ECLI:NL:RBGRO:2011:BU3551

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
28 oktober 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
18/670382-10
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verduistering in dienstbetrekking en valse aangifte na geënsceneerde overval

In deze zaak heeft de Rechtbank Groningen op 28 oktober 2011 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van verduistering in dienstbetrekking en het doen van een valse aangifte. De verdachte, geboren in 1990 en werkzaam als stagiaire bij een tabakswinkel, heeft samen met medeverdachten een overval geënsceneerd. Op 20 mei 2010 heeft de verdachte, in samenwerking met medeverdachten, een geldbedrag van ongeveer 1724,25 euro weggenomen uit de kassa van de tabakswinkel. De overval werd voorafgaand aan de daad besproken en de verdachte had informatie verstrekt over de beveiliging van de winkel. Tijdens de 'overval' heeft de verdachte de overvalknop ingedrukt en aangifte gedaan van een overval, terwijl er in werkelijkheid geen sprake was van geweld of bedreiging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet alleen betrokken was bij de verduistering, maar ook opzettelijk een valse aangifte heeft gedaan. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de beschuldigingen van diefstal met geweld en afpersing, maar oordeelde dat er wel sprake was van medeplegen van verduistering in dienstbetrekking en het doen van een valse aangifte. De officier van justitie had een werkstraf van 240 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf geëist. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een werkstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden, met een proeftijd van twee jaar. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, omdat de rechtbank niet kon verifiëren of de ondertekenaar gemachtigd was om de vordering in te dienen.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector Strafrecht
parketnummer: 18/670382-10 (promis)
datum uitspraak: 28 oktober 2011
op tegenspraak
V O N N I S
van de rechtbank Groningen, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
[Verdachte],
geboren in 1990,
wonende te [woonplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
14 oktober 2011.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
A)
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2]
op of omstreeks 20 mei 2010, in de gemeente Groningen, tezamen en in
vereniging met elkaar en/of met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld een persoon/medewerkster van
tabakswinkel "[benadeelde]" heeft/hebben gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag
van (ongeveer) 1724,25 euro, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan tabakswinkel "[benadeelde]", in elk geval aan een ander of anderen
dan aan die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of hun/zijn mededader(s)
en/of aan verdachte,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat
die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2]
- naar die winkel is/zijn gegaan en/of (vervolgens) die winkel binnen is/zijn
gegaan, waarbij die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] een (integraal)helm
en/of een zonnebril droeg(en), en/of
- (op het moment dat de kassalade open ging) die persoon/medewerkster dreigend
de woorden heeft/hebben toegevoegd: "Give me all", waarbij die [medeverdachte 1] en/of
[medeverdachte 2] heftig en intimiderend met zijn armen heeft gezwaaid,
en/of
- (aldus) een voor die persoon/medewerkster bedreigende situatie heeft
geschapen,
EN/OF
B)
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2]
op of omstreeks 20 mei 2010, in de gemeente Groningen, tezamen en in
vereniging met elkaar en/of met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft/hebben weggenomen een
geldbedrag van (ongeveer) 1724,25 euro, in elk geval enig goed, geheel of ten
dele toebehorende aan tabakswinkel "[benadeelde]", in elk geval aan een ander of
anderen dan aan die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of hun/zijn
mededader(s) en/of aan verdachte,
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen een persoon/medewerkster van die
tabakswinkel, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of
gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of
aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van
het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat
die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2]
- naar die winkel is/zijn gegaan en/of (vervolgens) die winkel binnen is/zijn
gegaan, waarbij die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] een (integraal)helm
en/of een zonnebril droeg(en), en/of
- (op het moment dat de kassalade open ging) die persoon/medewerkster dreigend
de woorden heeft/hebben toegevoegd: "Give me all", waarbij die [medeverdachte 1] en/of
