapporteurs en komt tot een verminderde toerekenbaarheid ten aanzien van de brandstichtingen en een licht verminderd toerekenbaarheid ten aanzien van de vermogensdelicten.
Voorts is de officier van justitie van mening dat aan verdachte een maatregel tot terbeschikkingstelling (TBS) voor de maximale duur van vier jaren, opgelegd dient te worden.
Gelet op de hoeveelheid feiten, de ernst en de duur daarvan, het feit dat er sprake is van gevaar voor recidive en hetgeen naar voren komt uit de rapportages van de deskundigen meent de officier van justitie dat ter beveiliging van de maatschappij, het opleggen van de TBS-maatregel noodzakelijk is.
Subsidiair is de officier van justitie van mening dat aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van acht jaren dient te worden opgelegd.
De officier van justitie heeft bij de bepaling van de eis rekening gehouden met de
ad-informandum feiten met uitzondering van het onder 32 ad-informandum gevoegde feit.
Standpunt van de verdediging
De raadsman is van mening dat het opleggen van een TBS maatregel een ultieme remedie is die pas opgelegd dient te worden indien er geen andere behandelmogelijkheden meer zijn.
Uit de over verdachte opgemaakte rapporten komt naar voren dat een TBS vanuit behandelingsperspectief niet is vereist en de maatregel wordt door de deskundigen niet geadviseerd. Gelet hierop heeft de raadsman verzocht de eis van de officier van justitie niet te volgen.
De raadsman heeft voorts gepleit voor een kortere (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Aan het voorwaardelijke deel van de gevangenisstraf kunnen de voorwaarden worden gekoppeld zoals door de deskundigen aanbevolen in de betreffende verdachte opgemaakte rapporten
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt ten aanzien van de door de officier van justitie gevorderde maatregel tot TBS het volgende.
Gelet op de problematiek van verdachte en de onderzoeksbevindingen hieromtrent zoals beschreven in de rapportages van beide deskundigen, waarbij de nadruk ligt op de beperkingen van verdachte en niet op bescherming van de maatschappij, is een TBS maatregel niet geïndiceerd. De deskundigen geven voorts aan voldoende mogelijkheden aanwezig te achten voor behandeling buiten een TBS kader.
Gelet op bovenstaande komt de rechtbank niet tot het oordeel dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel eist en zal de rechtbank niet overgaan tot het opleggen van de TBS maatregel zoals primair door de officier van justitie geëist.
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, de aangaande zijn persoon opgemaakte rapportages en het hem betreffende uittreksel uit het justitiële documentatieregister, alsmede met de vordering van de officier van justitie.
Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de ad-informandum gevoegde feiten, met uitzondering van het onder 32 ad-formandum gevoegde feit, zoals deze op de dagvaarding zijn vermeld en die door verdachte zijn erkend.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan 16 brandstichtingen, 36 diefstallen/inbraken en 1 vernieling.
Met betrekking tot de genoemde brandstichtingen overweegt de rechtbank dat verdachte (met zijn mededaders) verantwoordelijk is geweest voor een omvangrijk aantal brandstichtingen die een groot gevaarzettend karakter hadden.
Door het handelen van verdachte is er niet alleen enorme financiële schade en overlast aangericht bij alle betrokkenen maar zijn er ook goederen verloren gegaan die onvervangbaar zijn en voor de gedupeerden van grote waarde waren.
De brandstichtingen vonden plaats gedurende een periode van ongeveer 9 maanden in de gemeenten Oldambt en Delfzijl en hebben gevoelens van angst en onzekerheid teweeg gebracht met name bij inwoners van deze gemeenten.
De rechtbank rekent de verdachte met name deze feiten dan ook zwaar aan.
Verdachte heeft er pas achteraf blijk van gegeven te beseffen hoe ernstig deze feiten zijn.
Met betrekking tot de inbraken en diefstallen heeft verdachte uitsluitend gehandeld uit winstbejag.
Verdachte heeft door zijn handelen blijk gegeven geen respect te hebben voor het eigendomsrecht van anderen en heeft bijgedragen aan gevoelens van maatschappelijke onrust en onveiligheid.
Gelet op de aard en ernst van de feiten en het grote aantal feiten is naar het oordeel van de rechtbank in beginsel een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats.
