RECHTBANK GRONINGEN
Sector Strafrecht
parketnummer: 18/670393-11 (promis)
datum uitspraak: 3 november 2011
van de rechtbank Groningen, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
[Verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats],
thans preventief gedetineerd in [detentieadres].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
20 oktober 2011.
Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 7 juli 2011, in de gemeente Groningen, omstreeks 04:06
uur, op de openbare weg, het Heerdenpad te Groningen, met het oogmerk om zich
en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging
met geweld [slachtoffer A] heeft gedwongen tot de afgifte van
- een mobiele telefoon, merk Samsung en/of
- een portemonnee met inhoud en/of
- een ID-kaart en/of
- een lidmaatschapskaart en/of
- een pinpas ING bank en/of
- een collegekaart Hanzehogeschool en/of
- een zorgpas IZZ en/of
- circa zeven euro,
in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer A] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk geweld en/of
welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte
- dreigend een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp,
op die [slachtoffer A] heeft gericht en/of
- (daarbij) op dreigende toon heeft gevraagd om de portemonnee en/of
de mobiele telefoon van die [slachtoffer A] ;
art 312 lid 2 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 7 juli 2011 in de gemeente Groningen, omstreeks 06:35 uur,
op de openbare weg, het Heerdenpad te Groningen, ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening weg te nemen een tas, in elk geval een of meer goederen en/of
geld, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer B], in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen
misdrijf niet voltooid,
welke poging tot diefstal werd vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer B], gepleegd met het oogmerk om die
diefstal gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan
zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin
bestond(en) dat verdachte
- dreigend een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp,
tegen het hoofd van die [slachtoffer B] heeft gehouden en/of op (het hoofd van) die
[slachtoffer B] heeft gericht en/of
- dreigend die [slachtoffer B] heeft toegevoegd "Ik wil je tas, ik wil je tas",
althans woorden van gelijke aard of strekking en/of
- die [slachtoffer B] meermalen, althans éénmaal, met het vuurwapen
op het hoofd heeft geslagen;
hij op of omstreeks 07 juli 2011 in de gemeente Groningen, omstreeks 06:35
uur, op de openbare weg, het Heerdenpad te Groningen, ter uitvoering van het
door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander
wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer B] dwingen tot de afgifte van een tas, in elk geval van een of meer
goederen en/of geld, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer B], in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, met voormeld oogmerk
- dreigend een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp,
tegen het hoofd van die [slachtoffer B] heeft gehouden en/of op (het hoofd van) die [slachtoffer B] heeft gericht en/of
- dreigend die [slachtoffer B] heeft toegevoegd "Ik wil je tas, ik wil je tas",
althans woorden van gelijke aard of strekking en/of
- die [slachtoffer B] meermalen, althans éénmaal, met het vuurwapen
op het hoofd heeft geslagen,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
art 312 lid 2 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 9 juli 2011 in de gemeente Groningen, omstreeks 03:45 uur,
althans gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, op de openbare weg, de
Korreweg te Groningen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft
weggenomen
- een fiets en/of
- een (fiets)tas met inhoud en/of
- een mobiele telefoon, merk Samsung en/of
- een I-pad2 en/of
- een shirtje met spagettibandjes en/of
- een lichtroze haltertopje en/of
- een rode portemonnee met inhoud en/of
- een bankpas ING en/of
- een zorgpas IAK en/of
- een ID-kaart en/of
- één of meer waardebon(nen) IciParis en/of
- circa 30 euro en/of
- één of meer pasfoto('s),
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer C] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd
van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer C] , gepleegd
met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken
en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s)
hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te
verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en)
dat verdachte en/of diens mededader(s)
