ECLI:NL:RBGRO:2012:1435

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
13 juni 2012
Publicatiedatum
30 april 2013
Zaaknummer
134072 - JE RK 12-397
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot machtiging gesloten plaatsing van minderjarige met ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Groningen op 13 juni 2012 uitspraak gedaan in een verzoek tot machtiging voor gesloten plaatsing van een minderjarige, die vanaf haar vijfde jaar te maken heeft met ernstig schoolverzuim en psychische problemen, waaronder angstfobie en separatieangst. Het Bureau Jeugdzorg Groningen (BJZ) had verzocht om een machtiging tot gesloten plaatsing voor de duur van drie maanden, omdat eerdere hulpverlening niet het gewenste effect had gehad en de ontwikkeling van de minderjarige ernstig werd belemmerd. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de minderjarige, haar moeder en een vertegenwoordiger van BJZ aanwezig waren.

De kinderrechter heeft de standpunten van de betrokken partijen gehoord, waaronder de gedragswetenschapper die aangaf dat een gesloten plaatsing contra-indicerend zou zijn. Ondanks de ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen van de minderjarige, concludeerde de kinderrechter dat de voorgestelde gesloten plaatsing niet noodzakelijk was. De kinderrechter nam het advies van de gedragswetenschapper over, die stelde dat de angsten van de minderjarige te sterk waren voor een dergelijke maatregel. De kinderrechter oordeelde dat de minderjarige dringend hulp nodig had voor haar psychische klachten, maar dat dit niet in de vorm van een gesloten plaatsing moest gebeuren.

Uiteindelijk heeft de kinderrechter het verzoek tot machtiging voor gesloten plaatsing afgewezen en besloten dat er een psychologisch onderzoek moest worden uitgevoerd om een passende therapie te kunnen inzetten. De beslissing werd genomen met inachtneming van de aanstaande meerderjarigheid van de minderjarige, waardoor de ondertoezichtstelling binnenkort zou eindigen. De kinderrechter heeft benadrukt dat de minderjarige bereid was om mee te werken aan diagnostiek en eventuele behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN

Sector Civielrecht
zaaknr.: 134072 / JE RK 12-397
beschikking kinderrechter d.d. 13 juni 2012
inzake
*
[naam 1], geboren in de gemeente Groningen op [datum],
kind van:

[naam 2],

wonende te [adres]
en

[naam 3],

wonende te [adres].
Het gezag over voornoemde minderjarige berust bij de moeder.

PROCESGANG

Op 24 mei 2012 heeft het bureau jeugdzorg Groningen (bjz) verzocht een machtiging tot plaatsing van voornoemde minderjarige in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg te verlenen voor de duur van drie maanden, gedateerd 26 april 2012.
Daarbij is overgelegd het hulpverleningsplan en een verslag van het verloop van de ondertoezichtstelling, alsmede het indicatiebesluit. Tevens is daarbij een instemmingsverklaring van een gedragswetenschapper overgelegd.
Nu het een machtiging tot gesloten plaatsing van de minderjarige betreft, is ambtshalve als raadsman toegevoegd mr. E. Henkelman-de Mooy.
Op 6 juni 2012 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn daarbij: de minderjarige, bijgestaan door haar raadsman, de moeder van de minderjarige en mevrouw B.S. Mulder, namens bjz.

