RECHTBANK GRONINGEN
Sector Strafrecht
parketnummer: 18/670409-11 (promis)
datum uitspraak: 26 januari 2012
raadsman: mr. J.H.A. de Jong
van de rechtbank Groningen, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
[naam verdachte],
geboren [1986] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 12 januari 2012.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij in of omstreeks de nacht van 16 juli 2011 op 17 juli 2011 te De Wilp, in
elk geval in de gemeente Marum,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een
vrouw, [aangeefster], van het leven te beroven, met dat opzet
die [aangeefster] met een (kapot) glas en/of met een gedeelte van een
glas, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de hals en/of in het
gezicht heeft gestoken en/of gesneden en/of gegooid, althans geraakt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
zij in of omstreeks de nacht van 16 juli 2011 op 17 juli 2011 te De Wilp, in
elk geval in de gemeente Marum,
aan een persoon genaamd [aangeefster], opzettelijk zwaar lichamelijk
letsel (een of meer diepe steek- en/of snijwonden in de kin en/of in de hals
en/of een doorgesneden spier in de hals), heeft toegebracht, door deze
opzettelijk met een (kapot) glas en/of met een gedeelte van een glas, althans
een scherp en/of puntig voorwerp, in de hals en/of in het gezicht te steken
en/of te snijden en/of te gooien en/of te raken;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
zij in of omstreeks de nacht van 16 juli 2011 op 17 juli 2011 te De Wilp, in
elk geval in de gemeente Marum,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een
vrouw, genaamd [aangeefster], zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
met dat opzet die [aangeefster] met een (kapot) glas en/of met een
gedeelte van een glas, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de hals
en/of in het gezicht heeft gestoken en/of gesneden en/of gegooid, althans
geraakt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
zij in of omstreeks de nacht van 16 juli 2011 op 17 juli 2011 te De Wilp, in
elk geval in de gemeente Marum,
opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [aangeefster]), met een
(kapot) glas en/of met een gedeelte van een glas, althans een scherp en/of
puntig voorwerp, in de hals en/of in het gezicht heeft gestoken en/of gesneden
en/of gegooid, althans geraakt, tengevolge waarvan deze zwaar lichamelijk
letsel (een of meer diepe steek- en/of snijwonden in de kin en/of in de hals
en/of een doorgesneden spier in de hals), althans enig lichamelijk letsel,
heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat het primair ten laste gelegde, te weten poging tot doodslag, wettig en overtuigend bewezen kan worden. De officier van justitie gaat er vanuit dat het letsel van aangeefster is veroorzaakt doordat verdachte met een kapot glas en met kracht haar kin en hals heeft geraakt. Verdachte moet dichtbij aangeefster hebben gestaan en een slaande beweging hebben gemaakt met het glas in de richting van het gezicht en de hals van aangeefster. Uit de verklaring van de chirurg van 18 augustus 2011 met betrekking tot het letsel van aangeefster blijkt dat er sprake is van diepe steek- of snijverwondingen in de hals. Als de wond enkele millimeters dieper was geweest was er letsel van de halsaders dan wel slagaders opgetreden. Verdachte heeft daarmee willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat dodelijk letsel zou ontstaan. Ook indien verdachte het glas heeft gegooid, is er sprake van voorwaardelijk opzet op de dood van aangeefster.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat de primair ten laste gelegde poging tot doodslag niet wettig en overtuigend kan worden bewezen omdat verdachte geen (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op de dood van aangeefster. Verdachte wilde bier in de richting van aangeefster gooien en heeft tijdens het gooien per ongeluk het glas kapot geknepen. De scherven van het glas moeten het gezicht van aangeefster hebben geraakt. Omdat er geen sprake is van (voorwaardelijk) opzet kan ook (poging tot) het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel niet wettig en overtuigend worden bewezen. De meer subsidiair ten laste gelegde mishandeling kan wel bewezen worden. Verdachte dient daarom te worden vrijgesproken van het primair en subsidiair ten laste gelegde.
