ECLI:NL:RBGRO:2011:BS7491

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
6 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
125354-FA RK 11-623
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van erkenning en vervangende toestemming tot erkenning in familiezaken

In deze zaak heeft de rechtbank Groningen op 6 september 2011 uitspraak gedaan in een familiekwestie waarbij de man, de verwekker van het minderjarige kind D., verzocht om de erkenning van het kind door de huidige echtgenoot van de vrouw, C., te vernietigen. De man had op 22 maart 2011 een verzoekschrift ingediend waarin hij vroeg om de erkenning van D. te vernietigen, vervangende toestemming tot erkenning te verkrijgen, en om gezamenlijk ouderlijk gezag en een omgangsregeling vast te stellen. De vrouw, die met C. was getrouwd, had de erkenning van D. door C. zonder medeweten van de man geregeld, wat leidde tot een conflict over de erkenning en de rechten van de man als biologische vader.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de man recht heeft op erkenning van zijn relatie met D. en dat de erkenning door C. vernietigd moet worden. De rechtbank oordeelde dat de vrouw in redelijkheid niet tot het verlenen van toestemming voor de erkenning door de man had kunnen komen, gezien de belangen van D. en de man. De rechtbank heeft ook de Raad voor de Kinderbescherming verzocht om onderzoek te doen naar de gezagsuitoefening, omgangsregeling en informatieplicht van de vrouw. De beslissing over deze punten is aangehouden, terwijl de rechtbank de man toestemming verleende om D. te erkennen, en de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaarde.

De rechtbank benadrukte het belang van de erkenning voor D. en de man, en dat de belangen van D. niet geschaad zouden worden door de erkenning. De rechtbank heeft de proceskosten gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt. De zaak zal verder worden behandeld in een volgende zitting, waarbij de Raad voor de Kinderbescherming rapport en advies zal uitbrengen over de verdere omgang en gezagskwesties.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector Civielrecht
Meervoudige familiekamer
zaaknr.: 125354/FA RK 11-623
beschikking d.d. 6 september 2011
in de zaak van:
verzoeker,
hierna te noemen de man,
advocaat mr. M. Vukovic,
en
verweerster,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. J. de Graaf.
Belanghebbende:
C., de echtgenoot van de vrouw.
PROCESVERLOOP
De man heeft op 22 maart 2011 een verzoekschrift ingediend ertoe strekkende dat bij beschikking - voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad - :
1. de door C. gedane erkenning van het minderjarige kind D. wordt vernietigd;
2. aan hem vervangende toestemming wordt verleend tot erkenning van voornoemde minderjarige;
3. wordt bepaald dat partijen gezamenlijk met het ouderlijke gezag over voornoemde minderjarige worden belast;
4. een zorg-contactregeling, althans omgangsregeling wordt vastgesteld als door de man in punt 42. van zijn verzoekschrift geformuleerd;
5. de door de man in punt 44. van het verzoekschrift geformuleerde informatieregeling wordt vastgesteld,
kosten rechtens.
Bij beschikking van deze rechtbank d.d. 29 maart 2011 is mr. F.B. Flooren, advocaat te Groningen, tot bijzondere curator over de minderjarige benoemd.
Op 26 mei 2011 heeft de vrouw een verweerschrift ingediend.
Daarbij heeft zij verzocht om alle verzoeken van de man af te wijzen.
De rechtbank heeft de zaak behandeld ter zitting met gesloten deuren van 7 juni 2011.
Daarbij zijn partijen, hun advocaten, de belanghebbende C., de huidige echtgenoot van de vrouw, mevrouw A.I. van Dijk namens de Raad voor de Kinderbescherming, regio Groningen en Drenthe, locatie Groningen (verder te noemen de Raad) en de bijzondere curator mr. F.B. Flooren (alleen voor wat betreft het verzoek tot vernietiging van de erkenning en tot het verlenen van vervangende toestemming tot erkenning), verschenen en gehoord.
Mr. Vukovic heeft gebruik gemaakt van pleitaantekeningen.
RECHTSOVERWEGINGEN
vaststaande feiten
Partijen hebben een affectieve relatie gehad. Zij hebben niet met elkaar samengewoond.
Uit hun relatie is het thans nog minderjarige kind D. geboren.
Vanaf zijn geboorte heeft [D.] hoofdverblijf bij de vrouw.
De vrouw is op 9 januari 2009 gehuwd met C.
