ECLI:NL:RBGRO:2011:BT5841

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
26 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
18/670315-11
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld en mishandeling in Groningen

Op 26 september 2011 deed de Rechtbank Groningen uitspraak in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal met geweld en mishandeling. De zaak betrof een incident dat plaatsvond op 6 juni 2011 in de gemeente Groningen, waar de verdachte samen met een mededader een portemonnee had weggenomen van een slachtoffer, waarbij geweld en bedreiging met geweld werd gebruikt. De officier van justitie voerde aan dat het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kon worden, verwijzend naar de aangifte van het slachtoffer en de verwondingen die door de politie waren geconstateerd. De verdachte had echter verschillende verklaringen afgelegd over de toedracht van het delict, wat de officier van justitie als ongeloofwaardig beschouwde.

De verdediging betwistte de beschuldigingen en stelde dat de verklaringen van het slachtoffer inconsistent waren. De rechtbank oordeelde dat er te veel onduidelijkheid was over de gebeurtenissen om tot een bewezenverklaring van de diefstal met geweld te komen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het primair ten laste gelegde feit, maar verklaarde het subsidiair ten laste gelegde, namelijk de eenvoudige mishandeling, wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank legde een gevangenisstraf van drie maanden op, waarbij rekening werd gehouden met de ernst van het feit en de eerdere contacten van de verdachte met politie en justitie.

De rechtbank verklaarde de benadeelde partij, het slachtoffer, in zijn vordering niet-ontvankelijk, omdat de gevorderde schade niet rechtstreeks voortvloeide uit de bewezen verklaarde handelingen. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, bestaande uit drie rechters, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde dag.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector Strafrecht
parketnummer: 18/670315-11 (promis)
datum uitspraak: 26 september 2011
op tegenspraak
raadsman: mr. G. Meijer
V O N N I S
van de rechtbank Groningen, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
[naam verdachte],
geboren te [plaats] [land] op [datum],
thans preventief gedetineerd in PI HvB Ter Apel.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 19 september 2011.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 6 juni 2011, in de gemeente Groningen
op/aan de openbare weg, (aan/nabij de Nieuwe Kijk in 't Jatstraat)
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
een portemonnee (inhoudende (onder andere) geld (te weten 3 bankbiljetten van
50 euro, 1 bankbiljet van 20 euro en/of een hoeveelheid muntgeld), en/of een
of meer strippenkaarten), in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk
om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij
betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de
vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat
verdachte, tezamen met zijn mededader(s), althans alleen,
- die [slachtoffer] heeft aangesproken en/of (vervolgens) in een
steeg(je)/binnenplein (aan/nabij Nieuwe Kijk in 't Jatstraat) heeft gelokt,
en/of
- tegen die [slachtoffer] heeft gezegd: "Geld, geld" en/of "Geld nu, anders
steek ik je neer", althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en/of
- (daarbij) die [slachtoffer] heeft geslagen en/of gestompt, en/of
- een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, aan die [slachtoffer]
heeft getoond, en/of
- (aldus) een voor die [slachtoffer] bedreigende situatie heeft geschapen;
EN/OF
hij op of omstreeks 6 juni 2011, in de gemeente Groningen
op/aan de openbare weg, (op/nabij de Nieuwe Kijk in 't Jatstraat)
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld een persoon, genaamd [slachtoffer],
heeft gedwongen tot de afgifte van een portemonnee (inhoudende (onder andere)
geld (te weten 3 bankbiljetten van 50 euro, 1 bankbiljet van 20 euro en/of een
hoeveelheid muntgeld), en/of een of meer strippenkaarten), in elk geval van
enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer], in elk geval
aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat
verdachte, tezamen met zijn mededader(s), althans alleen,
- die [slachtoffer] heeft aangesproken en/of (vervolgens) in een
steeg(je)/binnenplein (aan/nabij Nieuwe Kijk in 't Jatstraat) heeft gelokt,
en/of
- tegen die [slachtoffer] heeft gezegd: "Geld, geld" en/of "Geld nu, anders
steek ik je neer", althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en/of
- (daarbij) die [slachtoffer] heeft geslagen en/of gestompt, en/of
- een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, aan die [slachtoffer]
heeft getoond, en/of
- (aldus) een voor die [slachtoffer] bedreigende situatie heeft geschapen;
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 06 juni 2011 te Groningen opzettelijk mishandelend een
persoon (te weten [slachtoffer]), heeft gestompt en/of geslagen, waardoor deze
letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Bewijsvraag
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden. Zij wijst daarbij op het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer], de verwondingen van aangever die blijkens het proces-verbaal van bevindingen door de politie zijn geconstateerd en de bij verdachte aangetroffen strippenkaarten en geld. Aangever heeft bij de rechter-commissaris zijn verklaring onder ede herhaald en de verklaringen van aangever zijn consistent. De strippenkaarten zijn onderzocht en de code van de stempels van een van de strippenkaarten kwamen precies overeen met het woon-werkverkeer van aangever. Vast staat dat verdachte op de plaats delict was en hij heeft ook erkend dat hij [slachtoffer] heeft geslagen.
Daarnaast is er bij verdachte geld aangetroffen te weten twee briefjes van € 50,- terwijl aangever stelt beroofd te zijn van drie briefjes van € 50,- en 2 briefjes van € 20,-.
De officier van justitie acht de verklaring van verdachte ongeloofwaardig nu hij verschillende verklaringen heeft afgelegd over de toedracht van het delict.
Verdachte en zijn medeverdachte hebben verschillende verklaringen afgelegd over de herkomst van het aangetroffen geld, terwijl uit hun verklaringen voorts blijkt dat zij die dag niet over geld beschikten om in de opvang te verblijven.
Standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen en wijst daarbij op de volgende omstandigheden.
De raadsman acht de verklaringen van aangever ongeloofwaardig. Het is onlogisch dat aangever ’s ochtends om 5 uur, alvorens de trein te nemen, zomaar nog een ommetje via het Noorderplantsoen wil maken. Aangever heeft dan inmiddels zo’n 10 bier gedronken en is niet meer vast ter been. Daarnaast is het vreemd dat aangever zomaar meeloopt met iemand die hij omschrijft als een ”junkachtig type” en dat 200 meter lang.
Het is veeleer aannemelijk dat aangever medeverdachte heeft benaderd om gebruik te maken van haar seksuele diensten. Aangever en medeverdachte komen tot overeenstemming en er vinden seksuele diensten plaats. Aangever wil echter meer en dringt zich met geweld op aan medeverdachte. Medeverdachte schreeuwt om hulp en verdachte snelt toe en ontzet medeverdachte waarbij hij aangever één tot twee klappen geeft.
Aangever heeft, toen hij in de politieauto zat, de voornaam van verdachte gehoord toen deze naam over de politieradio werd genoemd en bevestigde dat dat de naam van verdachte was. Dit is een onjuiste gang van zaken.
Ten onrechte is geen buurtonderzoek verricht, terwijl de plaats van het delict omgeven is door studentenwoningen. Verdachte heeft daarnaast de politie gewezen op de aanwezigheid van camera’s op de plaats van het delict en gevraagd de beelden ervan te bekijken. Helaas heeft deze camera geen beelden opgeleverd.
De juistheid van de verklaring van verdachte over de herkomst van de strippenkaart, te weten dat hij die heeft gekregen van zijn zwager, is ten onrechte niet door de politie onderzocht.
Er is weliswaar geld aangetroffen bij verdachte maar uit niets is gebleken dat het geld afkomstig is van aangever. De briefjes zijn niet gemerkt en het bedrag correspondeert niet met het bedrag dat aangever heeft genoemd. Ook heeft verdachte een duidelijke uitleg gegeven over de herkomst van het geld. Verdachte en medeverdachte zijn bij verdachtes moeder geweest en hebben 1 keer € 50,- en 1 keer € 60,- en wat kleingeld gekregen. Ook heeft medeverdachte nog wat geld verdiend.