De rechtbank houdt verder rekening met de omstandigheid dat verdachte blijkens het hem betreffende uittreksel uit het justitiële documentatieregister d.d. 26 oktober 2011 eerder voor het plegen van een diefstal met justitie in aanraking is geweest.
De rechtbank neemt voorts bij het opleggen van de straf in aanmerking de inhoud van de psychologische en psychiatrische onderzoeksrapportages.
In deze rapporten wordt vastgesteld dat er bij verdachte sprake is van PDD-NOS en dat hij een verstandelijke beperking heeft, waardoor hij te beïnvloedbaar is en te weinig reflecterend en anticiperend, zodat het gevaar blijft bestaan dat hij teveel een marionet kan worden in verkeerde handen.
Ten aanzien van de brandstichtingen concluderen de deskundigen dat verdachte vanuit een gebrekkige gewetensontwikkeling zich in gezelschap van een groep, die geneigd is tot het overtreden van de wet, zich afhankelijk opstelt en zich gedraagt naar de gedragscode van de betreffende groep.
Van handelen door verdachte vanuit deze groepsdynamiek is ook ten tijde van de ten laste gelegde feiten sprake geweest.
Op grond van het bovenstaande en rekening houdend met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte voor de bewezenverklaarde brandstichtingen en de licht verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte voor de bewezenverklaarde vermogensdelicten, komt de rechtbank tot het oordeel dat een lagere onvoorwaardelijke vrijheidsstraf moet worden opgelegd dan door de officier van justitie
gevorderd.
Met de deskundigen is de rechtbank van oordeel dat behandeling en begeleiding van verdachte noodzakelijk is. Gelet op de duur van de op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf kan dit echter niet in het kader van een voorwaardelijke gevangenisstraf en zal dit moeten plaatsvinden in het kader van een voorwaardelijke invrijheidsstelling.
Vordering van de benadeelde partij (m.b.t. het onder 1 bewezen verklaarde)
Als benadeelde partij heeft zich in het strafproces gevoegd de gemeente Oldambt, te Winschoten.
De benadeelde partij heeft schriftelijk opgave gedaan van de inhoud van de vordering en van de gronden waarop deze berust.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering in zijn geheel wordt toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en de hoofdelijkheidsclausule.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard nu onduidelijk is, op basis van de mededeling op het formulier, welke kosten door de verzekering worden vergoed. Voorts is de raadman van mening dat in elk geval de gevorderde administratiekosten niet voor toewijzing in aanmerking komen.
Beoordeling
Naar het oordeel van de rechtbank is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade is toegebracht tot in elk geval een bedrag van € 2500,00.
De rechtbank zal de vordering tot dat bedrag toewijzen. Voor het overige is de rechtbank van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De post ‘administratiekosten’ is immers niet nader onderbouwd met stukken. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan zij dit deel van haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Vordering van de benadeelde partij (m.b.t. het onder 2 bewezen verklaarde)
Als benadeelde partij heeft zich in het strafproces gevoegd het Nationaal Bus Museum, gevestigd te Hoogezand.
De benadeelde partij heeft schriftelijk opgave gedaan van de inhoud van de vordering en van de gronden waarop deze berust.
Ter zitting heeft de benadeelde partij de vordering nog nader toegelicht.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de civiele vordering niet-ontvankelijk wordt verklaard vanwege een gebrek aan onderbouwing.
De officier van justitie heeft ter zake van een bedrag van € 20.000,00 een schadevergoedingsmaatregel gevorderd hetgeen naar de mening van de officier van justitie naar redelijkheid, in elk geval als schadebedrag, is vast te stellen. Tevens dient de hoofdelijkheidsclausule te worden opgelegd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard nu het gevorderde bedrag onvoldoende is onderbouwd.
Beoordeling
Naar het oordeel van de rechtbank is uit het onderzoek ter terechtzitting komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering van
€ 70.000,00 zal worden toegewezen. De vordering is weliswaar beperkt onderbouwd maar de onderbouwing is naar het oordeel van de rechtbank inzichtelijk en zij is onvoldoende gemotiveerd betwist.
