Partijen zijn bij het uiteengaan ten aanzien van [de minderjarige] een co-ouderschapsregeling overeengekomen.
De ene week verblijft [de minderjarige] bij de vrouw, de andere bij de man. De man werkt fulltime.
In de week dat [de minderjarige] bij de man is verblijft zij, bij afwezigheid van de man, bij de ouders van de man en één dag bij de vrouw. De man wil niet dat [de minderjarige] in de week dat zij bij de man verblijft, meerdere dagen bij de vrouw is. Partijen hanteren een schriftje voor belangrijke informatie met betrekking tot [de minderjarige].
De opvoeding van [de minderjarige] berust min of meer bij partijen en deels ook bij hun wederzijdse ouders. Het is in het belang van [de minderjarige] dat zij door haar ouders wordt verzorgd en opgevoed en dat dit niet, dan wel minimaal aan derden wordt overgelaten
In het kader van door partijen zelf overeengekomen mediation zijn duidelijke afspraken gemaakt over de invulling van de vakantieperiode in 2010, over het verblijven van [de minderjarige] bij de vrouw als de man aan het werk is en omgekeerd, de zindelijkheidstraining van [de minderjarige], het vaker communiceren via de telefoon in plaats van de sms en de mail en over het eten en snoepen van [de minderjarige].
De man houdt zich niet aan deze afspraken.
Er is sprake van een dusdanig communicatieprobleem tussen partijen dat er een onaanvaardbaar risico is dat [de minderjarige] klem raakt tussen partijen.
De vrouw heeft een nieuwe partner. De vrouw wil met haar nieuwe partner en met [de minderjarige] gaan samenwonen in [B.]. De vrouw gaat dan parttime werken en haar nieuwe partner neemt het oppassen voor zijn rekening. Hij heeft een eigen bedrijf in B. dat is gericht op werk in B. Hij moet bereikbaar zijn voor storingen.
Na beëindiging van het na de behandeling ter zitting ingeslagen mediationtraject hebben partijen nog geprobeerd om alsnog overeenstemming te reiken over de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken. Partijen waren het er daarbij min of meer over eens dat [de minderjarige] haar hoofdverblijfplaats in [B.] zou hebben en dat de vrouw eraan zou meewerken dat de man regelmatig voldoende tijd met [de minderjarige] kon doorbrengen en qua vrije tijd nauwelijks tijd hoefde in te leveren ten aanzien van de bestaande regeling.
Wanneer het contact tussen [de minderjarige] en de man meer in de weekenden zal plaatsvinden kan de man zelf meer vrije tijd met haar doorbrengen dan nu het geval is.
Uiteindelijk wilde de man toch niet meewerken aan het voorstel van de vrouw, met name omdat partijen geen overeenstemming konden bereiken over het verblijf van [de minderjarige] tijdens verjaardagen van mensen die in nauwe persoonlijke betrekking tot haar staan.
De vrouw en haar huidige partner kunnen [de minderjarige] een normale, stabiele thuissituatie bieden waarbij zij de zorg voor [de minderjarige] nagenoeg volledig zelf voor hun rekening kunnen nemen. De man heeft niet de gelegenheid om dit doordeweeks te doen, ondanks de door hem gerealiseerde wijzigingen in zijn arbeidsuren. Zijn ouders zullen dan doordeweeks bij hem slapen, zodat zij [de minderjarige] naar school kunnen brengen. Dat is geen gezonde (zorg-) situatie.
De vrouw heeft de voorgenomen verhuizing al in november/december 2010 aan de man kenbaar gemaakt. De man wil geen toestemming geven tot verhuizing van [de minderjarige].
Het is in het belang van [de minderjarige] dat zij met de vrouw mee verhuist naar [B.] en dat de co-ouderschapsregeling wordt gewijzigd in een (ruime) zorg- en contactregeling tussen [de minderjarige] en de man.
De ingrijpendheid van de gevolgen van de verhuizing naar [B.] zal voor [de minderjarige] gezien haar nog jonge leeftijd het minste groot zijn.
De vrouw is inmiddels alleen naar [B.] verhuisd.