OVERWEGINGEN

Bij beschikking van 20 december 2011 is de termijn van de ondertoezichtstelling van voornoemde minderjarige verlengd voor de duur van een jaar.
Standpunt van bjz
Er is vanaf het moment dat de minderjarige naar school gaat sprake van ernstig schoolverzuim. Op 5 jarige leeftijd is duidelijk geworden dat [de minderjarige] een schoolfobie heeft wat tot op heden de oorzaak is van het forse verzuim. In 2002 is [de minderjarige] bij Lentis aangemeld omdat [de minderjarige] op school veel emoties uitte. De diagnose is een ernstige separatieangststoornis. Therapie en medicatie in combinatie met een wisseling naar speciaal onderwijs hebben een kortstondige verbetering gegeven. Bij de overstap naar het reguliere voortgezet onderwijs is het verzuim weer toegenomen, waarop weer overplaatsing naar het speciaal onderwijs is gevolgd. Daarnaast zijn therapie en een coach ingezet, maar is er geen verbetering gevolgd. Hierop is in mei 2009 de hulp beëindigd en is begin 2010 een ondertoezichtstelling uitgesproken.
Een behandeling bij de Wenakker is niet van de grond gekomen vanwege [de minderjarige]’ veelvuldige afwezigheid. Wel is er een psychologisch onderzoek afgenomen waaruit echter de eerder gestelde schoolfobie en separatieangst niet zijn gebleken. Wel is genoemd dat [de minderjarige] vermoedelijk wordt overvraagd; haar IQ is relatief laag. Een klinische opname in de Ruyterstee leek geïndiceerd. Hieraan is vervolgens uitvoering gegeven maar als gevolg van veel verzuim en ziekte kon geen behandeling worden opgestart.
Een daarop in april 2011geconsulteerde gedragswetenschapper stemde niet in met een gesloten plaatsing omdat er bij [de minderjarige] mogelijk sprake is van separatieangst. Moeder, [de minderjarige] en de gedragswetenschapper hebben afspraken gemaakt over het volgen van een opleiding, waarbij is aangetekend dat niet nakoming tot een verzoek tot gesloten plaatsing zou leiden.
In september 2011 is [de minderjarige] bij Werkwijs (AKA richting detail) gestart. Er is extra begeleiding van [de minderjarige] ingezet. Het werk-leertraject is spaak gelopen. [de minderjarige] heeft achtereenvolgens baantjes gehad bij de supermarkt in haar woonplaats, nadien bij Zeeman en vervolgens bij AH to go in het UMCG; helaas is dit niet succesvol geweest.
[de minderjarige] heeft gemeld dat ze niet kan functioneren door de druk vanuit school, leerplicht en jeugdzorg. Moeder heeft [de minderjarige] vanwege deze druk, weer aangemeld bij Lentis.
Bjz en de leerplichtambtenaar zijn van mening dat veel hulpinstanties met alle middelen die zij tot hun beschikking hebben, [de minderjarige] tegemoet zijn gekomen en daarbij zoveel mogelijk rekening hebben gehouden met haar mogelijkheden, beperkingen en wensen. Als moeder en [de minderjarige] druk en spanning ervaren vanuit de hulpverlening of de leerplicht, komen zij tot actie, maar dit leidt niet tot het opheffen van de ontwikkelingsbedreigingen.
Verandering van buiten het gezinssysteem is nodig om eerder genoemd patroon te doorbreken. [de minderjarige] wordt tot op heden zeer ernstig bedreigd in haar cognitieve, sociale en emotionele ontwikkeling. Daarnaast zijn er grote zorgen over haar zelfstandigheid en identiteitsontwikkeling. De vele en jarenlange hulpverleningsvarianten, zowel ambulant als residentieel zijn al meerdere malen ingezet, maar hebben niet tot het gewenste effect geleid.
De geslotenheid heeft als doel [de minderjarige] en moeder te stimuleren tot motivatie voor de ontwikkeling van [de minderjarige].
Ter zitting heeft bjz het volgende aangegeven.
Het is de bedoeling [de minderjarige] zeer kortdurend, gedacht wordt aan 14 dagen, gesloten te plaatsen waarna ambulante vervolghulp zou kunnen worden ingezet. Tussen moeder en [de minderjarige] is waarschijnlijk sprake van een symbiotische relatie, hetgeen behandeling noodzakelijk maakt.
In reactie op de verklaring van de gedragswetenschapper, gedateerd 22 mei 2012, waarin onder meer is gesteld dat een volledige plaatsing in de Wilster contra geïndiceerd is, heeft de gedragswetenschapper van de Wilster -op basis van bestudering van de stukken- aangegeven dat de afdeling Doen Wat Werkt voldoende is toegerust voor een volledige (24-uurs) opname van [de minderjarige].
Standpunt van [de minderjarige]
Zij kan zich niet verenigen met het verzoek van bjz. De gezinsvoogd zou onderzoeken of een thuisbehandeling met inzet van onderdelen van het traject ‘Doen Wat Werkt’ mogelijk zou zijn. Daarover heeft zij niets meer vernomen.