- dreigend die [slachtoffer C] een vuurwapen, althans een op een vuurwapen
gelijkend voorwerp, heeft/hebben getoond en/of
- dreigend een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp,
op de borst van die [slachtoffer C] heeft/hebben gericht en/of
- die [slachtoffer C] gedwongen heeft/hebben van haar fiets af te stappen
en/of
- een vuurwapen tegen de schouder van die [slachtoffer C] heeft/hebben
gedrukt en/of
- dreigend en/of op dwingende toon tegen die [slachtoffer C] heeft/hebben
gezegd: "Geef me je geld" en/of "Waar is je geld", althans woorden van
gelijke aard of strekking;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 9 juli 2011 in de gemeente Groningen, omstreeks 14:30 uur,
op de openbare weg, het Broerplein te Groningen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
- een handtas, merk Tignanello, met inhoud en/of
- een paspoort en/of
- een rijbewijs en/of
- een mapje met foto's en/of
- een mobiele telefoon, merk Siemens en/of
- een portemonnee, met inhoud en/of
- een ABN AMRO bankpas en/of
- een Airmiles pas en/of
- een Medicore kaartje en/of
- een presentatiekaartje van Denise Maschki
- een doosje tic tac en/of
- een opticiënpas en/of
- ongeveer 88 euro en/of
- een sleutelbos (met 3, althans één of meer, sleutels),
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer D] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd
voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met
geweld tegen die [slachtoffer D], gepleegd met het oogmerk om die diefstal
voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op
heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit
van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met
geweld hierin bestond(en) dat verdachte
(al fietsend) met kracht aan de handtas van die [slachtoffer D] (die met
die handtas in de hand liep) heeft getrokken, waarbij die [slachtoffer D] is
gevallen en/of een botbreuk heeft opgelopen, althans gewond is geraakt;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
Standpunt van de verdediging
Met de officier van justitie is de raadsman van mening dat de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
De rechtbank heeft bij de beoordeling acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen.
De bekennende verklaring van verdachte op de terechtzitting afgelegd;
(Ten aanzien van feit 1)
Een proces-verbaal d.d. 7 juli 2011, opgenomen op pagina 4 e.v. van dossier nummer 2011068828 d.d. 5 september 2011, inhoudende de verklaring van aangeefster [A];
(Ten aanzien van feit 2)
Een proces-verbaal d.d. 7 juli 2011, opgenomen op pagina 11 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van aangeefster [B]:
(Ten aanzien van feit 3)
Een proces-verbaal d.d. 9 juli 2011, opgenomen op pagina 18 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van aangeefster [C];
(Ten aanzien van feit 4)
Een proces-verbaal d.d. 9 juli 2011, opgenomen op pagina 92 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van aangeefster [D].
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 7 juli 2011, in de gemeente Groningen, omstreeks 04:06 uur, op de openbare weg, het Heerdenpad, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer A] heeft gedwongen tot de afgifte van
- een mobiele telefoon, merk Samsung en
- een portemonnee en
- een ID-kaart en
- een lidmaatschapskaart en
- een pinpas ING bank en
- een collegekaart Hanzehogeschool en
- een zorgpas IZZ en
- circa zeven euro,
toebehorende aan die [slachtoffer A] , welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte
- dreigend een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [slachtoffer A] heeft gericht en
- (daarbij) op dreigende toon heeft gevraagd om de portemonnee en de mobiele telefoon van die [slachtoffer A];
hij op 7 juli 2011 in de gemeente Groningen, omstreeks 06:35 uur,
op de openbare weg, het Heerdenpad, ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening weg te nemen een tas, toebehorende aan [slachtoffer B] , zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid, welke poging tot diefstal werd vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer B], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan
zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin
bestond dat verdachte
- dreigend een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op (het hoofd van) die [slachtoffer B] heeft gericht en
- dreigend die [slachtoffer B] heeft toegevoegd "Ik wil je tas, ik wil je tas", en
- die [slachtoffer B] meermalen met het vuurwapen op het hoofd heeft geslagen;
hij op 9 juli 2011 in de gemeente Groningen, omstreeks 03:45 uur, op de openbare weg, de
