RECHTBANK GRONINGEN
Sector Bestuursrecht
Zaaknummers: AWB 10/1088 en AWB 10/1190
Uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen
[Besloten Vennootschap], gevestigd te […], eiseres
gemachtigde: M.J. Zeinstra van Zeinstra Management
het dagelijks bestuur van het Samenwerkingsverband Noord-Nederland,
verweerder,
gemachtigden: D.G.I. Joosten en C.A. van Rozendal.
Bij besluiten van 22 september 2010 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de tegen de primaire besluiten van 25 maart 2010 door eiseres gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen de bestreden besluiten op 2 november 2010 beroep ingesteld. Bij brief van 3 maart 2011 zijn de gronden van het beroep ingediend.
Verweerder heeft een verweerschrift, gedateerd 1 juni 2011, ingediend.
Bij brief van 18 augustus 2011 heeft eiseres, onder gelijktijdige inzending van bijlagen, op het verweerschrift gereageerd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 augustus 2011. De beroepen, geregistreerd onder nummers AWB 10/1088 en AWB 10/1190, zijn gevoegd behandeld. Eiseres is daar –daartoe opgeroepen– verschenen, bijgestaan door voornoemde gemachtigde en M. Altenburg. Verweerder heeft zich –daartoe opgeroepen– laten vertegenwoordigen door mr. D.G.I. Joosten en drs. C.A. van Rozendal. Het onderzoek is ter zitting gesloten.
2. Feiten- en zaaksverloop
2.1. Het bedrijf van eiseres is gevestigd in […]. In het bedrijf worden houtkrullen en zaagsel uit de houtindustrie verwerkt tot een verpakt consumentenproduct ten behoeve van het gebruik als bodembedekker in dierenverblijven.
2.2. Op 10 februari 2009 is door eiseres bij verweerder een aanvraag aangekondigd voor een ontwikkelingsproject. Aan deze aanvraag is projectnummer 022090038 gekoppeld (hierna ook: aanvraag I).
2.3. Op 17 februari 2009 heeft Willems Baling Equipment een offerte opgesteld met als titel ‘productielocatie […]’. De offerte betreft de ontwikkeling en bouw van een Willems Baling Equipment toevoer-, verpakkings- en palletiseerinstallatie voor houtkrullen. De offerte is onderverdeeld in:
(A) onderzoek en ontwikkeling; en (B) ontwerp en bouw installaties.
Onderdeel (B) is onderverdeeld in:
(1) Willems aanvoerinstallatie;
(2) Willems balen persen;
(3) Willems robotsysteem.
Onderdeel (A) is begroot op een bedrag van € 181.000,-- en onderdeel (B) is begroot op een bedrag van € 2.591.250,-- (€ 546.000,--; € 1.411.950,-- en € 633.300,--).
2.4. Op 17 april 2009 is de aanvraag van 10 februari 2009 (projectnummer 022090038 / aanvraag I) onderbouwd met de offerte van Willems Baling Equipment van 17 februari 2009. De kosten zijn begroot op € 181.000,-- en betreft onderzoek en ontwikkeling van de onder (B) genoemde installaties, oftewel onderdeel (A) van voornoemde offerte.
2.5. Voor onderdeel (B) is op 17 april 2009 eveneens een aanvraag bij verweerder binnengekomen. De gemachtigde van eiseres heeft aangekondigd een aanvraag in te dienen voor implementatie van een ontwikkelingsproject. Aan deze aanvraag is projectnummer 022090008 gekoppeld (hierna ook: aanvraag II). Deze aanvraag bevat geen onderbouwing.
2.6. Vervolgens zijn op 24 april 2009 nog twee aanvragen bij verweerder binnengekomen voor implementatie van een ontwikkelingsproject. Aan deze aanvragen zijn de projectnummers 021090010 (hierna ook: aanvraag III) en 021090011 (hierna ook: aanvraag IV) gekoppeld. Ook deze aanvragen zijn niet voorzien van een onderbouwing.