De rechtbank is van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring te kunnen komen van poging tot doodslag.
Aangeefster is weliswaar ernstig gewond geraakt, maar niet is gebleken dat verdachte op enig moment opzet heeft gehad op het toebrengen van dodelijk letsel. Verdachte heeft zelf verklaard dat zij slechts bier wilde gooien. De rechtbank gaat daar ook van uit. De rechtbank is bovendien van oordeel dat de gedraging van verdachte, te weten een gooiende beweging maken met een glas in de richting van het gezicht van aangeefster, naar algemene ervaringsregels niet de aanmerkelijke kans met zich meebrengt dat aangeefster dodelijk gewond zou raken, ook niet als dat glas tijdens de gooibeweging kapot geknepen is.
De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het primair ten laste gelegde.
Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde gaat de rechtbank gaat uit van het volgende scenario.
In de nacht van 16 op 17 juli 2011 stond verdachte voor café Piratennest in de Wilp op een verhoging. Verdachte kreeg op enig moment bier over zich heen, waarvan zij meende dat het afkomstig was van een groepje bestaande uit haar ex-vriend [getuige 1] en twee voor haar onbekende vrouwen, te weten [getuige 2] en aangeefster. Toen verdachte nogmaals bier over zich heen kreeg werd zij boos en wilde zij bier teruggooien. Verdachte heeft vervolgens met haar glas een gooiende beweging gemaakt in de richting van aangeefster. Tijdens deze beweging en in haar woede heeft verdachte het glas kapot geknepen. De rechtbank gaat er niet vanuit dat verdachte eerst het glas per ongeluk kapot heeft geknepen en vervolgens met het kapotte glas heeft uitgehaald, maar ziet het als één ongecontroleerde beweging.
Verdachte stond op dat moment op ongeveer 1 meter afstand van aangeefster. Op basis van de verklaringen van [getuige 2] en [getuige 3], alsmede de aard en ernst van de verwondingen, concludeert de rechtbank dat verdachte aangeefster vervolgens met het -inmiddels- gebroken glas in het gezicht en de hals heeft geraakt. Aangeefster heeft hierdoor drie diepe steek- of snijverwondingen opgelopen in de hals en kin.
De rechtbank gaat er anders dan de verdediging vanuit dat verdachte aangeefster met het glas heeft geraakt, terwijl zij dit nog vast hield. Dit wordt ondersteund door de verklaringen van [getuige 2] en [getuige 3] die het glas in de hand van verdachte bij het gezicht van aangeefster hebben gezien. De verklaring van verdachte dat aangeefster is geraakt door rondvliegend glas acht de rechtbank onverenigbaar met de aard en ernst van het letsel.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte, door een ongecontroleerde beweging te maken met een glas dichtbij het gezicht van aangeefster, de aanmerkelijke kans heeft aanvaard aangeefster in het gezicht en de hals te raken en daarmee zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Glas is een scherp en gevaarlijk materiaal en het is een feit van algemene bekendheid dat zwaar lichamelijk letsel kan worden veroorzaakt door iemand glas in het gezicht en de hals te duwen. Doordat verdachte de afstand tussen zichzelf en aangeefster verkeerd heeft ingeschat en omdat het glas inmiddels was gebroken, is dit gevolg ook daadwerkelijk ingetreden. Aangeefster heeft diepe verwondingen opgelopen in haar kin en hals die middels 30 hechtingen zijn gehecht en een onderliggende spier in de hals is doorgesneden. De rechtbank kwalificeert dit als het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
De rechtbank heeft bij de beoordeling van het subsidiair ten laste gelegde acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen
De verklaring door verdachte ter terechtzitting afgelegd, zakelijk weergegeven:
Iemand gooide bier naar mij. Dit was [aangeefster]. Ik was pissig. Ik wilde bier teruggooien met een onderhandse beweging. Tijdens het gooien ging het glas kapot. De afstand tussen mij en een groepje was 1 of 1,5 meter.