Korreweg, tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
- een fiets en
- een (fiets)tas en
- een mobiele telefoon, merk Samsung en
- een I-pad2 en
- een shirtje met spagettibandjes en
- een lichtroze haltertopje en
- een rode portemonnee en
- een bankpas ING en
- een zorgpas IAK en
- een ID-kaart en
- één of meer waardebonnen en
- circa 30 euro en
- pasfoto's,
toebehorende aan [slachtoffer C], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer C], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welke bedreiging met geweld hierin bestond
dat verdachte
- dreigend die [slachtoffer C] een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft getoond en
- dreigend een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op de borst van die [slachtoffer C], heeft gericht en
- die [slachtoffer C] gedwongen heeft van haar fiets af te stappen en
- een vuurwapen tegen de schouder van die [slachtoffer C] heeft gedrukt en
- dreigend en/of op dwingende toon tegen die [slachtoffer C] heeft gezegd: "Geef me je geld" en "Waar is je geld";
hij op 9 juli 2011 in de gemeente Groningen, omstreeks 14:30 uur, op de openbare weg, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
- een handtas, merk Tignanello en
- een paspoort en
- een rijbewijs en
- een mapje met foto's en
- een mobiele telefoon, merk Siemens en
- een portemonnee en
- een ABN AMRO bankpas en
- een Airmiles pas en
- een Medicore kaartje en
- een presentatiekaartje van Denise Maschki
- een doosje tic tac en
- een opticiënpas en
- ongeveer 88 euro en
- een sleutelbos (met 3, althans één of meer, sleutels),
toebehorende aan [slachtoffer D], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen die [slachtoffer D], gepleegd met het oogmerk om die diefstal
gemakkelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat verdachte
(al fietsend) met kracht aan de handtas van die [slachtoffer D] (die met
die handtas in de hand liep) heeft getrokken, waarbij die [slachtoffer D] is
gevallen en een botbreuk heeft opgelopen;
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten hersteld. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder 1, 2, 3 en 4 meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van de feiten
Hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard, levert de volgende strafbare feiten op:
1. Afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg;
2. Poging tot diefstal, vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg;
3. Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt
gepleegd door twee of meer verenigde personen en terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg;
4. Diefstal voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het
oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
Ten aanzien van de strafbaarheid van verdachte heeft de rechtbank gelet op de psychologische onderzoeksrapportage d.d. 12 oktober 2011, opgemaakt door
J.C.J. Fischer, GZ psycholoog.
De conclusie van dit rapport luidt, zakelijk weergeven, dat verdachte door zijn forse verslaving en craving in ernstige mate werd beperkt in zijn gedragskeuzes. Ten tijde van het ten laste gelegde leed verdachte niet aan oordeels- en kritiekstoornissen. Hij was zich volledig bewust van de consequenties van zijn gedrag, maar doordat hij ernstig werd beperkt in zijn gedragskeuzes, moet verdachte voor de ten laste gelegde periode licht verminderd toerekeningsvatbaar worden geacht.
De rechtbank kan zich met deze conclusie verenigen, gelet op de onderbouwing daarvan, en neemt deze over en concludeert met betrekking tot de toerekeningsvatbaarheid van verdachte dat het bewezenverklaarde aan verdachte in licht verminderde mate kan worden toegerekend.
De rechtbank acht verdachte derhalve strafbaar, nu ten opzichte van verdachte ook overigens geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder
1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaar en zes maanden, met aftrek van voorarrest. De officier van justitie heeft bij het bepalen van die straf gelet op de ernst van de feiten en de conclusie van de gedragsdeskundige dat verdachte licht verminderd toerekeningsvatbaar is.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de nadruk moet liggen op de behandeling van zijn cliënt en niet op de afstraffing van zijn cliënt. Hij heeft dan ook gepleit voor de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan een fors deel voorwaardelijk zou moeten worden opgelegd. Aan het voorwaardelijke deel zou als bijzondere voorwaarde een klinische behandeling gericht op de verslavingsproblematiek van verdachte moeten worden gekoppeld.
