ECLI:NL:RBGRO:2011:BU4114

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
3 november 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
18/670353-11
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door aanmerkelijk onvoorzichtig handelen

In deze zaak heeft de Rechtbank Groningen op 3 november 2011 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 19 juli 2010 in Groningen betrokken was bij een verkeersongeval. De verdachte, als bestuurder van een bromfiets, heeft zich zodanig gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden. Hij reed met een snelheid van tussen de 50 en 60 kilometer per uur op de Kraneweg, terwijl de ter plaatse geldende maximumsnelheid 45 kilometer per uur was. Bij het naderen van een kruising met de Melkweg heeft de verdachte een fietser aangereden die aan het oversteken was, wat resulteerde in zwaar lichamelijk letsel voor het slachtoffer, waaronder uitgebreide botbreuken en een miltbloeding.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gehandeld door zijn snelheid niet aan te passen bij het naderen van de kruising. De verdediging heeft aangevoerd dat er onvoldoende bewijs was voor de snelheid van de verdachte en dat het ongeval niet aan zijn schuld te wijten was. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de verklaringen van de verdachte en de getuigen, evenals de rapporten van de VerkeersOngevalsAnalyse, voldoende bewijs boden voor de schuld van de verdachte.

De rechtbank heeft rekening gehouden met de jeugdige leeftijd van de verdachte, die pas een maand zijn rijbewijs had, en met het feit dat hij contact heeft opgenomen met het slachtoffer. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 40 uren en een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van 10 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. De uitspraak is gedaan in het kader van de Wegenverkeerswet 1994, waarbij de rechtbank de ernst van de gevolgen voor het slachtoffer en de omstandigheden van de verdachte in overweging heeft genomen.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector Strafrecht
parketnummer: 18/670353-11
datum uitspraak: 3 november 2011
op tegenspraak
raadsvrouw: mr. A.R.H. Baas
V O N N I S
van de rechtbank Groningen, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
[Verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats], [adres].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
20 oktober 2011.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 19 juli 2010, te Groningen, in elk geval in de gemeente
Groningen,
als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig
(bromfiets), daarmede rijdende over de weg, de Kraneweg, zich zodanig heeft
gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft
plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk,
onvoorzichtig en/of onoplettend, en gekomen op of nabij of ter hoogte van (de
kruising of splitsing van die Kraneweg en) de Melkweg, alwaar een bestuurder
van een fiets die Kraneweg overstak, althans bijna was overgestoken, althans
waar een fietser zich op die Kraneweg bevond, met (zeer) hoge, althans
aanmerkelijke, althans ter plaatse te hoge snelheid en/of in plaats van tijdig
en/of voldoende uit te wijken voor en/of voldoende afstand te bewaren tot
en/of voldoende rekening te houden met die fietser, met het door verdachte
bestuurde motorrijtuig tegen die fietser en/of tegen de fiets waarop die
fietser reed is gebotst en/of gereden,
waardoor die fietser [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel, te weten
een of meer uitgebreide botbreuken van het aangezichtsskelet, een of meer
gebroken ribben, een miltbloeding en/of een scheurtje in het leverkapsel,
of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of
verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
art 6 Wegenverkeerswet 1994
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 19 juli 2010, te Groningen, in elk geval in de gemeente
Groningen,
als bestuurder van een voertuig (bromfiets), daarmee rijdende op de weg, de
Kraneweg, en gekomen op of nabij of ter hoogte van (de kruising of splitsing
van die Kraneweg en) de Melkweg, alwaar een bestuurder van een fiets die
Kraneweg overstak, althans bijna was overgestoken, althans waar een fietser
zich op die Kraneweg bevond, met (zeer) hoge, althans aanmerkelijke, althans
ter plaatse te hoge snelheid en/of in plaats van tijdig en/of voldoende uit te
wijken voor en/of voldoende afstand te bewaren tot en/of voldoende rekening te
houden met die fietser, met het door verdachte bestuurde voertuig tegen die
fietser en/of tegen de fiets waarop die fietser reed, te botsen en/of aan te
rijden,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
art 5 Wegenverkeerswet 1994
Bewijsvraag
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair tenlastegelegde, waarbij sprake is van zeer onvoorzichtig handelen, op grond van de stukken in het dossier wettig en overtuigend te bewijzen.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft aangevoerd dat verdachte van het primair tenlastegelegde moet worden vrijgesproken. Zij heeft hiertoe onder andere aangevoerd dat de verbalisanten van de VerkeersOngevalsAnalyse (hierna: VOA) in hun rapport tot een minimaal gereden indicatie snelheid van 56 kilometer per uur komen, maar dat zij niet rapporteren hoe zij daartoe gekomen zijn en welke gegevens en/of waarden zij daarvoor hebben gebruikt. De onderzoeksresultaten van de VOA omtrent de vermeende snelheid van het voertuig van verdachte kunnen dan ook niet meewerken aan het bewijs. Nu er geen bewijs is voor het feit dat verdachte veel te hard heeft gereden, verdachte voorts op een voorrangsweg reed, de kruising overzag en het latere slachtoffer aanvankelijk stopte, kan niet bewezen worden dat het ongeval te wijten is geweest aan de schuld van verdachte.
