RECHTBANK GRONINGEN
Sector Strafrecht
parketnummer: 18/670338-11, 18/650537-09 (tul) en 18/652206-09 (tul) (promis)
datum uitspraak: 6 oktober 2011
van de rechtbank Groningen, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats],
thans preventief gedetineerd in P.I. HvB Ter Apel te Ter Apel.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
22 september 2011.
Aan verdachte is na wijziging ten laste gelegd dat:
hij
op of omstreeks 10 juni 2011
in de gemeente Marum
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en
al dan niet met voorbedachten rade (een) perso(o)on(en), genaamd [slachtoffer 1]
en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3], van het leven te beroven, met dat opzet en al
dan niet na kalm beraad en rustig overleg,
met een door verdachte bestuurd motorvoertuig (auto),
terwijl genoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] zich in de woonkamer
van de woning [adres] te Marum bevonden,
(met zeer hoge snelheid) de woonkamer van die woning is binnengereden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 289 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij
op of omstreeks 10 juni 2011
in de gemeente Marum
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan (een)
perso(o)n(en), te weten zijn vader [slachtoffer 1] en/of zijn moeder [slachtoffer 2] en/of
[slachtoffer 3], opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade zwaar lichamelijk
letsel toe te brengen, met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig
overleg,
met een door verdachte bestuurd motorvoertuig (auto),
terwijl genoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] zich in de woonkamer
van de woning [adres] te Marum bevonden,
(met zeer hoge snelheid) de woonkamer van die woning is binnengereden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 303 lid 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 10 juni 2011
in de gemeente Marum
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen of goederen en/of enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers is verdachte opzettelijk dreigend met zijn auto met zeer hoge snelheid de woning (aan de [adres]) waarbinnen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] zich op dat moment bevonden, (via het voorraam) binnengereden;
hij
op of omstreeks 10 juni 2011
in de gemeente Marum
als bestuurder van een voertuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd,
terwijl hij verkeerde onder zodanige invloed van een stof, te weten
amfetamine, waarvan hij wist of redelijkerwijs moest weten, dat het gebruik
daarvan - al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof - de
rijvaardigheid kon verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat
moest worden geacht.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van de stukken en de verklaring van verdachte ter terechtzitting gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte bij gebrek aan wettig en overtuigend bewijs van het onder 1 en 2 ten laste gelegde moet worden vrijgesproken.
Vrijspraak van het onder 1 primair ten laste gelegde
Op grond van de stukken en de verklaring van verdachte ter zitting acht de rechtbank het primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
De rechtbank heeft bij de beoordeling van het ten laste gelegde acht geslagen op de volgende
bewijsmiddelen.
Ten aanzien van het onder 1. subsidiair ten laste gelegde.
De verklaring door verdachte op de terechtzitting afgelegd, zakelijk weergeven:
Op 10 juni 2011 kreeg ik ruzie met mijn vader. Toen ik op weg was naar het tankstation ben ik op het idee gekomen om mijn auto de woning van mijn ouders binnen te rijden.
Ik had niets meer te verliezen.
Ik heb bij het tankstation wat gedronken en ben vervolgens weer teruggereden naar de woning van mijn ouders aan de [adres] te Marum.
Ik was heel rustig. Ik heb mijn auto geparkeerd, met het zicht op de woning van mijn ouders. Ik heb er ongeveer 5 minuten stilgestaan. Ik zag vanuit mijn auto dat er licht brandde in de woning. Ik heb niemand in de woonkamer gezien. Ik heb een sigaretje gerookt en een cd opgezet. Ik heb de gordel omgedaan om mezelf te beschermen voor de botsing die zou gaan komen. Vervolgens heb ik het groot licht van de auto aangedaan. Daarna heb ik goed veel gas op de motor gezet waarna ik met gierende banden en met een snelheid van ongeveer 70 km per uur op de woning ben afgereden. Ik heb licht- en geluidssignalen gebruikt met de bedoeling om eventuele aanwezigen in de woning te waarschuwen.
Ik ken de omstandigheden rond de woning goed en ben via een muurtje in een zuivere lijn de woning binnengereden. Ik heb daar goed over nagedacht. Ik heb geen doodswens.
In de woning ben ik uit de auto gestapt. De auto stond op de tafel.
Als laatste redmiddel mag je enig risico nemen.
Een proces-verbaal d.d. 12 juni 2011, opgenomen op pagina 101 van voormeld dossier, inhoudende de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
Mijn vader zat wel in de woning maar achterin en niet te bereiken met de auto.
Een proces-verbaal d.d. 14 juni 2011, opgenomen op pagina 36 en 37 van dossier nr. PL01MD 2011057376 d.d. 19 juli 2011, inhoudende de aangifte van [slachtoffer 1], zakelijk weergegeven:
Ik ben woonachtig aan de [adres] te Marum.
Van buitenaf kun je slecht in mijn woonkamer kijken. Dat komt omdat ik de onderkant van het voorraam heb geblindeerd met een stuk niet doorzichtbaar afplakfolie. Men kan mij niet zien zitten als ik op de bank zit. Mijn vrouw en de buurman [slachtoffer 3] zaten op een andere bank in de kamer.
