ECLI:NL:RBGRO:2012:3684

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
6 juli 2012
Publicatiedatum
28 februari 2014
Zaaknummer
18/830150-12
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag door minderjarige met mes

In deze zaak heeft de Rechtbank Groningen op 6 juli 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, die op 10 maart 2012 in de gemeente Appingedam een jongen met een mes in de rug heeft gestoken. De verdachte, geboren op [geboortedatum] en woonachtig in [woonplaats], was op het moment van de feiten 13 jaar oud en was preventief gedetineerd in Juvaid locatie Veenhuizen. De rechtbank heeft de zaak behandeld op een terechtzitting die op 22 juni 2012 achter gesloten deuren heeft plaatsgevonden. De tenlastelegging omvatte poging tot moord en poging tot zware mishandeling. De officier van justitie heeft betoogd dat poging tot moord wettig en overtuigend bewezen kan worden, terwijl de verdediging aanvoerde dat er geen sprake was van voorbedachte raad en dat de verdachte niet het opzet had om het slachtoffer van het leven te beroven.

De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte en getuigen in overweging genomen. De verdachte heeft tijdens de zitting verklaard dat hij het slachtoffer met een vlindermes in de rug heeft gestoken. De rechtbank oordeelde dat, hoewel de verdachte doelbewust het mes heeft gebruikt, er onvoldoende bewijs was voor voorbedachte raad. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte welbewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het slachtoffer door zijn handelen zou kunnen overlijden, en heeft hem daarom schuldig bevonden aan poging tot doodslag.

De rechtbank heeft rekening gehouden met de jonge leeftijd van de verdachte en de conclusies van psychiatrische rapportages, die wezen op een gedragsstoornis en licht verminderde toerekeningsvatbaarheid. De rechtbank heeft een deels voorwaardelijke jeugddetentie opgelegd van 44 weken, met bijzondere voorwaarden waaronder behandeling door de jeugdreclassering. Tevens is het vlindermes, dat als wapen is gebruikt, onttrokken aan het verkeer. De rechtbank heeft de voorlopige hechtenis opgeheven en de verdachte is veroordeeld tot het naleven van verschillende voorwaarden gedurende de proeftijd.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector Strafrecht
parketnummer: 18/830150-12 (promis)
datum uitspraak: 6 juli 2012
op tegenspraak
raadsman mr. E.J. de Mare
V O N N I S
van de rechtbank Groningen, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats],
thans preventief gedetineerd in Juvaid locatie Veenhuizen te Veenhuizen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de met gesloten deuren gehouden terechtzitting van 22 juni 2012.

Tenlastelegging

Aan verdachte is na aanvulling ex artikel 314a Wetboek van Strafrecht, ten laste gelegd dat:
hij,
op of omstreeks 10 maart 2012,
in de gemeente Appingedam,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en
al dan niet met voorbedachten rade een jongen, genaamd [aangever/slachtoffer], van het
leven te beroven, met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig
overleg, die [aangever/slachtoffer] met een mes, althans met een scherp en/of puntig
voorwerp, in de rug, althans in het lichaam, heeft gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 289 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij,
op of omstreeks 10 maart 2012,
in de gemeente Appingedam,
aan een persoon (te weten [aangever/slachtoffer]), opzettelijk en al dan niet met
voorbedachten rade, althans opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel (te weten
een steekwond in de rug, met (tijdelijke) verlammingsverschijnselen als
gevolg), heeft toegebracht, door deze opzettelijk, al dan niet na kalm beraad
en rustig overleg, althans opzettelijk met een mes, althans een scherp en/of
puntig voorwerp in de rug, althans in het lichaam te steken;
art 303 lid 1 Wetboek van Strafrecht