De stempels op de strippenkaart zijn niet te verklaren, maar in het dossier is niet duidelijk aangegeven waar de strippenkaart is aangetroffen. Eerst in het proces-verbaal van inbeslagneming wordt melding gemaakt van de strippenkaart. Verdachte heeft tijdens het verhoor bij de politie geprobeerd uitleg te geven over de herkomst. Toen de politie de uitleg niet accepteerde en doorvroeg raakte verdachte in verwarring en beriep hij zich op zijn zwijgrecht.
Wel kan worden vastgesteld dat verdachte geweld heeft gebruikt zodat het subsidiair tenlastegelegde, te weten de mishandeling, bewezen kan worden verklaard. De raadsman verzoekt de rechtbank bij bewezenverklaring van het subsidiair tenlastegelegde feit verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging, nu het gebruikte geweld gepast is geweest om medeverdachte te ontzetten.
Beoordeling
Met betrekking tot het primair tenlastegelegde
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad kan de vraag of aan het bewijsminimum van artikel 342, lid 2 van het Wetboek van Strafvordering is voldaan, niet in algemene zin worden beantwoord, maar vergt dit een beoordeling van het concrete geval.
De rechtbank stelt vast dat een aangifte, welke deels wordt bevestigd door een getuigenverklaring of ander bewijs dat de aangifte deels bevestigd, in het algemeen voldoende wettig bewijs kan opleveren om tot een veroordeling te komen. Dit bewijs dient echter bij voorkeur te bestaan uit een objectief bewijsmiddel dat de aangifte bevestigt.
In het onderhavige geval wordt de aangifte onvoldoende ondersteund door andere objectieve bewijsmiddelen. Aangever heeft weliswaar bij de rechter-commissaris een met de aangifte overeenstemmende verklaring afgelegd, maar deze verklaring is afkomstig uit één en dezelfde bron, te weten aangever zelf.
Vaststaat weliswaar dat [slachtoffer] en verdachte – alsmede verdachtes medeverdachte – elkaar hebben getroffen op of nabij de Nieuwe Kijk in ’t Jatstraat
– dat verklaren zij alledrie – en dat daarbij een of meerdere klappen zijn gevallen. Verdachte heeft dat laatste ook erkend, maar ontkent echter [slachtoffer] te hebben beroofd en plaatst de confrontatie met [slachtoffer] in een ander licht.
Dienaangaande overweegt de rechtbank dat bij de aangifte melding is gemaakt dat een strippenkaart is gestolen. Uit het dossier blijkt weliswaar dat er een strippenkaart is aangetroffen, maar waar en bij wie deze strippenkaart is aangetroffen kan niet uit het dossier worden afgeleid. De strippenkaart is daarom niet te herleiden naar verdachte. Bovendien – zo blijkt uit de verklaring van mevrouw [naam], werkzaam bij Q-buzz, betekenen de gestempelde codes op de strippenkaart dat daarmee is gereisd vanuit Assen en vanuit Haren. Dit stemt niet volledig overeen met het woon-werkverkeer zoals dat wordt afgelegd door aangever, die heeft verklaard met de bus van Assen naar Zuidlaren te reizen en vanuit Zuidlaren terug naar Assen. Ook overigens is niet uit het dossier gebleken dat aangever vanuit Haren is gereisd.
