ECLI:NL:RBGRO:2011:BV2851

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
25 januari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
131412/JE RK 12-22
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot machtiging gesloten jeugdzorg voor minderjarige A. na positieve ontwikkeling

Op 25 januari 2012 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Groningen een verzoek van het bureau jeugdzorg Groningen (bjz) afgewezen om een machtiging tot plaatsing van de minderjarige A. in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg te verlenen. Dit verzoek was ingediend in het kader van de ondertoezichtstelling van A., die op 11 januari 2012 was aangevraagd. De kinderrechter heeft de zaak met gesloten deuren behandeld, waarbij de moeder van A., A. zelf en vertegenwoordigers van bjz en Radar aanwezig waren. A. was niet voor de uithuisplaatsing en vroeg om een kans om zijn gedrag te verbeteren.

De kinderrechter constateerde dat er sinds de inzet van Radar positieve ontwikkelingen waren in het gedrag van A., waaronder een verbetering op school en het beëindigen van schoolverzuim. Ondanks de zorgen over A.'s gedragsproblemen, die deels samenhangen met cultuurverschillen, was er hoop op een structurele gedragsverandering. De kinderrechter besloot dat A. nog een laatste kans moest krijgen om te laten zien dat hij in staat was om zijn gedrag te verbeteren, vooral omdat er nu middelen in het vrijwillig kader werden aangewend.