2.7. Op 6 juli 2009 is de onderbouwing van de aanvragen met projectnummers 021090008 (aanvraag II), 021090010 (aanvraag III) en 021090011 (aanvraag IV) bij verweerder binnengekomen. De onderbouwing is identiek en bestaat uit de offerte van Willems Baling Equipment van 17 februari 2009 voor een productielocatie te […]. De implementatie van het eerder aangevraagde ontwikkelingsproject is daarbij opgedeeld in de volgende onderdelen:
(1) Willems aanvoerinstallatie (021090008, aanvraag II);
(2) Willems balen persen (021090011, aanvraag IV);
(3) Willems robotsysteem (021090010, aanvraag III).
2.8. Bij besluit van 21 augustus 2009 is door verweerder een subsidie verleend van
€ 40.000,-- voor aanvraag I ter ondersteuning van het ontwikkelingsproject inzake het ontwikkelen van een toevoer-, verpakkings- en palletiseerinstallatie voor houtkrullen. Daarbij is verwezen naar artikel 4, tweede lid, sub a, van de Subsidieregeling Noordelijke Innovatie OndersteuningsFaciliteit 2008 (hierna: NIOF 2008).
2.9. Bij besluiten van 25 maart 2010 heeft verweerder de aanvragen met projectnummers 021090010 en 021090011 samengevoegd met de aanvraag met projectnummer 021090008.
2.10. Bij besluit van 25 maart 2010 is een bedrag van € 15.000,-- subsidie toegewezen voor projectnummer 021090008 (aanvraag II). Dit bedrag betreft 7,5% van het maximaal te verlenen subsidiebedrag van € 200.000,--. Hiertegen is geen bezwaar gemaakt.
2.11. Eiseres heeft vervolgens op 5 mei 2010 bezwaar gemaakt tegen het besluit de op
24 april 2009 gedane aanvragen (met projectnummers 021090010 en 021090011) samen te voegen met de op 17 april 2009 gedane aanvraag (met projectnummer 021090008).
2.12. Eiseres heeft van de gelegenheid gebruik gemaakt haar bezwaren mondeling toe te lichten tijdens de hoorzitting van 6 augustus 2010 van de externe adviescommissie (hierna: de Commissie). De Commissie heeft verweerder op 20 september 2010 geadviseerd de bezwaren van eiseres ongegrond te verklaren. Daarbij merkt de Commissie het volgende op:
‘De commissie is van mening dat de drie implementatieprojecten op drie machines zien die in het productieproces aan elkaar zijn gekoppeld. De machines kunnen in het proces niet los van elkaar gezien worden en kunnen niet op een afzonderlijk moment in een proces ingezet worden. De drie projecten hebben betrekking op de implementatie van één ontwikkelingsproject. De implementatie van de in het ontwikkelingsproject ontwikkelde machines betreffen technisch, functioneel en in tijd bezien één project.’
2.13. Bij zijn thans bestreden besluiten van 22 september 2010 heeft verweerder, onder overneming van voornoemd advies, de bezwaarschriften van eisereses ongegrond verklaard en de primaire besluiten, te weten samenvoeging van een drietal aanvragen, gehandhaafd. Van deze besluiten is eiseres in beroep gekomen.
2.14. Het beroep richt zich tegen samenvoeging van projectnummers 021090010 (Awb 10/1190) en 021090011 (Awb 10/1088) met projectnummer 021090008 (aanvraag II).
Eiseres stelt in de door haar op 3 maart 2011 ingediende gronden -samengevat- dat er sprake is van drie verschillende producten (c.q. machines; een invoer- en zeefinstallatie, meerdere verpakkings- en bundelingsmachines en een palletiseerinstallatie) die los van elkaar geïmplementeerd kunnen worden. Eiseres wijst erop dat er geen sprake is van technisch, functioneel en in tijd samenhangende investeringen.
