ECLI:NL:RBGRO:2011:BT6217

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
30 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
18/670466-10
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontucht gepleegd door verzorgende in zorgcentra met kwetsbare bejaarden

In deze zaak heeft de Rechtbank Groningen op 30 september 2011 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verzorgende die zich schuldig heeft gemaakt aan ontucht met kwetsbare bejaarden in zorgcentra. De verdachte, werkzaam in de gezondheidszorg, heeft in de periode van 1 januari 2008 tot 29 mei 2010 ontuchtige handelingen gepleegd met een bewoonster van een verzorgingscentrum, terwijl zij zich als patiënt aan zijn zorg had toevertrouwd. Daarnaast heeft hij in de periode van 27 juli 1999 tot 27 februari 2003 ontucht gepleegd met een andere bewoonster. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte meerdere keren de slachtoffers heeft betast en zich op een niet openbare plaats met ontbloot geslachtsdeel heeft bevonden, terwijl de slachtoffers aanwezig waren.

De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers en de verdachte in overweging genomen, evenals de bewijsstukken die zijn gepresenteerd. De verdediging heeft betoogd dat de tenlastelegging niet wettig en overtuigend bewezen kon worden, maar de rechtbank heeft dit verweer verworpen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de hem ten laste gelegde feiten en heeft hem veroordeeld tot een werkstraf van 240 uren, een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden met een proeftijd van vier jaar, en een beroepsverbod voor de duur van vijf jaar om als verzorgende in de gezondheidszorg te werken.

De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de kwetsbaarheid van de slachtoffers, de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd. De verdachte is zwakbegaafd en heeft geen volledig inzicht in zijn problematiek, maar de rechtbank heeft ook geconstateerd dat hij zelf hulp heeft gezocht en onder behandeling staat. De rechtbank heeft besloten om een deels voorwaardelijke straf op te leggen, zodat de verdachte de kans krijgt om zijn behandeling voort te zetten en niet opnieuw in de zorgsector kan werken, waar hij een risico vormt voor kwetsbare personen.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector Strafrecht
parketnummer: 18/670466-10 (promis)
datum uitspraak: 30 september 2011
op tegenspraak
raadsman: mr. L.S. Slinkman
V O N N I S
van de rechtbank Groningen, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats], [adres].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
16 september 2011.
Tenlastelegging
Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op tijdstippen in of omstreeks de periode 1 mei 2005 tot 29 mei 2010, in
de gemeente Groningen, in elk geval in Nederland, terwijl hij toen werkzaam
was in de gezondheidszorg en/of maatschappelijke zorg (als verzorgende bij
[verzorgingscentrum 1] verzorgingscentrum), (telkens) ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer 1], die zich (telkens) als patiënt en/of cliënt aan verdachte's hulp
en/of zorg had toevertrouwd, immers heeft hij, meermalen, althans eenmaal,
(telkens)
- (het) de be(e)n(en) (ter hoogte van de lies) van die [slachtoffer 1]
aangeraakt/betast en/of
- de borsten van die [slachtoffer 1] aangeraakt/betast en/of
- zijn (verdachtes) penis aan die [slachtoffer 1] getoond en/of
- in aanwezigheid van die [slachtoffer 1] gemasturbeerd,
en/of
hij in of omstreeks de periode 1 mei 2005 tot 29 mei 2010, in de gemeente
Groningen, in elk geval in Nederland, zich opzettelijk oneerbaar op een niet
openbare plaats, te weten in de woning van J. [slachtoffer 1], met ontbloot
geslachtsdeel heeft bevonden en/of heeft gemasturbeerd, terwijl daarbij die
[slachtoffer 1] haars ondanks tegenwoordig was;
2.
hij op tijdstippen in of omstreeks de periode 27 juli 1999 tot 27 februari
2003, in de gemeente Hoogezand-Sappemeer, in elk geval in Nederland, terwijl
hij toen werkzaam was in de gezondheidszorg en/of maatschappelijke zorg (als
verzorgende bij [verzorgingscentrum 2]), (telkens) ontucht heeft gepleegd met
mevrouw [slachtoffer 2], die zich als patiënt en/of cliënt aan verdachte's hulp en/of
zorg had toevertrouwd, immers heeft hij meermalen, althans eenmaal, (telkens)
- (het) de be(e)n(en) (ter hoogte van de lies) van die [slachtoffer 2] aangeraakt/betast en/of
- de borsten van die [slachtoffer 2] aangeraakt/betast en/of
- die [slachtoffer 2] gezoend en/of
- zijn (verdachtes) penis aan die [slachtoffer 2] getoond,
en/of
hij in of omstreeks de periode 27 juli 1999 tot 27 februari 2003, in de
gemeente Hoogezand-Sappemeer, in elk geval in Nederland, zich opzettelijk
oneerbaar op een niet openbare plaats, te weten in de woning van mevrouw
[slachtoffer 2], met ontbloot geslachtsdeel heeft bevonden, terwijl daarbij die [slachtoffer 2]
haars ondanks tegenwoordig was.