Uit dat huwelijk zijn twee, thans nog minderjarige kinderen geboren.
Met toestemming van de vrouw heeft haar huidige echtgenoot [D.] erkend, waardoor het kind diens achternaam verkreeg.
De vrouw oefent alleen het ouderlijke gezag over [D.] uit.
standpunt van de man
[D.] is na het beëindigen van de relatie van partijen geboren. De man is de verwekker van [D.]. Vanaf zijn geboorte heeft [D.] regelmatig contact met de man gehad.
De man heeft steeds opnieuw de door hem gewenste erkenning van [D.] met de vrouw besproken. Iedere keer weigerde zij hieraan mee te werken.
Een aantal weken voordat de vrouw met C. is gehuwd hebben partijen voor het laatst over erkenning van [D.] door de man gesproken.
De vrouw maakte toen duidelijk dat zij hiertoe geen toestemming zou verlenen, omdat zij wilde dat, wanneer haar iets zou overkomen, [D.] door haar zuster en echtgenoot verzorgd zou worden.
Bovendien heeft de vrouw uitdrukkelijk verklaard dat zij [C.] ook geen toestemming zou geven om [D.] te erkennen. De man mocht hierop vertrouwen.
Zonder de man hierover in te lichten heeft de vrouw [D.] uiteindelijk toch door [C.] laten erkennen. De man heeft dit vernomen toen de benodigde uittreksels ten behoeve van de onderhavige procedure zijn aangevraagd.
De vrouw heeft aan [C.] de toestemming om [D.] te erkennen verleend met het oogmerk om de belangen van de man te schaden. Hierdoor heeft zij misbruik van haar bevoegdheid gemaakt.
Op grond van de door mr. Weda na onderzoek in augustus 2008 verstrekte informatie verkeerde de man steeds in de veronderstelling geen vervangende toestemming tot erkenning van [D.] te kunnen verzoeken, althans geen erkenning van de vrouw te kunnen afdwingen.
De huidige advocaat van de man heeft hem gewezen op de mogelijkheid om vervangende toestemming tot erkenning te verzoeken.
Er is sprake van zodanige omstandigheden dat de man niet kan worden verweten dat hij niet of niet tijdig vervangende toestemming van de rechtbank heeft verzocht en de vrouw had, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen de belangen van de man als verwekker van [D.] bij de erkenning en daartegenover staande belangen van de vrouw - telkens in verband met de belangen van [D.] - in redelijkheid niet tot het verlenen van de toestemming aan de niet-verwekker kunnen komen.
Tussen de man en [D.] is sprake van family life. Zowel [D.] als de man hebben er aanspraak op en belang bij dat hun relatie wordt erkend als een familierechtelijke betrekking, omdat de man een rol heeft gespeeld en speelt in het leven van [D.] en [D.] ook weet dat de man zijn biologische vader is. Door de erkenning van [D.] door de man zal het juridisch vaderschap van de man vast komen te staan.
Het is in het belang van [D.] dat zijn beide ouders overeenkomstig het wettelijke uitgangspunt met het ouderlijke gezag over hem worden belast. Er zijn geen gronden aanwezig die zich hiertegen verzetten.
De man zegt toe dat hij in het belang van [D.] nu en in de toekomst alles zal doen om een goede communicatie met de vrouw in stand te houden.
De man heeft [D.] steeds op de eerste en derde zaterdag van de maand bij de vrouw of haar ouders thuis bezocht en er zijn ook vele andere contactmomenten geweest.
Aansluitend op de derde verjaardag van [D.] zijn de man, de vrouw en [D.] samen een week op vakantie in Frankrijk geweest.
Kort daarna is de vrouw gaan samenwonen met [C.]. Vanaf dat moment heeft de man [D.] iedere eerste en derde zaterdag van de maand bij zich gehad. De vrouw stond de man toe dat [D.] daarnaast ook af en toe bij de man mocht blijven logeren.
De man verkeerde in de veronderstelling dat [D.] bij het ouder worden steeds vaker bij de man zou blijven slapen, maar na de erkenning van [D.] door [C.] is de vrouw de contacten tussen de man en [D.] gaan beperken. [D.] mocht nog maar één keer in de maand naar de man toe.
Over verder contact viel met de vrouw niet te overleggen. Zij lijkt [D.] van de man te willen vervreemden nu zij met [C.] een nieuw gezin heeft gevormd.