Ik zat op de bank en hoorde buiten gierende banden.
Direct hierop, bats. Het was al gebeurd. Het hele raam kwam naar binnen en toen zag ik een auto. Ik schrok en zat nog op de bank. Ik zag dat [verdachte] uit de auto kroop aan de bestuurderskant en schreeuwde:”Ik leef nog, ik leef nog”.
Ik zag dat [verdachte] op het dak van zijn auto ging staan.
De koplampen vond ik achter de achterste bank.
De hele achterwand van mijn woonkamer zit vol met ingeslagen glas en puin.
Een proces-verbaal d.d. 14 juni 2011, opgenomen op pagina 44 van voornoemd dossier inhoudende de aangifte van [slachtoffer 2], zakelijk weergegeven:
Van donderdag op vrijdag, 10 juni 2011 terwijl wij, mijn man, de buurman en ik, zaten te wachten op de politie, kwam [verdachte] de woning in rijden. Ik zag [verdachte] niet aankomen. Ik zat met mijn rug naar het raam en hoorde een explosie. Het was een grote stofwolk in de kamer. Ik zag dat [verdachte] uit de auto klom en op het dak ging staan van zijn auto. Ik hoorde [verdachte] roepen:”ha, ha, ik leef nog”.
Ik zat op de bank achter tegen de muur. Het glas zat achter tegen de muur aan waar ik zat. Allemaal splinters. Ook de koplampen lagen achter de bank waar ik zat. Er lagen ook allemaal brokken steen.
Een proces-verbaal d.d. 10 juni 2011, opgenomen op pagina 46 van voornoemd dossier inhoudende de relatering van verbalisant [verbalisant 1], zakelijk weergegeven:
Op vrijdag 10 juni 2011 kregen wij een melding dat wij naar de [adres] te Marum moesten gaan. Op het moment dat wij in Marum de kruising oprijden reed een personenauto met zeer hoge snelheid voor ons langs. Ik zie dat de auto wordt gelanceerd en een woning binnen rijdt.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde.
De verklaring door verdachte op de terechtzitting afgelegd, zakelijk weergeven:
Het klopt dat ik speed heb gebruikt.
Een door verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] van de Regiopolitie Groningen in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal, nummer PL01KC 2011057376-28 d.d. 1 september 2011, opgenomen in het hiervoor vermelde dossier, voorzover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 10 juni 2011 kregen wij, verbalisanten, na aanleiding van een verkeersongeval te Marum het verzoek om bloed af te nemen bij een verdachte, te weten [verdachte], die in het UMCG te Groningen lag. Het bloedmonster werd voorzien van een identiteitszegel met het nummer TAAB5026NL en is verzonden naar het NFI te Den Haag.
Een schriftelijk stuk van [naam], gerechtelijk deskundige en verbonden aan het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Justitie te Rijswijk, d.d. 21 juli 2011, nummer 2011.06.14.049, voorzover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Het resultaat van het toxicologisch onderzoek. In bloed van [verdachte] (nr. TAAB5026NL) is aangetroffen O,21 mg Amfetaminie-achtigen waardoor de rijvaardigheid waarschijnlijk nadelig beïnvloed was.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen overweegt de rechtbank het volgende.
Uit de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen en op grond van de bekennende verklaring van verdachte ter zitting acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verdachte is met hoge snelheid via het voorraam de woonkamer van de woning van zijn ouders binnen gereden. Verdachte heeft daarbij het risico genomen dat, door zijn handelen, eventuele aanwezigen ernstig gewond zouden kunnen raken. Daarnaast heeft verdachte bij het verhoor bij de politie verklaard dat hij wist dat zijn vader zich in de woonkamer bevond.
Naar het oordeel van de rechtbank moet het er dan ook voor worden gehouden dat verdachte welbewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat door zijn handelen de drie aanwezige personen in de woning, in het bijzonder zijn vader, ernstig letsel zouden kunnen oplopen.
Ten aanzien van de voorbedachte raad overweegt de rechtbank als volgt.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij op voorhand van plan was met zijn auto de woning van zijn ouders binnen te rijden. Hij heeft de tijd genomen om voorzorgsmaatregelen te nemen ter bescherming van zichzelf en van eventuele aanwezigen in de woning. Zo heeft verdachte, alvorens de woning binnen te rijden, zijn autogordel omgedaan en heeft hij licht- en geluidssignalen afgegeven om eventuele aanwezigen in de woonkamer te waarschuwen dat hij er aan kwam. Gelet op bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat er sprake is geweest van een moment van “kalm beraad en rustig overleg”.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan en stoelt haar oordeel op de feiten en omstandigheden die zijn opgenomen in de bovengenoemde bewijsmiddelen.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
Hij op 10 juni 2011 in de gemeente Marum ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan personen) te weten zijn vader [slachtoffer 1] en zijn moeder [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3], opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade zwaar lichamelijk
letsel toe te brengen, met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg,
met een door verdachte bestuurd motorvoertuig (auto), terwijl genoemde [slachtoffer 1] en
[slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] zich in de woonkamer van de woning [adres] te Marum bevonden, (met zeer hoge snelheid) de woonkamer van die woning is binnengereden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
hij op 10 juni 2011 in de gemeente Marum als bestuurder van een voertuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, terwijl hij verkeerde onder zodanige invloed van een stof, te weten amfetamine, waarvan hij wist of redelijkerwijs moest weten, dat het gebruik
daarvan - al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof - de
rijvaardigheid kon verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder 1 subsidiair en 2 meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van de feiten
Hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard, levert de volgende strafbare feiten op:
1. subsidiair Poging tot zware mishandeling gepleegd met voorbedachten rade.