Vordering van de benadeelde partij (m.b.t. het onder 3 en 5 bewezen verklaarde)
Als benadeelde partij heeft zich in het strafproces gevoegd het waterschap Hunze en Aa’s, gevestigd te Veendam.
De benadeelde partij heeft schriftelijk opgave gedaan van de inhoud van de vordering en van de gronden waarop deze berust. Ter zitting heeft de benadeelde partij de vordering nog nader toegelicht.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering in zijn geheel wordt toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en de hoofdelijkheidsclausule.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair betoogd dat de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard nu het gevorderde bedrag onvoldoende is onderbouwd.
Subsidiair heeft de raadsman aangegeven zich te refereren aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling
Naar het oordeel van de rechtbank is uit het onderzoek ter terechtzitting komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering van
€ 2.500,00 zal worden toegewezen.
Vordering van de benadeelde partij (m.b.t. de onder 4 en 5 ad-informandum gevoegde feiten)
Als benadeelde partij heeft zich in het strafproces gevoegd de gemeente Oldambt, te Winschoten.
De benadeelde partij heeft schriftelijk opgave gedaan van de inhoud van de vordering en van de gronden waarop deze berust.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering niet-ontvankelijk wordt verklaard wegens onvoldoende onderbouwing.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard nu deze vordering niet nader is onderbouwd.
Beoordeling
Naar het oordeel van de rechtbank is de vordering gemotiveerd betwist.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering onvoldoende is onderbouwd en dat behandeling van de vordering daarom een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De rechtbank zal daarom bepalen dat de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk is en dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Vordering van de benadeelde partij (m.b.t. de onder 6 en 16 ad-informandum gevoegde feiten)
Als benadeelde partij heeft zich in het strafproces gevoegd [benadeelde partij 1], wonende te [woonplaats].
De benadeelde partij heeft schriftelijk opgave gedaan van de inhoud van de vordering en van de gronden waarop deze berust. Ter zitting heeft de benadeelde partij de vordering nog nader toegelicht.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de civiele vordering niet-ontvankelijk wordt verklaard vanwege een gebrek aan onderbouwing.
De officier van justitie heeft ter zake van een bedrag van € 20.000,00 een schadevergoedingsmaatregel gevorderd hetgeen naar de mening van de officier van justitie naar redelijkheid, in elk geval als schadebedrag is vast te stellen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard nu deze vordering niet nader is onderbouwd.
Beoordeling
Naar het oordeel van de rechtbank is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde materiële schade is toegebracht. De verdediging heeft het gevorderde schadebedrag van ruim € 100.000,00 gemotiveerd betwist. Vaststaat echter dat de benadeelde partij schade heeft geleden. De officier van justitie heeft ter terechtzitting betoogd dat dat naar redelijkheid in elk geval een bedrag van € 20.000,00 zal zijn. Namens verdachte is dit niet betwist.
Gelet op bovenstaande zal de rechtbank de vordering tot dat bedrag toewijzen.
De rechtbank is van oordeel dat behandeling van het overige deel van de vordering
een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De rechtbank zal daarom bepalen dat de benadeelde partij in dat deel van haar vordering niet-ontvankelijk is en deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Vordering van de benadeelde partij (m.b.t. het onder 8 ad-informandum gevoegde feit)
Als benadeelde partij heeft zich in het strafproces gevoegd [benadeelde partij 2], wonende te [woonplaats]
De benadeelde partij heeft schriftelijk opgave gedaan van de inhoud van de vordering en van de gronden waarop deze berust.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering in zijn geheel wordt toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
Primair heeft de raadsman betoogd dat de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard nu deze vordering onvoldoende is onderbouwd.
Subsidiair heeft de raadsman aangegeven dat de vordering gematigd dien te worden tot een bedrag van € 600,00 omdat niet duidelijk is of de benadeelde de BTW kan verrekenen.
Beoordeling
Naar het oordeel van de rechtbank is uit het onderzoek ter terechtzitting komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde rechtstreeks schade heeft geleden. Niet gebleken is dat de benadeelde partij de BTW kan verrekenen. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat verdachte tot vergoeding van de schade is gehouden zodat de vordering van € 714,00 in haar geheel zal worden toegewezen.