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van de bewezen en strafbaar verklaarde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, de aangaande zijn persoon opgemaakte rapportages en het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich in een periode van drie dagen schuldig gemaakt aan drie berovingen en één poging daartoe. Verdachte heeft onder andere ’s nachts op de openbare weg, onder bedreiging van een balletjespistool, geld en goederen van de slachtoffers afgenomen. Ten aanzien van twee slachtoffers heeft verdachte ook geweld gebruikt, waardoor deze slachtoffers letsel hebben opgelopen. Voor de slachtoffers is het een angstige en bedreigende situatie geweest. Dit blijkt onder andere uit de schriftelijke slachtofferverklaring van [slachtoffer B]. Uit deze verklaring blijkt dat [slachtoffer B] zich wezenloos is geschrokken en dat zij na het gebeuren nog wekenlang last heeft gehad van slapeloze nachten. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijke gewelddadige berovingen zich veelal nog lange tijd angstig en onveilig voelen. Daarnaast ontstaat ook in de samenleving een gevoel van onveiligheid als gevolg van dit soort berovingen. De rechtbank rekent verdachte deze feiten ernstig aan. De rechtbank acht een gevangenisstraf van na te noemen duur dan ook een passende reactie op deze feiten.
De rechtbank heeft, in het voordeel van verdachte, gelet op de omstandigheid dat uit het op hem betreffende uittreksel uit het justitiële documentatieregister blijkt dat hij niet eerder voor geweldsdelicten is veroordeeld. Tevens heeft de rechtbank rekening gehouden met de jeugdige leeftijd van verdachte. Daar komt bij dat verdachte er blijk van heeft gegeven dat hij verantwoordelijkheid neemt voor zijn daden.
Daarnaast neemt de rechtbank bij het opleggen van de vrijheidsstraf de conclusie van voornoemde psychologische onderzoeksrapportage in aanmerking, te weten dat de bewezen verklaarde feiten aan verdachte in licht verminderde mate kunnen worden toegerekend.
Uit het psychologisch onderzoeksrapport betreffende verdachte komt naar voren dat er bij verdachte sprake is van een stoornis van de geestvermogens in de zin van afhankelijkheid van verschillende verslavende middelen. Door sterke “craving” wordt verdachte sterk beïnvloed in zijn gedragskeuzes. De kans op herhaling van soortgelijke delicten is groot wanneer verdachte in herhaald gebruik van middelen zou vervallen.
Het advies is dan ook dat verdachte een klinische behandeling zal ondergaan.
Door de Verslavingszorg Noord Nederland (verder: VNN) is op 17 oktober 2011 een reclasseringsrapport over verdachte uitgebracht. Gezien de ernstige verslavingsproblematiek kan de reclassering zich verenigen met het advies, gegeven door psycholoog J.C.J. Fischer van het NIFP, namelijk dat verdachte klinisch wordt behandeld in de verslavingszorg.
Gelet op voornoemde adviezen is de rechtbank van oordeel dat verdachte een klinische behandeling moet ondergaan gericht op zijn hardnekkige verslavingsproblematiek. Nu er echter geen indicatiestelling voorhanden was ten tijde van de zitting op 20 oktober 2011, kan de rechtbank het ondergaan van een klinische behandeling niet als bijzondere voorwaarde aan een voorwaardelijk strafdeel koppelen. Wel zal de rechtbank als bijzondere voorwaarde opnemen dat verdachte de aanwijzingen van de reclassering op zal moeten volgen.
De ernst van de bewezenverklaarde feiten wegend, evenals de problematiek van verdachte en de noodzakelijke behandelingen die zullen volgen, is de rechtbank van oordeel dat de op te leggen vrijheidsstraf lager bepaald dient te worden dan door de officier van justitie is gevorderd.
Vorderingen van de benadeelde partijen
Als benadeelde partijen hebben zich in het strafproces gevoegd [slachtoffer A], wonende te [woonplaats] (feit 1), [slachtoffer B], wonende te [woonplaats] (feit 2), [slachtoffer C], wonende te [woonplaats] (feit 3) en [slachtoffer D], wonende te [woonplaats] (feit 4).
De benadeelde partijen hebben schriftelijk opgave gedaan van de inhoud van hun vordering en van de gronden waarop deze berust.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vorderingen zullen worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, met dien verstande dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer D] zal worden toegewezen tot het bedrag van € 628,05. In het overige deel van de vordering moet de benadeelde partij [slachtoffer D] niet-ontvankelijk worden verklaard.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie omtrent de vorderingen van de benadeelde partijen.