Bewijsvraag
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat het onder 1 en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen in de cumulatieve variant. Verdachte heeft bekend. Met de verklaring van verdachte ter zitting is ook duidelijk dat hij het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan bij mevrouw [slachtoffer 2], zoals ten laste is gelegd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat zowel onder 1 als onder 2 het eerste deel van het cumulatief ten laste gelegde niet kan worden bewezen omdat variant sub 3 van artikel 249, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht ten laste is gelegd en niet sub 2. De slachtoffers zijn patiënten die niet specifiek aan de zorg van verdachte waren toevertrouwd, maar aan die van het tehuis. Voor de situatie van verdachte is juist sub 2 in de wet opgenomen, dat is echter niet ten laste gelegd. Verdachte dient hiervan dan ook te worden vrijgesproken, aldus de raadsman.
Het tweede deel van het cumulatief ten laste gelegde zowel onder 1 als onder 2 kan wel worden bewezen met aanpassing van de pleegperiode. Verdachte heeft verklaard dat de handelingen bij het slachtoffer van het onder 1 ten laste gelegde in 2010 hebben plaatsgevonden. In ieder geval kan de periode waarin de handelingen hebben plaatsgevonden niet eerder dan 2008 zijn aangevangen, aangezien het slachtoffer pas toen in het tehuis werd opgenomen. De periode bij het onder 2 ten laste gelegde is ook te ruim genomen. Pas tegen het einde van het dienstverband van verdachte zijn die handelingen gepleegd, in 2003.
Beoordeling
De rechtbank heeft bij de beoordeling acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen.
Met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 4 augustus 2010, opgenomen vanaf pagina 33 van dossier nummer PL01KN2010067832 d.d. 27 oktober 2010, inhoudende de verklaring van [aangever]
Ik doe aangifte terzake overige zedenmisdrijven. Op 11 mei 2010 werd onze medewerkster, [betrokkene 1], aangesproken tijdens haar nachtdienst door mevrouw [slachtoffer 1], die vertelde dat zij benaderd was voor seks door een mannelijke verzorgende die op 10 mei 2010 nachtdienst had gehad. Het betrof medewerker [verdachte]. [verdachte] heeft bij [verzorgingscentrum 1] gewerkt van 1 mei 2005 tot 29 mei 2010.
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 juli 2010, opgenomen vanaf pagina 100 van voornoemd dossier, inhoudende de relatering van verbalisanten
Op maandag 26 juli 2010 hebben wij een gesprek gevoerd met mevrouw [slachtoffer 1]. Mevrouw [slachtoffer 1] wordt sinds twee jaren verpleegd in het [verzorgingscentrum 1] verzorgingscentrum.
De verklaring door verdachte op de terechtzitting afgelegd
Met mevrouw [slachtoffer 1] gebeurde het ’s nachts in het jaar dat ik daar wegging, in 2010. Ik raakte haar aan bij haar benen aan de bovenkant en aan haar borsten, eerst boven en daarna onder haar kleding. Ik heb ook mijn geslachtsdeel laten zien en gemasturbeerd. Ik weet niet precies hoe vaak het is gebeurd, maar het gebeurde af en toe en er zat soms weken tussen.
Met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 24 augustus 2010, opgenomen vanaf pagina 54 van dossier nummer PL01KN2010067832 d.d. 27 oktober 2010, inhoudende de verklaring van [betrokkene 2]
Ik ben werkzaam bij het [verzorgingscentrum 2] verzorgingstehuis als personeelsfunctionaris. [verdachte] is vanaf 1996 bij onze instelling werkzaam geweest tot 2003 op twee locaties, te Sappemeer en te Hoogezand. Er kwam op een gegeven moment een seksuele klacht van een bewoonster. [verdachte] zou zijn geslachtsdeel aan haar hebben laten zien. Ook weet ik nog dat ze verteld heeft dat [verdachte] haar betast heeft tussen de benen en aan haar borsten. Het betreft mevrouw [slachtoffer 2].