[medeverdachte 2] heftig en intimiderend met zijn armen heeft gezwaaid,
en/of
- (aldus) een voor die persoon/medewerkster bedreigende situatie heeft
geschapen,
welk(e) feit(en) zij, verdachte,
in of omstreeks de periode van 1 tot en met 20 mei 2010 in de gemeente(n)
Groningen en/of Hoogezand-Sappemeer, in elk geval in Nederland,
opzettelijk heeft uitgelokt door het verschaffen van gelegenheid, middelen
en/of inlichtingen te weten door toen en daar opzettelijk tegen die [medeverdachte 1]
en/of [medeverdachte 2] te zeggen en/of via SMS en/of MSM-berichten mee te
delen
- hoe die tabakswinkel was beveiligd en/of hoe de werkwijze in die
tabakswinkel was, en/of
- dat er veel geld in kas was (in verband met loterij-uitbetalingen) en/of
- dat haar baas zoveel geld had dat hij het niet zou gaan missen en/of
goed verzekerd was en/of (daarom) geen aangifte zou doen, en/of
- dat hij/zij die overval nu wel kon(den) doen;
art 47 lid 1 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
A)
zij op of omstreeks 20 mei 2010, in de gemeente Groningen,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld een persoon/medewerkster van
tabakswinkel "[benadeelde]" heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van
(ongeveer) 1724,25 euro, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan tabakswinkel "[benadeelde]", in elk geval aan een ander of anderen
dan aan verdachte en/of haar mededader(s),
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat
haar mededader(s)
- naar die winkel is/zijn gegaan en/of (vervolgens) die winkel binnen is/zijn
gegaan, waarbij die mededader(s) een (integraal)helm en/of een zonnebril
droeg(en), en/of
- (op het moment dat de kassalade open ging) die persoon/medewerkster dreigend
de woorden heeft/hebben toegevoegd: "Give me all", waarbij die
mededader(s) heftig en intimiderend met zijn armen heeft gezwaaid, en/of
- (aldus) een voor die persoon/medewerkster bedreigende situatie heeft
geschapen;
EN/OF
B)
zij op of omstreeks 20 mei 2010 in de gemeente Groningen
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een
geldbedrag van (ongeveer) 1724,25 euro, in elk geval enig goed, geheel of ten
dele toebehorende aan tabakswinkel "[benadeelde]", in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen een persoon/medewerkster van die
tabakswinkel, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of
gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of
aan haar mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van
het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat
haar mededader(s)
- naar die winkel is/zijn gegaan en/of (vervolgens) die winkel binnen is/zijn
gegaan, waarbij die mededader(s) een (integraal)helm en/of een zonnebril
droeg(en), en/of
- (op het moment dat de kassalade open ging) die persoon/medewerkster dreigend
de woorden heeft/hebben toegevoegd: "Give me all", waarbij die
mededader(s) heftig en intimiderend met zijn armen heeft gezwaaid, en/of
- (aldus) een voor die persoon/medewerkster bedreigende situatie heeft
geschapen;
art 47 lid 1 ahf/subs 1 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
zij op of omstreeks 20 mei 2010 in de gemeente Groningen
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk een geldbedrag van (ongeveer) 1724,25 euro, in elk geval van enig
goed, geheel of ten dele toebehorende aan tabakswinkel "[benadeelde]", in elk geval
aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s),
en welk(e) goed(eren) verdachte en/of haar mededader(s) uit hoofde van haar
persoonlijke dienstbetrekking van/als stagiere/werkneemster werkzaam in/voor
die tabakswinkel, in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had(den),
wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
art 321 Wetboek van Strafrecht
art 322 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
zij op of omstreeks 20 mei 2010 te Groningen
aangifte heeft gedaan dat een strafbaar feit was gepleegd, wetende dat dat
feit niet was gepleegd, immers heeft verdachte toen aldaar ten overstaan van
M.A. Kroon, hoofdagent van Regiopolitie Groningen opzettelijk in strijd met de
waarheid aangifte gedaan van een overval (afpersing/diefstal met geweld)
gepleegd op 20 mei 2010 in tabakswinkel [benadeelde] aan het Gedempte Zuiderdiep te
Groningen;
art 188 Wetboek van Strafrecht
Bewijsvraag
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat verdachte van het onder 1 primair en 1 subsidiair ten laste gelegde moet worden vrijgesproken en dat het onder 1 meer subsidiair en onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Standpunt van de verdediging
Verdachte heeft ontkend het ten laste gelegde onder 1 en 2 te hebben gepleegd.
Beoordeling
De rechtbank heeft bij de beoordeling acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
1.
