RECHTBANK GRONINGEN
Sector Strafrecht
parketnummer: 18/670199/11 (promis)
datum uitspraak: 27 oktober 2011
raadsman: mr. U. van Ophoven
van de rechtbank Groningen, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [adres],
thans preventief gedetineerd in P.I. HvB Ter Apel.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 21 juli 2011 en 13 oktober 2011.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in de gemeente Oldambt, op of omstreeks 9 april 2011,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een of meer
sleutels en een bestelauto, in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [aangever f1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s);
2.
hij in de gemeente Oldambt, op of omstreeks 9 april 2011,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeeigening in/uit de woning,
[adres f2], weg te nemen geld en/of andere goederen van
verdachtes gading en/of van de gading van verdachtes mededader(s),
geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 1 f2] en/of [aangever 2 f2],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s), met voormeld oogmerk een ruit van de/een voordeur van die woning heeft/hebben stukgeslagen, zijnde de uitvoering van dat misdrijf niet voltooid;
3.
hij in de gemeente Oldambt, op of omstreeks 9 april 2011,
als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede
rijdende over de weg, de Hoofdweg te Finsterwolde, zich zodanig heeft gedragen
dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden,
door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of
onoplettend, - na het gebruik van MDA en/of MDMA en/of amfetamine en/of
cannabis - het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig niet onder controle
te hebben en/of niet het verloop van de weg te volgen en/of onvoldoende rechts
te houden en/of (vervolgens) te geraken op het gedeelte van die Hoofdweg,
bestemd voor het tegemoetkomend verkeer, waarna vervolgens een botsing of
aanrijding heeft plaatsgevonden met een hem, verdachte, op dat gedeelte van
die weg tegemoetkomende bromfiets, bestuurd door [aangever f3 en 4], waardoor een ander (namelijk die [aangever f3 en 4]) zwaar lichamelijk letsel, te weten een bovenarmbreuk links en/of handletsel met fracturen links, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan,
terwijl hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste lid van
de Wegenverkeerswet, namelijk verkeerde onder invloed van MDA en/of MDMA en/of
amfetamine en/of cannabis;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
A.
hij in de gemeente Oldambt, op of omstreeks 9 april 2011,
als bestuurder van een voertuig, (een bestelauto), dit voertuig heeft
bestuurd, terwijl hij verkeerde onder zodanige invloed van een stof, te weten
MDA en/of MDMA en/of amfetamine en/of cannabis, waarvan hij wist of
redelijkerwijs moest weten, dat het gebruik daarvan - al dan niet in
combinatie met het gebruik van een/die andere stof(fen) - de rijvaardigheid
kon verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden
geacht;
B.
hij in de gemeente Oldambt, op of omstreeks 9 april 2011,
als bestuurder van een voertuig (een bestelauto), daarmee rijdende op de weg,
de Hoofdweg te Finsterwolde, het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig niet onder controle heeft gehad en/of niet het verloop van de weg heeft gevolgd en/of onvoldoende rechts heeft gehouden en/of (vervolgens) op het gedeelte van die Hoofdweg, bestemd voor het tegemoetkomend verkeer is geraakt, waarna vervolgens een botsing of aanrijding heeft plaatsgevonden met een hem, verdachte, op dat gedeelte van die weg tegemoetkomende bromfiets, bestuurd door [aangever f3 en 4], door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
4.
hij in de gemeente Oldambt, op of omstreeks 9 april 2011,
tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen,
als degene(n) die betrokken was/waren bij een verkeersongeval en/of door
wiens/wier gedraging(en) een verkeersongeval was veroorzaakt met een
bromfiets, bestuurd door [aangever f3 en 4], op de Hoofdweg te Finsterwolde,
de plaats van het ongeval heeft/hebben verlaten, terwijl:
- bij dat ongeval naar hij/zij wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden
aan een ander, te weten die [aangever f3 en 4] letsel en/of schade was toegebracht
en/of
- daardoor, naar hij/zij wist(en) of redelijkerwijze moest(en) vermoeden, die
[aangever f3 en 4], aan wie bij dat ongeval letsel was toegebracht, in hulpeloze toestand werd achtergelaten;
5.
hij in de gemeente Oldambt, op of omstreeks 10 april 2011,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een
persoon, genaamd [aangever f5] van het leven te beroven, althans aan
genoemde [aangever f5] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
met dat opzet, rijdende in een door hem, verdachte, bestuurde bestelauto over
de Kerkstraat te Scheemda, met die bestelauto is aangereden of gebotst tegen
genoemde op een fiets in dezelfde richting rijdende [aangever f5], terwijl
de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in de gemeente Oldambt, op of omstreeks 10 april 2011,
als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede
rijdende over de weg, de Kerkstraat te Scheemda,
zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval
heeft plaatsgevonden,
door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of
onoplettend - na het gebruik van MDA en/of MDMA en/of amfetamine en/of
cannabis - bij de nadering van een of meer voor hem, verdachte, op die
Kerkstraat rijdende fietsers, met het door hem, verdachte, bestuurde
motorrijtuig niet, althans onvoldoende, naar links is uitgeweken om die
fietsers links voorbij te rijden, en vervolgens is aangereden en/of gebotst
tegen een van die fietsers, genaamd [aangever f5],
waardoor een ander (namelijk die [aangever f5]) zwaar lichamelijk letsel,
te weten een fractuur (linker) bovenarm met schouderluxatie (ontwrichting), of
zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of
verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan,
terwijl hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste lid van
de Wegenverkeerswet, namelijk verkeerde onder invloed van MDA en/of MDMA en/of
amfetamine en/of cannabis;
6.
