ECLI:NL:RBGRO:2012:3683

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
30 juli 2012
Publicatiedatum
28 februari 2014
Zaaknummer
18/830161-12
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld en bedreiging tegen jong slachtoffer in vereniging

In deze zaak heeft de Rechtbank Groningen op 30 juli 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal met geweld en bedreiging met geweld, gepleegd in vereniging tegen een jong slachtoffer. De feiten vonden plaats op 5 maart 2012 in Hoogezand, waar de verdachte samen met anderen een 13-jarige jongen beroofde van zijn gouden halsketting en armband. De rechtbank heeft vastgesteld dat de diefstal gepaard ging met geweld en bedreiging, waarbij de verdachte en zijn mededaders het slachtoffer naar een afgesproken plek in het Gorechtpark hebben gelokt en hem met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp hebben bedreigd.

De rechtbank heeft de verklaringen van de betrokkenen en het bewijs, waaronder getuigenverklaringen en camerabeelden, zorgvuldig gewogen. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, maar de rechtbank heeft uiteindelijk een gevangenisstraf van 24 maanden opgelegd, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met bijzondere voorwaarden. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van het feit, de jonge leeftijd van het slachtoffer en de rol van de verdachte in het geheel. De verdachte werd als strafbaar verklaard, terwijl het primair meer of anders ten laste gelegde niet bewezen werd verklaard.

De rechtbank heeft in haar oordeel ook de omstandigheden van de verdachte meegewogen, waaronder zijn maatschappelijke situatie en de bereidheid tot begeleiding door de reclassering. De uitspraak benadrukt de ernst van geweldsdelicten, vooral wanneer deze tegen kwetsbare slachtoffers worden gepleegd, en de noodzaak van een passende straf die ook rehabilitatie mogelijk maakt.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector Strafrecht
parketnummer: 18/830161-12 (Promis)
datum uitspraak: 30 juli 2012
op tegenspraak
raadsman: mr. O.G. Schuur
VONNIS
van de rechtbank te Groningen, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte],
wonende te [woonplaats verdachte],
thans preventief gedetineerd in P.I. Noord gevangenis De Marwei te Leeuwarden.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
16 juli 2012.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd: dat
hij
op of omstreeks 05 maart 2012,
te Hoogezand, althans in de gemeente Hoogezand-Sappemeer,
op of aan de openbare weg de Troelstralaan, althans op of aan de openbare weg,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een (gouden)
halsketting en/of een (gouden) armband, in elk geval enig goed, geheel of ten
dele toebehorende aan [aangever], in elk geval aan een ander of anderen dan
aan verdachte en/of verdachtes mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen genoemde [aangever], met het oogmerk om die
diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping
op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit
van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte
en/of verdachtes mededader(s),
- met die [aangever] een afspraak hebben/heeft gemaakt en/of vervolgens die
[aangever] hebben/heeft meegebracht naar een tussen verdachten afgesproken
plek in het Gorechtpark, en/of
- ( vervolgens) die [aangever] hebben/heeft vastgegrepen of vastgepakt,
en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp,
hebben/heeft getoond en/of in diens rug hebben/heeft geduwd en/of de
loop van het pistool, althans het op een vuurwapen gelijkend voorwerp, in
de richting van de keel en/of het gezicht van die [aangever] hebben/heeft
gehouden;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij
op of omstreeks 05 maart 2012
te Hoogezand, althans in de gemeente Hoogezand-Sappemeer,
op of aan de openbare weg de Troelstralaan, althans op of aan de openbare weg,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door
geweld en/of bedreiging met geweld [aangever] heeft gedwongen tot de afgifte
van een (gouden) armband en/of een (gouden) halsketting, in elk geval van enig
goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [aangever], in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat
- met die [aangever] een afspraak hebben/heeft gemaakt en/of vervolgens die
[aangever] hebben/heeft meegebracht naar een tussen verdachten afgesproken
plek in het Gorechtpark, en/of
- ( vervolgens) die [aangever] hebben/heeft vastgegrepen of vastgepakt,
en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp,
hebben/heeft getoond en/of in diens rug hebben/heeft geduwd en/of de
loop van het pistool, althans het op een vuurwapen gelijkend voorwerp, in
de richting van de keel en/of het gezicht van die [aangever] hebben/heeft
gehouden;
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht

Bewijsvraag

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat het ten laste gelegde niet bewezen kan worden verklaard, omdat er geen wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte zich aan het ten laste gelegde heeft schuldig gemaakt. Er zijn meer scenario’s denkbaar dan dat verdachte de beroving heeft gepleegd: medeverdachte [medeverdachte] zou verdachte ten onrechte als dader hebben genoemd om een ander uit de wind te houden of er zou sprake kunnen zijn van een in scene gezette overval. Het slachtoffer, [aangever], wist immers dat hij zou worden overvallen, omdat hem dit was verteld.