Een proces-verbaal d.d. 17 juli 2011, opgenomen op pagina 11 e.v. van dossier nr. PL01ML 2011071879 d.d. 15 augustus 2011, inhoudende de aangifte van [aangeefster], zakelijk weergegeven:
Op 16 juli 2011 ging ik op stap in de Wilp. Tussen 01.00 uur en 02.00 uur, het was inmiddels 17 juli 2011, kwam ik [getuige 1] tegen. Terwijl ik bij [getuige 1] stond te praten, het ging heel snel, voelde ik iets tegen mijn hoofd. Ik deed mijn hand naar het gezicht en voelde een winkelhaak aan mijn gezicht. Ik voelde dat de winkelhaak op mijn linkerkaak zat.
Een proces-verbaal d.d. 18 juli 2011, opgenomen op pagina 36 e.v. van voormeld dossier, inhoudende de getuigenverklaring van [getuige 2], zakelijk weergegeven:
Op 16 juli 2011 ging ik samen met [aangeefster] naar de feestweek in de Wilp. [aangeefster] en ik stonden met [getuige 1] te praten. Ik zag een hand richting het gezicht van [aangeefster] gaan. De hand kwam van links achter mij vandaan. Toen deze hand het gezicht van [aangeefster] raakte, zag ik dat deze een glas vast had. Ik zag dat er allemaal bloed uit het gezicht van [aangeefster] kwam. Ik draaide mij om en zag dat de ex van [getuige 1] dit glas vast had.
Een proces-verbaal d.d. 18 juli 2011, opgenomen op pagina 39 e.v. van voormeld dossier, inhoudende de getuigenverklaring van [getuige 3], zakelijk weergegeven:
Op 17 juli was ik bij het Piratennest in De Wilp. Ik voelde iets tegen mijn rechterschouder aankomen. Ik keek en zag een arm die een terug trekkende beweging maakte en mij zo raakte. Ik kon zien dat er een glas in de hand was. Ik keek toen naar het meisje voor mij en zag dat zij bloed op haar wang had. Ik zag dat ze een flinke wond aan haar gezicht had.
Een geschrift, te weten een medische verklaring opgesteld door [naam chirurg], d.d. 18 augustus 2011, opgenomen op pagina 22 in voormeld dossier, als relatering van [naam chirurg]:
De verwonding van patiënte bestond uit diepe steek-snijverwondingen in hals, alsmede de kin. Met name de wond in de hals was diep in de zin van dat ook de onderliggende spier doorgesneden is.
Een geschrift, te weten een verslag van de spoedeisende hulp Nij Smellinghe opgesteld door SEH arts [naam arts], d.d. 17 augustus 2011, opgenomen op pagina 23 in voormeld dossier, als relatering van [naam arts]:
De verwondingen zijn gehecht met ongeveer 30 hechtingen.
De rechtbank acht op grond van bovenstaande bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan zware mishandeling
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
zij in de nacht van 16 juli 2011 op 17 juli 2011 te De Wilp, aan een persoon genaamd [aangeefster], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (diepe steek- en/of snijwonden in de kin en in de hals en een doorgesneden spier in de hals), heeft toegebracht, door deze opzettelijk met een (kapot) glas in de hals in het gezicht te raken.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het feit/de feiten
Hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard, levert het volgende strafbare feit op:
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu ten aanzien van verdachte geen strafuitsluitings-gronden aanwezig worden geacht.
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, voor het geval de rechtbank het ten laste gelegde bewezen mocht achten, gepleit voor toepassing van artikel 9a Wetboek van Strafrecht. Een gevangenisstraf is disproportioneel en zou het einde van de carrière van verdachte zou betekenen.
