ECLI:NL:RBGRO:2012:2026

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
14 augustus 2012
Publicatiedatum
1 mei 2013
Zaaknummer
133576 - JE RK 12-308
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • D.A. Flinterman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarige in het kader van jeugdbescherming

In deze zaak heeft de kinderrechter op 14 augustus 2012 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [naam 1]. De moeder en de grootvader zijn belast met het gezag over de minderjarige, die uit huis is geplaatst. De grootvader vertoont een beschermende houding ten opzichte van de moeder, wat de samenwerking met de hulpverlening bemoeilijkt. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder niet over een ondersteunend netwerk beschikt, wat haar ontwikkeling en die van de minderjarige negatief beïnvloedt. De kinderrechter heeft eerder op 29 mei 2012 de ondertoezichtstelling verlengd en de machtiging tot uithuisplaatsing goedgekeurd, maar de beslissing over de langere duur van deze maatregelen is aangehouden in afwachting van een rapport van Molendrift. Na beoordeling van de situatie en de betrokkenheid van de grootvader, die als sturende factor voor de moeder fungeert, heeft de kinderrechter geconcludeerd dat de gronden voor de ondertoezichtstelling nog steeds aanwezig zijn. De moeder en de grootvader zijn niet in staat om de bedreigingen in de ontwikkeling van de minderjarige weg te nemen. De kinderrechter heeft daarom besloten de ondertoezichtstelling te verlengen tot 15 juni 2013 en de machtiging tot uithuisplaatsing voor zes maanden te verlengen. De kinderrechter heeft benadrukt dat de WSG schriftelijke aanwijzingen kan geven aan de moeder en de grootvader, die zij dienen op te volgen. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN

Sector Civielrecht
zaaknr.: 133576 / JE RK 12-308
beschikking kinderrechter d.d. 14 augustus 2012
inzake
* [naam 1], geboren in de gemeente Groningen op [datum],
kind van:

[naam 2],

p/a [adres].
Tevens worden als belanghebbenden aangemerkt:
  • de heer [naam 3], zijnde grootvader moederszijde;
  • de heer en mevrouw [X], pleegouders.
Het gezag over voornoemde minderjarige berust bij de moeder en de grootvader m.z..

PROCESGANG

De kinderrechter heeft op 29 mei 2012 een (tussen)beschikking gegeven.
Er heeft op 17 juli 2012 een zitting plaatsgehad, waarvan proces-verbaal is opgemaakt.
Op 14 augustus 2012 heeft de kinderrechter de zaak ter terechtzitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn daarbij: de grootvader, voornoemd, bijgestaan door mr. P.T. Huisman ter vervanging van mr. E.T. van Dalen alsmede mevrouw J. Sennema, namens de WSG.
De moeder is niet verschenen.