hij in de gemeente(n) Oldambt en/of Menterwolde en/of Veendam, althans in het arrondissement Groningen op of omstreeks 10 april 2011,
tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal, (telkens) ter uitvoering van het door verdachte
en/of verdachtes mededader voorgenomen misdrijf om opzettelijk (de)
hoofdagent(en) van de Regiopolitie Groningen, genaamd [aangever 1 f6] en/of
[aangever 2 f6], van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet terwijl verdachte en/of zijn mededader, rijdende in een auto, door voornoemde [aangever 1 f6] en/of [aangever 2 f6], rijdende in een als zodanig herkenbare politieauto, werden achtervolgd, met (zeer) hoge snelheid heeft/hebben gereden en/of toen die politieambtenaren de auto van verdachte en/of diens mededader wilden inhalen, met zijn/hun auto heeft/hebben geslingerd en/of de doorgang heeft/hebben belet en/of meermalen, althans eenmaal, een voorwerp, namelijk een ratel van een spanband en/of een of meer ander(e) voorwerp(en) vanuit die rijdende auto naar of in de richting van de auto waarin die hoofdagent(en) reden heeft/hebben gegooid, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf (telkens) niet is voltooid,
dat hij in de gemeente(n) Oldambt en/of Menterwolde en/of Veendam, althans in het arrondissement Groningen, op of omstreeks 10 april 2011,
tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen,
rijdende in een auto over een of meer voor het openbaar verkeer openstaande
wegen, zich zodanig hebben/heeft gedragen dat gevaar op die weg(en) werd
veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt en/of het verkeer op die weg(en)
werd gehinderd, althans kon worden gehinderd, hebbende verdachte en/of verdachtes mededader, terwijl zij/hij door de hoofdagent(en) van de Regiopolitie Groningen, [aangever 1 f6] en/of [aangever 2 f6] rijdende in een als zodanig herkenbare politieauto werd(en)
dat hij in de gemeente(n) Oldambt en/of Menterwolde en/of Veendam, althans in het arrondissement Groningen, op of omstreeks 10 april 2011,
tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen,
rijdende in een auto over een of meer voor het openbaar verkeer openstaande
wegen, zich zodanig hebben/heeft gedragen dat gevaar op die weg(en) werd
veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt en/of het verkeer op die weg(en)
werd gehinderd, althans kon worden gehinderd,
hebbende verdachte en/of verdachtes mededader, terwijl zij/hij door de
hoofdagent(en) van de Regiopolitie Groningen, [aangever 1 f6] en/of [aangever 2 f6] rijdende in een als zodanig herkenbare politieauto werd(en)
achtervolgd, met die auto met hoge snelheid over die weg(en) gereden en/of
toen die politieambtenaren met die politieauto de auto van verdachte en/of
verdachtes mededader wilde(n) inhalen, met hun auto over die weg(en)
geslingerd en/of die politieauto de doorgang hebben/heeft belemmerd en/of
belet en/of een of meer ratels van (een) spanband(en) en/of (een) ander(e)
voorwerp(en) naar of in de richting van die politieauto, waarin die
hoofdagent(en) reden, gegooid en/of een of meermalen door het rode licht
zijn/is gereden en/of een rotonde in een tegengestelde richting hebben/heeft
genomen en/of zodanig hebben/heeft gemanouevreerd en/of gereden en/of geremd,
dat verdachte en/of verdachtes mededader met die door hen/hem bestuurde auto
in een sloot langs de toerit naar de N33 zijn/is beland en/of tegen een boom
zijn/is gebotst.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerequireerd tot vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde, omdat verdachte bij dit strafbare feit geen uitvoeringshandelingen heeft gepleegd.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat het onder 1, 3 primair, 4, 5 primair en 6 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Met betrekking tot het onder 4 ten laste gelegde heeft de officier van justitie opgemerkt dat in de VerkeersOngevallenAnalyse (VOA) de feitelijke situatie is beschreven en dat daaruit blijkt dat de weg recht was. Er was zeker niet, zoals verdachte heeft verklaard, sprake van een bocht naar links. Er was hooguit een flauwe bocht naar rechts. Daarnaast heeft verdachte verklaard dat zijn medeverdachte aan zijn arm zou hebben getrokken. De medeverdachte heeft dat steeds ontkend en verklaard dat hij met de autoradio zat te knoeien. Verdachte was niet in het bezit van een rijbewijs en had weinig rijervaring. Bovendien was hij onder invloed van drugs. Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte roekeloos heeft gereden en zwaar lichamelijk letsel bij het slachtoffer heeft veroorzaakt. Het verlaten van de plaats van het ongeval kan worden bewezen. Van medeplegen kan echter geen sprake zijn, omdat deze norm zich alleen tot de bestuurder richt, zodat verdachte van het medeplegen van dit feit moet worden vrijgesproken.
Bij het door verdachte veroorzaakte ongeval met de fietser, waarna hij is doorgereden, zoals onder 5 ten laste is gelegd, kan verdachte een nog groter verwijt gemaakt worden nu hij de auto is blijven besturen. Verdachte had inmiddels moeten weten dat hij niet in staat was om auto te rijden en dat de kans groot was dat hij nog een ongeluk zou veroorzaken. Temeer nu hij wist dat hij eerder in die nacht iemand had aangereden heeft verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij een andere verkeersdeelnemers kon aanrijden. Bovendien is een fietser een kwetsbare verkeersdeelnemer.