Op grond hiervan heeft de raadsman vrijspraak voor verdachte bepleit.
Beoordeling
De rechtbank heeft bij de beoordeling acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen.
De verklaring door verdachte op de terechtzitting afgelegd:
Ik kwam bij Martenshoek en [medeverdachte] liet me goud zien. Toen ben ik met hem naar de lommerd gegaan. Ik ging gewoon met hem mee en heb het goud voor hem ingeleverd.
Ik had een aansteker in de vorm van een pistool; die is bij mij in beslag genomen.
Ik heb een gouden ketting en een armband aangeboden, van [medeverdachte]. Die man zei dat hij voor de armband 90 euro kon geven. Ik heb gelezen dat dit was kort na de beroving.
Een proces-verbaal d.d. 5 maart 2012, opgenomen op pagina 324 e.v. van dossier nummer 2012022535 d.d. 28 mei 2012, inhoudende de verklaring van aangever [aangever]:
Ik was vandaag, 5 maart 2012, in het Gorechtpark in Hoogezand, gemeente Hoogezand-Sappemeer. Het was toen tegen 16.10 uur. Ik heb later nog even op mijn telefoon gekeken; toen was de beroving al gebeurd. Het was toen ik op mijn telefoon keek 16.30 uur. Ik schat dat de beroving tussen 16.00 uur en 16.30 uur heeft plaatsgevonden.
Ik was samen met [betrokkene 1], [medeverdachte 2] en [betrokkene 3] en ene [medeverdachte]. Ik was eerst alleen want ik had met [medeverdachte 2] afgesproken. Ik had die afspraak met [medeverdachte 2] vanmiddag gemaakt. Ik maakte die afspraak via Ping. [medeverdachte 2] pingde mij om 15.00 uur. Ik was er iets voor 16.00 uur en [medeverdachte 2] iets later. Hij kwam met die anderen, [medeverdachte], [betrokkene 1] en [betrokkene 3].
Ik zal een lijntje maken waar wij heen liepen. Bij B gebeurde het. Ik weet dat er een man vanuit de richting bij de cirkel vandaan kwam. De man die achter mij kwam die duwde mij een pistool in de rug. Ik voelde dat er iets in mijn rug gedrukt werd. Ik vertrouwde de anderen al niet. Zij deden al steeds raar. Normaal blijven ze altijd bij mij staan. Nu gingen ze steeds weg. Ik zag dat [medeverdachte 2] steeds bij de bosjes ging staan. Normaal doet hij dit niet.
De man had het wapen in zijn rechterhand. Iets naar boven gericht. Hij had de loop naar mijn gezicht gekeerd. Nadat hij eerst in mijn rug had geduwd ging hij via mijn rechterzijde naar voren. Hij hield mij met links vast aan de rechter schouder. Hij duwde het wapen tegen mij aan ter hoogte van waar de ribben bij elkaar komen. Hij hield de loop schuin omhoog richting keel. Ik zag dat het een zilverkleurig handgeweertje of pistooltje was.