Deze handelwijze is zeker niet in het belang van [D.].
De man heeft, gelet ook op het bepaalde in artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek (BW), recht op en belang bij vaststelling van een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken, alsmede bij een vaststelling van een informatieregeling met betrekking tot [D.].
De man heeft altijd een grotere rol in het leven van [D.] willen spelen dan hem door de vrouw werd toegestaan. De man begrijpt niet waarom de vrouw van mening is dat uitbreiding van de omgang niet in het belang is van [D.]. Sinds de geboorte van [D.] heeft de man zich steeds opnieuw naar de wensen van de vrouw geschikt om in het belang van [D.] de lieve vrede te bewaren.
De man heeft niet eerder een uitgebreidere omgangsregeling verzocht, omdat hij vreesde dat dit de onderlinge verhouding tussen partijen zou verslechteren en dit nadelige gevolgen voor [D.] zou hebben.
[D.] kan voortaan langere tijd dan thans het geval is bij de man verblijven en dat is ook in zijn belang. Zodra [D.] langer bij de man mag zijn zal de man ervoor zorgen dat er in zijn woning een eigen kamer voor [D.] beschikbaar is.
[D.] is aan de man gehecht. Hij geeft steeds te kennen de man te missen en hem vaker te willen zien. [D.] is zich er duidelijk van bewust dat het weer lang zal duren voordat hij zijn vader zal zien. Dat blijkt ook uit zijn opstandige en chagrijnige gedrag wanneer hij weer naar de vrouw teruggaat.
Ieder kind heeft het recht om zijn beide ouders te kennen en een hechte band met hen beiden te ontwikkelen.
Daarbij past een omgangsregeling van substantiële omvang, waarbij het kind ook bij de
niet-verzorgende ouder overnacht en een deel van de vakanties aldaar doorbrengt.
Het recht op belangrijke informatie over [D.] is niet gekoppeld aan het gezag, maar vloeit voort uit de wet.
De laatste tijd krijgt de man van de vrouw geen informatie meer over het wel en wee van [D.]. Hij heeft er geen vertrouwen in dat de vrouw de op haar rustende informatieverplichting zal (blijven) nakomen.
Ook in het verleden heeft de vrouw de man te weinig over [D.] geïnformeerd, bijvoorbeeld over zijn schoolprestaties. Zij heeft de man ook niet willen betrekken bij andere belangrijke zaken aangaande [D.].
standpunt van de vrouw
Er is geen sprake geweest van een duurzame en affectie relatie van partijen.
Zij zagen elkaar zeven maanden lang doorgaans enkel in het weekend.
Na het beëindigen van de relatie op 1 januari 2005 bleek de vrouw zwanger te zijn van de man. De man heeft de vrouw tijdens de zwangerschap aangegeven het kind te willen erkennen. De vrouw wilde dat niet omdat zij de relatie met de man niet stabiel genoeg vond.
De man gaf toen meteen al aan dat hij zich tot de rechter zou wenden.
De man heeft ook daarna nog vaak verzocht om [D.] te mogen erkennen. De vrouw heeft steeds haar medewerking geweigerd.
De vrouw had een te respecteren belang bij haar weigering tot toestemming van erkenning van [D.] door de man. De vrouw wilde niet dat [D.], indien zij vroegtijdig zou komen te overlijden, uit het hechte gezin dat de vrouw heeft gevormd met [C.] zou worden gehaald en dat hij verder door zijn biologische vader zou worden verzorgd en opgevoed.
Er is sprake van een nauwe persoonlijke betrekking tussen [D.] en [C.].
Daarom heeft zij aan haar huidige echtgenoot toestemming gegeven om [D.] te erkennen.
Bij toepassing van hetgeen in artikel 1:204 lid 3 BW is opgenomen komt het aan op een belangenafweging. Uitgangspunt is dat zowel het kind als de verwekker aanspraak heeft op erkenning van hun relatie als een familierechtelijke rechtsbetrekking.
In de limitatieve opsomming in artikel 1:205 lid 1 BW van personen die vernietiging van de erkenning kunnen verzoeken is de verwekker niet opgenomen.
De man heeft vanaf de geboorte van [D.] gelegenheid gehad om vervangende toestemming te verzoeken. Hij kan zich niet verschuilen achter het onder voorbehoud gegeven advies in augustus 2008 van de advocaat mr. Weda.