- een proces-verbaal d.d. 20 mei 2010, opgenomen op pagina 75 e.v. van dossier nummer 2010057694 d.d. 7 september 2010, inhoudende de verklaring van [aangever]:
Ik ben shopmanager/bedrijfsleider van ‘[benadeelde]’ aan de [adres benadeelde] te Groningen. Ik was in de zaak met [naam collega] en [verdachte]. [Verdachte] is stagiaire. Omstreeks 10.00 uur kwamen de bestellingen binnen. Wij bevonden ons in de ruimte achter de zaak. Daar kun je nog wel de geluiden en stemmen uit de zaak horen. Het was even na 10.30 uur toen ik [verdachte] plots hoorde schreeuwen: “[naam aangever]!” Wij renden naar voren. [Verdachte] stond achter de toonbank ter hoogte van kassa 2, de meest rechtse aan de zijde van de [straatnaam]. Ze herhaalde een paar keer dat ze de alarmknop had ingedrukt en dat ze geld had meegegeven uit de kassa.
Na controle bleken beide kassa’s leeg. Er bleek uiteindelijk, dat in totaal € 1724,25 weg was.
2.
- een proces-verbaal d.d. 20 juli 2010, opgenomen op pagina 106 e.v. van dossier nummer 2010057694 d.d. 7 september 2010, inhoudende de verklaring van [aangever]:
De medewerkster die ten tijde van de overval in de winkel stond was [verdachte]. Nu is gebleken dat er vermoedelijk van een overval geen sprake is, maar van verduistering in dienstbetrekking. Zij was als stagiaire via haar school bij mij in dienst.
Zij had mij verteld dat zij geld aan de overvaller had gegeven uit kassa 2. Toen ik later de kassa’s controleerde zag ik dat kassa 1 ook leeg was. Ik zag dat beide kassa’s open waren geweest zonder dat er een transactie had plaatsgevonden.
[Verdachte] heeft de hele morgen, tegen de afspraken in, haar mobieltje bij zich gehad in de winkel.
Als er klanten in de winkel komen kunnen wij die horen praten als wij in de andere ruimte aan het werk zijn. Ik wil hiermee zeggen dat praten en zeker schreeuwen hier hoorbaar is. Een collega en ik zijn vanaf circa 10.00 uur ongeveer een half uur in de ruimte achter de verkoopruimte aan het werk geweest met nieuw aangekomen goederen. In die tijd heb ik niemand horen roepen of schreeuwen. Toen [verdachte] uiteindelijk één keer ‘[naam aangever]!’ riep stonden wij direct in de winkel. [verdachte] vertelde mij dat de overvaller veel had geschreeuwd tijdens de overval. Ik vond dit vreemd omdat ik helemaal niets had gehoord tijdens de overval.
3.
- een proces-verbaal d.d. 14 juli 2010, opgenomen op pagina 293 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [medeverdachte 2]:
Ik wil graag zeggen hoe het gegaan is. De overval is wel geweest, [medeverdachte 1] en ik hebben dat gedaan in samenwerking met dat meisje van die zaak. [medeverdachte 1] heeft mij een sms gestuurd dat hij contact had met een meisje dat ze de overval door wilde zetten. Wij zijn op de scooter van mijn broertje naar Groningen gegaan. [medeverdachte 1] ging naar binnen. Dat meisje had afgesproken dat zij op de overvalknop zou drukken als hij één stap uit de zaak had gezet.
We liepen al een weekje met dit plan rond. Dat meisje heeft het ook een beetje uitgedaagd. [medeverdachte 1] kwam met dit plan bij mij. ’s Ochtends hebben we dus besloten het plan echt te gaan uitvoeren.
Op het blauwe bankje nabij het politiebureau heb ik nog tegen [medeverdachte 1] gezegd: “Gaan we dit echt doen, gaat het lukken?” [medeverdachte 1] zei: “Jawel, jawel. Het gaat wel lukken.”
Het duurde ongeveer 20 – 30 seconden voor [medeverdachte 1] weer buiten was. Hij had zijn helm nog op toen hij naar binnen ging.
[medeverdachte 1] had het geld in zijn tas. Hij kwam uit de winkel en sprong achterop. Door de manier waarop hij achterop sprong wist ik genoeg. Het was totaal ongeveer 1700 euro.