Hij, die man, heeft doelbewust eerst mijn halsketting en mijn armband gepakt en van mij afgetrokken. De armband droeg ik rechts. De halsketting is gemaakt van geel goud. De armband was van wit goud en geel goud.
De man was ongeveer 1.75 meter lang en de leeftijd tussen de 20 en 35 jaar. Huidskleur 3 volgens de kleurenkaart.
Hij droeg een zwarte muts van wol zonder opdruk. Kleding was een zwarte joggingbroek en zwarte niet glimmende jas. Het was een winterjas tot op de bovenbenen.
Ik voelde alles aankomen. Ik weet dit omdat een achterneef, [betrokkene 5], mij vertelde dat een zekere [medeverdachte] hem benaderd had om mij te beroven van mijn armband en halsketting.
U vraagt aan mij wie de route bepaalde toen wij vanaf de visvijver verder liepen. Deze route werd bepaald door [medeverdachte]. Hij liep voorop. Hij bleef steeds voorop lopen. Hij liep samen met [betrokkene 3]. Daarna [medeverdachte 2] en [betrokkene 1] en ik.
Op straat noemde ik de naam [verdachte] tegen u. Die groep praatte over [verdachte].
Ik heb het idee dat [medeverdachte 2] en [betrokkene 3] er meer vanaf weten.
Een proces-verbaal d.d. 8 maart 2012, opgenomen op pagina 332 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van aangever:
Eerst zag ik al een neger lopen. Volgens mij was dat [verdachte]. Ik zag namelijk een piercing in zijn lip en hij had een snapback petje op.
[betrokkene 6] heeft mij verteld dat ze plannen maakten om mij te beroven. Met ze bedoel ik [medeverdachte 2] en zijn groepje.
Ze hadden het de hele tijd over [verdachte]. Over dat hij een piercing had en dat hij een snapback pet heeft. Ik had zo iemand dus al iedere keer zien lopen. [medeverdachte 2] en [betrokkene 3] zeggen dat [medeverdachte] altijd met [verdachte] omgaat.
Ik heb hem gezien op een foto op facebook. Daar herkende ik hem van. Dat is de linkse. De donkerste.
Een proces-verbaal d.d. 15 maart 2012, opgenomen op pagina 337 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van aangever:
Ze hadden het steeds over [verdachte] gehad de laatste dagen zoals ik al zei. Ik zag dat [medeverdachte] aan het bellen was. Ik heb niet gezien wie er belde, maar ik denk [medeverdachte]. Ik denk dit doordat ik hoorde zeggen: ”met [verdachte]”. Hij zei daarvoor Hoi of Yo. [medeverdachte] had de telefoon zo hard aan staan dat ik dit kon horen.
Mijn broer [naam broer] vroeg of hij een piercing had in zijn gezicht en of deze jongen ook een blauwe snapback had. Dit is een pet. Ik zei toen van ja. Hij kon mij toen vertellen dat het [verdachte] was.
De kleur van die pet van die man in het park was donkerblauw.
Een proces-verbaal d.d. 5 april 2012, opgenomen op pagina 213 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van verdachte:
0: Wij laten verdachte [verdachte] foto’s zien die gemaakt zijn van de camerabeelden bij More Budget, pandjeshuis in Groningen.
V: Wie herken jij op deze foto's?
A: Ik herken alleen mezelf op beide foto’s. Ik sta aan de rechterzijde met het donkere petje op en donkere jas aan.
V: Hoe kan het dat wij camerabeelden hebben waarop te zien is dat jij en [medeverdachte]samen bij die opkoper More Budget aan de Gedempte Zuiderdiep binnen zijn op maandag 5 maart 2012 iets voor 17:00 uur, dus heel kort na die beroving? Wie heeft zich daar gelegitimeerd?
A: Ikke toch.
Een proces-verbaal d.d. 4 april 2012, opgenomen op pagina 245 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [medeverdachte]:
Het gaat over een straatroof in het parkje bij Foxhol. Ik was erbij.