De raadsvrouw heeft ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde tevens gepleit voor vrijspraak.
Beoordeling
De rechtbank heeft bij de beoordeling acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen.
De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting:
Ik reed met een snelheid van ongeveer 50 kilometer per uur.
Een proces-verbaal d.d. 3 augustus 2010, opgenomen op pagina 9 e.v. van dossier nummer 2010070706 d.d. 25 januari 2011, inhoudende de verklaring van verdachte:
Op 19 juli 2010 reed ik als bestuurder van een bromfiets over de Kraneweg in Groningen. Ik reed met een geschatte snelheid van ongeveer 60 kilometer per uur. Ik zag vanuit mijn ooghoeken een man op een fiets rijden. Ik zag dat de man bezig was met oversteken. Ik ging ervan uit dat ik oogcontact met hem had aangezien hij ook mijn kant op keek. Ik zag dat het leek of de man stopte, het zag er twijfelend uit. Ik dacht dat hij zou stoppen en mij voorrang zou verlenen. Ik heb daarom niet geremd en heb dezelfde snelheid gehouden aangezien ik dacht dat mij voorrang verleend zou worden. Ik dacht dat hij stopte, toen mij duidelijk werd dat dit niet het geval was, heb ik mijn brommer naar rechts gestuurd met het doel hem te ontwijken en zo nog voor hem langs te gaan. Ik heb de man in zijn flank geraakt.
Het proces-verbaal d.d. 29 juli 2010, opgenomen in voornoemd dossier, inhoudende
de verklaring van [getuige 1] (pagina 11 e.v.):
Op maandag 19 juli 2010 fietste ik op de Kraneweg te Groningen. Ik hoorde vanuit het niets een enorm snerpend geluid, ik herkende dit als het geluid van de brommer die mij inhaalde. Ik hoorde hem niet echt aankomen, hij was er ineens en wel met een verschrikkelijke snelheid. Ik zag dat de brommer om mij heen slingerde, ik bedoel hiermee dat hij reed alsof hij op het circuit was.
Het proces-verbaal d.d. 11 augustus 2010, opgenomen in voornoemd dossier, inhoudende
de verklaring van [getuige 2] (pagina 14 e.v.):
Op maandag 19 juli 2010 fietste ik omstreeks 16:50 uur op de Kraneweg te Groningen. Ik hoorde met een oorverdovend geluid achter mij een brommer vandaan komen. Ik zag dat de brommer mij met een ontzettende snelheid inhaalde.
De medische verklaring d.d. 24 november 2010 betreffende [slachtoffer], opgenomen in voornoemd dossier, pagina 18 e.v.:
‘Uitgebreide botbreuken van het aangezichtsskelet + wonden. Gebroken ribben rechts. Miltbloeding en scheurtje in leverkapsel’.
Het proces-verbaal VerkeersOngevalsAnalyse, opgenomen op pagina 11 van dossier nummer 19.07.2010.17.10.2552, d.d. 21 oktober 2011, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Onder 2.2.3 “Verkeersmaatregelen ter plaatse”
Voor bromfietsen bedroeg de ter plaatse toegestane maximum snelheid 45 km/h.
Onder 4.1.2 “Berekening snelheidindicatie”
Met de gegevens die wij hadden, kon een minimale snelheidindicatie worden berekend. Wij zijn in de berekening uitgegaan van een aangenomen vertraging van a= 2.5 m/sec². De minimaal gereden snelheid op het moment van de aanrijding, bedroeg circa 56 km per uur.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Bij het vaststellen van schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994 komt het aan op het geheel van gedragingen van verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval.
Gelet op de hiervoor genoemde bewijsmiddelen gaat de rechtbank ervan uit dat verdachte op 19 juli 2010 op de Kraneweg te Groningen heeft gereden met een snelheid die lag tussen 50 en 60 kilometer per uur. Hoewel de berekening van de minimaal gereden snelheid op het moment van de aanrijding niet exact te herleiden is uit het proces-verbaal van de VOA, past de uitkomst van die berekening (een minimaal gereden snelheid van 56 kilometer per uur ten tijde van de botsing) bij wat verdachte hierover zelf heeft verklaard. Verdachte heeft bij de politie immers verklaard dat hij ongeveer 60 kilometer per uur reed. Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij ongeveer 50 kilometer per uur reed. Nu de verklaringen van verdachte niet strijdig zijn met de uitkomst van de berekening van de minimale snelheid in het proces-verbaal van de VOA, gaat de rechtbank voorbij aan het standpunt van de raadsvrouw dat de onderzoeksresultaten van de VOA niet kunnen meewerken aan het bewijs.