Eigenlijk vind ik het diefstal van haar en wij zijn zo dom geweest om mee te gaan in het plan.
4.
- een proces-verbaal d.d. 15 juli 2010, opgenomen op pagina 234 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [medeverdachte 1]:
Ik zat bij [verdachte] op school, we kwamen met elkaar in contact. Ik heb verteld dat ik schulden had. Ze zei dat ze mij kon helpen. Ze zei dat haar baas miljonair was en dat zij kon helpen en mij dan geld geven. We hebben erover gesproken via sms maar ook wel gewoon zo. Ik heb het aan [medeverdachte 2] [de rechtbank leest: Mo = [medeverdachte 2]] verteld.
Uiteindelijk heeft [medeverdachte 2]mij opgehaald op de scooter. We zijn richting Groningen gereden. Gezeten op een blauw bankje hebben we een sigaret gerookt, gewoon rustig. Toen heb ik een sms aan [verdachte] gestuurd of ze het nog wilde. Ze zei dat we het door konden zetten.
Daarna zijn we erheen gereden. Ik ben naar binnen gegaan en [medeverdachte 2]bleef buiten op de scooter. Ik maakte een soort van knikkende beweging. Ze wist dat ik het was, dat voel je ook. Ik zei iets van “one Camel” en ik legde een biljet van 50 euro op de toonbank. Ik kreeg de sigaretten en zij deed direct de kassa open en pakte het geld uit de kassa en bracht het in de richting van mijn tas. Ik wilde toen weggaan. Ze liep ook nog naar de tweede kassa. Daar heeft ze ook geld uit gepakt en aan mij gegeven.
Ik ben naar buiten gelopen en op de scooter gaan zitten. We zijn weggereden.
Tussen het plan en de uitvoering heeft ongeveer een weekje gezeten.
Zij vertelde dat er geen camera was. Ze zou op de overvalknop drukken als ik uit de winkel was.
Ik heb tegen [medeverdachte 2]gezegd: ‘Wil je iets met mij doen? Makkelijk geld.’ [verdachte] zei dat er geen risico aan verbonden was en dat haar baas goed verzekerd was en dat hij toch miljonair was.
Ik pakte mijn tas en ging rustig weg. Ik ben achterop de scooter gesprongen en heb [medeverdachte 2] aangetikt. We reden in de richting van het museum weg.
We zijn per trein weggegaan. In de trein hebben we gekeken hoeveel geld het was. Uiteindelijk bleek het ongeveer 1700 euro te zijn. Dit hebben we onderling opgemaakt.
5.
- een proces-verbaal d.d. 11 juni 2010, opgenomen op pagina 89 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van verdachte:
(p. 91): V: Wist je het van tevoren of achteraf?
A: Ik wist ervan nadat het was gebeurd. Ik heb naderhand gelogen tegen de politie. Ik hoorde later van [medeverdachte 1] dat hij er wat mee te maken had.
(p. 92): Op woensdag sms’te [medeverdachte 1] mij dat hij op mijn stage kwam en mij zou overvallen. Ik dacht dat het een grapje was. Ik dacht dus ook dat het op woensdag was, maar dat zal dan wel op donderdag zijn geweest.
6.
- een proces-verbaal d.d. 15 juli 2010, opgenomen op pagina 306 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van verdachte:
Het is dom geweest om over een overval te praten en daar dan ook nog over te sms’en. Ik heb wel de informatie gegeven over de werkwijze bij [benadeelde].
We hebben het gehad over het afromen, de beveiliging, overvalknop. Ook hebben we het gehad over hoeveel geld er in omloop was, ongeveer 5 of 6 duizend euro.
Ik heb inderdaad gezegd dat ik de overvalknop zou indrukken. Dit heb ik gezegd in een sms voor de overval. Dat was in de reeks sms’jes voor de overval.
Ik heb ze op weg geholpen daar naartoe zonder te weten dat ze een overval zouden plegen.
7.
- de verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting, zakelijk weergegeven:
Ik werkte als stagiaire bij [benadeelde].
Ik heb contact gehad met [medeverdachte 1] op school. Omdat ik de opleiding detailhandel deed heb ik een keer het onderwerp ‘overvallen’ besproken. Door mijn stage heb ik in het algemeen informatie aan/in de klas gegeven die ik eigenlijk niet had mogen vertellen.