Vordering van de benadeelde partij (m.b.t. het onder 9 ad-informandum gevoegde feit)
Als benadeelde partij heeft zich in het strafproces gevoegd de gemeente Oldambt, te Winschoten.
De benadeelde partij heeft schriftelijk opgave gedaan van de inhoud van de vordering en van de gronden waarop deze berust.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering in zijn geheel wordt toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en de hoofdelijkheidsclausule.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat het gevorderde bedrag voor toewijzing in aanmerking komt met uitzondering van de administratiekosten.
Beoordeling
Naar het oordeel van de rechtbank is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade is toegebracht tot in elk geval een bedrag van € 2500,00.
De rechtbank zal de vordering tot dat bedrag toewijzen.
Voor het overige is de rechtbank van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De post ‘administratiekosten’ is immers niet nader onderbouwd met stukken. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan zij dit deel van haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Vordering van de benadeelde partij (m.b.t. de onder 10 en 11 ad-informandum gevoegde feiten)
Als benadeelde partij heeft zich in het strafproces gevoegd, [benadeelde partij 3] wonende te
[wwonplaats].
De benadeelde partij heeft schriftelijk opgave gedaan van de inhoud van de vordering en van de gronden waarop deze berust. Ter zitting heeft de benadeelde partij de vordering nog nader toegelicht.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de civiele vordering niet-ontvankelijk wordt verklaard vanwege een gebrek aan onderbouwing.
De officier van justitie heeft ter zake van een bedrag van € 5.100,00 een schadevergoedingsmaatregel gevorderd hetgeen naar de mening van de officier van justitie naar redelijkheid, in elk geval als schadebedrag is vast te stellen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard nu deze vordering niet nader is onderbouwd.
Beoordeling
Naar het oordeel van de rechtbank is uit het onderzoek ter terechtzitting komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde rechtstreeks schade heeft geleden. De vordering is naar het oordeel van de rechtbank voldoende concreet onderbouwd en onvoldoende gemotiveerd betwist. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering van € 5.100,00 zal worden toegewezen.
Vordering van de benadeelde partij (m.b.t. de onder 13 en 14 ad-informandum gevoegde feiten)
Als benadeelde partij heeft zich in het strafproces gevoegd, Heuvelman Ibis B.V., gevestigd te Delfzijl.
De benadeelde partij heeft schriftelijk opgave gedaan van de inhoud van de vordering en van de gronden waarop deze berust.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering in zijn geheel wordt toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd zich te refereren aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling
Naar het oordeel van de rechtbank is uit het onderzoek ter terechtzitting komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering van
€ 4.329,94 zal worden toegewezen.
Vordering van de benadeelde partij (m.b.t. het onder 21 ad-informandum gevoegde feit)
Als benadeelde partij heeft zich in het strafproces gevoegd, Stijkel Bouw B.V., gevestigd te Scheemda.
De benadeelde partij heeft schriftelijk opgave gedaan van de inhoud van de vordering en van de gronden waarop deze berust.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering, minus de afschrijvingskosten, toegewezen wordt, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Met betrekking tot de hoogte van de vordering refereert de officier van justitie
zich aan het oordeel van de rechtbank.
Standpunt van de verdediging
Primair heeft de raadsman betoogd dat de vordering niet-ontvankelijk verklaard dient te worden wegens onvoldoende onderbouwing.
Subsidiair heeft de raadsman aangegeven zich te refereren aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling
Naar het oordeel van de rechtbank is uit het onderzoek ter terechtzitting komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering van
€ 2.170,00 zal worden toegewezen.
Vordering van de benadeelde partij (m.b.t. het onder 22 ad-informandum gevoegde feit)
Als benadeelde partij heeft zich in het strafproces gevoegd, Kuilman Bouw B.V., gevestigd te Scheemda.
De benadeelde partij heeft schriftelijk opgave gedaan van de inhoud van de vordering en van de gronden waarop deze berust.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de civiele vordering niet-ontvankelijk wordt verklaard vanwege een gebrek aan onderbouwing.