Voorts komt het geldbedrag, dat bij verdachte is aangetroffen, niet overeen met het bij aangever gestolen bedrag. Aangever heeft aanvankelijk verklaard dat van hem een bedrag van € 170,- is gestolen en later zijn verklaring gewijzigd in die zin dat een bedrag van € 190,- is gestolen. Bij verdachte is echter – kort na het tijdstip waarop volgens aangever de tenlastegelegde diefstal heeft plaatsgevonden - een bedrag van € 105,- aangetroffen. Daarnaast is niet onomstotelijk vast te stellen dat het geld dat bij verdachte is aangetroffen, afkomstig is van aangever.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat er teveel onduidelijk is gebleven over hetgeen zich heeft afgespeeld, om tot een bewezenverklaring van de diefstal met geweld dan wel de afpersing met geweld te kunnen komen. De rechtbank acht daarom niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde feit heeft begaan en zal hem dan ook daarvan vrijspreken.
Met betrekking tot het subsidiair tenlastegelegde
De rechtbank heeft bij de beoordeling acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen.
De bekennende verklaring door verdachte op de terechtzitting afgelegd
Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 6 juni 2011, opgenomen pagina 71-78 van dossier nr. 2011055550 d.d. 15 augustus 2011.
Bewezenverklaring
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
subsidiair
hij op 06 juni 2011 te Groningen opzettelijk mishandelend een
persoon (te weten [slachtoffer]), heeft geslagen, waardoor deze
letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen meer of anders subsidiair is ten laste gelegd. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het feit
Hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard, levert het volgende strafbare feit op:
Subsidiair: Eenvoudige mishandeling
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
Noodweer
Het ter zitting door de raadsman gevoerde verweer, dat verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging omdat het door verdachte gebruikte geweld gepast was om medeverdachte te ontzetten, wordt door de rechtbank verworpen. Naar het oordeel van de rechtbank is niet voldoende aannemelijk geworden dat sprake is geweest van de noodweersituatie waarop de raadsman, blijkens zijn verzoek om verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging, heeft gedoeld.
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu ten aanzien van verdachte geen strafuitsluitings-gronden aanwezig worden geacht.
Strafoplegging
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar waarbij als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht dient te worden opgelegd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, het aangaande zijn persoon opgemaakte reclasseringsrapport d.d. 6 september 2011, het hem betreffende uittreksel justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ten laste van verdachte is bewezen verklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling. Verdachte heeft aangever naar eigen zeggen een of twee keer geslagen. Verdachte heeft door zijn handelen het slachtoffer pijn gedaan en angst aangejaagd.
Voorts houdt de rechtbank rekening met het feit dat verdachte eerder met politie en justitie in aanraking is geweest.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van na te noemen duur passend en geboden is.
Vordering van de benadeelde partij
Als benadeelde partij heeft zich in het strafproces gevoegd [slachtoffer], wonende te [plaats]. De benadeelde partij heeft schriftelijk opgave gedaan van de inhoud van de vordering en van de gronden waarop deze berust.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft hoofdelijke veroordeling met medeverdachte [medeverdachte] gevorderd van de vordering benadeelde partij [slachtoffer] tot een bedrag van € 235,75 waarbij de schadevergoedingsmaatregel wordt opgelegd.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht de benadeelde partij in zijn vordering niet ontvankelijk te verklaren dan wel af te wijzen.
Beoordeling
Nu de door de benadeelde partij gevorderde schade niet rechtstreeks voortvloeit uit de bewezen verklaarde handelingen, te weten de mishandeling, zal de rechtbank de vordering niet-ontvankelijk verklaren.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank:
Verklaart het primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen en spreekt de verdachte daarvan vrij;
Verklaart het subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hiervoor is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart het subsidiair meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte voor het bewezen- en strafbaar verklaarde tot:
- een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden.
Beveelt dat bij de tenuitvoerlegging van deze straf de tijd die veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht tenzij die tijd op een andere straf in mindering is gebracht.
Heft op het bevel voorlopige hechtenis.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer], wonende te [plaats], in de vordering niet-ontvankelijk. Bepaalt dat de benadeelde partij en de veroordeelde ieder de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. H.L. Stuiver, voorzitter, P.H.M. Smeets en D.M. Schuiling, in tegenwoordigheid van mr. T.J. de Wind, griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 26 september 2011.