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en het aangaande haar persoon opgemaakte reclasseringsrapport d.d. 10 januari 2012, het uittreksel van de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich tijdens het uitgaan roekeloos gedragen door met een glas een gooiende beweging te maken vlakbij en in de richting van het gezicht van aangeefster. Het bewezen verklaarde heeft zich afgespeeld tijdens feestelijkheden waar veel mensen aanwezig waren. Het uitgaanspubliek werd geconfronteerd met het voorval, waardoor gevoelens van onveiligheid zijn ontstaan. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
Verdachte heeft aangeefster met het glas geraakt waardoor aangeefster zwaar letsel heeft opgelopen in haar gezicht en hals. Dit roekeloze en ongecontroleerde gedrag van verdachte neemt de rechtbank haar bijzonder kwalijk. Aangeefster heeft in haar slachtofferverklaring aangegeven dat ze littekens aan het voorval overhoudt en daardoor nog dagelijks met het voorval wordt geconfronteerd. Zij heeft verklaard daar veel last van te hebben.
De bewezen verklaarde zware mishandeling is een ernstig strafbaar feit en rechtvaardigt in beginsel een vrijheidsstraf van enige duur. De rechtbank houdt er echter rekening mee dat verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest. Voorts houdt de rechtbank er rekening mee dat verdachte door een onvoorwaardelijke gevangenisstraf haar werk kan kwijtraken. Gelet hierop acht de rechtbank een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, van de maximale duur passend en geboden.
Vordering van de benadeelde partij
Als benadeelde partij heeft zich in het strafproces gevoegd [aangeefster], wonende te [woonplaats]. De benadeelde partij heeft schriftelijk opgave gedaan van de inhoud van de vordering en van de gronden waarop deze berust. De benadeelde partij vordert € 276,74 aan materiële schade bestaande uit de kosten voor kleding en geneesmiddelen, het eigen risico van de zorgverzekering en reiskosten, alsmede € 1250,00 aan immateriële schade.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verklaard dat verdachte in geval van een veroordeling bereid is de gevorderde schade te voldoen.
Naar het oordeel van de rechtbank is vast komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde rechtstreeks schade is toegebracht tot een bedrag van € 276,74, aan materiële schade, alsmede € 1250,00 aan immateriële schade. De rechtbank zal daarom de vordering toewijzen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 22c, 22d, 27, 36f en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
Spreekt verdachte vrij van de primair ten laste gelegde poging tot doodslag.
Verklaart het subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hiervoor is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte voor het bewezen- en strafbaar verklaarde tot:
- een taakstraf bestaande uit een werkstraf van 240 uren,
met bevel dat vervangende hechtenis voor de duur van 120 dagen zal worden toegepast als veroordeelde deze straf niet naar behoren verricht.
Beveelt dat bij de tenuitvoerlegging van deze straf de tijd die veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht. De rechtbank waardeert de door veroordeelde in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebrachte tijd op 2 uren werkstraf per dag.
De werkstraf moet zijn voltooid binnen een jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis. De veroordeelde zal zich met betrekking tot de werkstraf gedragen naar de aanwijzingen te geven door of namens de Reclassering Nederland.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij
Wijst de vordering van de benadeelde partij, wonende te [woonplaats], toe en veroordeelt de veroordeelde tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van € 1526,74 (zegge: vijftienhonderdzesentwintig euro en vierenzeventig cent).
Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Verplicht de veroordeelde aan de Staat te betalen een geldbedrag van € 1526,74 (zegge: vijftienhonderdzesentwintig euro en vierenzeventig cent), ten behoeve van de benadeelde partij, wonende te [woonplaats], bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 30 dagen hechtenis. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Heeft de veroordeelde voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 1526,74, ten behoeve van de benadeelde partij, dan vervalt de verplichting om dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen. Dit geldt ook omgekeerd: heeft de veroordeelde de vordering van de benadeelde partij betaald, dan vervalt de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat.
Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. L.M.E. Kiezebrink, voorzitter, D.M. Schuiling en H.J. Bastin in tegenwoordigheid van mr. M.C. Groenewegen, griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 26 januari 2012.