De officier van justitie heeft ter zake van een bedrag van € 2.772,70 een schadevergoedingsmaatregel gevorderd hetgeen naar de mening van de officier van justitie naar redelijkheid, in elk geval als schadebedrag is vast te stellen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat alleen de posten 4 tot en met 12 (totaal € 800,00) voor toewijzing in aanmerking komen. De overige posten zijn onvoldoende onderbouwd en komen naar de mening van de raadsman niet voor vergoeding in aanmerking.
Beoordeling
Naar het oordeel van de rechtbank is de vordering gemotiveerd betwist.
Vaststaat dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade is toegebracht tot in elk geval een bedrag van € 800,00 ( posten 4 tot en met 12).
De rechtbank zal de vordering tot dat bedrag toewijzen.
De rechtbank is van oordeel dat behandeling van het overige deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De rechtbank zal daarom bepalen dat de benadeelde partij in haar vordering voor dit deel niet-ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Vordering van de benadeelde partij (m.b.t. het onder 37 ad-informandum gevoegde feit)
Als benadeelde partij heeft zich in het strafproces gevoegd het waterschap Hunze en Aa’s, gevestigd te Veendam.
De benadeelde partij heeft schriftelijk opgave gedaan van de inhoud van de vordering en van de gronden waarop deze berust. Ter zitting heeft de benadeelde partij de vordering nog nader toegelicht.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering in zijn geheel wordt toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en de hoofdelijkheidsclausule.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat uit de vordering en/of de ter onderbouwing bijgevoegde stukken niet blijkt of de schade is of wordt vergoed door de verzekeraar. Daarnaast is niet duidelijk of het waterschap Hunze en Aa’s de BTW kan verrekenen. Derhalve is onduidelijk of de schade daadwerkelijk door de benadeelde is geleden en om die reden dient de vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Beoordeling
Naar het oordeel van de rechtbank is uit het onderzoek ter terechtzitting komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde rechtstreeks schade heeft geleden. De vordering is naar het oordeel van de rechtbank voldoende concreet onderbouwd en onvoldoende gemotiveerd betwist. Niet gebleken is dat de benadeelde partij de BTW kan verrekenen. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat verdachte tot vergoeding van de schade is gehouden zodat de vordering van € 11.751,25 in haar geheel zal worden toegewezen.
Schadevergoedingsmaatregel (m.b.t. alle voornoemde toegewezen vorderingen van benadeelde partijen)
De rechtbank zal aan verdachte de verplichting opleggen alle voornoemde geldbedragen ten behoeve van de benadeelde partijen aan de Staat te betalen.
De rechtbank heeft daartoe besloten omdat verdachte jegens de benadeelde partijen naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de strafbare feiten is toegebracht en het belang van de benadeelde partijen ermee is gediend niet zelf te worden belast met het innen van de toegewezen schadevergoeding.
Hoofdelijkheid (m.b.t. de voornoemde vorderingen van benadeelde partij ten aanzien van de feiten 1 en 2 en het onder 37 ad-informandum gevoegde feit)
Verdachte is niet tot vergoeding van bovengenoemde bedragen gehouden voorzover deze al door verdachtes mededader(s) zijn voldaan.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 24c, 36f, 47, 57, 157 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank:
Verklaart het onder 1, 2, 3 ,4 en 5 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hiervoor is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart het onder 1, 2, 3, 4 en 5 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte voor het bewezen- en strafbaar verklaarde tot:
- een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren.
Beveelt dat bij de tenuitvoerlegging van deze straf de tijd die veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht tenzij die tijd op een andere straf in mindering is gebracht.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij
(m.b.t. het onder 1 bewezen verklaarde)
Wijst de vordering van de benadeelde partij de gemeente Oldambt, te Winschoten, gedeeltelijk toe en veroordeelt de veroordeelde tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van € 2.500,00.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk.
Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Verplicht de veroordeelde aan de Staat te betalen een geldbedrag van € 2.500,00 ten behoeve van de benadeelde partij de gemeente Oldambt te Winschoten bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 35 dagen hechtenis. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Heeft de veroordeelde voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 2.500,00 ten behoeve van de benadeelde partij, dan vervalt de verplichting om dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen. Dit geldt ook omgekeerd: heeft de veroordeelde de vordering van de benadeelde partij betaald, dan vervalt de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat.