Toen ik bij [medeverdachte 2] was waren [betrokkene 3] en [betrokkene 1] er ook bij. We zijn toen met zijn vieren naar het park gegaan. [aangever] zat al te wachten op een bankje. Er kwam een donkere jongen aan lopen. Het leek een beetje op een Afrikaantje.
Ik hoorde de man zeggen: "Geef me alles" of in die trant. Ik draaide me om en zag dat de man naast [aangever] stond. Ik zag dat [aangever] over zijn arm wreef en bij zijn hals een beweging maakte. Ik kon niet goed zien wat [aangever] deed. Het leek alsof hij iets liet zien. Ik hoorde de man zeggen: "Beide". Hierna hoorde ik [betrokkene 3] roepen. Ik hoor zoiets van pistool ofzo. Ik ken [aangever] niet dus ik ben gaan rennen
Een proces-verbaal d.d. 26 maart 2012, opgenomen op pagina 285 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [medeverdachte 2]:
[aangever] doet raar tegen mij, hij denkt dat ik dat plan heb gemaakt om hem te beroven.
V: Maar jij hebt m wel naar dat park gelokt?
A: Ja, maar om gewoon buiten te komen.
[aangever] liet midden in de Vredeskerk al zijn sieraden zien. Die vrijdag daarvoor hoorde ik wel dat het zou gaan gebeuren. Ik hoorde dit van een neef van [aangever], genaamd [betrokkene 5] en van [betrokkene 7], maar die had het ook van [betrokkene 5]. Ik was bij [aangever] toen [betrokkene 5] hem kwam waarschuwen.
Een proces-verbaal d.d. 27 maart 2012, opgenomen op pagina 295 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [medeverdachte 2]:
V: Wie zijn idee was het om op die plek in het park af te spreken?
A: Het mijne. Ik heb [aangever] toen gepingd of hij naar het park kwam. Met [betrokkene 3], [betrokkene 1] en [medeverdachte] zijn we naar het park gegaan.
Ik heb een negroïde man zien lopen in het park. Ja, die was helemaal in het zwart. Hij had een zwarte jas, met capuchon, een joggingbroek en een pet.
V: Als je nu terug denkt, is dit dan dezelfde man geweest als die [aangever] heeft beroofd?
A: Ja, dit was dezelfde man.
V: Wat weet jij over de sieraden die die man gestolen heeft van [aangever]?
A: Het was een gouden ketting en een gouden armband.
Een proces-verbaal d.d. 28 maart 2012, opgenomen op pagina 304 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [medeverdachte 2]:
V: Wat hebben [verdachte] en [medeverdachte] met het goud van [aangever] gedaan?
A: Ze hebben het ingeleverd hebben ze gezegd. [medeverdachte] heeft dit gezegd. Hij heeft gezegd dat ie naar de stad Groningen zou gaan. Direct na de overval, we stonden toen nog op dezelfde plek als waar [aangever] is beroofd.
V: Hoe weet je dat [medeverdachte] en [verdachte] dat goud in gingen leveren?
A: Dat heeft [medeverdachte] verteld, na de beroving.
Het begon met [medeverdachte], hij vroeg wie is de rijkste uit jullie vriendengroep. [betrokkene 3] en ik hebben [naam broer] en [aangever] genoemd. [medeverdachte] vroeg wat ze bij zich hadden wat veel geld waard is. Ik zei toen geld en wiet en [betrokkene 3] zei toen van de gouden ketting en armband van [aangever].
Ik weet niet meer precies wat [medeverdachte] zei. Maar hij heeft gezegd dat hij wel wat zou regelen. [medeverdachte] zou het regelen. [medeverdachte] kwam vrijdagnacht bij mij en toen waren [betrokkene 1] en [aangever] er ook. Toen had [medeverdachte] het er ook over, over dat goud. Hoe moet ik dat gaan doen, zeg me een plekje waar ik dat moet gaan doen.