De verklaring door verdachte op de terechtzitting afgelegd
De naam [slachtoffer 2] komt mij wel bekend voor. Ik wist ten tijde van mijn verhoor bij de politie de naam niet meer. Die mevrouw heb ik één keer betast bij haar benen en borsten en ik heb mijn geslachtsdeel laten zien.
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 en 2 ten laste gelegde.
De rechtbank overweegt met betrekking tot het verweer van de verdediging dat het eerste gedeelte van het onder 1 en 2 cumulatief ten laste gelegde artikel, te weten artikel 249, tweede lid, aanhef en sub 3, ten onrechte ten laste zou zijn gelegd, het volgende. Uit de memorie van toelichting bij dit artikel (Kamerstukken II, vergaderjaar 1988/1989, nr. 20930) blijkt dat met ‘personen werkzaam in de gezondheidszorg of maatschappelijke zorg’, zoals omschreven in sub 3, wordt bedoeld degenen die behoren tot de categorieën werkers in inrichtingen genoemd in artikel 249, tweede lid, sub 2. Sub 3 is enkel aan het artikel toegevoegd om ook personen, werkzaam in de gezondheidszorg of maatschappelijke zorg, die niet binnen een inrichting werkzaam zijn, strafbaar te stellen, nu zij niet onder sub 2 vallen. Het verweer van de raadsman zal derhalve worden verworpen.
De rechtbank overweegt met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde voorts het volgende. Verdachte heeft bekend meerdere malen met mevrouw [slachtoffer 1] ontuchtige handelingen te hebben gepleegd, maar hij weet niet precies wanneer dit is geweest. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat mevrouw [slachtoffer 1] vanaf 2008 opgenomen is geweest in het [verzorgingscentrum 1] verzorgingstehuis. Duidelijk is dus dat de pleegperiode niet voor 2008 kan liggen. De rechtbank zal de periode bij het onder 1 ten laste gelegde dan ook beperken in die zin dat zij bewezen zal verklaren dat de periode aanvangt per 1 januari 2008.
Met betrekking tot de onder 2 ten laste gelegde periode overweegt de rechtbank dat zij de periode zal bewezen verklaren zoals deze na wijziging van de tenlastelegging is ten laste gelegd. Verdachte was in die periode werkzaam bij het [verzorgingscentrum 2] verzorgingstehuis en in die periode heeft verdachte ten minste één maal ontuchtige handelingen gepleegd met bewoonster mevrouw [slachtoffer 2]. Wanneer dit precies is geweest, is niet duidelijk. Uit de bewijsmiddelen blijkt niet dat verdachte ook heeft gezoend met dit slachtoffer, de rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van dit onderdeel van de tenlastelegging.
Bewezenverklaring
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
1.
hij op tijdstippen in de periode 1 januari 2008 tot 29 mei 2010, in de gemeente Groningen, terwijl hij toen werkzaam was in de gezondheidszorg en/of maatschappelijke zorg (als verzorgende bij [verzorgingscentrum 1] verzorgingscentrum), telkens ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer 1], die zich telkens als patiënt en/of cliënt aan verdachtes hulp en zorg had toevertrouwd, immers heeft hij, meermalen, telkens
- (het) de be(e)n(en) ter hoogte van de lies van die [slachtoffer 1] betast en
- de borsten van die [slachtoffer 1] betast en
- zijn (verdachtes) penis aan die [slachtoffer 1] getoond en
- in aanwezigheid van die [slachtoffer 1] gemasturbeerd,
en
hij in de periode 1 januari 2008 tot 29 mei 2010, in de gemeente Groningen, zich opzettelijk oneerbaar op een niet openbare plaats, te weten in de woning van [slachtoffer 1], met ontbloot geslachtsdeel heeft bevonden en heeft gemasturbeerd, terwijl daarbij die [slachtoffer 1] haars ondanks tegenwoordig was.