Ten aanzien van het onder 6 ten laste gelegde heeft de officier van justitie aangevoerd dat verdachten gezamenlijk te werk zijn gegaan om de politieagenten tot het stoppen met achtervolgen te dwingen. De kans was daarbij heel reëel dat de agenten door het handelen van beide verdachten hadden kunnen verongelukken. Het gevaar zat vooral in de metalen delen van spanbanden die vanuit de hard rijdende en slingerende auto naar de politieauto werden gegooid.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde feit omdat er geen sprake was van een bewuste en nauwe samenwerking. Verdachte heeft geen uitvoeringshandelingen gepleegd.
Ten aanzien van het onder 3 en 4 ten laste gelegde heeft de raadsman aangevoerd dat het aannemelijk is dat de medeverdachte een ruk aan het stuur heeft gegeven en dat daarom de bromfietser is aangereden. Daarmee heeft verdachte het ongeval niet veroorzaakt. De raadsman leidt dit af uit de houding van de medeverdachte, het feit dat er geen remsporen zijn aangetroffen en de aanrijding zich in een kort tijdsbestek heeft voltrokken. Met betrekking tot het letsel dat het slachtoffer door de aanrijding heeft gekregen heeft de raadsman gewezen op de uitspraken gepubliceerd onder LJN BW2194 en BW9795 waarin zelfs bij een gebroken kaak geen zwaar lichamelijk letsel is aangenomen. Er is dan in dit geval ook geen sprake van zwaar lichamelijk letsel nu het slachtoffer slechts een inmiddels herstelde bovenarmbreuk heeft. Er is niet roekeloos door verdachte gereden. Er is wel sprake van drugsgebruik en dus van de strafverzwarende omstandigheid zoals bedoeld in artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994.
Met betrekking tot het onder 5 ten laste gelegde heeft de raadsman aangevoerd dat er sprake was van een ongelukkige samenloop van omstandigheden. Verdachte heeft gemeend, nadat hij de fietsers was gepasseerd, dat er niets aan de hand was en is doorgereden. Uit de situatietekening blijkt dat de situatie ter plaatse heel krap was en elke verkeersdeelnemer daar moeite zou hebben met een passeerbeweging. Ook was het een onoverzichtelijke situatie, gezien de bocht in de weg, de zijstraat en een geparkeerde auto. Daarnaast weten we niets over de snelheid waarmee de auto reed en de plaats op de weg waar de fietsers hebben gereden. Verdachte heeft geen opzet gehad om de fietser van het leven te beroven en ook geen opzet om haar zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. De raadsman heeft derhalve gepleit voor vrijspraak van het primair ten laste gelegde en bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde.
Bij het onder 6 primair ten laste gelegde heeft de raadsman gepleit voor vrijspraak omdat de medeverdachte degene was die de metalen onderdelen van de spanbanden uit de auto heeft gegooid. Dat was naar het oordeel van de raadsman de handeling die erop gericht was om de agenten van het leven te beroven en niet de slingerende bewegingen die verdachte maakte om de politieauto te ontwijken. Rijden met hoge snelheid levert geen poging doodslag op. De raadsman heeft aangevoerd dat het onder 6 subsidiair ten laste gelegde kan worden bewezen.
Het onder 1 ten laste gelegde en de ad informandum gevoegde feiten zoals vermeld op de 'wijziging ad informandum gevoegde feiten" d.d. 20 juli 2011, kunnen worden bewezen aangezien deze door verdachte worden erkend.
Met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde is de rechtbank van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het medeplegen van een poging tot diefstal met braak. Verdachte liep wel in die buurt op straat, maar wist niet wat zijn medeverdachte [medeverdachte] ging doen. Hij heeft derhalve onvoldoende wetenschap gehad.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte van het onder 4 ten laste gelegde medeplegen dient te worden vrijgesproken. Artikel 7 van de Wegenverkeerswet 1994 richt zich bij uitsluiting tot degene die mogelijkerwijs civielrechtelijk aansprakelijk kan worden gesteld voor zijn gedragingen en daarmee tot de bestuurder en niet tot een passagier (verdachte). Van medeplegen kan derhalve geen sprake zijn.
De rechtbank heeft bij de beoordeling acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen.
Het onder 1 ten laste gelegde:
- De bekennende verklaring door verdachte op de terechtzitting van 21 juli 2011 afgelegd;
- Een proces-verbaal d.d. 10 april 2011, opgenomen op pagina 122-125 van dossier nummer 2011035364 d.d. 30 juni 2011, inhoudende de aangifte van [aangever f1].
Het onder 3 en 4 ten laste gelegde:
- De bekennende verklaring door verdachte op de terechtzitting van 21 juli 2011 afgelegd, zakelijk weergegeven;
Ik heb in de gestolen auto gereden. Ik was onder invloed van drugs. We hebben met de auto een scooter aangereden. Ik was op dat moment de bestuurder van de auto. Na de aanrijding ben ik gestopt, maar [medeverdachte] zei dat ik door moest rijden.
- Een proces-verbaal d.d. 10 april 2011, opgenomen op pagina 35-38 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
Ik kan wel autorijden, maar heb geen rijbewijs.