Bewijsvraag

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat poging tot moord wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat het primair ten laste gelegde niet kan worden bewezen, nu verdachte niet het opzet had het slachtoffer van het leven te beroven. Er was in ieder geval geen sprake van voorbedachte raad.
De subsidiair ten laste gelegde bedreiging kan worden bewezen.
Beoordeling
De rechtbank heeft bij de beoordeling acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen.
Een proces-verbaal d.d. 21 maart 2012, opgenomen op pagina 71 e.v. van dossier nummer 2012024350 d.d. 8 juni 2012, inhoudende de verklaring van [aangever/slachtoffer]:
Toen de wedstrijd was afgelopen wou ik naar huis fietsen, en toen was ik bij de Texaco en fietste die jongen daar en moest ik rechts afslaan van hem. En toen fietste ik daarin en toen zei die afstappen en toen vroeg die waarom ik ze verraden had. Hij zei: "Ik moet je nu echt gaan slaan". En toen duwde die me en toen voelde ik ineens een hele harde stomp. Toen stond ik met mijn rug naar hem toe, toen voelde ik een hele harde stomp in mijn rug. En later bleek dat een messteek te zijn.
De bekennende verklaring door verdachte op de terechtzitting afgelegd:
Ik heb hem één keer met het mes in de rug gestoken; het was een vlindermes.
Toen hij met zijn rug naar mij toestond en zich bukte heb ik het mes direct gepakt en meteen gestoken. We stonden tegenover elkaar, hij had zijn hoofd naar beneden en ik kon hem steken. Het ging gewoon zo.
Ik weet dat de rug een kwetsbare plek is.
Een proces-verbaal d.d. 12 maart 2012, opgenomen op pagina 36 e.v. van voormeld dossier, inhoudende de verklaring van verdachte:
(pag. 42) Hij bukte met zijn hoofd naar mij toe. Toen stak ik hem dat mes in de rug. Het mes zat er helemaal in.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank heeft niet de overtuiging dat verdachte met voorbedachte raad heeft getracht aangever van het leven te beroven. Bij de politie heeft verdachte verklaard dat hij aangever wilde steken. Ook meerdere getuigen hebben verklaard dat verdachte heeft gezegd dat hij aangever wilde steken. Naar het oordeel van de rechtbank kan hieruit slechts worden afgeleid dat verdacht van plan was om aangever letsel toe te brengen, niet dat verdachte aangever wilde doden. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van de ten laste gelegde voorbedachten rade.
Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat poging tot doodslag wettig en overtuigend bewezen kan worden. Verdachte heeft doelbewust een vlindermes met een lemmet van 9 centimeter met kracht in de rug van aangever gestoken. Het mes zat er helemaal in, zoals hij zelf heeft verklaard. Het is een feit van algemene bekendheid dat door zo’n messteek belangrijke organen kunnen worden geraakt, met de dood als gevolg. Hoewel verdachte nog heel jong is, mag er van uit worden gegaan dat ook hij dit wist. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat aangever door zijn handelen zou kunnen overlijden.
Bewezenverklaring
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
hij,
op 10 maart 2012, in de gemeente Appingedam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een jongen, genaamd [aangever/slachtoffer], van het leven te beroven, met dat opzet die [aangever/slachtoffer] met een mes in de rug heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen primair meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het feit

Hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard, levert het volgende strafbare feit op:
Poging tot doodslag.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

Ten aanzien van de strafbaarheid van verdachte heeft de rechtbank gelet op de psychiatrische onderzoeksrapportage d.d. 29 mei 2012, opgemaakt door W.K. Noorda, kinder- en jeugdpsychiater en de psychologische onderzoeksrapportage d.d. 31 mei 2012, opgemaakt door H.L. Meijer, psycholoog.
De conclusies van deze rapporten luiden, zakelijk weergegeven, dat verdachte lijdt aan een gedragsstoornis met antisociale, agressieve en oppositionele kenmerken. Deze stoornis is in zijn vorm en formaat buitensporig te noemen en leidend tot ernstige problemen in gezin en op school. Voorts is er sprake van een zich ontwikkelende persoonlijkheid van verdachte waarin verontrustende aspecten zichtbaar zijn die zonder behandeling kunnen leiden tot een narcistische persoonlijkheidsstoornis op volwassen leeftijd.
Voor wat betreft de toerekeningsvatbaarheid hebben de deskundigen geadviseerd verdachte, mede gelet op zijn nog zeer jonge leeftijd, licht verminderd toerekeningsvatbaar te achten.
De rechtbank kan zich, gelet op de onderbouwing daarvan, met deze conclusies verenigen en neemt deze over en concludeert met betrekking tot de toerekeningsvatbaarheid van verdachte dat het bewezenverklaarde aan verdachte in licht verminderde mate kan worden toegerekend.
De rechtbank acht verdachte derhalve strafbaar, nu ten opzichte van verdachte ook overigens geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.