De kinderrechter benadrukte ook de rol van de ouders in het proces en de noodzaak van een psychologisch onderzoek om meer inzicht te krijgen in A.'s problematiek. De beslissing om het verzoek van bjz af te wijzen werd genomen met de afspraak dat Radar en de gezinsvoogd alert zouden zijn op eventuele terugvallen in A.'s gedrag, zodat indien nodig alsnog een machtiging tot uithuisplaatsing kon worden aangevraagd. De kinderrechter gaf aan dat de ouders van A. hun rol in de opvoeding moesten heroverwegen, aangezien zij A. niet corrigeerden in zijn boosheid en agressie.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector Civielrecht
zaaknr.: 131412 / JE RK 12-22
beschikking kinderrechter d.d. 25 januari 2012
inzake
A.,
kind van:
B. en C.
Het gezag over voornoemde minderjarige berust bij de ouders.
PROCESGANG
Op 11 januari 2012 heeft het bureau jeugdzorg Groningen (bjz) verzocht een machtiging tot plaatsing van voornoemde minderjarige in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg te verlenen voor de resterende duur van de ondertoezichtstelling, tot 23 april 2012, gedateerd 11 januari 2012.
Daarbij is overlegd het hulpverleningsplan en een verslag van het verloop van de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing, alsmede het indicatiebesluit. Tevens is daarbij een instemmingsverklaring van een gedragswetenschapper overgelegd.
Op 25 januari 2012 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn daarbij: moeder, A., bijgestaan door mr. E.J. de Mare, alsmede de heer K. Wolter, namens bjz. Tevens was de heer M.J. Plantinga aanwezig namens Radar, Bureau voor sociale vraagstukken.
De kinderrechter heeft [A.] afzonderlijk gehoord in het bijzijn van zijn raadsman.
Mr. De Mare heeft voorafgaand aan de zitting een schrijven overgelegd afkomstig van de heer Plantinga van Radar, gedateerd 13 december 2011.
OVERWEGINGEN
Bij beschikking van 30 maart 2011 is de ondertoezichtstelling van voornoemde minderjarige verlengd voor de duur van een jaar, met ingang van 23 april 2011.
Standpunt van bjz
Bjz handhaaft het verzoek. Een plaatsing van [A.] in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg wordt gezien als laatste redmiddel. Er zijn [A.] in de afgelopen periode diverse mogelijkheden geboden om te werken aan zijn problematiek, maar telkens viel [A.] al snel terug in zijn oude gedrag, waarbij hij agressief gedrag vertoonde en geen gezag accepteerde. Hoewel bjz blij is met de bemoeienissen van Radar en de positieve ontwikkelingen die sindsdien zijn behaald, heeft de gezinsvoogd er -gelet op hetgeen er intussen tevergeefs is geprobeerd- geen vertrouwen in dat deze positieve lijn ook op de langere termijn zal doorzetten. Zeker niet wanneer de bemoeienissen van Radar zijn afgelopen. Daarbij komt ook dat de ouders van [A.] hem niet corrigeren in zijn gedrag en met name vader [A.] hierin steunt. Zolang ouders niet inzien dat zij hierin moeten veranderen zal het moeilijk zijn om een gedragsverandering bij [A.] te bewerkstelligen.
Standpunt van de moeder
Het is juist dat [A.] snel boos kan worden, maar sinds Radar bemoeienis heeft met [A.] gaat het beter. Moeder is blij met de inzet van Radar en er zijn duidelijke afspraken gemaakt. De ervaringen van de ouders met bjz en met name de gezinsvoogd zijn daarentegen aanzienlijk minder positief. Moeder heeft geen vertrouwen meer in bjz en wil een andere gezinsvoogd.
Standpunt van [A.]
[A.] staat niet achter de verzochte uithuisplaatsing. Hij vraagt om het verzoek van bjz af te wijzen en hem nog een kans te geven.
Hoewel er nog steeds de nodige zorgen bestaan ten aanzien van [A.], die deels samenhangen met cultuurverschillen, is er sinds een aantal maanden -sinds de inzet van Radar- sprake van een positieve ontwikkeling, ook ten aanzien van school. Er is geen sprake meer van schoolverzuim. Ook de bootreis waaraan hij heeft meegedaan heeft verrassend goed uitgepakt voor [A.]. De mensen van Radar hebben de juiste manier gevonden om met [A.] om te gaan. Verder zou het goed zijn als ten aanzien van [A.] een persoonlijkheids-onderzoek wordt gestart.
Het contact tussen [A.] en de gezinsvoogd is overigens slecht. [A.] erkent hetgeen in de rapportage staat vermeld over een mes, maar hij betwist de gezinsvoogd te hebben bedreigd. Ook erkent [A.] dat hij snel boos kan worden, zonder dat hij weet waarom.
Standpunt van de heer Plantinga
Een uithuisplaatsing van [A.] in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg is voor [A.] niet de juiste maatregel. [A.] heeft zichtbaar baat bij de (stevige) aanpak die de medewerkers van Radar hanteren. Hoewel het steeds beter gaat, moet er nog het nodige gebeuren. In dat kader is een duidelijk plan opgesteld, waar onder meer sport, een agressieregulatietraining en een bijbaantje onderdeel van zijn. Ook de ouders c.q. het gezinssysteem worden in dit plan betrokken. Voorts zet Radar in op vergroting c.q. versterking van het netwerk rondom [A.]. Naar verwachting heeft Radar nog een half jaar nodig. De heer Plantinga heeft er vertrouwen in dat met [A.] nog veel kan worden bereikt.
Beoordeling
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat het [A.] lange tijd niet is gelukt om zijn gedragsproblemen zelf te reguleren, ondanks dat hem diverse mogelijkheden en kansen zijn aangeboden. In de afgelopen twee jaar zijn er veel afspraken met [A.] gemaakt. Ook op school heeft hij veel kansen gehad, maar [A.] bleef steeds de grenzen van het toelaatbare opzoeken en overschrijden. Hij bleef manipuleren en had hiermee veelvuldig succes.
Echter, sinds Radar bemoeienis heeft met [A.] en het gezin, is er sprake van een positieve ontwikkeling. Ook op school gaat het sinds kort beter en [A.] verzuimt niet langer van school. Ondanks dat deze situatie nog pril en kwetsbaar is, ziet de kinderrechter aanleiding om [A.] nog een laatste kans te geven om te laten zien dat hij wel in staat is om zijn gedrag structureel te veranderen en onder andere te leren respect te hebben voor anderen en hoe om te gaan met zijn boosheid en agressie. Nu middelen in het vrijwillig kader worden aangewend ter afwending van de ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen, wordt het verzoek tot het verlenen van een machtiging tot plaatsing in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg afgewezen.
Echter, gelet op het verleden in combinatie met de prilheid en kwetsbaarheid van de huidige situatie, is op de zitting de afspraak gemaakt dat de heer Plantinga van Radar gelijk aan de bel zal trekken en de gezinsvoogd zal inlichten zodra het mis dreigt te gaan, zodat er dan onmiddellijk alsnog een machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg zal kunnen worden verzocht. In dat kader merkt de kinderrechter nadrukkelijk op dat er ook een rol voor ouders is weggelegd, die tot op heden de problemen externaliseren en [A.] niet corrigeren in zijn boosheid en agressie en [A.] hierin zelfs door vader wordt ondersteund.
Verder acht de kinderrechter het wenselijk zoals door bjz zal worden geïnitieerd dat er ten aanzien van [A.] een psychologisch onderzoek plaatsvindt om meer duidelijkheid te krijgen over de problematiek van [A.].
Ten slotte merkt de kinderrechter op dat de relatie tussen [A.], ouders en de gezinvoogd niet effectief lijkt. De gezinsvoogd wordt verzocht ter zake naar oplossingen te zoeken.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen zal de kinderrechter het verzoek van bjz afwijzen, zoals hierna onder het dictum is weergegeven.
BESLISSING
wijst het verzoek van bjz af.
Deze beslissing is gegeven te Groningen door mr. K.R. Bosker, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mw. J. Omta-Marinus, griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 januari 2012.