- Een proces-verbaal d.d. 10 april 2011, opgenomen op pagina 150-152 van voornoemd dossier, inhoudende de aangifte van [aangever f3 en 4], zakelijk weergegeven;
Op 9 april 2011 reed ik op mijn scooter op de Hoofdweg te Finsterwolde en zag dat een busje mij tegemoet kwam rijden. Het reed recht op mij af. De bestuurder had niet veel weg nodig om op mijn weghelft te komen rijden. Ik kon hem niet meer ontwijken en had geen tijd meer om te remmen. Hierna vernam ik dat ik geraakt was door het busje en had hevige pijn aan mijn linkerbovenarm. Het busje stond een stukje verderop stil. Terwijl ik mijn vriend belde zag ik dat het busje weg reed en zich verder niet om mij bekommerde. In het ziekenhuis is vastgesteld dat mijn linkerbovenarm is gebroken.
- Een proces-verbaal d.d. 16 mei 2011, opgenomen op pagina 163-175 van voornoemd dossier, inhoudende de VerkeersOngevalsAnalyse, zakelijk weergegeven:
Het ongeval was niet te wijten aan een technisch gebrek, doch moet worden gezocht in een rij- c.q. beoordelingsfout van de bestuurder van de Ford. De bestuurder van de Ford hield zijn voertuig niet zoveel mogelijk rechts en kwam hierdoor in botsing met de brommer. Het ongeval vond, gezien de oorspronkelijke rijrichting van de Ford, plaats op een recht weggedeelte. De rijbaan heeft een breedte van circa 5,60 meter
- Een geschrift d.d. 17 mei 2011, opgenomen op pagina 312-318 van voornoemd dossier, inhoudende het toxicologisch onderzoek van het NFI, zakelijk weergegeven:
In het bloed van [verdachte] zijn (omzettingsproducten van) drugs en/of geneesmiddelen gevonden die de rijvaardigheid kunnen beïnvloeden aangetoond, te weten: amfetamine-achtige: MDA, MDMA en amfetamine en cannabis (THC-COOH). Op grond van de concentraties van amfetamine en MDMA in het bloed van [verdachte] kan worden geconcludeerd dat ten tijde van de bloedafname de rijvaardigheid waarschijnlijk nadelig beïnvloed was.
- Een geschrift d.d. 3 mei 2011, opgenomen op pagina 186 van voornoemd dossier, inhoudende een medische verklaring van de Hulpverleningdienst Groningen, zakelijk weergegeven:
Op 10 april 2011 werd [aangever f3 en 4] opgenomen in het ziekenhuis na te zijn aangereden door een auto. Diagnose: bovenarmbreuk links en handletsel met fracturen links.
Het onder 5 ten laste gelegde.
- De verklaring door verdachte op de terechtzitting d.d. 21 juli 2011 afgelegd, zakelijk weergegeven:
Het klopt dat ik later wederom ben doorgereden na een ongeval. Dit was in Scheemda. Ik kan mij, doordat ik onder invloed van drugs verkeerde, hier weinig van herinneren.
- Een proces-verbaal d.d. 11 april 2011, opgenomen op pagina 254-256 van voornoemd dossier, inhoudende de aangifte van [aangever f5], zakelijk weergegeven:
Op 10 april 2011 tussen 00.30 uur en 00.45 uur fietste ik samen met mijn man door de Molenstraat te Scheemda. Achter ons hoorde ik een auto met hoge snelheid aan komen rijden. De motor maakte heel veel toeren. Mijn man en ik fietsten naast elkaar en ik fietste aan de buitenkant. Ter hoogte van waar wij fietsten stond een personenauto geparkeerd langs de weg. Ik dacht dat die auto ons daar nooit kon inhalen. Ik voelde ineens een enorm harde klap van achteren op mijn linkerschouder. Ik denk dat ik werd geraakt door de spiegel van de achterop komende auto. Ik werd een stuk mee naar voren getrokken en viel vervolgens voorover hard op de grond. Ik kwam met mijn hoofd hard op de grond terecht. Ik probeerde te staan, maar mijn benen waren net pudding. Ik zag nog dat de auto, die mij aanreed, met hoge snelheid verder reed. Ik ben geopereerd aan mijn linkerschouder. Er is een plaat in mijn schouder geplaatst. Ik ben linkshandig en kan op dit moment met mijn linkerarm helemaal niets.
- Een proces-verbaal d.d. 15 juni 2011, opgenomen op pagina 260-261 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van getuige [naam getuige], zakelijk weergegeven:
Op 10 april 2011 fietste ik samen met mijn vrouw in de Molenstraat in Scheemda. Daar hoorde ik een auto van achteren naderen en gezien het geluid was dat met hoge snelheid. Mijn vrouw reed aan de buitenzijde. Aan de andere zijde van de rijbaan stond een auto geparkeerd. Ik had niet verwacht dat de achterop komende auto door zou rijden. Mijn vrouw werd geschept door een witte bestelbus. Ze kwam een meter of 15-20 verderop de rijbaan terecht. De bestuurder van de auto heeft in het geheel geen snelheid geminderd nadat hij mijn vrouw had aangereden.
- Een proces-verbaal d.d. 19 april 2011, opgenomen op pagina 74-83 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [medeverdachte], zakelijk weergegeven:
In Scheemda kreeg [verdachte] nog een aanrijding met een fietser. Dit waren een man en een vrouw. [verdachte] reed gewoon door. Ik zei nog dat hij rustig aan moest doen, maar [verdachte] zei dat ze maar aan de kant moesten gaan. Ik zag dat hij de vrouw aanreed. De vrouw reed aan de buitenkant. Ik zag dat ze door de aanrijding op de grond viel. Ik zag dat de spiegel naar binnen klapte toen hij de vrouw raakte.