Er is gesproken over een overval, met een glimlach, maar dat gebeurde wel vaker.
Ik heb eerst geld uit de kassa gepakt waar ik mee bezig was. Die was nog open en toen gebeurde het. Daarna ging ik naar de andere kassa. Ik had de telefoon bij de hand aan de lader
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
1.
- een proces-verbaal d.d. 20 mei 2010, opgenomen op pagina 70 e.v. van dossier nummer 2010057694 d.d. 7 september 2010, inhoudende de aangifte van [verdachte] tegenover verbalisant M.A. Kroon:
Ik had drie meisjes geholpen en daarna kwam een man. Hij droeg een helm en een zonnebril. Hij vroeg in het Engels om een pakje Camel. Ik gaf hem een pakje en de man legde 50 euro op de toonbank. Ik toetste het bedrag van 50 euro en de kassa sprong open. Op dat moment zei de man: “Give me all.” Hij zei dit heel rustig. Ik dacht dat hij een grapje maakte, maar hij zei nog een keer: “Give me all.” Hij begon toen ook wild met zijn armen te zwaaien. Hij had een tas in zijn handen. Hij kwam intimiderend over. Ik had de kassalade open staan maar ik zocht de overvalknop. Ik heb de man geld gegeven uit de kassa. Ik heb alle biljetten uit de kassa gegeven. Volgens mij heeft de man toen het geld in de tas gedaan.
De man was ongeveer 1,65 meter lang, leek een fors postuur te hebben, maar dat kan ook door zijn kleren komen. Hij had iets van een licht snorretje en wat haar op zijn kin.
2.
- een proces-verbaal d.d. 20 juli 2010, opgenomen op pagina 106 e.v. van dossier nummer 2010057694 d.d. 7 september 2010, inhoudende de verklaring van [aangever]:
De medewerkster die ten tijde van de overval in de winkel stond was [verdachte]. Nu is gebleken dat er vermoedelijk van een overval geen sprake is, maar van verduistering in dienstbetrekking. Zij was als stagiaire via haar school bij mij in dienst.
Zij had mij verteld dat zij geld aan de overvaller had gegeven uit kassa 2. Toen ik later de kassa’s controleerde zag ik dat kassa 1 ook leeg was. Ik zag dat beide kassa’s open waren geweest zonder dat er een transactie had plaatsgevonden.
3.
- een proces-verbaal d.d. 11 juni 2010, opgenomen op pagina 89 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van verdachte:
(p. 91): V: Wist je het van tevoren of achteraf?
A: Ik wist ervan nadat het was gebeurd. Ik heb naderhand gelogen tegen de politie. Ik hoorde later van [medeverdachte 1] dat hij er wat mee te maken had.
(p. 92): Op woensdag sms’te [medeverdachte 1] mij dat hij op mijn stage kwam en mij zou overvallen. Ik dacht dat het een grapje was. Ik dacht dus ook dat het op woensdag was, maar dat zal dan wel op donderdag zijn geweest.
4.
- een proces-verbaal d.d. 15 juli 2010, opgenomen op pagina 234 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [medeverdachte 1]:
Ik zat bij [verdachte] op school, we kwamen met elkaar in contact. Ik heb verteld dat ik schulden had. Ze zei dat ze mij kon helpen. Ze zei dat haar baas miljonair was en dat zij kon helpen en mij dan geld geven. We hebben erover gesproken via sms maar ook wel gewoon zo. Ik heb het aan [medeverdachte 2][de rechtbank leest: Mo = [medeverdachte 2]] verteld.
Uiteindelijk heeft [medeverdachte 2] mij opgehaald op de scooter. We zijn richting Groningen gereden. Gezeten op een blauw bankje hebben we een sigaret gerookt, gewoon rustig. Toen heb ik een sms aan [verdachte] gestuurd of ze het nog wilde. Ze zei dat we het door konden zetten.
Daarna zijn we erheen gereden. Ik ben naar binnen gegaan en [medeverdachte 2]bleef buiten op de scooter. Ik maakte een soort van knikkende beweging. Ze wist dat ik het was, dat voel je ook. Ik zei iets van “one Camel” en ik legde een biljet van 50 euro op de toonbank. Ik kreeg de sigaretten en zij deed direct de kassa open en pakte het geld uit de kassa en bracht het in de richting van mijn tas. Ik wilde toen weggaan. Ze liep ook nog naar de tweede kassa. Daar heeft ze ook geld uit gepakt en aan mij gegeven.