[betrokkene 1], [betrokkene 3], [medeverdachte] en ik wisten er vooraf vanaf. De vrijdag voorafgaand aan de overval hadden [betrokkene 5] en [betrokkene 7] het aan [aangever] verteld dat hij beroofd zou gaan worden.
Later heb ik hem toen gepingd dat hij naar het park moest komen. Dat wist [medeverdachte] ook.
Ik weet niet wat de rol van [medeverdachte] precies was, maar het was wel zijn plan.
[verdachte] heeft [aangever] beroofd.
Hij zou de overval doen. Hij heeft die ketting gepakt. Ik denk gewoon er af getrokken.
Ik zag dat [verdachte] aan kwam lopen, ik zag dat hij [aangever] ging fouilleren, hij deed zijn arm om [aangever] heen en fouilleerde met één hand over [aangever] heen. Hij voelde met zijn rechterhand. Hij deed [aangever] zijn jas open. Hij maakte de capuchon los, deed de jas open.
Eigenlijk was het [medeverdachte] plan, maar hij wilde dat wij allemaal mee deden omdat hij bang was dat we anders met [aangever] naar de politie zouden gaan.
Een proces-verbaal d.d. 26 april 2012, opgenomen op pagina 310 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [medeverdachte 2]:
Ik gebruikte de Blackberry van mijn zus [naam zus] met pingcode: 2190BB2c. Ik gebruik die blackberry van mijn zusje.
Ik heb naar [verdachte] gepingd dat [aangever] om half drie zou komen. Ik heb eerst gezegd naar station Martenshoek en later zei ik dat het Kropswolde moest zijn. [verdachte] vroeg toen waar [medeverdachte] was. Ik pingde toen dat ik [medeverdachte] zou pingen.
[verdachte] vroeg of die kettingen wel echt waren. Ik pingde toen dat er 1 "doeble" was. Daarmee bedoelde ik dat er een nepgoud was.
Dat "Nu nu?" was later. Dat was toen we naar het park liepen.
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 april 2012, opgenomen op pagina 119 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende het relaas van verbalisant J-W. van Kleef:
Door mij, verbalisant Van Kleef, is het uitleesrapport van de Blackberry telefoon van verdachte [verdachte] onderzocht. Dit onderzoek heeft uitgewezen dat er pingverkeer is geweest, kennelijk rond het tijdstip van de beroving van [aangever], tussen [verdachte], [medeverdachte] en vermoedelijk [medeverdachte 2]. Tijdens het uitlezen van het Blackberry toestel is gebleken dat de datum en tijd van het toestel niet ingesteld waren en er derhalve geen data en tijdstippen worden weergegeven in het rapport.
Uit het rapport blijkt dat het PING-nummer (Blackberry PIN) van het toestel van [verdachte] 26DD5F1B is.
Het PING-nummer van de wederpartij is 2190BB2C. Dit nummer komt niet voor in de contactenlijst van het toestel.
Uit de PING berichten blijkt dat enige tijd voor de beroving door [medeverdachte 2] contact wordt gelegd met het toestel van [verdachte]. [medeverdachte 2] pingt dan dat ze "achter ste" zijn.
[verdachte] pingt dat hij komt en dat [medeverdachte 2] bij "hem" moet blijven. [verdachte] vraagt [medeverdachte 2] of hij weet waar hij heen moet gaan.
[medeverdachte 2] antwoordt dan dat [medeverdachte] even loesoe is en denkt dat [medeverdachte] naar Chris is.
Vervolgens maakt [medeverdachte] gebruik van het toestel van [verdachte]. Hij pingt:
"Broertje [medeverdachte] hier hoelaat komt hij weer bij jou". [medeverdachte 2] pingt vervolgens dat hij binnen moet blijven. [medeverdachte] vraagt waar die jongen heen is.
[medeverdachte 2] pingt dat hij naar 'osso' (huis) is.
[medeverdachte] pingt dan dat "hij" (die jongen) houdt van op straat chillen 's nachts toch.