Het onder 6 ten laste gelegde.
- De bekennende verklaring door verdachte op de terechtzitting d.d. 21 juli 2011 afgelegd;
- Een proces-verbaal d.d. 11 april 2011, opgenomen op pagina 39-42 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van verdachte;
- Een proces-verbaal d.d. 12 april 2011, opgenomen op pagina 288-293 van voornoemd dossier, inhoudende de aangifte van [aangever 1 f6],
- Een proces-verbaal d.d. 12 april 2011, opgenomen op pagina 324-357 van voornoemd dossier, inhoudende de aangifte van [aangever 2 f6].
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
Op grond van de hiervoor in dit vonnis opgenomen bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. Verdachte was niet in het bezit van een rijbewijs en verkeerde onder invloed van drugs. Toch is hij achter het stuur gestapt en is in de auto gaan rijden, waarbij een aanrijding met een bromfiets, bestuurd door Stel, heeft plaatsgevonden. Verdachte heeft, gelet op het vorenstaande, de auto niet met de nodige voorzichtigheid bestuurd en de auto niet voortdurend onder controle gehouden. De stelling van verdachte dat de aanrijding in een bocht in de weg plaatsvond en dat zijn passagier een ruk aan het stuur heeft gegeven waardoor verdachte vervolgens in een bocht de aanrijding zou hebben veroorzaakt acht de rechtbank niet geloofwaardig. Zij baseert dit op de ontkenning van [medeverdachte] en op het rapport van de VOA, waarin onder meer ten aanzien van de situatie ter plaatse is vastgesteld dat de weg op de plaats van de aanrijding een rechte weg was. Verdachte heeft zich door zo te handelen en onder invloed van drugs naar het oordeel van de rechtbank roekeloos gedragen, waardoor het aan zijn schuld te wijten is dat een verkeersongeval heeft plaatsgevonden.
Uit de medische verklaring blijkt van het letsel van Stel. Naar het oordeel van de rechtbank is er - anders dan door de verdediging bepleit -, gelet op de aard van het letsel alsmede de mogelijke restgevolgen zoals gedeeltelijke invaliditeit, sprake van zwaar lichamelijk letsel waarvan vast is komen te staan dat dit ten gevolge van het verkeersongeval is ontstaan en derhalve aan de schuld van verdachte is te wijten.
Ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde
De rechtbank is van oordeel dat er sprake is van een poging doodslag. Juist omdat verdachte onder invloed van drugs en zonder rijbewijs kort daarvoor al een ongeval had veroorzaakt heeft hij willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij opnieuw een aanrijding zou veroorzaken. Verdachte heeft hiermee de kans aanvaard dat hij een andere verkeersdeelnemer door zijn rijgedrag kon doden. Daar waar, zoals door de raadsman is aangegeven en uit de situatieschets blijkt dat de verkeerssituatie krap en onoverzichtelijk was, had verdachte uiterst voorzichtig moeten zijn. Daartoe was hij, kennelijk als gevolg van zijn drugsgebruik en onervarenheid, niet in staat.
Ten aanzien van het onder 6 ten laste gelegde
Verdachte reed hard, onvoorzichtig en slingerend. De medeverdachte heeft tijdens dat rijden de voorwerpen naar de politieauto gegooid. Verdachte heeft verklaard dat hij heeft gezien, dat, toen zij door de politie werden achtervolgd, medeverdachte gooiende bewegingen maakte, alsof hij iets uit het raam gooide en dat deze tegen hem zei dat hij slingerend moest gaan rijden.
Daarom is de rechtbank van oordeel dat er sprake is van een bewuste en nauwe samenwerking en dus van medeplegen. Met deze handelingen hebben zij samen de aanmerkelijke kans aanvaard dat de agenten daardoor zouden kunnen verongelukken.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 3 primair, 4, 5 primair en 6 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
1.
hij in de gemeente Oldambt op 9 april 2011, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een sleutel en een bestelauto, toebehorende aan [aangever f1];
3. (primair)
hij in de gemeente Oldambt op 9 april 2011, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, de Hoofdweg te Finsterwolde, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, door roekeloos, - na het gebruik van MDA en MDMA en amfetamine - het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig niet onder controle te hebben en niet het verloop van de weg te volgen en onvoldoende rechts te houden en vervolgens te geraken op het gedeelte van die Hoofdweg, bestemd voor het tegemoetkomend verkeer, waarna vervolgens een aanrijding heeft plaatsgevonden met een hem, verdachte, op dat gedeelte van die weg tegemoetkomende bromfiets, bestuurd door [aangever f3 en 4], waardoor een ander (namelijk die [aangever f3 en 4]) zwaar lichamelijk letsel, te weten een bovenarmbreuk links en handletsel met fracturen links, werd toegebracht, terwijl hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet, namelijk verkeerde onder invloed van MDA en MDMA en amfetamine;
4.