De man heeft de mogelijkheid om [D.] te erkennen voorbij laten gaan.
Hij had er rekening mee kunnen en moeten houden dat de vrouw aan haar huidige echtgenoot toestemming zou verlenen om [D.] te erkennen.
De man heeft niet de mogelijkheid om achteraf de erkenning door [C.] te doen vernietigen. De man kan deze erkenning alleen aantasten als er sprake is van een erkenning met het oogmerk om de belangen van de verwekker te schaden en dat is niet het geval.
De vrouw verkeerde na ingewonnen informatie bij een advocaat in de veronderstelling dat door de erkenning van [D.] door [C.] ook meteen de gezagsuitoefening zou zijn geregeld.
Omdat de erkenning niet vernietigd kan worden kan er geen sprake zijn van gezamenlijk ouderlijk gezag.
[D.] is nooit door partijen samen opgevoed. Hij kent [C.] als zijn vader.
Omdat de vrouw vond dat het kind bekend moest zijn met zijn biologische vader is er een omgangsregeling tussen de man en [D.] tot stand gekomen. In het eerste levensjaar van [D.] was er contact op de eerste zaterdag en de derde donderdag van de maand. De vrouw woonde toen nog met [D.] bij haar ouders.
Op 6 november 2006 heeft de vrouw met [D.] zelfstandige woonruimte betrokken.
Partijen zijn toen overeengekomen dat de man omgang met [D.] zou hebben op iedere eerste en derde zaterdag van de maand van 09.30 uur tot ongeveer 16.30 uur.
De vrouw heeft het contact tussen de man en [D.] altijd gestimuleerd en de omgang heeft meestal ook op de afgesproken data plaatsgevonden.
De omgang kwam steeds meer in het teken van bezoeken van attracties en het ondernemen van activiteiten te staan. De vrouw heeft de man duidelijk gemaakt het niet normaal te vinden dat een kind van de leeftijd van [D.] zo vaak een attractie (-park) bezoekt en het belangrijk te vinden dat [D.] bij de man bleef slapen, opdat hij kon ervaren dat de man ook een normaal leven leidt, waarbij er contact is in een huiselijke omgeving.
De vrouw heeft voorgesteld de omgangsregeling zodanig te wijzigen, dat [D.] de ene maand een dag en de andere maand een weekend bij de man zou verblijven.
Er zou dan meer ruimte zijn voor rust en stabiliteit. Bovendien zou het gezin van de vrouw dan de gelegenheid krijgen de omgang met [D.] in te passen in hun gezinsschema.
Deze omgangsregeling loopt nog steeds naar tevredenheid.
Wanneer [D.] bij de man is gaat het goed. Als hij de man een maand niet heeft gezien vraagt [D.] niet naar de man.
De vrouw staat niet open voor uitbreiding van de omgangsregeling.
Dit is ook niet in het belang van [D.]. [D.] is al jarenlang aan de huidige omgangsfrequentie gewend. Uitbreiding zou bovendien zoveel druk op de huidige gezinssituatie van de vrouw veroorzaken, dat dit zijn weerslag op [D.] zou hebben.
De communicatie tussen partijen is (zeer) slecht.
Omdat de man niet het gezag over [D.] heeft is er ook geen sprake van een informatieplicht van de vrouw. Overigens verschaft de vrouw de man bij de overdracht regelmatig relevante informatie over [D.].
standpunt van de bijzondere curator
Vaststaat dat de man de biologische vader van [D.] is en dat er tussen hen beiden sprake is van family-life. De man heeft de vrouw regelmatig, doch tevergeefs, verzocht om [D.] te mogen erkennen. De vrouw heeft de man niet in kennis gesteld van haar voornemen om [D.] door haar huidige echtgenoot [C.] te laten erkennen.
Het is in het belang van [D.] dat deze erkenning wordt vernietigd en dat [D.] vervolgens door de man wordt erkend, zodat hun familierechtelijke betrekkingen juridisch worden bevestigd.
standpunt van belanghebbende [C.]
[C.] is samen met de vrouw belast met de daadwerkelijke verzorging en opvoeding van [D.]. Hij ziet [D.] als zijn eigen zoon. De huidige procedure veroorzaakt veel spanningen in het gezin van [C.] en de vrouw.
standpunt van de Raad
[D.] was eraan gewend om zijn vader één keer in de veertien dagen te zien.