2.
hij in de periode 27 juli 1999 tot 27 februari 2003, in de gemeente Hoogezand-Sappemeer, terwijl hij toen werkzaam was in de gezondheidszorg en/of maatschappelijke zorg (als
verzorgende bij [verzorgingscentrum 2] zorgcentrum), ontucht heeft gepleegd met mevrouw [slachtoffer 2], die zich als patiënt en/of cliënt aan verdachtes hulp en zorg had toevertrouwd, immers heeft hij
- (het) de be(e)n(en) ter hoogte van de lies van die [slachtoffer 2] betast en
- de borsten van die [slachtoffer 2] betast en
- zijn (verdachtes) penis aan die [slachtoffer 2] getoond,
en
hij in de periode 27 juli 1999 tot 27 februari 2003, in de gemeente Hoogezand-Sappemeer, zich opzettelijk oneerbaar op een niet openbare plaats, te weten in de woning van mevrouw
[slachtoffer 2], met ontbloot geslachtsdeel heeft bevonden, terwijl daarbij die [slachtoffer 2] haars ondanks tegenwoordig was.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten hersteld. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
Strafbaarheid van de feiten
Hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard, levert de volgende strafbare feiten op:
1. Werkzaam in de gezondheidszorg en/of maatschappelijke zorg ontucht plegen met iemand die zich als patiënt en/of cliënt aan zijn hulp en zorg heeft toevertrouwd, meermalen gepleegd
en
Schennis van de eerbaarheid op een niet openbare plaats, terwijl een ander daar haars ondanks bij tegenwoordig is
2. Werkzaam in de gezondheidszorg en/of maatschappelijke zorg ontucht plegen met iemand die zich als patiënt en/of cliënt aan zijn hulp en zorg heeft toevertrouwd
en
Schennis van de eerbaarheid op een niet openbare plaats, terwijl een ander daar haars ondanks bij tegenwoordig is
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De raadsman heeft betoogd dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht op basis van de stukken die er liggen en het feit dat verdachte al langdurig in behandeling is bij de AFPN.
De rechtbank overweegt dat als uitgangspunt heeft te gelden dat verdachte toerekeningsvatbaar is. Ook de rechtbank heeft kennis genomen van het rapport van de Reclassering en van de overige door de raadsman aan het dossier toegevoegde stukken. De rechtbank acht deze stukken echter onvoldoende om van dit uitgangspunt af te wijken en verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te achten. De rechtbank zal wel rekening houden met de persoon van verdachte, maar zal dit tot uitdrukking brengen bij de strafoplegging.
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu ten aanzien van verdachte geen strafuitsluitings-gronden aanwezig worden geacht.
Strafoplegging
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een werkstraf van 240 uren subsidiair 120 dagen vervangende hechtenis, een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van vier jaren met daarbij de bijzondere voorwaarde inhoudende verplicht toezicht door de Reclassering en een beroepsverbod voor de duur van vijf jaren, inhoudende dat verdachte gedurende die tijd niet als verzorgende in de gezondheidszorg mag werken. Daarbij heeft de officier van justitie aangevoerd dat het een viertal ernstige feiten betreft. Dementerende bejaarden en hun familie moeten het volste vertrouwen in de verzorgenden kunnen hebben en verdachte heeft dat vertrouwen geschonden. Verdachte heeft bewust de meest kwetsbare bewoners uitgekozen voor zijn daden om zo weinig mogelijk risico te lopen zijn baan ter verliezen, dat is des te ernstiger. Daarvoor is normaal gesproken een gevangenisstraf op zijn plaats. Verdachte heeft echter zelf ontslag genomen, heeft spijt en schaamt zich. Hij is zwakbegaafd en voelde zich ten tijde van het plegen van zijn daden niet goed. Zijn daden hadden voorkomen kunnen worden als hij eerder hulp had gezocht, dat is hem te verwijten. Het is belangrijk dat hij hulp blijft krijgen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, voor het geval de rechtbank de feiten bewezen mocht achten, gepleit voor het matigen van de gevorderde werkstraf. Een voorwaardelijke straf is eveneens onnodig, nu verdachte zelf al hulp heeft gezocht en de behandeling bij de AFPN al lange tijd volhoudt. Verdachte verzet zich ook niet tegen verdere behandeling. Ook tegen een beroepsverbod verzet hij zich niet.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en het aangaande zijn persoon opgemaakte reclasseringsrapport, alsmede de vordering van de officier van justitie.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen en schennis van de eerbaarheid met zeer kwetsbare personen. Verdachte heeft dit meerdere malen gedaan in verschillende tehuizen waar hij als verzorgende werkzaam was. Het betreft ernstige feiten, temeer nu verdachte heeft aangegeven dat hij bewust die slachtoffers uitzocht, die het meest kwetsbaar waren, zodat hij minder risico zou lopen op ontdekking. Verdachte heeft op egocentrische wijze misbruik gemaakt van weerloze bejaarde mensen die voor hun verzorging van hem afhankelijk waren. Daarmee heeft hij ernstig inbreuk gemaakt op hun lichamelijke en geestelijke integriteit. Het vertrouwen dat de slachtoffers, maar ook hun familieleden, stelden in de verzorgenden van tehuizen waar de slachtoffers in de laatste fase van hun leven verbleven, is op grove wijze aangetast. Het is verdachte bovendien aan te rekenen dat hij niet in een vroeger stadium professionele hulp heeft gezocht waardoor deze feiten wellicht voorkomen hadden kunnen worden. Hij is lange tijd met zijn probleem rond blijven lopen terwijl hij wist dat zijn gedrag fout was. In beginsel is dan ook een gevangenisstraf op zijn plaats.
