RECHTBANK GRONINGEN
Sector kanton
zaaknummer: 509020/11-387
beschikking d.d. 12 juli 2011
gegeven op het verzoek van:
de naamloze vennootschap N.V. Nederlandse Gasunie,
gevestigd en kantoorhoudende te Groningen, Paterswoldseweg 802,
verzoekster, hierna Gasunie te noemen,
gemachtigde mr. G. Ham, advocaat te Groningen,
Q.,
wonende te [adres],
verweerder, hierna te noemen Q.,
gemachtigde mr. N. Roek, werkzaam bij ARAG Rechstbijstand te Leusden.
Gasunie heeft bij verzoekschrift, ter griffie ingekomen op 22 juni 2011, verzocht de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst te ontbinden in verband met een verandering in de omstandigheden. Gasunie heeft daarbij een vergoeding aangeboden op basis van factor C=1.
Q. heeft op 28 juni 2011 een verweerschrift ingediend, waarbij hij primair de kantonrechter verzoekt om het ontbindingsverzoek af te wijzen en subsidiair om hem bij ontbinding een vergoeding toe te kennen op basis van factor 4 te weten, € 480.792,00.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 28 juni 2011, tezamen met de behandeling van het door Q. geëntameerde kort geding. Partijen (Gasunie vertegenwoordigd door R. en [naam]) en hun gemachtigden zijn ter zitting verschenen, waar zij hun wederzijdse standpunten (nader) uiteen hebben gezet, Gasunie mede aan de hand van pleitaantekeningen. Van het verhandelde is door de griffier aantekening gehouden.
Nadat partijen er niet in waren geslaagd een minnelijke schikking te bereiken is de behandeling gesloten.
Zowel in deze procedure als in het kort geding is bepaald dat binnen 14 dagen uitspraak zal worden gedaan.
1.1 Als gesteld en erkend, dan wel niet (gemotiveerd) weersproken, alsmede op grond van de in zoverre onbetwiste inhoud van de overgelegde producties staat het volgende vast.
1.2 Q., geboren op 21 december 1956, is op 1 maart 1980 bij Gasunie in dienst getreden. Hij is laatstelijk werkzaam in de functie van besteller, tegen een salaris van € 4.006,63 bruto per maand. Dit is inclusief een 13e en 14e maand en vakantietoeslag.
1.3 Tot en met 2007 is het functioneren van Q. altijd als positief beoordeeld door Gasunie.
1.4 Q. is werkzaam op de afdeling inkoop (FP). Vanaf 1 januari 2009 heeft ten aanzien van deze afdeling een reorganisatie plaatsgevonden.
1.5 In mei 2009 heeft een beoordelingsgesprek plaatsgevonden over het jaar 2008. Deze beoordeling is vastgesteld op 26 mei 2009. Het functioneren van Q. is als goed beoordeeld met als kanttekening dat er twijfel is gerezen over de effectiviteit van de inzet van Q.
1.6 Vanaf september 2009 hebben er wekelijkse gesprekken plaatsgevonden tussen Q. en zijn hiërarchisch leidinggevende, de heer R.
1.7 Op 29 maart 2010 heeft een beoordelingsgesprek plaatsgevonden over het jaar 2009.
Q. heeft een onvoldoende beoordeling gekregen.
1.8 Naar aanleiding van dit beoordelingsgesprek heeft er op 21 april 2010 een gesprek plaatsgevonden tussen Q., R. en de HRA-adviseur van Gasunie. Op 29 april 2010 heeft Gasunie naar Q. een gespreksverslag hiervan toegezonden. Hierin staat onder meer het volgende:
“ Afspraken
* Q. krijgt 4-5 maand om intern te zoeken naar een andere functie. Dit traject loopt tot 1 november 2010. Gasunie zal Q. zo veel mogelijk ondersteunen in het interne zoekproces. Na 1 november 2010 zal een extern traject worden opgestart (outplacement), waarbij gasunie er van uit gaat dat Q. voor 1 mei 2011 een andere baan (extern ) heeft gevonden. Mocht dit voor deze datum (1 mei 2011) niet zijn gelukt, dan neemt Gasunie initiatieven om het dienstverband te beëindigen.
* Q. zal het profiel tbv het matchingsoverleg invullen en afstemmen met R.
* Het wekelijks gesprek met R. over de inhoudelijke werkzaamheden van Q. wordt tot nader orde gecontinueerd.”
1.9 Bij brief van 14 september 2011 heeft Q. onder meer kenbaar gemaakt dat hij het niet eens is met de onvoldoende beoordeling over het jaar 2009. Daarnaast verzoekt hij Gasunie om de datum van 1 mei 2011 te schrappen en hem meer tijd te geven om een andere baan te vinden.
1.10 Vanaf 28 september 2010 heeft Q. een outplacement bij Randstad HR Solutions gevolgd.
1.11 Bij brief van 29 april 2011 heeft Gasunie aan Q. meegedeeld dat hij met ingang van 1 mei 2011 de afdeling FP moet verlaten in verband met onvoldoende functioneren en dat hij met ingang van 2 mei 2011 niet langer in staat wordt gesteld om zijn werkzaamheden uit te voeren. Q. heeft bij brief van 2 mei 2011 geprotesteerd tegen de ontheffing van zijn functie en heeft zich bereid verklaard om de overeengekomen werkzaamheden te verrichten.