hij in de gemeente Oldambt op 9 april 2011, als degene die betrokken was bij een verkeersongeval en door wiens gedragingen een verkeersongeval was veroorzaakt met een bromfiets, bestuurd door [aangever f3 en 4], op de Hoofdweg te Finsterwolde, de plaats van het ongeval heeft verlaten, terwijl:
- bij dat ongeval naar hij wist aan een ander, te weten die [aangever f3 en 4] letsel en/of schade was toegebracht en
- daardoor, naar hij wist, die [aangever f3 en 4], aan wie bij dat ongeval letsel was toegebracht, in hulpeloze toestand werd achtergelaten;
5. (primair)
hij in de gemeente Oldambt, op 10 april 2011, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon, genaamd [aangever f5] van het leven te beroven, met dat opzet, rijdende in een door hem, verdachte, bestuurde bestelauto over de Kerkstraat te Scheemda, met die bestelauto is aangereden of gebotst tegen genoemde op een fiets in dezelfde richting rijdende [aangever f5], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
6.
hij in de gemeenten Oldambt en/of Menterwolde en/of Veendam op 10 april 2011, tezamen en in vereniging met een ander, meermalen, telkens ter uitvoering van het door verdachte en verdachtes mededader voorgenomen misdrijf om opzettelijk de hoofdagenten van de Regiopolitie Groningen, genaamd [aangever 1 f6] en [aangever 2 f6], van het leven te beroven, met dat opzet terwijl verdachte en/of zijn mededader, rijdende in een auto, door voornoemde [aangever 1 f6] en [aangever 2 f6], rijdende in een als zodanig herkenbare politieauto, werden achtervolgd, tezamen en in vereniging met zijn mededader met (zeer) hoge snelheid heeft gereden en toen die politieambtenaren de auto van verdachte en diens mededader wilden inhalen, met de auto heeft geslingerd en/of de doorgang heeft belet en meermalen een voorwerp, namelijk een ratel van een spanband en/of andere voorwerpen vanuit die rijdende auto naar of in de richting van de auto waarin die hoofdagenten reden heeft gegooid, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf (telkens) niet is voltooid;
dat hij in de gemeenten Oldambt en/of Menterwolde en/of Veendam, op 10 april 2011, tezamen en in vereniging met een ander, rijdende in een auto over voor het openbaar verkeer openstaande wegen, zich zodanig heeft gedragen dat gevaar op die wegen werd veroorzaakt en het verkeer op die wegen werd gehinderd, hebbende verdachte en/of verdachtes mededader, terwijl zij door de hoofdagenten van de Regiopolitie Groningen, [aangever 1 f6] en [aangever 2 f6] rijdende in een als zodanig herkenbare politieauto werden achtervolgd, met die auto met hoge snelheid over die wegen gereden en toen die politieambtenaren met die politieauto de auto van verdachte en verdachtes mededader wilden inhalen, met hun auto over die wegen geslingerd en die politieauto de doorgang belemmerd en/of belet en/of ratels van een spanband en/of andere voorwerpen naar of in de richting van die politieauto, waarin die hoofdagenten reden, gegooid en/of door het rode licht gereden en/of een rotonde in een tegengestelde richting genomen en/of zodanig gemanoeuvreerd en/of gereden en/of geremd, dat verdachte en verdachtes mededader met die auto in een sloot langs de toerit naar de N33 zijn beland.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder 1, 3 primair, 4, 5 primair en 6 meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten hersteld. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
Strafbaarheid van het feit
Hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard, levert de volgende strafbare feiten op:
1.
diefstal gepleegd door twee of meer verenigde personen
3 primair
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994
4.
overtreding van artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wegenverkeerswet 1994
6.
medeplegen van poging doodslag, meermalen gepleegd
en
medeplegen van overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte, anders dan door de psycholoog is aangegeven, licht verminderd toerekeningsvatbaar wordt geacht.
De raadsman heeft, conform het advies van de psycholoog, gesteld dat zijn cliënt sterk verminderd toerekeningsvatbaar dient te worden verklaard.
Ten aanzien van de strafbaarheid van verdachte heeft de rechtbank gelet op de psychologische onderzoeksrapportage d.d. 23 juni 2011, opgemaakt door [naam psycholoog], gz-psycholoog.
De conclusie uit dit rapport luidt, zakelijk weergegeven, dat verdachte functioneert op een laag niveau van verstandelijk functioneren. Daarnaast heeft verdachte een kwetsbare persoonlijkheidsstructuur die zich kenmerkt door instabiliteit en impulsiviteit die zich voornamelijk onder druk laat zien. Er is sprake van middelenmisbruik en zwakbegaafdheid. Geadviseerd wordt om de ten laste gelegde feiten in sterk verminderde mate aan verdachte toe te rekenen.
De rechtbank kan zich niet met deze conclusie verenigen. De psycholoog is bij de verklaring over de druk die verdachte zou hebben ervaren van zijn medeverdachte met name ook van de mededeling daaromtrent van verdachte zelf uitgegaan. De rechtbank heeft evenwel geconstateerd dat verdachte uitdrukkelijk niet heeft toegestaan dat zijn medeverdachte de auto ging besturen toen deze dat wilde en wel omdat hij dacht dat hij beter auto reed dan zijn medeverdachte, omdat deze meer drugs zou hebben gebruikt. Daarnaast heeft verdachte tijdens hun gezamenlijke nachtelijke tocht meerdere malen de gelegenheid gehad zijn medeverdachte, die diverse keren is uitgestapt, achter te laten door weg te rijden en zich zo aan diens beweerdelijke druk te onttrekken. Verdachte heeft dat niet gedaan. De rechtbank leidt daaruit af dat verdachte bewust en ook uit eigen vrije wil, doch onder invloed van drugs, samen met zijn medeverdachte heeft gehandeld en dat hij niet onder een dusdanig grote druk van zijn medeverdachte heeft gestaan dat hij daardoor, mede in aanmerking genomen zijn functioneren op laag verstandelijk niveau en op zijn kwetsbare persoonlijkheidsstructuur, ten tijde van de bewezenverklaarde feiten sterk verminderd toerekeningsvatbaar was. Met betrekking tot het bewezenverklaarde acht de rechtbank verdachte licht verminderd toerekeningsvatbaar.
De rechtbank acht verdachte derhalve strafbaar, nu ten opzichte van verdachte ook overigens geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1, 3 primair, 4, 5 primair en 6 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren waarvan 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Daaraan zou dan verplicht reclasseringstoezicht gekoppeld moeten worden om de geadviseerde behandeling mogelijk te maken.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, voor het geval de rechtbank het tenlastegelegde bewezen mocht achten, gepleit voor een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van niet te lange duur zodat verdachte zo snel mogelijk met de geadviseerde behandeling kan beginnen.
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de aangaande zijn persoon opgemaakte rapportages en zijn justitiële documentatie, alsmede met de vordering van de officier van justitie.
Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de ad informandum gevoegde feiten, zoals deze op de wijziging ad informandum gevoegde feiten d.d. 20 juli 2011 staan vermeld, en die door verdachte zijn erkend.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich in de nachtelijke uren, samen met zijn medeverdachte, in een tijdsbestek van 2 uur, schuldig gemaakt aan een reeks strafbare feiten, waarbij ook slachtoffers zijn gevallen. Verdachte heeft samen met zijn mededader onder meer een auto gestolen en is daarmee onder invloed van drugs gaan rijden, zonder dat hij een rijbewijs of voldoende rijervaring had. Hij heeft daarmee levensgevaarlijke situaties op de openbare weg doen ontstaan en ook slachtoffers gemaakt en zich vervolgens, door door te rijden, niet om deze slachtoffers bekommerd, maar deze in hulpeloze toestand achtergelaten. De rechtbank rekent verdachte dit zwaar aan, alsmede het feit dat hij samen met zijn medeverdachte op dusdanige wijze de hen achtervolgende politieagenten heeft getracht van zich af te schudden, dat deze daarbij levensgevaar hebben gelopen.
In de pro justitia rapportage van de psycholoog en het voorlichtingsrapport van de reclassering wordt reclasseringstoezicht geadviseerd. In het kader van de bijzondere voorwaarde zou verdachte dan een behandeling moeten ondergaan bij de (forensische) verstandelijk gehandicaptenzorg voor een behandeling die er ondermeer op gericht is dat verdachte meer zicht krijgt op zijn beperkingen, daarover leert nadenken, zijn geweten leert kennen en zijn keuze daarop leert afstemmen.
Gelet op vorenstaande acht de rechtbank een gevangenisstraf van langere duur passend en geboden. Voorts acht de rechtbank, gelet op de problematiek van verdachte, behandeling aangewezen en zal daarom een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen met als bijzondere voorwaarde een verplicht reclasseringscontact. Daarbij zullen de voorschriften en aanwijzingen van de reclassering tevens kunnen inhouden dat verdachte een behandeling zal ondergaan in het PPG of soortgelijke instelling.
De rechtbank zal voorts aan verdachte voor de bewezenverklaarde overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994 een ontzegging van de rijbevoegdheid opleggen.
Vorderingen van de benadeelde partijen
Als benadeelde partij hebben zich in het strafproces gevoegd:
(feit 1) [aangever f1], wonende te [woonplaats];
(feit 6) [aangever 1 f6], domicilie kiezende te Groningen;
(feit 6) [aangever 2 f6], domicilie kiezende te Groningen;
De benadeelde partijen hebben schriftelijk opgave gedaan van de inhoud van de vorderingen en van de gronden waarop deze berusten.
Standpunt van de officier van justitie
[aangever f1]
De officier van justitie heeft aangevoerd dat het duidelijk is dat het slachtoffer behoorlijke schade heeft ondervonden de vordering voor toewijzing in aanmerking komt. De ingediende nota is echter inclusief BTW en die dient in mindering te worden gebracht. De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering tot een bedrag van € 3.972,61 zal worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en met toepassing van de hoofdelijkheidsclausule.
[aangever 1 f6]
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering zal worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en met toepassing van de hoofdelijkheidsclausule.
[aangever 2 f6]
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering zal worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en met toepassing van de hoofdelijkheidsclausule.
Standpunt van de verdediging
Met betrekking tot de vordering van [aangever f1] heeft de raadsman gepleit voor niet-ontvankelijk verklaring van de vordering. Er is onvoldoende duidelijkheid gegeven over het verschil in prijzen die worden opgevoerd voor de vervangende auto en er is onvoldoende duidelijk gemaakt wat en om welke reden een bedrag door de verzekering is vergoed. Dit zou om de dagwaarde van de auto kunnen gaan. Daarboven heeft verdachte een vordering van het Waarborgfonds ontvangen waarin tevens schadevergoeding wordt gevorderd. Dit zou een dubbele claim betekenen.