[medeverdachte] pingt dat als [medeverdachte 2] het fixxed hij een deel van [medeverdachte] krijgt. [medeverdachte]
pingt "Sws" en "Want dan hb jij ook een andeel;)".
[medeverdachte 2] pingt dan dat "hij" niet meer naar buiten mag en morgen "scorro" (school)
heeft.
[medeverdachte] pingt vervolgens dat [medeverdachte 2] moet zeggen dat er een vissa (feest) is.
[medeverdachte 2] pingt dat "hij" echt niet wil.
[medeverdachte] pingt dat [medeverdachte 2] moet zeggen dat hij ook op die fissa is en dat het met zijn mams is overlegd.
[medeverdachte] pingt: "Want je weet ik kan niet iedere dag iemand zo ver laten komen". Vervolgens pingt [medeverdachte 2] dat "hij" echt niet wil komen.
[medeverdachte] pingt dan dat [medeverdachte 2] "hem" morgen naar school moet laten komen.
Vervolgens pingt [medeverdachte 2] naar [verdachte]. Uit de teksten valt op te maken dat [medeverdachte] op dat moment bij [medeverdachte 2] is.
[medeverdachte 2] pingt: "[aangever] komt half3 station martenshoek". [medeverdachte 2] pingt dat hij dat moest zeggen van [medeverdachte].
[verdachte] vraagt waar hij is waarop [medeverdachte 2] pingt: "Ik bedoel kropswolde man".
[verdachte] vraagt vervolgens of die ding echt is. [medeverdachte 2] pingt: "1 is doeble" en "Andere 2 egt".
[verdachte] pingt: "Ja oke" waarop [medeverdachte 2] pingt: "1 is armband". [verdachte] vraagt: "Wat op se hand" en [medeverdachte 2] antwoordt "Jaman". Vervolgens pingt [medeverdachte 2]: "We z-jn bijna".
[verdachte] pingt: "Ja" en [medeverdachte 2] pingt: "Nu nu?". Vervolgens pingt [medeverdachte 2]: "Eman we zitten police".
Daarna zeven keer: "PING!!!" waarna [verdachte] antwoordt met: "Yo" en "Wat swa".
Hierna pingt [medeverdachte 2] nogmaals: "We zitten police".
Uit bovenstaande blijkt dat [medeverdachte 2] meer bij de beroving van [aangever] betrokken is geweest dan hij tot op heden in verhoren heeft aangegeven.
Uit de hierboven ping berichten blijkt dat [medeverdachte 2] ook betrokkenheid heeft gehad bij de beraming en de uitvoering van de beroving.
Ook blijkt dat [medeverdachte] een deel van de opbrengst van de buit heeft beloofd aan [medeverdachte 2].
Onderzoek naar het uitleesrapport leerde dat er niet eerder contact is geweest tussen het toestel van [naam zus] en het toestel van [verdachte]. Wel is er enige tijd na de beroving nog kort ping verkeer geweest. [medeverdachte 2] pingt dan de volgende berichten naar [verdachte]:
"Hoi jongems", "XD", "Zeg maaar" en "Dus kom je daar?".
Voorts valt nog een kort ping verkeer op. Ping-nummer 2900CC48 pingt de volgende drie berichten:
"Eeeeey"
"Kan je die ketting wel terug fixen?"
"De zelde anders zit ik in de focking problems"
Hierop antwoordt [verdachte] met: "Yo kom me geen shit vraagen swa ik heb je all ge seg mattie 0 fyck is met jouw dan niet lulen swa doe russ".
In het overzicht van het ping berichtenverkeer valt ook het volgende op: Ping-nummer 26B90241 pingt naar [verdachte]:
"Seeh luister laat me je bbygun lenen broer jwt binen kort ga amsterdam snapjee" en "PING!!!".
Hierop antwoordt [verdachte]: "Ben je gek mattie ik leen die ding naar niemand /:)" en "Het spijt me man".