2. De standpunten van partijen
2.1 Gasunie verzoekt ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van gewijzigde omstandigheden. Gasunie heeft aangeboden een vergoeding te betalen op basis van factor C=1. Zij heeft betoogd dat Q. onvoldoende heeft gefunctioneerd. Verder heeft zij gesteld dat partijen in april 2010 hebben afgesproken dat het dienstverband per 1 mei 2011 zou worden beëindigd indien Q. voor die datum er niet in zou zijn geslaagd om ander werk te vinden. Q. heeft vervolgens een jaar lang meegewerkt aan dit traject. Q. kan niet opeens in mei 2011, nu herplaatsing niet is gelukt, terugkomen op deze afspraken.
2.2 Q. heeft, kort gezegd, de stellingen van Gasunie gemotiveerd betwist en wenst zijn dienstverband te continueren. Geheel subsidiair heeft hij verzocht hem bij ontbinding van de arbeidsovereenkomst een vergoeding naar billijkheid toe te kennen op basis van factor 4 te weten, € 480.792,00.
2.3 Voor zover nodig zal de kantonrechter de standpunten van partijen nader uitwerken bij de beoordeling.
3.1. De kantonrechter heeft zich ervan vergewist dat het verzoek geen verband houdt met het bestaan van een opzegverbod.
3.2 Aan de orde is thans de vraag of er in dit geval sprake is van gewichtige redenen als bedoeld in artikel 7:685 BW. Gasunie meent van wel en heeft een beroep gedaan op de aanwezigheid van zodanige wijziging in de omstandigheden dat de arbeidsovereenkomst behoort te eindigen. Q. heeft dat betwist.
3.3 De gemachtigde van Q. kan worden nagegeven dat de functieomschrijving van besteller niet is gewijzigd. Dit laat onverlet dat, gelet op de overgelegde stukken met betrekking tot de reorganisatie van de afdeling inkoop, vanaf 1 januari 2009 aan de functie besteller zwaardere eisen worden gesteld. De reden dat de functieomschrijving nog niet is aangepast, heeft, zo heeft Gasunie onweersproken gesteld, te maken met een algehele herziening van het systeem van functie-indeling bij Gasunie, waarover nog wordt onderhandeld met de vakbonden.
3.4 Q. heeft tot 2008 immer goede beoordelingen ontvangen. De beoordeling over 2008 is gekwalificeerd als goed, maar er is twijfel uitgesproken over de effectiviteit van de inzetbaarheid van Q. Daarnaast is onvoldoende weersproken gebleven dat in het kader van dat beoordelingsgesprek, zoals van de zijde van Gasunie is aangevoerd, de ranking van Q. aan de orde is geweest. Deze kwam uit op 30 punten. Bij 32 a 33 punten is sprake van een onvoldoende. De onvoldoende beoordeling over 2009 kan voor Q. naar het oordeel van de kantonrechter dan ook niet als een verrassing zijn gekomen.
3.5 Partijen zijn naar aanleiding van de onvoldoende beoordeling van 2009 in gesprek gegaan. Naar aanleiding van dat gesprek heeft Gasunie bij brief van 29 april 2011 afspraken opgesteld. Mogelijk zijn deze afspraken eenzijdig door de Gasunie opgesteld, dit neemt echter niet weg dat Q. daaraan zonder protest mede uitvoering aan heeft gegeven. Hij heeft ter uitvoering van die afspraken geprobeerd een andere functie te verwerven, eerst intern en later extern door middel van het outplacementtraject bij Randstad. Bij brief van 14 september 2010 heeft Q. Gasunie verzocht de datum van 1 mei 2011 te schrappen. Vanaf deze datum zou op grond van de afspraken de beëindiging van de arbeidsovereenkomst in gang worden gezet. Bij deze brief heeft Q. evenwel niet aangegeven dat hij, aan de hand van een verbetertraject, binnen zijn eigen functie bij de afdeling inkoop wilde blijven werken. Q. heeft daarnaast geaccepteerd dat zijn werkzaamheden binnen de afdeling inkoop vanaf 21 april 2010 zijn afgebouwd en zijn ondergebracht bij anderen. Op dit moment verricht Q. in het geheel geen werkzaamheden meer. Gesteld noch gebleken is dat Q. tegen deze gang van zaken bezwaren heeft gemaakt. Pas bij brief van zijn gemachtigde van 2 mei 2011 wordt aangedrongen op tewerkstelling van Q. in zijn functie als besteller. De kantonrechter is van oordeel dat onder deze omstandigheden van de Gasunie niet in redelijkheid kan worden verwacht dat zij de arbeidsovereenkomst met Q. voortzet en hem opnieuw werkzaamheden laat uitvoeren ten behoeve van de afdeling inkoop en hem daarbij in de gelegenheid stelt deze werkzaamheden op het door Gasunie gewenste niveau te brengen, met de daarbij behorende begeleiding. Van de kant van Gasunie bestaat bovendien geen vertrouwen dat Q. zijn werkzaamheden op dat niveau zal kunnen bedienen. De gesprekken die Q. gedurende lange tijd met R. heeft gevoerd en die, zo stelt Gasunie, niet het gewenste effect hebben gehad, sterken Gasunie in haar opvatting.