De raadsman heeft bepleit dat de vorderingen van [aangever 1 f6] en [aangever 2 f6] niet-ontvankelijk worden verklaard. Door de agenten is de keuze gemaakt om de auto van verdachte en zijn medeverdachte tot stoppen te dwingen terwijl er ook al bijstand was gevraagd. Er is geen daadwerkelijke schade. De raadsman kan zich wel voorstellen dat er angst is geweest in verband met de voorwerpen die naar de politieauto werden gegooid, maar dit heeft verdachte niet gedaan.
Naar het oordeel van de rechtbank is de vordering van [aangever f1] onvoldoende onderbouwd. De in de vordering vermelde aanschafprijs voor een andere auto correspondeert niet met de op de aankoopnota vermelde prijs. Ook is niet bekend uit welke onderdelen het door de verzekering uitgekeerd bedrag is opgebouwd. De rechtbank is van oordeel dat verdere behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij zal daarom in haar vordering niet worden ontvangen en kan haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank heeft bij het onder 6 ten laste gelegde het medeplegen van een poging tot doodslag bewezen verklaard. Dit betekent dat indien als gevolg daarvan schade is ontstaan, de medeplegers gehouden zijn deze schade te vergoeden. Daaraan doet de grootte van het aandeel van ieder der medeplegers niet af. Naar het oordeel van de rechtbank hebben de benadeelde partijen [aangever 1 f6] en [aangever 2 f6] als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte en zijn mededader rechtstreeks immateriële schade geleden. De rechtbank acht de door hen gevorderde bedragen reëel. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vorderingen in zijn geheel zullen worden toegewezen. Aan zowel [aangever 1 f6] als [aangever 2 f6] zal een bedrag van € 350,- worden toegewezen.
Verdachte is niet tot vergoeding van bovengenoemde bedragen gehouden voor zover deze al door verdachtes mededader is voldaan.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal aan verdachte de verplichting opleggen voornoemde geldbedragen ten behoeve van de benadeelde partij aan de Staat te betalen. De rechtbank heeft daartoe besloten omdat verdachte jegens de benadeelde partijen naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de strafbare feiten zijn toegebracht en het belang van de benadeelde partijen ermee is gediend niet zelf te worden belast met het innen van de toegewezen schadevergoeding.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45, 57, 62, 289, 311 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5, 6, 7, 176, 177 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Verklaart het onder 2 tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 3 primair, 4, 5 primair en 6 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hiervoor is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart het onder 1, 3 primair, 4, 5 primair en 6 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte voor de bewezen- en strafbaar verklaarde misdrijven tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren.
Beveelt dat bij de tenuitvoerlegging van deze straf de tijd die veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht tenzij die tijd op een andere straf in mindering is gebracht.
Bepaalt dat van deze straf een gedeelte, groot één jaar, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast omdat:
-de veroordeelde zich voor het einde van de op 2 jaren gestelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
-de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarde niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarde:
De veroordeelde zal zich gedurende de proeftijd gedragen naar voorschriften en aanwijzingen te geven door of namens de Reclassering Nederland, zolang deze instelling dat gedurende de proeftijd nodig oordeelt. Draagt deze instelling op om de veroordeelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van de bijzondere voorwaarde.
De hiervoor bedoelde voorschriften en aanwijzingen kunnen ook inhouden dat de veroordeelde een behandeling in de (forensische) verstandelijk gehandicaptenzorg ondergaat en dat hij de aanwijzigen in het kader van die behandeling opvolgt. Ook dient veroordeelde zich te onderwerpen aan controles op het gebruik van alcohol en drugs.
Veroordeelt verdachte voor de bewezen- en strafbaar verklaarde overtreding tot:
ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 1 jaar.
Beslissingen op de vorderingen van de benadeelde partijen:
* Verklaart de benadeelde partij [aangever f1], wonende te [woonplaats], niet-ontvankelijk in haar vordering. Bepaalt dat de benadeelde partij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. Veroordeelt de benadeelde partij in de kosten, door de veroordeelde in verband met deze vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
* Wijst de vordering van de benadeelde partij [aangever 1 f6], domicilie kiezende te Groningen, toe en veroordeelt de veroordeelde tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van € 350,00. Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Verplicht de veroordeelde aan de Staat te betalen een geldbedrag van € 350,00 ten behoeve van de benadeelde partij [aangever 1 f6], domicilie kiezende te Groningen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 7 dagen hechtenis. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Heeft de veroordeelde voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 350,00 ten behoeve van de benadeelde partij, dan vervalt de verplichting om dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen. Dit geldt ook omgekeerd: heeft de veroordeelde de vordering van de benadeelde partij betaald, dan vervalt de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat.
* Wijst de vordering van de benadeelde partij [aangever 2 f6], domicilie kiezende te Groningen, toe en veroordeelt de veroordeelde tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van € 350,00. Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Verplicht de veroordeelde aan de Staat te betalen een geldbedrag van € 350,00 ten behoeve van de benadeelde partij [aangever 2 f6], domicilie kiezende te Groningen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 7 dagen hechtenis. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Heeft de veroordeelde voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 350,00 ten behoeve van de benadeelde partij, dan vervalt de verplichting om dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen. Dit geldt ook omgekeerd: heeft de veroordeelde de vordering van de benadeelde partij betaald, dan vervalt de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat.
De veroordeelde is niet tot vergoeding van bovengenoemde bedragen gehouden voor zover deze al door veroordeeldes mededader is voldaan.
Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. H.L. Stuiver, voorzitter, L.M.E. Kiezebrink en P.H.M. Smeets, in tegenwoordigheid van M. Smit-Colnot, griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 27 oktober 2011.