Training voor het voorkomen van haar paniekaanvallen kan ook zonder een plaatsing in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg gegeven worden.
Overigens rechtvaardigen psychische klachten geen gesloten plaatsing. [de minderjarige] wil meewerken aan diagnostiek.
Standpunt van de moeder
De moeder is het volledig met [de minderjarige] eens. De druk van het naar school moeten, moet worden weggenomen. [de minderjarige] functioneert veel beter als zij niet onder druk staat. Vanaf het moment dat [de minderjarige] weet dat er mogelijk een verzoekschrift tot een gesloten plaatsing wordt ingediend is het bergafwaarts met haar gegaan. Zij heeft regelmatig angstaanvallen.
Beoordeling door de kinderrechter
Een machtiging tot plaatsing in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg kan slechts worden verleend indien naar het oordeel van de kinderrechter de jeugdige ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen heeft die zijn of haar ontwikkeling naar volwassenheid ernstig belemmeren en die maken dat de opneming en het verblijf noodzakelijk zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan de zorg die hij/zij nodig heeft zal onttrekken of daaraan door anderen zal worden onttrokken.
De kinderrechter overweegt als volgt.
[de minderjarige] ervaart vanaf haar vijfde jaar chronische problemen met het naar school gaan. Gebleken is dat hulpverlening, ondanks de inzet van verschillende interventies, tot op heden geen verbetering ter zake schooldeelname heeft gegeven.
Dit heeft ertoe geleid dat in mei 2011 door een gedragswetenschapper is beoordeeld of een gesloten plaatsing een passende interventie zou kunnen zijn. Vastgesteld is toen dat bij de inzet van een dergelijke maatregel de kans om overspoeld te raken door angst reëel aanwezig is. Besloten is toen om de mogelijkheid van de inzet van deze maatregel als stok achter de deur te hanteren.
De in mei jl. geconsulteerde gedragsdeskundige heeft aangegeven dat de problematiek van [de minderjarige], haar ontwikkeling naar volwassenheid ernstig belemmert. Hij tekent daarbij aan dat [de minderjarige] vooraleerst dringend hulp nodig heeft ter zake haar psychische klachten, waarbij paniek en angst voorop staan naast de behoefte aan heldere diagnostiek. Geslotenheid is opnieuw niet aan te raden omdat haar angsten, die PTSS-achtige vormen lijken aan te nemen, daarvoor te sterk zijn. Een 24-uurs plaatsing wordt contra geïndiceerd geacht. Uit een hernieuwd psychologisch onderzoek moet blijken welke therapie passend is. Door de gedragswetenschapper is gesteld dat de traumatische stress en/of fobisch aandoende angstklachten niet gespeeld zijn.
De kinderrechter is met bjz van oordeel dat er bij [de minderjarige] sprake is van ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen, waardoor zij zeer in haar ontwikkeling wordt belemmerd. Gezien de visie van de in 2011 en 2012 geconsulteerde gedragswetenschappers heeft de kinderrechter echter niet de overtuiging gekregen dat in verband hiermee plaatsing in gesloten jeugdzorg noodzakelijk/passend is; deze deskundigen achten deze interventie immers contra geïndiceerd. De kinderrechter neemt het deskundigenadvies over. Het feit dat de gedragswetenschapper van de Wilster een opname van [de minderjarige] blijkens de mededeling van bjz kennelijk wel aandurft brengt de kinderrechter niet tot een ander oordeel, temeer nu deze geen contact met [de minderjarige] heeft gehad.
Alles overwegende en daarbij ook in aanmerking nemend dat [de minderjarige] over enige maanden de 18-jarige leeftijd bereikt waarmee de ondertoezichtstelling eindigt, acht de kinderrechter het raadzaam dat gedurende de nog resterende termijn van de ondertoezichtstelling uitvoering wordt gegeven aan het advies van de gedragswetenschapper, te weten het opnieuw laten uitvoeren van een psychologisch onderzoek opdat een passende therapie kan worden ingezet.
Ter zitting heeft [de minderjarige] toegezegd mee te willen werken aan diagnostiek en de eventueel daaruit voortvloeiende behandeling.
Beslist wordt als hierna is vermeld.

BESLISSING

wijst het verzoek af.
Deze beslissing is gegeven te Groningen door mr. M.J. Oostveen, kinderrechter, in tegenwoordigheid van H.M. Kamphuis-van der Veer, griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 juni 2012.
Van deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld binnen
driemaanden na de dag van deze uitspraak door indiening van een beroepschrift ter griffie van het Gerechtshof te Leeuwarden.
. Gebleken is dat zij desondanks een redelijk actief sociaal leven heeft en dat er, afgezien van de verzuimproblematiek, geen sprake is van gedragsproblemen.