Eiseres stelt dat de bestreden besluiten in strijd zijn met de NIOF 2008 en eveneens met de bedoeling daarvan en heeft verzocht deze besluiten te vernietigen en eiseres alsnog voor een bijdrage in alle aanvragen in aanmerking te laten komen.
2.15. In de op 18 augustus 2011 ingezonden bijlagen zijn door de gemachtigde van eiseres geselecteerde stukken van andere aanvragen meegezonden […], ter onderbouwing van een beroep op het gelijkheidsbeginsel.
2.16. Op de zitting van 29 augustus 2011 heeft eiseres desgevraagd geantwoord dat de aanvoerinstallatie (021090008, aanvraag II), in ieder geval één van de balenpersen (021090011, aanvraag IV) en de palletiseerinstallatie (021090010, aanvraag III) in een nieuw gebouw in gebruik zijn genomen.
2.17. In het verweerschrift stelt verweerder zich op het standpunt dat aan de subsidiabele kosten voor een implementatieproject in artikel 5 van de NIOF 2008 een maximum is gesteld en dat het niet de bedoeling is dat projecten worden opgeknipt om het maximale bedrag te omzeilen. Verweerder stelt voorts dat er sprake is van drie aanvragen voor drie implementatietrajecten die voortvloeien uit één ontwikkelingsproject en dat er feitelijk sprake is van één implementatieproject. Verweerder vindt hiervoor steun in het gegeven dat er sprake is van één offerte voor het gehele traject en eiseres de machines niet gaat vermarkten, maar in gaat zetten om het productieproces te verbeteren.
3. Beoordeling van de beroepen
3.1. De rechtbank stelt vast dat eiseres in eerste instantie één aanvraag heeft ingediend
voor een ontwikkelingsproject. Door verweerder is vervolgens, onder verwijzing naar artikel 4, tweede lid, sub a, van de NIOF 2008, subsidie verleend ter ondersteuning van het ontwikkelen van een toevoer-, verpakkings- en palletiseerinstallatie voor houtkrullen. De ontwikkeling en bouw van voornoemde installaties zijn in handen gesteld van één bedrijf; te weten Willems Baling Equipment.
3.2. Eiseres heeft vervolgens op 17 april 2009 één aanvraag ingediend voor implementatie van dit project, gevolgd door een tweetal aanvragen op 24 april 2009. In geschil is of deze aanvragen kunnen worden samengevoegd, met als gevolg dat de maximaal uit te keren subsidie slechts eenmaal, en niet driemaal, kan worden verleend.
3.3. Op grond van artikel 5 van de NIOF 2008 zijn de kosten van implementatie van een ontwikkelingstraject subsidiabel. Als subsidiabele kosten worden in aanmerking genomen de kosten van investeringen in duurzame bedrijfsuitrusting en materiaalkosten ten behoeve van een proefproductie of proefopstelling die voortkomt uit op grond van (onder meer) artikel 4, tweede lid, sub a, uitgevoerde ontwikkelingsprojecten. De subsidiabele kosten bedragen tenminste € 12.500,-- en ten hoogste € 200.000,--.
3.4. Uit de NIOF 2008, en meer in het bijzonder artikel 5 van de NIOF 2008, kan, anders dan eiseres stelt, niet worden opgemaakt dat het samenvoegen van subsidieaanvragen die zien op hetzelfde ontwikkelingsproject, in strijd is met de regeling en de bedoeling daarvan.