Ik ben naar buiten gelopen en op de scooter gaan zitten. We zijn weggereden.
Tussen het plan en de uitvoering heeft ongeveer een weekje gezeten.
Zij vertelde dat er geen camera was. Ze zou op de overvalknop drukken als ik uit de winkel was.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat medeverdachte [medeverdachte 1] en medeverdachte [medeverdachte 2] hebben verklaard dat zij in overleg met verdachte een overval hebben geënsceneerd. Uit de verklaringen van verdachte en de medeverdachten komt naar voren dat hierbij noch geweld, noch bedreiging met geweld heeft plaatsgevonden en dat verdachte desondanks toch beide kassa’s van haar werkgever heeft leeggehaald en de inhoud daarvan aan één van de medeverdachten heeft overhandigd. Nadien heeft verdachte op de overvalknop gedrukt en aangifte gedaan dat een overval zou zijn gepleegd.
Uit de verklaring van verdachte blijkt dat zij informatie aangaande de werkwijze en de beveiliging bij [benadeelde] heeft gegeven en dat zij op de ochtend van de overval een sms kreeg van medeverdachte [medeverdachte 1] inhoudende dat deze haar zou komen overvallen. Voorts staat vast dat verdachte tegenover de politie heeft gelogen toen zij zei dat ze niet wist dat [medeverdachte 1] erbij betrokken was.
Gelet op de inhoud van de verklaringen van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2], het sms-contact voorafgaand aan de ‘overval’ en de onjuistheden die verdachte ten overstaan van de verbalisanten heeft verteld, acht de rechtbank de ontkenning van verdachte ongeloofwaardig. Hierbij heeft de rechtbank ook betrokken dat er na de ‘overval’contact is geweest tussen verdachte en de medeverdachte [medeverdachte 1], onder meer inhoudende dat ze “het er niet over moesten hebben”.
De rechtbank is van oordeel dat er geen sprake kan zijn van diefstal met geweld of afpersing.
Verdachte zat immers in het complot en er is geen sprake geweest van geweld of bedreiging met geweld. De overige medewerkers hebben geen dreigend geschreeuw gehoord; een en ander heeft stilletjes plaatsgevonden. De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het onder 1 onder A en B ten laste gelegde.
Gelet op de rol die verdachte heeft gespeeld blijkens de verklaringen van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van medeplegen door verdachte. Voorafgaand aan het wegnemen van het geld heeft er veelvuldig contact plaatsgevonden tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1]. Verdachte heeft het geld daadwerkelijk uit de beide kassa’s genomen en nadien heeft verdachte nog contact gehad met [medeverdachte 1]. De omstandigheid dat verdachte niet heeft meegedeeld in de buit maakt dit niet anders.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de vorenbedoelde verklaringen, in onderlinge samenhang beschouwd, wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van verduistering in dienstbetrekking en het doen van een valse aangifte.
Bewezenverklaring
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 meer subsidiair en het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
1.
zij op 20 mei 2010 in de gemeente Groningen tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk een geldbedrag van ongeveer 1724,25 euro, toebehorende aan tabakswinkel "[benadeelde]", en welk goed verdachte uit hoofde van haar persoonlijke dienstbetrekking als stagiaire werkzaam in die tabakswinkel, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
2.
zij op 20 mei 2010 te Groningen aangifte heeft gedaan dat een strafbaar feit was gepleegd, wetende dat dat feit niet was gepleegd, immers heeft verdachte toen aldaar ten overstaan van M.A. Kroon, hoofdagent van Regiopolitie Groningen opzettelijk in strijd met de waarheid aangifte gedaan van een overval (afpersing/diefstal met geweld) gepleegd op 20 mei 2010 in tabakswinkel [benadeelde] aan het [adres benadeelde] te Groningen;
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder 1 meer subsidiair en onder 2 meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffout hersteld. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
Strafbaarheid van de feiten
Hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard, levert de volgende strafbare feiten op:
1. Medeplegen van verduistering, gepleegd door hem die het goed uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking onder zich heeft.