2. Overtreding artikel 8 Wegenverkeerswet 1994.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte en motivering maatregel
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is op basis van de aangaande de persoon van verdachte uitgebrachte deskundigenrapporten van oordeel dat verdachte het ten laste gelegde niet kan worden toegerekend wegens een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens ten tijde van het plegen van dit feit. Verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte de strafrechtelijke maatregel van plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van een jaar zal worden opgelegd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd zich niet te kunnen verenigen met de conclusies en het advies van beide rapporteurs.
Ten aanzien van de strafbaarheid van verdachte heeft de rechtbank gelet op de psychiatrische onderzoeksrapportage d.d. 8 augustus 2011, opgemaakt door [naam psychiater], psychiater, en de psychologische onderzoeksrapportage d.d. 6 september 2011, opgemaakt door [naam psycholoog], psycholoog.
De conclusies van deze rapporten luiden, zakelijk weergegeven, dat verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de zin van een psychotische stoornis en amfetamine afhankelijkheid.
Het handelen van verdachte ten tijde van het ten laste gelegde hangt direct samen met zijn ziekelijke stoornis.
De rapporteurs adviseren de rechtbank op gronde hiervan het ten laste gelegde, bij bewezenverklaring, niet aan verdachte toe te rekenen op grond van de ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens.
De rechtbank kan zich met deze conclusies verenigen en neemt deze over en concludeert met betrekking tot de toerekeningsvatbaarheid van verdachte dat het bewezenverklaarde aan verdachte niet kan worden toegerekend.
De rechtbank acht verdachte derhalve niet strafbaar en zal verdachte ontslaan van alle rechtsvervolging.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte door het, tijdens het begaan van het strafbare feit, bestaan van voornoemde ziekelijk stoornis, waardoor het ten laste gelegde hem niet kan worden toegerekend, een gevaar vormt voor zichzelf, voor anderen en voor de algemene veiligheid van personen en goederen. Dit blijkt uit het ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit en het feit dat beide gedragsdeskundigen hebben aangegeven dat zonder adequate behandeling de kans op recidive hoog is. Uit de rapportage komt voorts naar voren dat ambulante behandeling niet haalbaar is gezien het psychiatrische ziektebeeld en het recidive gevaar. De deskundigen adviseren derhalve een maatregel tot plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis.
De rechtbank zal dit advies overnemen en gelasten dat verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis zal worden geplaatst voor de termijn van een jaar.
De rechtbank heeft bij afdoening van onderhavige zaak rekening gehouden met het ad informandum gevoegde feit zoals vermeld op de dagvaarding en dat door verdachte is erkend.
Vorderingen na voorwaardelijk veroordeling
Standpunt van de officier van justitie
parketnummers: 18/650537-09 en 18/652206-09
De officier van justitie heeft op grond van het onherroepelijk geworden vonnissen van bovengenoemde rechtbank d.d. 6 mei 2009 en 7 mei 2010 gevorderd dat de proeftijd van beide vorderingen dient te worden verlengd met één jaar
De raadsman heeft zich niet uitgelaten over de vorderingen.
De rechtbank is van oordeel dat, nu de veroordeelde de in voormeld vonnis gestelde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, in beginsel alsnog tenuitvoerlegging dient te worden gelast van de niet ten uitvoer gelegde straffen. Gelet evenwel op hetgeen op de terechtzitting is behandeld en besproken, zal de rechtbank de proeftijd van beide vorderingen met één jaar verlengen en de vorderingen tot tenuitvoerlegging afwijzen.
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat de inbeslaggenomen auto, een [merk auto] voorzien van kenteken [nummer], verbeurd moeten worden verklaard.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14f, 33, 33a, 37, 57 en 303 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 8 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994.
Verklaart het onder 1 primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hiervoor is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart verdachte voor het bewezen verklaarde niet strafbaar en ontslaat verdachte terzake van alle rechtsvervolging.
Gelast dat de veroordeelde in een psychiatrisch ziekenhuis zal worden geplaatst voor de termijn van een jaar.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordelingen
Verlengt de bij de vonnissen van bovengenoemde rechtbank d.d. 6 mei 2009 en 7 mei 2010 onder parketnummers 18/650537-09 en 18/652206-09 bepaalde proeftijd met een jaar.
- een auto van het merk [merk auto], voorzien van kenteken [nummer].
Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. F. Sijens, voorzitter, A. Fokkema en
Th.A. Wiersma, in tegenwoordigheid van J.H. van Scharrenburg als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 6 oktober 2011.
Mr. Sijens was buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.