De rechtbank houdt echter rekening met de omstandigheid dat, zo blijkt uit het rapport van de Reclassering d.d. 21 maart 2011, verdachte zwakbegaafd is en geen volledig inzicht in zijn problematiek lijkt te hebben. Hij heeft zelf geen verklaring voor zijn gedrag. De rechtbank houdt ook rekening met het feit dat verdachte, hoewel op een erg laat moment, uiteindelijk zelf hulp heeft gezocht en al langere tijd onder behandeling staat. Deze behandeling verloopt goed en verdachte wil deze ook graag voortzetten. De rechtbank acht het ook van belang dat verdachte zijn behandeling voortzet en zal daarom een deels voorwaardelijke straf opleggen zodat deze behandeling in het verplichte kader van een bijzondere voorwaarde met toezicht van de Reclassering, voortgang kan vinden. Nu de verwachting is dat de behandeling nog lange tijd noodzakelijk zal zijn, zal de rechtbank een proeftijd van vier jaren aan deze voorwaardelijke straf verbinden. De rechtbank acht het voorts van belang dat verdachte niet opnieuw zijn beroep als verzorgende gaat uitoefenen, nu in dat werk een grote risicofactor schuil lijkt te gaan in die zin dat verdachte opnieuw soortgelijke feiten zal plegen, zoals ook verwoord in het voornoemde rapport van de Reclassering. Verdachte heeft de feiten gepleegd in zijn beroep als verzorgende en heeft zich niet verzet tegen een beroepsverbod.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank een forse werkstraf, gecombineerd met een voorwaardelijke gevangenisstraf, van na te noemen duur, alsmede een beroepsverbod,
passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 28, 57, 239, 249 en 251 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank:
Verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hiervoor is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart het onder 1 en 2 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte voor het bewezen- en strafbaar verklaarde tot:
- een taakstraf bestaande uit een werkstraf van 240 uren, met bevel dat vervangende hechtenis voor de duur van 120 dagen zal worden toegepast als veroordeelde deze straf niet naar behoren verricht.
De werkstraf moet zijn voltooid binnen een jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis. De veroordeelde zal zich met betrekking tot de werkstraf gedragen naar de aanwijzingen te geven door of namens de Reclassering Nederland.
Beveelt dat bij de tenuitvoerlegging van de werkstraf de tijd die veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht.
De rechtbank waardeert de dagen die veroordeelde in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht op twee uren werkstraf per dag.
- een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden.
Bepaalt dat deze straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast omdat
- de veroordeelde zich voor het einde van de op 4 jaren gestelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
- de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt.
Bepaalt dat de tenuitvoerlegging ook kan worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich gedurende de proeftijd gedragen naar voorschriften en aanwijzingen te geven door of namens Reclassering Nederland, zolang deze instelling dat gedurende de proeftijd nodig oordeelt. Draagt deze instelling op om de veroordeelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van de bijzondere voorwaarde. De aanwijzingen en voorschriften kunnen ook inhouden het volgen van een ambulante behandeling bij de AFPN of een soortgelijke instelling.
Ontzet verdachte van het recht het beroep van verzorgende in de gezondheidszorg en maatschappelijke zorg uit te oefenen voor de duur van 5 jaren.
Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. E.M.J. Brink, voorzitter, G.H. Boekaar en
S. Timmermans, in tegenwoordigheid van mr. A.J. van Baren, griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 30 september 2011.