2. Aangifte doen dat een strafbaar feit is gepleegd, wetende dat het niet gepleegd is.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu ten aanzien van verdachte geen strafuitsluitings-gronden aanwezig worden geacht.
Strafoplegging
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 meer subsidiair en onder 2 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een werkstraf van 240 uur subsidiair 120 dagen hechtenis en 6 maanden gevangenisstraf geheel voorwaardelijk een proeftijd van twee jaar.
Standpunt van de verdediging
Verdachte heeft verklaard bereid en in staat te zijn een werkstraf te verrichten.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, het uittreksel uit de justitiële documentatie betreffende verdachte en het aangaande haar persoon opgemaakte reclasseringsrapport d.d. 11 juli 2011, alsmede de vordering van de officier van justitie.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Door de thans bewezen verklaarde verduistering te doen voorkomen als een overval hebben verdachte en haar medeverdachten bewerkstelligd dat het personeel van de winkel meende (opnieuw) te worden geconfronteerd met een overval. Verdachte en haar mededaders hebben een en ander van tevoren besproken en ondanks aanvankelijk enige terughoudendheid van de kant van medeverdachte [medeverdachte 2], hebben verdachte en haar medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] besloten toch de overval in scene te zetten en uit te voeren. Er is sprake van een zeer vervelend delict met de uitstraling van een overval, waarbij verdachte het vertrouwen van haar werkgever ernstig heeft geschonden.
Ten voordele van verdachte houdt de rechtbank enigszins rekening met het feit dat verdachte niet eerder ter zake van een misdrijf is veroordeeld. Tevens houdt de rechtbank rekening met het feit dat verdachte als alleenwonende moeder de dagelijkse zorg voor haar twee kinderen heeft.
Op grond van het vorenstaande zal de rechtbank een werkstraf en een voorwaardelijke vrijheidsstraf opleggen.
Vordering van de benadeelde partij
Als benadeelde partij heeft zich in het strafproces gevoegd [naam benadeelde], gevestigd te Groningen.
De benadeelde partij heeft schriftelijk opgave gedaan van de inhoud van de vordering en van de gronden waarop deze berust.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering zal worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en hoofdelijke veroordeling.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat uit de vordering niet blijkt van een deugdelijke machtiging van [naam ondertekenaar], die de vordering heeft ondertekend.
Beoordeling
De vordering is niet voorzien van een uittreksel uit het register van de Kamer van Koophandel, zodat de rechtbank niet kan verifiëren of de genoemde [naam ondertekenaar] gemachtigd is namens de benadeelde partij in rechte op te treden en de onderhavige vordering in te dienen en te ondertekenen.
De rechtbank zal de benadeelde partij daarom niet ontvankelijk verklaren in haar vordering.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 57, 188 en 322 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank:
- verklaart het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
- verklaart het onder 1 meer subsidiair en het onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hiervoor is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezen verklaarde strafbaar.
- verklaart verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
- verklaart het onder 1 meer subsidiair en het onder 2 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
- veroordeelt verdachte voor het bewezen- en strafbaar verklaarde tot:
een taakstraf bestaande uit een werkstraf van 240 uren, met bevel dat vervangende hechtenis voor de duur van 120 dagen zal worden toegepast als veroordeelde deze straf niet naar behoren verricht.
De werkstraf moet zijn voltooid binnen een jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis. De veroordeelde zal zich met betrekking tot de werkstraf gedragen naar de aanwijzingen te geven door of namens de Reclassering Nederland.
Beveelt dat bij de tenuitvoerlegging van de werkstraf de tijd die veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht.
De rechtbank waardeert de dagen die veroordeelde in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht op twee uren werkstraf per dag.
een gevangenisstraf voor de duur van ZES MAANDEN.
Bepaalt dat deze straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast omdat:
-de veroordeelde zich voor het einde van de op twee jaren gestelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
-de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit geen medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij
Verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde], gevestigd te Groningen, in de vordering niet-ontvankelijk.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de veroordeelde ieder de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. E.M.J. Brink, voorzitter, D.M. Schuiling en H.J. Bastin, in tegenwoordigheid van D. van der Ploeg, griffier en in het openbaar uitgesproken op 28 oktober 2011.