3.5. De rechtbank leest artikel 5 van de NIOF 2008, evenals verweerder, zo dat na verlening van subsidie voor één ontwikkelingsproject (hier: projectnummer 022090038) eenmaal een bijdrage kan worden gevraagd voor de kosten van implementatie van het ontwikkelingstraject. In onderhavig beroep is dat de op 17 april 2009 ingediende aanvraag (met projectnummer 021090008) geweest. Verweerder heeft in het gegeven dat er na 17 april 2009 nog twee aanvragen zijn ingediend, en deze aanvragen onderscheid maken in de te bouwen machines geen aanleiding hoeven zien de aanvragen afzonderlijk te behandelen. Daarbij acht de rechtbank mede redengevend dat er door één bedrijf (Willems Baling Equipment) één offerte (17 februari 2009) is opgesteld voor de ontwikkeling en bouw van een toevoer-, verpakkings- en palletiseerinstallatie voor houtkrullen en eiseres voor de ontwikkeling van de volledige installatie één subsidieaanvraag (aanvraag I) heeft gedaan.
3.6. In de stelling van eiseres dat dit anders wordt, en de aanvragen dus niet mogen worden samengevoegd, als het theoretisch mogelijk is om de machines los van elkaar te implementeren ziet de rechtbank geen aanleiding anders te oordelen. Dit geldt eveneens voor de stelling dat er geen sprake is van technisch, functioneel en in tijd samenhangende investeringen. Uit het verhandelde ter zitting is de rechtbank gebleken dat dit, door eiseres bij brief van 26 september 2009, opgevoerd toetsingskader is gebaseerd op het begrip ‘project’ uit de InvesteringsPremieRegeling 2009 (artikel 1, sub e, IPR 2009).
Verweerder heeft ter zitting -samengevat- gesteld dat door verweerder weliswaar is getoetst of de aanvragen van eiseres aan het begrip ‘project’ uit de IPR 2009 voldoen, maar dat de aanvragen, ongeacht de uitkomst van deze toetsing, op grond van de NIOF 2008 dienen te worden beoordeeld.
De rechtbank ziet in het door eiseres gestelde geen aanleiding te oordelen dat verweerder zich niet op dit standpunt heeft kunnen stellen.
Nu eiseres een aanvraag heeft ingediend voor subsidie op grond van de NIOF 2008 dient aan de hand van deze regeling en de daarbij horende begrippen te worden getoetst of de aanvragen voor subsidie in aanmerking komen. In artikel 5 van de NIOF 2008 komt alleen het begrip ‘implementatie van een ontwikkelingstraject’ voor, zodat het zinledig is om aan het in artikel 5 van de NIOF 2008 niet gebezigde begrip ‘project’ te toetsen. Verweerder kan immers slechts subsidie verstrekken voor zover een beroep wordt gedaan op een regeling die het ook mogelijk maakt subsidie voor de gevraagde activiteit te verstrekken. Daarom leidt hetgeen eiseres stelt niet tot het door haar beoogde doel.
3.7. Ook een beroep op het gelijkheidsbeginsel slaagt niet. Met de op 18 augustus 2011 door eiseres ingezonden stukken van andere aanvragen heeft eiseres niet aangetoond dat in gelijke gevallen anders is geoordeeld. Zo blijkt uit de overgelegde stukken niet dat verweerder in een ander geval, na toewijzing van subsidie op grond van artikel 4, tweede lid, sub a, van de NIOF 2008, op grond van artikel 5 van de NIOF 2008 meerdere subsidieaanvragen heeft toegekend die betrekking hebben op één en hetzelfde ontwikkelingsproject, terwijl alle aanvragen zijn te herleiden tot dezelfde offerte van één bedrijf. Door eiseres is ook niet dan wel onvoldoende gesteld, dat zulks het geval zou zijn. Ook is door eiseres bij de geselecteerde stukken niet de bijbehorende offerte overgelegd.
3.8. Het beroep is dan ook ongegrond. Voor veroordeling van een partij in de kosten die de andere partij in verband met de behandeling van de beroepen redelijkerwijs heeft moeten maken, bestaat geen aanleiding.
- verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.W. Wassink, in aanwezigheid van mr. E.A. Ruiter, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 2 september 2011.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag.
Afschrift aangetekend
verzonden aan partijen op: