ECLI:NL:RBGRO:2011:BT2600

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
26 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
18/670288-11
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gijzeling, afpersing en diefstal met geweld in vereniging

In deze zaak heeft de Rechtbank Groningen op 26 september 2011 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van gijzeling, afpersing en diefstal met geweld. De feiten vonden plaats tussen 27 en 28 mei 2011 in Spijk en Groningen. De verdachte en een medeverdachte hebben een persoon, aangeduid als [slachtoffer], wederrechtelijk van zijn vrijheid beroofd met het doel om een geldbedrag van 2000 euro te verkrijgen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachte het slachtoffer hebben bedreigd en geïntimideerd, zowel in de woning in Spijk als in de auto naar Groningen. Het slachtoffer werd gedwongen om zijn autosleutels en mobiele telefoon af te geven, en er werd geweld gebruikt, waaronder slaan en dreigen met een vuurwapen.

De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de tenlastelegging van gijzeling en afpersing. De verdediging pleitte voor vrijspraak, maar de rechtbank oordeelde dat de feiten wettig en overtuigend bewezen waren. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de impact op het slachtoffer en de noodzaak van reclasseringstoezicht om herhaling te voorkomen. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en de gevolgen voor de rechtsorde.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector Strafrecht
parketnummer: 18/670288-11 (promis)
datum uitspraak: 26 september 2011
op tegenspraak
raadsvrouw: mr. A.R.H. Baas
V O N N I S
van de rechtbank Groningen, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats],
thans preventief gedetineerd in PI Noord, HvB Ter Apel.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
12 september 2011.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks het tijdvak van 27 mei 2011 tot en met 28 mei 2011 te
Spijk, gemeente Delfzijl en/of in de gemeente Groningen, in elk geval in de
provincie Groningen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, opzettelijk een persoon, genaamd [slachtoffer], wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, met het oogmerk (een)
ander(en), te weten [slachtoffer 2], te dwingen iets te doen of niet te doen, immers heeft hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen,
- via een chatsite contact gelegd/onderhouden met die [slachtoffer], en/of
- die [slachtoffer] naar een woning in Spijk gelokt/laten komen/uitgenodigd, en/of
- zich bedreigend en/of intimiderend gedragen ten opzichte van die [slachtoffer], en/of
- geschreeuwd tegen die [slachtoffer], al dan niet in een vreemde taal, en/of
- toen die [slachtoffer] zei dat hij de woning wilde verlaten, hem, [slachtoffer], de woorden toegevoegd: ""nee, nee, nee, ik wil geld", en/of
- die [slachtoffer] een vuurwapen getoond, althans die [slachtoffer] de indruk gegeven dat hij, verdachte, een vuurwapen bij zich had, en/of
- die [slachtoffer] belet die woning in Spijk te verlaten, en/of
- die [slachtoffer] gestompt en/of geslagen, en/of
- die [slachtoffer] in een auto laten plaatsnemen en/of is hij, verdachte tezamen met zijn mededader met die [slachtoffer] in een auto richting Groningen gereden, waarbij hem, [slachtoffer], duidelijk is gemaakt dat hem iets zou overkomen als hij er vandoor zou gaan, en/of
- die [slachtoffer] een aantal kogels getoond, en/of
- die [slachtoffer] kenbaar gemaakt dat [slachtoffer] 2000 euro moest betalen om naar huis te mogen en/of [slachtoffer] kenbaar gemaakt dat hem iets ergs zou overkomen als dat geld niet betaald zou worden, althans als [slachtoffer] niet aan de wensen van verdachte en/of zijn mededader zou voldoen, en/of
- die [slachtoffer] met zijn vriend [slachtoffer 2] laten bellen, waarbij [slachtoffer] die [slachtoffer 2] moest vragen om 2000 euro naar Groningen te brengen, en/of
- (aldus) voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie doen ontstaan waaraan die [slachtoffer] zich niet kon onttrekken,
zulks met het oogmerk een ander, die [slachtoffer 2], te dwingen 2000 euro aan hem, verdachte en/of zijn mededader te geven;
art 282a lid 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks het tijdvak van 27 mei 2011 tot en met 28 mei 2011 te
Spijk, gemeente Delfzijl en/of in de gemeente Groningen, in elk geval in de
provincie Groningen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen
misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] en/of [slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan die [slachtoffer] en/of [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), met dat oogmerk tezamen en in vereniging met zijn mededader(s), althans alleen,
- via een chatsite contact heeft gelegd/onderhouden met die [slachtoffer], en/of
- die [slachtoffer] naar een woning in Spijk heeft gelokt/laten komen/uitgenodigd, en/of
- zich bedreigend en/of intimiderend heeft gedragen ten opzichte van die
[slachtoffer], en/of
- heeft geschreeuwd tegen die [slachtoffer], al dan niet in een vreemde taal, en/of
- toen die [slachtoffer] zei dat hij de woning wilde verlaten, hem, [slachtoffer], de woorden heeft toegevoegd: ""nee, nee, nee, ik wil geld", en/of
- die [slachtoffer] een vuurwapen heeft getoond, althans die [slachtoffer] de indruk heeft gegeven dat hij, verdachte, een vuurwapen bij zich had, en/of
- die [slachtoffer] heeft belet die woning in Spijk te verlaten, en/of
- die [slachtoffer] heeft gestompt en/of geslagen, en/of
- die [slachtoffer] in een auto heeft laten plaatsnemen en/of is hij, verdachte
tezamen met zijn mededader met die [slachtoffer] in een auto richting Groningen
gereden, waarbij hem, [slachtoffer], duidelijk is gemaakt dat hem iets zou overkomen als hij er vandoor zou gaan, en/of
- die [slachtoffer] een aantal kogels heeft getoond, en/of
- die [slachtoffer] kenbaar heeft gemaakt dat [slachtoffer] 2000 euro moest betalen om naar huis te mogen en/of [slachtoffer] kenbaar heeft gemaakt dat hem iets ergs zou overkomen als dat geld niet betaald zou worden, althans als [slachtoffer] niet aan de wensen van verdachte en/of zijn mededader zou voldoen, en/of
- die [slachtoffer] met zijn vriend [slachtoffer 2] heeft laten bellen, waarbij [slachtoffer] die [slachtoffer 2] moest vragen om 2000 euro naar Groningen te brengen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij in of omstreeks het tijdvak van 27 mei 2011 tot en met 28 mei 2011 te
Spijk, gemeente Delfzijl en/of gemeente Groningen, tezamen en in vereniging
met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een)
ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met
geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een of meer bankpasjes
en/of autopapieren en/of autosleutels en/of een mobiele telefoon, in elk geval
van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
- via een chatsite contact heeft gelegd/onderhouden met die [slachtoffer], en/of
- die [slachtoffer] naar een woning in Spijk heeft gelokt/laten komen/uitgenodigd, en/of
- zich bedreigend en/of intimiderend heeft gedragen ten opzichte van die
[slachtoffer], en/of
- heeft geschreeuwd tegen die [slachtoffer], al dan niet in een vreemde taal, en/of
- toen die [slachtoffer] zei dat hij de woning wilde verlaten, hem, [slachtoffer], de woorden heeft toegevoegd: ""nee, nee, nee, ik wil geld", en/of
- die [slachtoffer] een vuurwapen heeft getoond, althans die [slachtoffer] de indruk heeft gegeven dat hij, verdachte, een vuurwapen bij zich had, en/of
- die [slachtoffer] heeft belet die woning in Spijk te verlaten, en/of
- die [slachtoffer] heeft gestompt en/of geslagen
EN/OF
hij in of omstreeks het tijdvak van 27 mei 2011 tot en met 28 mei 2011 te
Spijk, gemeente Delfzijl en/of gemeente Groningen, tezamen en in vereniging
met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigening heeft weggenomen een of meer bankpasjes en/of autopapieren en/of
autosleutels en/of een mobiele telefoon, in elk geval enig goed, geheel of ten
dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of
vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die
[slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of
gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of
aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van
het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld
hierin bestond(en) dat hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen,
- via een chatsite contact heeft gelegd/onderhouden met die [slachtoffer], en/of
- die [slachtoffer] naar een woning in Spijk heeft gelokt/laten komen/uitgenodigd, en/of
- zich bedreigend en/of intimiderend heeft gedragen ten opzichte van die
[slachtoffer], en/of
- heeft geschreeuwd tegen die [slachtoffer], al dan niet in een vreemde taal, en/of
- toen die [slachtoffer] zei dat hij de woning wilde verlaten, hem, [slachtoffer], de woorden heeft toegevoegd: ""nee, nee, nee, ik wil geld", en/of
- die [slachtoffer] een vuurwapen heeft getoond, althans die [slachtoffer] de indruk heeft gegeven dat hij, verdachte, een vuurwapen bij zich had, en/of
- die [slachtoffer] heeft belet die woning in Spijk te verlaten, en/of
- die [slachtoffer] heeft gestompt en/of geslagen;
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
Bewijsvraag
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde. Het initiatief van het plan was afkomstig van verdachte en later heeft hij daar anderen in betrokken. Op grond van de bewijsmiddelen staat vast dat het plan erin voorzag dat het slachtoffer pas vrij gelaten zou worden als een geldbedrag was betaald. Er is wettig en overtuigend bewijs voor het feit dat het slachtoffer werd gegijzeld door verdachte en zijn mededader door hem allereerst te slaan en daarna te dreigen met geweld.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit voor algehele vrijspraak.
De onder 1 primair ten laste gelegde gijzeling kan niet bewezen worden aangezien het oogmerk op de wederrechtelijke vrijheidsberoving er niet was en de dreiging met geweld, zo die er al is geweest, niet was gericht op het chanteren van het slachtoffer. Het slachtoffer was vrij om te gaan en te staan waar hij wilde. Het slachtoffer heeft zich, op het moment dat de politie erbij kwam, zodanig gedragen dat het ook voor de politie niet duidelijk was wie de daders waren en wie het slachtoffer. Dat blijkt uit het feit dat het slachtoffer ook is aangehouden. Het slachtoffer werd niet tegen zijn wil vastgehouden.
De onder 1 subsidiair ten laste gelegde afpersing in vereniging kan niet bewezen worden omdat het geweld dan wel de dreiging met geweld niet gericht was op het afhandig maken van het geld. Het slachtoffer is niet geslagen omdat verdachte geld van hem wilde zien, maar omdat zijn God op een voor hem niet te accepteren manier werd aangeroepen.
De onder 2 ten laste gelegde afpersing dan wel diefstal in vereniging kan niet bewezen worden. Verdachte heeft het slachtoffer enkel gevraagd om bewijs van zijn identiteit. Verdachte heeft alleen om die reden de bankpasjes en de autopapieren uit de auto gehaald.
Beoordeling
De rechtbank heeft bij de beoordeling van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen.
De verklaring van verdachte, ter zitting van 12 september 2011 afgelegd, zakelijk weergegeven:
Ik was één van die twee mannen waar over in de aangifte wordt verklaard die de woning binnenkwamen waar [minderjarig meisje] met een man, die ze via internet had leren kennen, had afgesproken. Ik ben man 1. Ik wilde de man confronteren met het feit dat hij met een minderjarig meisje had afgesproken. Het plan is ontstaan door een televisieprogramma dat ik had gezien. Ik wilde hem chanteren door te zeggen dat ik zijn f[verdachte]ie of de politie zou vertellen over die afspraak. Ik wilde het slachtoffer in een moeilijke positie brengen om hem geld afhandig te maken. Ik heb de man een klap in het gezicht gegeven. Gedurende vijf minuten waren [medeverdachte] en ik aan het schreeuwen. Ik wilde documenten zien waarop zijn naam stond en heb daarvoor zijn autosleutel en telefoon afgenomen zodat ik de auto kon doorzoeken. In de auto vond ik bankpasjes en autopapieren. Die bankpasjes had ik nog toen de politie mij aanhield. Die man kon niet rustig op de bank zitten. Ik heb gevraagd wat voor bedrag hij kon betalen.
Een proces-verbaal d.d. 31 mei 2011, opgenomen op pagina 176-183 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
(p. 178) Op vrijdag 27 mei was ik met mijn vriend [medeverdachte], [slachtoffer] en [minderjarig meisje] (die eigenlijk [minderjarig meisje] heet) in de woning in Spijk. [minderjarig meisje] was op een chatsite en had contact met [slachtoffer].
(p. 181) Vooraf hadden we afgesproken dat als een ouder iemand op haar profiel zou reageren we zouden kijken of die ook echt kwam. Als die komt gaan we tegen hem zeggen: wat doe je met zo'n meisje om diegene bang te maken zodat hij een klein bedrag zou betalen. Anders zouden we die chat naar f[verdachte]ie sturen.
Een proces-verbaal d.d. 3 juni 2011, opgenomen op pagina 189-198 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
(p. 191) Het doel om [slachtoffer] naar Spijk te laten komen was geld. Wij dachten aan 500 of 1000 euro. Ik hoorde [slachtoffer] zeggen dat hij 2000 euro kon geven, maar dat zijn vriend het dan moest komen brengen. We zijn naar Groningen gegaan om op die vriend te wachten.
(p. 194) [minderjarig meisje] vond het plan wel leuk om iemand naar Spijk te lokken. De rol van [medeverdachte] was niet gepland in het hele verhaal, maar [slachtoffer] was een beetje fors van uiterlijk en ik wilde gewoon niet alleen zijn die avond.
Een proces-verbaal d.d. 28 mei 2011, opgenomen op pagina 15-22 van dossier nr. PL01ML 2011052683 d.d. 25 juli 2011, inhoudende de verklaring van aangever [slachtoffer], zakelijk weergegeven:
Tussen vrijdag 27 mei 2011 om 22.15 uur en zaterdag 28 mei 2011 om 00.45 uur werd ik wederrechtelijk van mijn vrijheid beroofd, bedreigd en mishandeld. Ik heb via de chatsite Solomio.nl een meisje van 16 jaar leren kennen. Ze heet [minderjarig meisje] en woont in Spijk. Ze belde mij op 27 mei 2011 rond 19.00 uur op en vertelde dat ze het weekend alleen zou zijn. Via een sms kreeg ik haar adres: Kleine Dijkstraat 8 in Spijk. Ik ben in Veghel in de auto gestapt. Op 27 mei 2011 om ongeveer 22.15 uur was ik in Spijk. Na ongeveer 10 minuten kwamen er twee mannen binnen via de voordeur, met een sleutel.
Beide mannen begonnen tegen mij te roepen. Ze zeiden tegen mij, wie ben jij, wat moet jij hier, wat doe je in het huis van mijn vriend? Er werd ook gescholden, maar dat was volgens mij in de Joegoslavisch/Albanese taal. Ik werd continue geïntimideerd, doordat de mannen zo tegen mij aan het schreeuwen waren. Man 2 greep de hele tijd met zijn rechterhand naar zijn linkerbinnenzak. Hij deed alsof hij daar een vuurwapen had. Ik heb het echter niet gezien maar hij wekte wel de indruk dat hij daar een vuurwapen had. Dit omdat hij constant naar zijn binnenzak greep. Ik voelde mij op dat moment echt bedreigd, ik dacht echt dat dit het einde van mijn leven was. Op een gegeven moment ben ik opgestaan omdat ik de situatie wat bedreigend vond. Ik wilde via dezelfde weg als dat ik naar binnen was gegaan de woning weer verlaten, om vervolgens naar mijn auto te rennen en weg te gaan. Echter toen ik begon te lopen riep man 1 tegen mij dat ik moest gaan zitten.
Vervolgens werd ik gefouilleerd door man 1. Hij zei tegen mij dat ik op moest staan. Vervolgens moest ik mijn autosleutel en telefoon afgeven en werd mijn kleding van top tot teen afgetast. Vervolgens heeft die man mijn auto doorzocht. Hij had twee bankpasjes gevonden en kentekenpapieren van de auto. Ik hoorde dat man 1 tegen man 2 zei "we kunnen beter de politie bellen want anders moeten wij dit afhandelen". Man 2 zei toen dat ik dan opgepakt zou worden voor allerlei artikelen, voor onder andere verkrachting, aanranding etc. Man 1 werd opeens gek, uit het niets sloeg hij mij. Ik voelde pijn en zag dat ik een bloedneus had. Meteen wilde man 1 nog een keer uithalen, echter zag ik de klap aankomen en kon ik wegduiken. Ik zei, ik wil hier weg. Ik vroeg hoeveel en man 2 zei "2000 euro". Ik had niet zoveel geld. Man 2 riep ondertussen continu, ik ben Albaniër, ik kom uit Kosovo. Ik hoorde dat hij dit constant met luide stem riep. Dit was behoorlijk intimiderend. Man 2 zei dat hij het geld nu wilde hebben. Ik voelde mij gedwongen om mijn vriend te bellen, als het geld hierheen moest komen. Toen heb ik mijn beste vriend gebeld, dit is [slachtoffer 2]. Ik belde hem en zei tegen hem ik heb 2000 euro met spoed nodig en je moet het komen brengen. Daarbij heb ik gezegd dat het anders niet goed kwam en ik dood geschoten zou worden. Man 1 gaf mij continu opdrachten wat ik wel mocht en wat ik niet mocht doen. Na elk telefoon gesprek moet ik de telefoon weer teruggeven. Ik denk dat het in de woning ongeveer een uur heeft geduurd met die mannen. Ik zei tegen de mannen dat ik daar niet meer wilde zijn. We zijn toen in de auto gestapt en richting Groningen gereden. Man 1 zat achter het stuur en man 2 zat rechts van mij achterin en ik zat links achterin. Man 2 vertelde in de auto dingen over zichzelf, hij was net vrij, had vijf jaar vastgezeten. Ik werd door deze opmerking bang. Ik werd door de twee mij onbekende mannen van mijn vrijheid beroofd. Man 2 pakte twee kogels uit zijn zakken. Het was 1 lange kogel en 1 kleine kogel. Ik was er toen heilig van overtuigd dat hij een vuurwapen bij zich had. Man 1 ging uit de auto. Man 2 zei ook de hele tijd ik laat je zo gaan als ik het geld heb maar als je nog een keer contact opneemt met [minderjarig meisje] dan ga je gewoon dood.
Een proces-verbaal d.d. 28 mei 2011, opgenomen op pagina 124-126 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van getuige [slachtoffer 2], zakelijk weergegeven:
Ik ben vanuit Veghel naar Groningen gereden omdat ik werd gebeld door mijn vriend [slachtoffer]. Ik moest komen, omdat hij werd gegijzeld en er geld moest komen. Ik heb onderweg de politie gebeld. [slachtoffer] zei: "Ze houden mij vast. Ze willen geld. Je moet geld overmaken, 2000 euro. Ze laten mij niet gaan". Ik hoorde dat het een bedreigende situatie was. Ik had onderweg nog een paar keer contact met [slachtoffer]. Ik vroeg of ze een vuurwapen hadden. [slachtoffer] antwoordde volmondig "ja". Ik hoorde aan zijn stem dat hij bang was.
Ik hoorde duidelijk twee mannen bij [slachtoffer]. Beide mannen schreeuwden. De beide mannen die [slachtoffer] vast hadden raakten steeds opgefokter. Ze begonnen steeds meer te schreeuwen en werden steeds dreigender. Ik hoorde hen schreeuwen: "schiet op, waar ben je, ik maak hem dood" en dergelijke bedreigingen.
Een proces-verbaal d.d. 28 mei 2011, opgenomen op pagina 148 e.v. van genoemd dossier, inhoudende de verklaring van [medeverdachte], zakelijk weergegeven:
Toen ik met [verdachte] terug kwam uit de stad, zag ik [slachtoffer] toen we binnenkwamen. Hij was samen met het meisje. Ik vroeg aan [verdachte] wie hij was. Ik hoorde dat het meisje begon te schreeuwen. Zij rende weg. Ik vroeg hem wat hij hier deed. Hij zei dat hij met haar chatte. Ik heb dus gehoord dat hij via de chat hier naar toe gekomen was. Hij was verbaasd omdat er twee mannen naar binnen kwamen. Ik vroeg wat hij hier zocht en wie hij was. Ik heb geprobeerd de zaak te sussen maar [verdachte] schreeuwde.
Ik heb niet geslagen, maar raakte ook wel verhit en heb ook wel dingen gezegd. [verdachte] vroeg de documenten van de auto aan de Koerdische jongen. [verdachte] kreeg de documenten van de Koerdische jongen. De jongen is tegengehouden toen hij weg wilde omdat [verdachte] wat wilde noteren. Ik ben even naar het toilet geweest, ik hoorde toen weer schreeuwen. Ik hoorde dat de Koerdische man zei dat ze nu naar de stad gingen. Ik hoorde toen dat [verdachte] zei dat hij weer moest gaan zitten omdat hij wilde weten wie die man was. [verdachte] zei "wacht even ik wil wat noteren". Maar de jongen is hierbij niet fysiek vastgepakt. Hij was bang. In het begin heb ik wel geschreeuwd maar later heb ik minder geschreeuwd. [verdachte] heeft hem geslagen. Op de vraag waarom ik niet tegen [verdachte] heb gezegd dat hij die Koerdische jongen moest laten gaan zeg ik dat de man zelf zei dat hij het wilde oplossen met geld.
Een proces-verbaal d.d. 28 mei 2011, opgenomen op pagina 154 e.v. van genoemd dossier, inhoudende de verklaring van medeverdachte [medeverdachte], zakelijk weergegeven:
Ik heb die Koerd niet geslagen. Ik was even boos, twee tot drie minuutjes, verder niet. Ik ben begonnen met schreeuwen, niet [verdachte]. Later zag ik dat hij een groen papiertje van de auto en pasjes aan [verdachte] gaf. Ik weet dat [verdachte] geslagen heeft, maar ik heb dat niet gezien, ik heb wel gezien dat de man bloed had.
Een proces-verbaal d.d. 9 juni 2011, opgenomen op pagina 78-80 van voornoemd dossier, inhoudende het proces-verbaal van bevindingen:
Aangetroffen munitie bij verdachte [medeverdachte] betreft patronen in de zin van artikel 1 lid 4 in verband met artikel 2 lid 2, categorie III van de Wet wapens en munitie.
Een proces-verbaal d.d. 30 mei 2011, opgenomen op pagina 226 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van verdachte [minderjarig meisje], zakelijk weergegeven:
[verdachte] vertelde over de chatsite en ik moest [slachtoffer] bellen. Ik hoefde niets te doen, hem alleen even binnenlaten en daarna zouden [verdachte] en een vriend van hem binnen komen. [huiseigenaar] was daar ook bij, toen die afspraak met [slachtoffer] werd gemaakt. Ik liet [slachtoffer] om 22.15 uur in de woning. Ik denk dat ik ongeveer 5 minuten met [slachtoffer] in de woning heb gezeten toen [verdachte] en die grote man binnen kwamen. [slachtoffer] zei "hoeveel wil je hebben" en [verdachte] zei "2000".
Anders dan de raadsvrouw heeft betoogd, is de rechtbank van oordeel dat op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen de feiten zoals onder 1 primair en 2 zijn tenlastegelegd, wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
Uit de diverse, hiervoor geciteerde bewijsmiddelen blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat [slachtoffer], door het handelen van verdachte en zijn medeverdachte, niet vrij was om te gaan en te staan waar hij wilde, waarmee hij aldus wederrechtelijk van zijn vrijheid was beroofd en beroofd werd gehouden, met als uiteindelijk doel, daar is verdachte ook helder over, dat geld zou worden betaald, in dit geval door [slachtoffer 2] die door [slachtoffer] was gebeld.
Er was sprake was van een bedreigende en intimiderende sfeer zowel in de woning in Spijk, als later ook in de auto in en naar Groningen, daarbij is tegen [slachtoffer] geschreeuwd (zowel in de woning als in de auto), is hij geslagen, is bij hem de indruk gewekt dat er sprake was van een vuurwapen, is hem belet de woning te verlaten, moest hij mee in de auto naar Groningen en zijn hem door de medeverdachte in de auto kogels getoond. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit de bewijsmiddelen dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachte.
Het verweer van verdachte dat het slaan enkel een reactie was op het feit dat aangever bij Allah zwoer dat hij niet wist dat [minderjarig meisje] minderjarig was, terwijl verdachte van mening was dat [slachtoffer] dit wel wist, maakt het vorenstaande niet anders nu dit niets afdoet aan de wederrechtelijkheid van de vrijheidsberoving, noch iets van het doel dat geld betaald moest worden. Dat [slachtoffer] toen de politie aan kwam rijden de lichten van de auto uitzette doet aan het vorenstaande evenmin af, nu uit de verklaring van [slachtoffer] blijkt dat hij dit deed om verdachtes medeverdachte een gunst te doen en omdat hij probeerde vriendjes te worden. Dat brengt niet mee dat hij, zoals door de raadsvrouw is betoogd, kon gaan en staan waar hij wilde, maar zegt veeleer iets over de mate van angst die [slachtoffer] heeft ervaren. Dat het de politie in eerste instantie bij de aanhouding ook [slachtoffer] als verdachte had aangemerkt en hem geboeid heeft afgevoerd, maakt dit evenmin anders.
De rechtbank is voorts van oordeel dat het slachtoffer onder de hierboven genoemde dreiging met geweld is gedwongen zijn autosleutels en mobiele telefoon af te staan. Vervolgens heeft verdachte de auto van het slachtoffer doorzocht en zich de bankpasjes en autopapieren wederrechtelijk toegeëigend.
Bewezenverklaring
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
1. primair
hij in het tijdvak van 27 mei 2011 tot en met 28 mei 2011 te Spijk, gemeente Delfzijl en in de gemeente Groningen, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk een persoon, genaamd [slachtoffer], wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, met het oogmerk een ander, te weten [slachtoffer 2], te dwingen iets te doen, immers heeft hij, verdachte, tezamen en in vereniging met anderen,
- via een chatsite contact gelegd met die [slachtoffer], en
- die [slachtoffer] naar een woning in Spijk gelokt/laten komen, en
- zich bedreigend en intimiderend gedragen ten opzichte van die [slachtoffer], en
- geschreeuwd tegen die [slachtoffer], al dan niet in een vreemde taal, en
- toen die [slachtoffer] zei dat hij de woning wilde verlaten, hem, [slachtoffer], de woorden toegevoegd: ""nee, nee, nee, ik wil geld", en
- die [slachtoffer] de indruk gegeven dat hij een vuurwapen bij zich had, en
- die [slachtoffer] belet die woning in Spijk te verlaten, en
- die [slachtoffer] geslagen, en
- die [slachtoffer] in een auto laten plaatsnemen en/of is hij, verdachte tezamen met zijn mededader met die [slachtoffer] in een auto richting Groningen gereden, waarbij hem, [slachtoffer], duidelijk is gemaakt dat hem iets zou overkomen als hij er vandoor zou gaan, en
- die [slachtoffer] een aantal kogels getoond, en
- die [slachtoffer] kenbaar gemaakt dat [slachtoffer] 2000 euro moest betalen om naar huis te mogen en [slachtoffer] kenbaar gemaakt dat hem iets ergs zou overkomen als dat geld niet betaald zou worden, en
- die [slachtoffer] met zijn vriend [slachtoffer 2] laten bellen, waarbij [slachtoffer] die [slachtoffer 2] moest vragen om 2000 euro naar Groningen te brengen, en
- (aldus) voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie doen ontstaan waaraan die
[slachtoffer] zich niet kon onttrekken,
zulks met het oogmerk een ander, die [slachtoffer 2], te dwingen 2000 euro aan hem, verdachte en/of zijn mededader te geven;
2.
hij in het tijdvak van 27 mei 2011 tot en met 28 mei 2011 te Spijk, gemeente Delfzijl, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van autosleutels en een mobiele telefoon, toebehorende aan die [slachtoffer], welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte,
tezamen en in vereniging met een ander,
- via een chatsite contact heeft gelegd met die [slachtoffer], en
- die [slachtoffer] naar een woning in Spijk heeft gelokt/laten komen, en
- zich bedreigend en intimiderend heeft gedragen ten opzichte van die [slachtoffer], en
- heeft geschreeuwd tegen die [slachtoffer], al dan niet in een vreemde taal, en
- die [slachtoffer] de indruk heeft gegeven dat hij een vuurwapen bij zich had
EN
hij in het tijdvak van 27 mei 2011 tot en met 28 mei 2011 te Spijk, gemeente Delfzijl, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening heeft weggenomen bankpasjes en autopapieren toebehorende aan [slachtoffer], welke diefstal werd voorafgegaan van bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en het bezit van het gestolene te verzekeren, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander,
- via een chatsite contact heeft gelegd met die [slachtoffer], en
- die [slachtoffer] naar een woning in Spijk heeft gelokt/laten komen, en
- zich bedreigend en intimiderend heeft gedragen ten opzichte van die [slachtoffer], en
- heeft geschreeuwd tegen die [slachtoffer], al dan niet in een vreemde taal, en
- die [slachtoffer] de indruk heeft gegeven dat hij een vuurwapen bij zich had;
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder 1 primair en 2 meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van de feiten
Hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard, levert de volgende strafbare feiten op:
1 primair: medeplegen van gijzeling
2: afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
EN
Diefstal, voorafgegaan van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu ten aanzien van verdachte geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
Strafoplegging
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met aftrek van voorarrest. Aan de proeftijd dient als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht te worden gekoppeld om de begeleiding die de reclassering heeft geadviseerd mogelijk te maken.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft, voor het geval de rechtbank de feiten bewezen mocht achten, gepleit voor een aanzienlijk lagere gevangenisstraf dan door de officier van justitie is gevorderd. Mocht de rechtbank al tot een bewezenverklaring kunnen komen dan kan het slachtoffer zich bedreigd hebben gevoeld doordat hij is geslagen. Dit is een uiterst summiere bedreiging en hiermee dient bij de bepaling van de hoogte van de straf rekening gehouden te worden.