OVERWEGINGEN

Bij beschikking d.d. 29 mei 2012 is de termijn van de ondertoezichtstelling van de minderjarige [naam 1] ingaande 15 juni 2012 verlengd voor de duur van twee maanden, derhalve tot 15 augustus 2012.
Voorts is de machtiging tot uithuisplaatsing van voornoemde minderjarige gedurende dag en nacht in een pleegzorgvoorziening met ingang van 15 juni 2012 verlengd voor de duur van de ondertoezichtstelling.
De beslissing over de langer verzochte duur van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing is aangehouden in afwachting van het rapport van Molendrift.
Beoordeling door de kinderrechter
Op grond van de verkregen informatie en het verhandelde ter zitting is de kinderrechter van oordeel dat de gronden voor een ondertoezichtstelling van voornoemde minderjarige nog aanwezig zijn en dat de ondertoezichtstelling daarom dient te worden verlengd tot 15 juni 2013.
De kinderrechter overweegt dat de moeder en de grootvader (nog) niet in staat zijn de bedreiging in de ontwikkeling van [de minderjarige] weg te nemen.
Overigens stelt de kinderrechter vast dat de moeder, en de grootvader, zich niet zozeer verzetten tegen de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] maar dat zij het niet eens zijn met zijn uithuisplaatsing.
Molendrift heeft een psychologisch en systeemonderzoek ingesteld van de moeder en de grootvader en hierover op 11 mei 2012 een rapport uitgebracht.
Uit dit rapport komt naar voren dat de grootvader erg betrokken is op [de minderjarige] en de moeder. De grootvader is de sturende factor van de moeder.
Genoemde betrokkenheid van de grootvader is ook ter zitting duidelijk gebleken.
Uit het rapport en de overgelegde stukken is voorts gebleken dat bij de moeder, die verstandelijk beperkt is, direct na de geboorte van [de minderjarige] veel hulpverlening is ingezet. Zij heeft praktische hulp en uitleg gekregen over de basale verzorging, voeding en slapen van [de minderjarige]. De moeder heeft zich strikt gehouden aan deze hulpverlening en heeft hetgeen haar ten aanzien van basale verzorging is geleerd op juiste wijze in praktijk gebracht.
In hoeverre het geleerde bij de moeder daadwerkelijk beklijft is onduidelijk.
Het is voor de gezinsvoogd moeilijk om in contact te komen met de moeder. De moeder beschikt niet over een mobiel, waardoor afspraken met de moeder via de grootvader moeten lopen.
De grootvader stelt zich zeer beschermend op naar de moeder. Hierdoor is het nauwelijks mogelijk om de moeder, zonder tussenkomst van de grootvader, te spreken.
Voorts is gebleken dat door deze houding van de grootvader de samenwerking met de gezinsvoogd onder druk is komen te staan, hetgeen niet in het belang van de moeder en [de minderjarige] is.
[de minderjarige] verblijft thans in een pleeggezin, waar hij het naar zijn zin heeft en waar hij een positieve ontwikkeling doormaakt.
Hoewel de moeder en de grootvader graag zouden willen dat [de minderjarige] weer bij de moeder wordt teruggeplaatst, is de kinderrechter van oordeel dat een dergelijke terugplaatsing thans en mogelijk ook in de nabije toekomst niet in het belang van [de minderjarige] is.
De moeder zal zonder de inzet van uitgebreide hulpverlening niet in staat zijn [de minderjarige] leeftijdsgebonden sturing te geven.
De grootvader en ook de moeder hebben tot nu toe weinig inzicht gegeven in hun mogelijkheden. Het is hierdoor niet mogelijk passende ondersteuning te verlenen. Uit voornoemde rapportage en de ervaringen met de hulpverlening in het verleden blijkt volgens de gezinsvoogdes dat er sprake is van een patroon dat niet doorbroken kan worden. De kinderrechter merkt in dit verband op dat het een feit van algemene bekendheid is dat in de cultuur van de grootvader gebruikelijk is dat een moeder met een opgroeiend kind de ondersteuning en bescherming geniet van de grootmoeder, tantes en overige veelal vrouwelijke familieleden.
De moeder lijkt niet over een dergelijk netwerk te beschikken.
De grootvader toont een dusdanige beschermende houding naar de moeder dat er daardoor geen ruimte voor de moeder lijkt over te blijven zelf te bepalen wat zij wil en te laten zien wat zij kan en of zij leerbaar is. Bovendien komt door deze houding de samenwerking tussen de moeder en de gezinsvoogd niet (goed) van de grond.
Overigens is niet gebleken dat de gezinsvoogd onderzocht heeft in hoeverre het voor de moeder mogelijk is om voor advies en ondersteuning een beroep te doen op een familiair netwerk, als hiervoor gesteld.
Thans staat de moeder op het punt om te bevallen van haar tweede kind. Dit houdt in dat er voor haar een zeer emotievolle en drukke periode aanbreekt. Zij zal al haar aandacht nodig hebben voor voldoende (basale) verzorging van dit kind. Daarbij zal uitgebreide ondersteuning van de moeder noodzakelijk zijn.
De kinderrechter is, gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen van oordeel dat het in het belang van [de minderjarige] noodzakelijk is dat de machtiging tot uithuisplaatsing in een voorziening voor pleegzorg wordt verlengd.
De raadsman van de moeder heeft ter zitting verzocht de zaak voor een korte periode aan te houden teneinde de moeder in de gelegenheid te stellen haar standpunt aan de kinderrechter kenbaar te maken.
De kinderrechter overweegt dat de moeder vanwege de op handen zijnde bevalling niet in staat zal zijn op korte termijn te worden gehoord. Daarom zal de kinderrechter de machtiging tot uithuisplaatsing met een half jaar verlengen en niet voor de duur van de ondertoezichtstelling.
De WSG dient ingevolge het procesreglement civiel jeugdrecht uiterlijk tijdens de achtste week voor het einde van de geldigheidsduur van de lopende machtiging tot uithuisplaatsing een verlengingsverzoek daartoe bij de rechtbank te hebben ingediend.
De kinderrechter raadt de moeder, dan wel haar advocaat, ten zeerste aan om, zodra bekend is dat het verlengingsverzoek is ingediend, contact op te nemen met de griffie van de rechtbank zodat in overleg met de moeder een datum en tijdstip van de behandeling van dat verzoek ter zitting kan worden bepaald.
Voorts overweegt de kinderrechter nog het volgende.
Het gezag over de minderjarige [naam 1] berust, blijkens de stukken, bij de moeder en bij de grootvader moederszijde. Dit betekent dat de WSG ter uitvoering van de ondertoezichtstelling met betrekking tot de verzorging en opvoeding van de minderjarige schriftelijke aanwijzingen kan geven aan de moeder en aan de grootvader, die door hen dienen te worden opgevolgd.
De kinderrechter begrijpt dat alle betrokkenen, in het belang van de minderjarige gebaat zijn bij een goede onderlinge samenwerking.
Als het voeren van gesprekken niet tot de gewenste samenwerking leidt is het mogelijk danwel noodzakelijk om over te gaan tot het geven van een schriftelijke aanwijzing.

BESLISSING

verlengt de termijn van de ondertoezichtstelling ten aanzien van de minderjarige
[naam 1]ingaande 15 augustus 2012 tot 15 juni 2013, met behoud van de opdracht van de ondertoezichtstelling aan de William Schrikker Groep Jeugdbescherming en Jeugdreclassering te Diemen;
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van voornoemde minderjarige gedurende dag en nacht in een pleegzorgvoorziening, met ingang van
15 augustus 2012voor de duur van zes maanden tot
15 februari 2013;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beslissing is gegeven door mr. D.A. Flinterman, kinderrechter en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van H.M. Kamphuis-van der Veer, griffier op 14 augustus 2012.
Van deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld binnen
drie maandenna de dag van deze uitspraak door indiening van een beroepschrift ter griffie van het Gerechtshof te Leeuwarden.