Q. had naar het oordeel van de kantonrechter eerder zijn bezwaren en eisen kenbaar moeten maken en zich in een eerder stadium moeten verzetten tegen het terugbrengen van zijn werkzaamheden. Door mee te werken aan de uitvoering van de afspraak die moest leiden tot een andere functie en zonodig (uiteindelijk) beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst gedurende de periode van een jaar zonder bezwaren of voorbehouden tegen die gang van zaken te uiten, is thans een situatie ontstaan die maakt dat in redelijkheid niet meer van Gasunie kan worden verlangd dat deze wordt teruggedraaid.
3.6 Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen is de kantonrechter van oordeel dat er in dit geval sprake is van een zodanige verandering van omstandigheden dat ontbinding van de arbeidsovereenkomst per 1 augustus 2011 is gerechtvaardigd.
3.7 Dat de ontbinding gepaard moet gaan met een vergoeding staat gezien het aanbod van de Gasunie niet ter discussie. Over de hoogte daarvan overweegt de kantonrechter als volgt.
3.8 De kantonrechter stelt voorop dat vast staat dat Q. 31 jaar in dienst is bij De Gasunie en dat hij in ieder geval tot 2008 goed is beoordeeld door de Gasunie. Pas in 2009 toen aan zijn functie zwaarder eisen werden gesteld, heeft de Gasunie opmerkingen geplaatst op de wijze van het functioneren van Q.
3.9 Een werkgever dient, indien hij signaleert dat een werknemer niet naar behoren functioneert, concrete middelen in te zetten om tot de gewenste verbetering te geraken, zeker als een werknemer al jaren naar tevredenheid heeft gefunctioneerd.
De Gasunie heeft aangevoerd dat zij vanaf september 2009 een verbetertraject heeft ingezet door middel van wekelijkse gesprekken tussen Q. en R. De kantonrechter is echter van oordeel dat de Gasunie er niet in is geslaagd de inhoud van het ingezette verbetertraject voldoende te concretiseren. De Gasunie heeft nagelaten een verbeterplan op te stellen waarin duidelijke afspraken zijn gemaakt op welke wijze Q. zich diende te verbeteren en binnen welke termijnen hij hieraan diende te voldoen. Evenmin is duidelijk gemaakt op welke wijze hij daarin zou worden ondersteund. Bovendien zijn van de wekelijkse gesprekken tussen R. en Q. geen verslagen opgemaakt. Nu partijen verschillen van mening over de inhoud van de gesprekken is niet duidelijk geworden wat de inhoud daarvan is geweest.
Ook is niet duidelijk geworden of en zo ja, op welke wijze Q. is gecoacht. Het feit dat Q. de gesprekken niet met zijn feitelijk, maar met zijn hiërarchisch leidinggevende, heeft gevoerd, zal het bespreken en het coachen op detailniveau hebben bemoeilijkt. De kantonrechter is op grond van het voorgaande van oordeel dat van een zorgvuldig uitgevoerd verbetertraject geen sprake is geweest.
3.10 Dit gegeven rekent de kantonrechter Gasunie zwaar aan. Het feit dat Q. zonder tijdig protest zijn medewerking heeft verleend aan het verwerven van een andere functie weegt daar niet tegenop.
3.11 Alle feiten en omstandigheden in aanmerking genomen acht de kantonrechter het daarom redelijk dat aan Q. een vergoeding wordt toegekend conform de kantonrechtersformule met factor C=1,5 wat neerkomt op een bedrag van € 183.303,32 bruto.
3.12 Omdat de Gasunie die vergoeding niet heeft aangeboden, zal de kantonrechter haar, gelet op het bepaalde in art. 7:685 lid 9 BW, de mogelijkheid bieden om het verzoek in te trekken.
3.13 De kantonrechter ziet aanleiding om zowel bij handhaving als bij intrekking van het verzoek de proceskosten aldus te compenseren dat iedere partij de eigen kosten draagt
stelt De Gasunie in de gelegenheid om haar verzoek uiterlijk op 26 juli 2011 voor 12.00 uur in te trekken;
voor het geval van die gelegenheid geen gebruik wordt gemaakt:
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen op grond van gewichtige redenen bestaande in een verandering van de omstandigheden per 1 augustus 2011 onder toekenning aan Q., ten laste van Gasunie, van een vergoeding van € 183.303,32 bruto;
compenseert de proceskosten aldus dat partijen de eigen kosten dragen.
Deze beschikking is gegeven te Groningen door mr. R.P. van Eerde, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 juli 2011 in tegenwoordigheid van de griffier.