Daarbij heeft de raadsvrouw gepleit voor een deels voorwaardelijke gevangenisstraf om het door de reclassering geadviseerde toezicht mogelijk te maken. Verdachte heeft het toezicht nodig om praktische zaken te regelen en structuur in zijn leven te krijgen.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, het aangaande zijn persoon opgemaakte reclasseringsrapport en het uittreksel uit het justitieel documentatieregister alsmede met de vordering van de officier van justitie.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van een gijzeling, afpersing en diefstal met geweld. Verdachte heeft bekend dat hij een vooropgezet plan had om een man, die op het profiel op een chatsite van [minderjarig meisje] zou reageren, te chanteren met het feit dat deze persoon contact zocht met een minderjarig meisje. Bij de uitvoering van dat plan is verdachte zeer berekenend te werk gegaan en bij zijn plan heeft hij een minderjarig meisje, zijn huisgenoot en een vriend betrokken. Hij heeft daarbij geen oog gehad voor het feit dat hij met zijn plan anderen, in de eerste plaats het slachtoffer, en daarnaast ook een minderjarig meisje, in de problemen bracht. Het slachtoffer heeft tijdens de wederrechtelijke vrijheidsberoving, die volgde, doodsangsten uitgestaan omdat hij ervan overtuigd was dat de medeverdachte over een vuurwapen beschikte. Gedurende de gijzeling heeft verdachte de autosleutels en mobiele telefoon van het slachtoffer afgenomen en vervolgens uit de auto de bankpasjes en autopapieren weggenomen.
Gijzeling is een misdrijf waarmee niet alleen geweld wordt aangedaan aan het recht om zich veilig en vrij te voelen, maar ook geprobeerd wordt munt te slaan uit de angsten van het slachtoffer. Het is bovendien een feit waardoor de rechtsorde wordt geschokt en dat bijdraagt aan gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving.
Het gehele feitencomplex rechtvaardigt zonder meer een aanzienlijke gevangenisstraf.
Uit het uittreksel uit het justitieel documentatieregister blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld, maar niet voor soortgelijke vermogensdelicten. De rechtbank houdt er, bij de bepaling van de hoogte van de straf, ook rekening mee dat verdachte nog in een proeftijd liep toen hij de onderhavige strafbare feiten heeft gepleegd.
Voorts acht de rechtbank van belang dat uit het rapport van de reclassering d.d. 17 augustus 2011 naar voren komt dat op grond van het recidiverisico, de criminogene factoren en de interventies in het verleden toezicht is geïndiceerd. Verdachte heeft ondersteuning nodig bij het regelen van de praktische zaken en het krijgen van structuur in zijn leven. Om dit toezicht mogelijk te maken, en daarnaast als stok achter de deur om verdachte in de toekomst ervan te weerhouden nieuwe strafbare feiten te plegen, is de rechtbank van oordeel dat een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk dient te worden opgelegd.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 47, 57, 282a, 312, 317 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank:
Verklaart het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hiervoor is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart het onder 1 primair en 2 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte voor het bewezen- en strafbaar verklaarde tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden.
Bepaalt dat van deze straf een gedeelte, groot 6 maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast omdat de veroordeelde zich voor het einde van de op twee jaren gestelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat bij de tenuitvoerlegging van deze straf de tijd die veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht tenzij die tijd op een andere straf in mindering is gebracht.
Bepaalt dat deze straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast omdat:
- de veroordeelde zich voor het einde van de op twee jaren gestelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
- de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarde niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarde:
de veroordeelde zal zich gedurende de proeftijd gedragen naar voorschriften en aanwijzingen te geven door of namens Reclassering Nederland, zolang deze instelling dat gedurende de proeftijd nodig oordeelt. Draagt deze instelling op om de veroordeelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van de bijzondere voorwaarde.
Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. E.W. van Weringh, voorzitter, D.M. Schuiling en J.M.M. van Woensel, in tegenwoordigheid van M. Smit-Colnot, griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 26 september 2011.
Mr. Van Woensel was buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.