Verdachte heeft aldus met een hogere snelheid dan de ter plaatse geldende maximumsnelheid van 45 kilometer per uur op de Kraneweg te Groningen gereden. Blijkens de bewijsmiddelen heeft verdachte voorts het slachtoffer al van geruime afstand waargenomen, terwijl deze bezig was om over te steken op de kruising van de Kraneweg met de Melkweg. Verdachte heeft deze kruising vervolgens genaderd zonder zijn snelheid daadwerkelijk aan te passen. Bij deze kruising heeft verdachte het slachtoffer aangereden, waardoor het slachtoffer zwaar gewond is geraakt.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gehandeld door de te hoge snelheid van zijn brommer niet aan te passen bij het naderen van de kruising met de Melkweg, ten gevolge waarvan de aanrijding met het slachtoffer heeft plaatsgevonden.
Bewezenverklaring
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 19 juli 2010, te Groningen, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (bromfiets), daarmede rijdende over de weg, de Kraneweg, zich zodanig heeft
gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend, en gekomen op of nabij of ter hoogte van de Melkweg, alwaar een bestuurder van een fiets die Kraneweg overstak, met ter plaatse te hoge snelheid en in plaats van tijdig en voldoende uit te wijken voor en voldoende rekening te houden met die fietser, met het door verdachte bestuurde motorrijtuig tegen die fietser en tegen de fiets waarop die fietser reed is gebotst, waardoor die fietser [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel, te weten uitgebreide botbreuken van het aangezichtsskelet, gebroken ribben, een miltbloeding en een scheurtje in het leverkapsel, werd toegebracht.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het feit
Hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard, levert het volgende strafbare feit op:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu ten aanzien van verdachte geen strafuitsluitings-gronden aanwezig worden geacht.
Strafoplegging
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats is, nu het feit hele grote (lichamelijke) gevolgen voor het slachtoffer heeft meegebracht. Echter, gelet op het tijdsverloop in deze zaak en het feit dat verdachte tweemaal contact heeft opgenomen met het slachtoffer, heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 120 uur, subsidiair 60 dagen hechtenis en een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft, voor het geval de rechtbank het primair ten laste gelegde feit bewezen mocht achten, gepleit voor een werkstraf voor de duur van maximaal 60 uur, subsidiair 30 dagen hechtenis.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en het aangaande zijn persoon opgemaakte reclasseringsrapport, het uittreksel uit het justitiële documentatieregister betreffende verdachte, alsmede de vordering van de officier van justitie.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het veroorzaken van een verkeersongeval dat aan zijn schuld te wijten is. De gevolgen voor het slachtoffer van dit ongeval zijn zeer groot. Het slachtoffer heeft zwaar lichamelijk letsel opgelopen en hij ondervindt hier nog dagelijks de ongemakken van. Anderzijds neemt de rechtbank bij het bepalen van de straf de jeugdige leeftijd van verdachte in aanmerking. Verdachte had ten tijde van het ongeval nog maar een maand zijn rijbewijs en was dus nog geen ervaren bestuurder. Ook weegt de rechtbank mee dat verdachte het slachtoffer tot tweemaal toe heeft opgezocht en dat dit contact in goede harmonie is verlopen. Ten slotte houdt de rechtbank rekening met het tijdsverloop in deze zaak. Naar het oordeel van de rechtbank is een werkstraf, evenals een ontzegging van de rijbevoegdheid passend en geboden.
Ter voorkoming van soortgelijke strafbare feiten in de toekomst is de rechtbank van oordeel dat een fors deel van de ontzegging van de rijbevoegdheid voorwaardelijk moet worden opgelegd, nu verdachte er ter zitting blijk van heeft gegeven dat hij onvoldoende inzicht heeft in zijn eigen handelen. De rechtbank is met name, gelet op de mate van schuld van verdachte alsmede zijn positieve houding ten opzichte van het slachtoffer, van oordeel dat met een lagere werkstraf en een ontzegging van geringere duur dan door de officier van justitie gevorderd kan worden volstaan.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
BESLISSING
De rechtbank:
Verklaart het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hiervoor is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte voor het bewezen- en strafbaar verklaarde tot:
- een taakstraf bestaande uit een werkstraf van 40 uren, met bevel dat vervangende hechtenis voor de duur van 20 dagen zal worden toegepast als veroordeelde deze straf niet naar behoren verricht.
De werkstraf moet zijn voltooid binnen een jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis. De veroordeelde zal zich met betrekking tot de werkstraf gedragen naar de aanwijzingen te geven door of namens de Reclassering Nederland;
- ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 10 maanden.
Bepaalt dat van deze straf een gedeelte, groot 6 maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast omdat de veroordeelde zich voor het einde van de op 2 jaren gestelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. E.M.J. Brink, voorzitter, G. Eelsing en J.M.M. van Woensel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K.E. van Rhijn, griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 3 november 2011.