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 april 2012, opgenomen op pagina 50 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende het relaas van verbalisant D.M. Fremerij:
Op 29 maart 2012 bevond ik mij bij More Budget te Groningen. De eigenaar, [eigenaar], toonde mij het inkoopregister van 5 maart 2012. Daaruit bleek mij dat op 5 maart 2012 door [verdachte] goud (niet nader gespecificeerd) was ingeleverd, waarvoor hij 90 euro had ontvangen.
Op de beelden van de beveiligingscamera van 5 maart 2012 omstreeks 16.55 uur is te zien dat twee personen zich melden aan de counter van More Budget. Ik, verbalisant, herkende op deze beelden de personen als de mij ambtshalve bekende [verdachte] en [medeverdachte]. Ik zag dat [medeverdachte] een voorwerp overhandigde aan [medewerker] die achter de counter staat. Dit betrof volgens [medewerker] een gouden ketting. Tevens zag ik dat [verdachte] een voorwerp overhandigde, dat volgens [medewerker] een armband betrof. Tevens is te zien dat [verdachte] de ketting terugneemt van [medewerker] en aan [medeverdachte] overhandigt, die het voorwerp in zijn jaszak stopt.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte] onderling overleg hebben gehad over de beroving van [aangever]. [medeverdachte 2] heeft met gebruikmaking van pingberichten in opdracht van [medeverdachte] aan verdachte bericht waar hij moest zijn en er is informatie uitgewisseld over een armband en twee andere sieraden. Ten Cate heeft uiteindelijk verdachte met zoveel woorden genoemd als degene die [aangever] heeft beroofd.
Uit informatie van More Budget, een inkoopfactuur, blijkt dat van [verdachte], geboren 21 mei 1991, goud is ingekocht voor € 90,-, zeer kort nadat de beroving van [aangever] heeft plaatsgevonden. Hoewel verdachte ter terechtzitting heeft verklaard dat het door hem ingeleverde goud van de moeder van [medeverdachte] afkomstig was, heeft medeverdachte [medeverdachte] daarover geen verklaring afgelegd. Deze stelling van verdachte is dan ook niet aannemelijk geworden, nu hij bij de politie heeft verklaard dat hij een mp3-speler bij More Budget zou hebben ingeleverd. Beide verklaringen van verdachte acht de rechtbank derhalve niet geloofwaardig.
De stelling van de raadsman dat sprake geweest zou kunnen zijn van een complot tegen verdachte, door het doen van een valse aangifte, vindt evenmin geloof bij de rechtbank. Uit geen enkele verklaring van de betrokkenen valt een aanwijzing te halen die duidt op een valse aangifte door [aangever]. De betrokkenen, waaronder [medeverdachte 2], die een (getuigen) verklaring hebben afgelegd, hebben in enkele gevallen niet alleen verdachte, maar ook zichzelf daarin belast door hun eigen aandeel in en bij de beroving te bekennen.
Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat een valse aangifte, dan wel een andere feitelijke dader dan verdachte, niet aannemelijk is geworden, zodat de rechtbank de verweren van de raadsman in zoverre verwerpt.
Bewezenverklaring
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 05 maart 2012, te Hoogezand, aan de openbare weg de Troelstralaan, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een halsketting en een gouden armband, toebehorende aan [aangever], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen genoemde [aangever], met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte en/of verdachtes mededader(s),
- met die [aangever] een afspraak hebben/heeft gemaakt en vervolgens die [aangever] hebben/heeft meegebracht naar een tussen verdachten afgesproken plek in het Gorechtpark, en
- vervolgens die [aangever] heeft vastgegrepen of vastgepakt, en
- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft getoond en in diens rug heeft geduwd en de loop van het op een vuurwapen gelijkend voorwerp, in de richting van de keel en/of het gezicht van die [aangever] heeft gehouden;
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen primair meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het feit

Hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard, levert het volgende strafbare feit op:
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg door twee of meer verenigde personen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu ten aanzien van verdachte geen strafuitsluitings-gronden aanwezig worden geacht.