De veroordeelde is niet tot vergoeding van bovengenoemd bedrag gehouden voorzover dit al door veroordeeldes mededader(s) is voldaan.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij
(m.b.t. het onder 2 bewezen verklaarde)
Wijst de vordering van de benadeelde partij Het Nationaal Busmuseum, gevestigd te Hoogezand, toe en veroordeelt de veroordeelde tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van € 70.000,00.
Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Verplicht de veroordeelde aan de Staat te betalen een geldbedrag van € 70.000,00 ten behoeve van de benadeelde partij Het Nationaal Busmuseum, gevestigd te Hoogezand bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 355 dagen hechtenis. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Heeft de veroordeelde voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 70.000,00 ten behoeve van de benadeelde partij, dan vervalt de verplichting om dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen. Dit geldt ook omgekeerd: heeft de veroordeelde de vordering van de benadeelde partij betaald, dan vervalt de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat.
De veroordeelde is niet tot vergoeding van bovengenoemd bedrag gehouden voorzover dit al door veroordeeldes mededader(s) is voldaan.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij
(m.b.t. het onder 3 en 5 bewezen verklaarde)
Wijst de vordering van de benadeelde partij het waterschap Hunze en Aa’s, gevestigd te Veendam, toe en veroordeelt de veroordeelde tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van € 2.500,00.
Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Verplicht de veroordeelde aan de Staat te betalen een geldbedrag van € 2.500,00 ten behoeve van de benadeelde partij het waterschap Hunze en Aa’s, gevestigd te Veendam bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 35 dagen hechtenis. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Heeft de veroordeelde voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 2.500,00 ten behoeve van de benadeelde partij, dan vervalt de verplichting om dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen. Dit geldt ook omgekeerd: heeft de veroordeelde de vordering van de benadeelde partij betaald, dan vervalt de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij
(m.b.t. de onder 4 en 5 ad-informandum gevoegde feiten)
Verklaart de benadeelde partij de gemeente Oldambt, te Winschoten, in de vordering niet-ontvankelijk.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de veroordeelde ieder de eigen kosten dragen.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij
(m.b.t. de onder 6 en 16 ad-informandum gevoegde feiten)
Wijst de vordering van de [benadeelde partij 1] wonende te [woonplaats], gedeeltelijk toe en veroordeelt de veroordeelde tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van
€ 20.000,00.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk.
Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Verplicht de veroordeelde aan de Staat te betalen een geldbedrag van € 20.000,00 ten behoeve van de [benadeelde partij 1] wonende te [woonplaats] bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 135 dagen hechtenis. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Heeft de veroordeelde voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 20.000,00 ten behoeve van de benadeelde partij, dan vervalt de verplichting om dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen. Dit geldt ook omgekeerd: heeft de veroordeelde de vordering van de benadeelde partij betaald, dan vervalt de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij
(m.b.t. het onder 8 ad- informandum gevoegde feit)
Wijst de vordering van de [benadeelde partij 2], wonende te [woonplaats], toe en veroordeelt de veroordeelde tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van
€ 714,00.
Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Verplicht de veroordeelde aan de Staat te betalen een geldbedrag van € 714,00 ten behoeve van de [benadeelde partij 2], wonende te [woonplaats], bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 14 dagen hechtenis. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Heeft de veroordeelde voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 714,00 ten behoeve van de benadeelde partij, dan vervalt de verplichting om dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen. Dit geldt ook omgekeerd: heeft de veroordeelde de vordering van de benadeelde partij betaald, dan vervalt de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij
(m.b.t. het onder 9 ad-informandum gevoegde feit)
Wijst de vordering van de benadeelde partij de gemeente Oldambt, te Winschoten, gedeeltelijk toe en veroordeelt de veroordeelde tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van € 2.500,00.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk.
Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Verplicht de veroordeelde aan de Staat te betalen een geldbedrag van € 2.500,00 ten behoeve van de benadeelde partij de gemeente Oldambt te Winschoten bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 35 dagen hechtenis. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Heeft de veroordeelde voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 2.500,00 ten behoeve van de benadeelde partij, dan vervalt de verplichting om dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen. Dit geldt ook omgekeerd: heeft de veroordeelde de vordering van de benadeelde partij betaald, dan vervalt de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij
(m.b.t. de onder 10 en 11 ad- informandum gevoegde feiten)
Wijst de vordering van de [benadeelde partij 3] wonende te [woonplaats],
toe en veroordeelt de veroordeelde tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van
€ 5.100,00.
Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Verplicht de veroordeelde aan de Staat te betalen een geldbedrag van € 5.100,00 ten behoeve van de [benadeelde partij 3] wonende te [woonplaats] bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 60 dagen hechtenis. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Heeft de veroordeelde voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 5.100,00 ten behoeve van de benadeelde partij, dan vervalt de verplichting om dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen. Dit geldt ook omgekeerd: heeft de veroordeelde de vordering van de benadeelde partij betaald, dan vervalt de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij
(m.b.t. de onder 13 en 14 ad- informandum gevoegde feiten)
Wijst de vordering van de benadeelde partij Heuvelman Ibis B.V., gevestigd te Delfzijl, toe en veroordeelt de veroordeelde tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van
€ 4.329,94.
Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Verplicht de veroordeelde aan de Staat te betalen een geldbedrag van € 4.329,94 ten behoeve van de benadeelde partij Heuvelman Ibis B.V. gevestigd te Delfzijl bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 53 dagen hechtenis. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Heeft de veroordeelde voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 4.329,94 ten behoeve van de benadeelde partij, dan vervalt de verplichting om dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen. Dit geldt ook omgekeerd: heeft de veroordeelde de vordering van de benadeelde partij betaald, dan vervalt de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij
(m.b.t. het onder 21 ad- informandum gevoegde feit)
Wijst de vordering van de benadeelde partij Stijkel Bouw B.V., gevestigd te Scheemda, toe en veroordeelt de veroordeelde tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van
€ 2.170,00.
Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Verplicht de veroordeelde aan de Staat te betalen een geldbedrag van € 2.170,00 ten behoeve van de benadeelde partij Stijkel Bouw B.V. gevestigd te Scheemda bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 32 dagen hechtenis. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Heeft de veroordeelde voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 2.170,00 ten behoeve van de benadeelde partij, dan vervalt de verplichting om dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen. Dit geldt ook omgekeerd: heeft de veroordeelde de vordering van de benadeelde partij betaald, dan vervalt de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij
(m.b.t. het onder 22 ad- informandum gevoegde feit)
Wijst de vordering van de benadeelde partij Kuilman Bouw B.V. , gevestigd te Scheemda, gedeeltelijk toe en veroordeelt de veroordeelde tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van € 800,00.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk.
Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Verplicht de veroordeelde aan de Staat te betalen een geldbedrag van € 800,00 ten behoeve van de benadeelde partij Kuilman Bouw B.V. gevestigd te Scheemda bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 16 dagen hechtenis. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Heeft de veroordeelde voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 800,00 ten behoeve van de benadeelde partij, dan vervalt de verplichting om dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen.
Dit geldt ook omgekeerd: heeft de veroordeelde de vordering van de benadeelde partij betaald, dan vervalt de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij
(m.b.t. het onder 37 ad- informandum gevoegde feit)
Wijst de vordering van de benadeelde partij het waterschap Hunze en Aa’s, gevestigd te Veendam, toe en veroordeelt de veroordeelde tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van € 11.751,25
Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Verplicht de veroordeelde aan de Staat te betalen een geldbedrag van € 11.751,25 ten behoeve van de benadeelde partij het waterschap Hunze en Aa’s, gevestigd te Veendam bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 94 dagen hechtenis. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Heeft de veroordeelde voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 11.751,25 ten behoeve van de benadeelde partij, dan vervalt de verplichting om dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen.
Dit geldt ook omgekeerd: heeft de veroordeelde de vordering van de benadeelde partij betaald, dan vervalt de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat.
De veroordeelde is niet tot vergoeding van bovengenoemd bedrag gehouden voorzover dit al door veroordeeldes mededader(s) is voldaan.
Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. E.W. van Weringh, voorzitter, P.H.M. Smeets en
Th.A. Wiersma, in tegenwoordigheid van J.H. van Scharrenburg als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 20 februari 2012.