Strafoplegging

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot 24 weken onvoorwaardelijke jeugddetentie met aftrek van voorarrest en 5 maanden jeugddetentie voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar, waaraan de bijzondere voorwaarde van behandeling door de FJP/Accare moet worden verbonden.
Daarbij heeft hij met name aangevoerd dat sprake is van een zeer ernstig feit met ernstige gevolgen.
Standpunt verdediging
Namens verdachte is betoogd dat oplegging van een straf conform de eis een passende sanctie zou zijn.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en aangaande zijn persoon opgemaakte rapportages, het hem betreffende uittreksel uit het justitiële documentatieregister, alsmede de vordering van de officier van justitie.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft het slachtoffer in deze zaak zodanig met een mes in de rug gestoken dat deze daardoor ernstig letsel heeft opgelopen. Het slachtoffer heeft te kampen met verlammings-verschijnselen en complicaties ten gevolge van het opgelopen letsel, waarbij de vraag is of hij volledig zal herstellen.
Verdachte heeft zowel bij de politie als ter terechtzitting verklaard dat hij welbewust het slachtoffer heeft gestoken.
De rechtbank is van oordeel dat voor een dergelijk misdrijf in beginsel een aanzienlijke vrijheidsstraf passend is. Aangezien verdachte nog zeer jong is, dient echter in belangrijke mate rekening te worden gehouden met de persoon van verdachte.
Blijkens de over verdachte opgemaakte rapportages door de psychiater en de psycholoog moet er voor herhaling worden gevreesd indien verdachte niet wordt behandeld. Bij verdachte is sprake van een persoonlijkheid met verontrustende aspecten die zonder behandeling kunnen leiden tot een narcistische persoonlijkheidsstoornis op volwassen leeftijd. Verdachte heeft namelijk een ongezond positieve kijk op zichzelf, een te hoge zelfwaardering en een gebrek aan zelfkritiek en zelfreflectie. Verder heeft de rechtbank ter terechtzitting zelf waargenomen dat het verdachte ontbreekt aan empathie met het slachtoffer, zoals ook de psychiater in zijn rapport heeft verwoord. Tevens heeft het gebruik van cannabis mogelijk geleid tot het plegen van het bewezen verklaarde en ook de omgang met een bepaalde groep jongeren en het naleven van de groepsnorm behorende bij die groep.
Met de Raad voor de Kinderbescherming en de jeugdreclassering, alsmede de beide gedragsdeskundigen acht de rechtbank de ontwikkeling en het gedrag van verdachte zorgwekkend. Verdachte lijkt nog steeds niet doordrongen van de ernst van het door hem gepleegde feit, waardoor het gevaar van herhaling op de loer ligt.
De rechtbank is daarom van oordeel dat verdachte moet worden behandeld om te voorkomen dat hij opnieuw een soortgelijke delict zal plegen. Doelstelling dient te zijn dat de zorgwekkende ontwikkeling van zijn persoonlijkheid zoals in de deskundigenrapportage omschreven, in positieve richting wordt omgebogen.
Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat een deels voorwaardelijke vrijheidsstraf moet worden opgelegd. De rechtbank zal, ondanks dat zij poging tot moord niet bewezen acht, geen lagere straf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd, gelet op de aard en ernst van het bewezen verklaarde en de gevolgen ervan voor het slachtoffer.
De rechtbank zal aan het voorwaardelijk op te leggen deel van de vrijheidsstraf een bijzondere voorwaarde verbinden, inhoudende dat verdachte zich zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften van de jeugdreclassering, die mede gericht zullen moeten zijn op behandeling.

Onttrekking aan het verkeer

De rechtbank is van oordeel dat het inbeslaggenomene, te weten een vlindermes, moet worden onttrokken aan het verkeer.
Het ongecontroleerde bezit daarvan is in strijd met de wet.
Verder is uit het onderzoek op de terechtzitting gebleken, dat het bewezen verklaarde met behulp van dit voorwerp is begaan.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36b, 36c, 38v, 38w, 45, 77a, 77g, 77i, 77we, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg en 287 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

De rechtbank:
- verklaart het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hiervoor is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezen verklaarde strafbaar.
- verklaart verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
- verklaart het primair meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
- veroordeelt verdachte voor het bewezen- en strafbaar verklaarde tot:
een jeugddetentie voor de duur van vierenveertig weken.
Beveelt dat de tijd, die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde jeugddetentie in mindering zal worden gebracht voor zover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Bepaalt dat van deze straf een gedeelte, groot
twintig weken, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast omdat:
-de veroordeelde zich voor het einde van de op twee jaren gestelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
-de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt.
Bepaalt dat de tenuitvoerlegging ook kan worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als
bijzondere voorwaarden:
-de veroordeelde zal meewerken aan urinecontroles betreffende gebruik van alcohol en drugs;
- de veroordeelde zal gedurende de eerste zes maanden van de proeftijd geen gebruik maken van internet;
- de veroordeelde zal gedurende de eerste zes maanden van de proeftijd geen gebruik maken van mobiele telefonie;
- de veroordeelde zal gedurende de proeftijd van twee jaar op geen enkele wijze - direct of indirect - contact opnemen, zoeken of hebben met [aangever/slachtoffer], zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- de veroordeelde zal zich gedurende de proeftijd gedragen naar voorschriften en aanwijzingen te geven door of namens Bureau Jeugdzorg (jeugdreclassering), zolang deze instelling dat gedurende de proeftijd nodig oordeelt.
Draagt deze instelling op om de veroordeelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van de bijzondere voorwaarden.
Heft op de voorlopige hechtenis met ingang van 28 augustus 2012.
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
- een vlindermes.
Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. Th.A. Wiersma, kinderrechter, voorzitter, G. Eelsing en H. van der Werff, kinderrechters, in tegenwoordigheid van D. van der Ploeg als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 juli 2012.