Strafoplegging

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte voor het primair ten laste gelegde feit te veroordelen tot 36 maanden gevangenisstraf, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarde toezicht van de reclassering.
Daarbij heeft hij met name aangevoerd dat sprake is van een ernstig feit doordat verdachte een jonge jongen heeft beroofd en hem daarbij met een wapen heeft bedreigd.
Standpunt verdediging
Namens verdachte is betoogd dat de door verdachte tot heden in preventieve hechtenis doorgebrachte tijd een voldoende sanctie is, eventueel aangevuld met een voorwaardelijk strafdeel of een taakstraf. De raadsman heeft dit gemotiveerd door te stellen dat verdachte tijdens de voorlopige hechtenis in gevangenis De Marwei is mishandeld, doordat hete olie over zijn gezicht en lichaam is gegooid.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en aangaande zijn persoon opgemaakte voorlichtingsrapportage, het hem betreffende uittreksel uit het justitiële documentatieregister, alsmede de vordering van de officier van justitie.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich, samen met anderen, schuldig gemaakt aan beroving van een jong slachtoffer, destijds 13 jaar oud, onder bedreiging met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp. Dit gebeurde overdag op de openbare weg. Verdachte heeft daarbij gebruik gemaakt van de informatie die hem door de mededaders was verstrekt en de omstandigheden die door diezelfde mededaders waren geconstrueerd, waardoor het voor verdachte betrekkelijk eenvoudig was zijn misdaad te plegen. Dat het voorwerp waarmee werd gedreigd geen echt vuurwapen was, maakt het feit niet minder ernstig. Verder rekent de rechtbank het verdachte zwaar aan dat hij bij het plegen van de beroving heeft samengewerkt met jonge minderjarigen.
Uit het over verdachte opgemaakte reclasseringsrapport blijkt dat verdachte de indruk maakt dat hij zich maatschappelijk onvoldoende staande weet te houden en zich daarbij afhankelijk kan opstellen, terwijl het hem ontbreekt aan een zinvolle dagbesteding en aan een eigen inkomen. Daarbij kan niet worden uitgesloten dat hij zich in een negatief sociaal netwerk begeeft. Nu verdachte zowel ter zitting als bij de reclassering heeft aangegeven bereid te zijn zich te laten begeleiden door de reclassering, zal de rechtbank een deels voorwaardelijke vrijheidsstraf op leggen van hierna te melden duur.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

De rechtbank:
- verklaart het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hiervoor is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezen verklaarde strafbaar.
- verklaart verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
- verklaart het primair meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
- veroordeelt verdachte voor het bewezen- en strafbaar verklaarde tot:

een gevangenisstraf voor de duur van VIERENTWINTIG MAANDEN.

Beveelt dat bij de tenuitvoerlegging van deze straf de tijd die veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht tenzij die tijd op een andere straf in mindering is gebracht.
Bepaalt dat van deze straf een gedeelte, groot zes maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast omdat de veroordeelde voor het einde van dan wel gedurende de proeftijd van twee jaren één of meer voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit en
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden
- dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd van twee jaren op door de reclassering te bepalen tijden en plaatsen zal melden bij Reclassering Nederland te Groningen, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht
- dat veroordeelde gedurende de proeftijd van twee jaren zal deelnemen aan een gedragsinterventie, bestaande uit een CoVa- en dan wel een CoVa+-training, aangeboden door Reclassering Nederland, of soortgelijke instelling waarbij veroordeelde zich dient te houden aan de aanwijzingen zoals die gedurende deze gedragsinterventie door of namens voornoemde instelling aan veroordeelde zullen worden gegeven.
Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. L.W. Janssen, voorzitter, Th.A. Wiersma en K.K. Lindenberg, in tegenwoordigheid van D. van der Ploeg, griffier en in het openbaar uitgesproken op 30 juli 2012.