Naar het oordeel van de rechtbank is uit het onderzoek ter terechtzitting komen vast te staan dat de benadeelde partij [slachtoffer A] als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering van € 403,30 zal worden toegewezen, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente.
Naar het oordeel van de rechtbank is uit het onderzoek ter terechtzitting komen vast te staan dat de benadeelde partij [slachtoffer B] als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering van € 700,-- zal worden toegewezen, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente.
Naar het oordeel van de rechtbank is uit het onderzoek ter terechtzitting komen vast te staan dat de benadeelde partij [slachtoffer C] als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering van € 1753,06 zal worden toegewezen, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente.
Naar het oordeel van de rechtbank is uit het onderzoek ter terechtzitting komen vast te staan dat de benadeelde partij [slachtoffer D] als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot een bedrag van € 628,05 zal worden toegewezen, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente.
De benadeelde partij wordt voor het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaard, nu behandeling van dat deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal aan verdachte de verplichting opleggen bovengenoemde geldbedragen ten behoeve van de benadeelde partijen aan de Staat te betalen. De rechtbank heeft daartoe besloten omdat verdachte jegens de benadeelde partijen naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht en het belang van de benadeelde partijen ermee is gediend niet zelf te worden belast met het innen van de toegewezen schadevergoeding.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 36f, 45, 47, 57, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
Verklaart het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hiervoor is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart het onder 1, 2, 3 en 4 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte voor het bewezen- en strafbaar verklaarde tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren.
Beveelt dat bij de tenuitvoerlegging van deze straf de tijd die veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht tenzij die tijd op een andere straf in mindering is gebracht.
Bepaalt dat van deze straf een gedeelte, groot 1 jaar niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast omdat:
- de veroordeelde zich voor het einde van de op twee jaren gestelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
- de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking
verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als
bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt.
Bepaalt dat de tenuitvoerlegging ook kan worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich gedurende de proeftijd gedragen naar voorschriften en aanwijzingen te geven door of namens Reclassering Nederland, zolang deze instelling dat gedurende de proeftijd nodig oordeelt. Draagt deze instelling op om de veroordeelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van de bijzondere voorwaarde.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partijen
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer A], wonende te [woonplaats], toe en veroordeelt de veroordeelde tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van
€ 430,30, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 juli 2011.
Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Verplicht de veroordeelde aan de Staat te betalen een geldbedrag van € 430,30, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 juli 2011, ten behoeve van de benadeelde partij
[slachtoffer A], wonende te [woonplaats], bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 8 dagen hechtenis. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer B], wonende te [woonplaats], toe en veroordeelt de veroordeelde tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van
€ 700,--, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 juli 2011.
Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Verplicht de veroordeelde aan de Staat te betalen een geldbedrag van € 700,--, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 juli 2011, ten behoeve van de benadeelde partij
[slachtoffer A], wonende te [woonplaats], bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 14 dagen hechtenis. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer C], wonende te [woonplaats], toe en veroordeelt de veroordeelde tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van
€ 1753,06, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 juli 2011.
Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Verplicht de veroordeelde aan de Staat te betalen een geldbedrag van € 1753,06, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 juli 2011 ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer C], wonende te [woonplaats], bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 27 dagen hechtenis. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer D], wonende te [woonplaats], gedeeltelijk toe en veroordeelt de veroordeelde tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van € 628,05, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 juli 2011.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk.
Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Verplicht de veroordeelde aan de Staat te betalen een geldbedrag van € 628,05, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 juli 2011, ten behoeve van de benadeelde partij
[slachtoffer D], wonende te [woonplaats], bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 12 dagen hechtenis. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Voor iedere afzonderlijke vordering geldt dat indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van bovenvermelde bedragen ten behoeve van de benadeelde partijen, dan vervalt de verplichting om deze bedragen aan de benadeelde partijen te betalen. Dit geldt ook omgekeerd: heeft de veroordeelde de vorderingen van de benadeelde partijen betaald, dan vervalt de verplichting tot betaling van deze bedragen aan de Staat.
Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. J.M.M. van Woensel, voorzitter, E.M.J. Brink en
G. Eelsing, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K.E. van Rhijn, griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 3 november 2011.