De vrouw heeft gemeend de omgangsfrequentie terug te moeten brengen.
Gelet op de leeftijd van [D.] en de lange reisafstand zou één weekend per maand omgang met zijn vader een goede optie kunnen zijn. De man is bereid om zoals hij steeds heeft gedaan het halen en brengen van [D.] voor zijn rekening te nemen.
Wanneer de omgang goed verloopt is er niets op tegen om [D.] tijdens de grote vakantie ook een week bij de man te laten verblijven en als [D.] ouder is naar een reguliere vakantieregeling toe te werken.
De spanningen in het gezin zijn niet goed voor [D.].
beoordeling
de vernietiging van de erkenning en de vervangende toestemming tot erkenning
Onder het huidige afstammingsrecht is het mogelijk dat de verwekker van het kind in een situatie waarin hij vervangende toestemming tot erkenning van het kind heeft kunnen vragen maar dat heeft nagelaten, met een beroep op misbruik van bevoegdheid de met toestemming van de moeder gedane erkenning van het kind aantast, als door de moeder toestemming aan de niet-verwekker is gegeven met slechts het oogmerk de belangen van de verwekker te schaden.
De rechtbank is van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat van een dergelijk oogmerk sprake is geweest.
De man is als verwekker echter desondanks ontvankelijk in zijn verzoek tot vernietiging van de erkenning van [D.] door [C.]. De man kan niet worden verweten niet eerder de vernietiging van de erkenning te hebben verzocht. Hij mocht vertrouwen op de hem in augustus 2008 door een jurist ter zake verschafte informatie, mede in het licht van de communicatie over de erkenning tussen hem en de vrouw.
Naar het oordeel van de rechtbank is gelet op de inhoud van de overgelegde stukken en op hetgeen door of namens partijen naar voren is gebracht sprake van een situatie, waarin de vrouw, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen de belangen van de man als verwekker bij erkenning en de daartegenover staande belangen van de vrouw, telkens in verband met de belangen van [D.], in redelijkheid niet tot het verlenen van haar toestemming tot erkenning van [D.] door [C.] had kunnen komen.
De man heeft vanaf de geboorte van [D.] steeds opnieuw doch tevergeefs geprobeerd om [D.] te erkennen. Ondanks dat de vrouw te kennen had gegeven dat zij ook niet zou meewerken aan erkenning van [D.] door [C.] heeft de vrouw [C.] uiteindelijk, zonder de man hierbij op enigerlei wijze te betrekken, toch toestemming tot erkenning van [D.] verleend.
Gelet op het vorenoverwogene alsook op hetgeen is bepaald in artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden van 4 november 1950 en in de artikelen 7 en 8 van het Verdrag inzake de rechten van het kind van
20 november 1989, dient de [C.] gedane erkenning van [D.] te worden vernietigd.
gevolgen van de vernietiging van de erkenning
Volgens het bepaalde in artikel 1:206 lid 1 BW wordt, nadat de beschikking houdende vernietiging van de erkenning in kracht van gewijsde is gegaan, de erkenning geacht nimmer gevolg te hebben gehad. Hierdoor is [C.] nooit de vader van [D.] geweest.
[D.] staat dan vanaf zijn geboorte alleen in familierechtelijke betrekking tot de vrouw, zodat hij op grond van artikel 1:5 lid 1 BW haar geslachtsnaam heeft.
de vervangende toestemming tot erkenning
Op grond van artikel 1:204 derde lid van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de toestemming van de moeder wier kind de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt, dan wel de toestemming van het kind van twaalf jaar of ouder, op verzoek van de man die het kind wil erkennen, door de toestemming van de rechtbank worden vervangen, indien de erkenning de belangen bij een ongestoorde verhouding met het kind of de belangen van het kind niet zou schaden, en de man de verwekker is van het kind.
Niet in geschil is, dat de man de verwekker van [D.] is.
Voor de beantwoording van de vraag of de rechtbank de door de man gevraagde toestemming moet verlenen, komt het aan op een afweging van de betrokken belangen. Daarbij dient tot uitgangspunt te worden genomen, dat zowel [D.] als de man er aanspraak op heeft dat hun relatie rechtens wordt erkend als een familierechtelijke betrekking.
Voor [D.] is het van groot belang, dat hij weet van wie hij afstamt.
Echter, het belang van [D.] en de belangen van de vrouw bij een ongestoorde verhouding met [D.] mag niet door de erkenning worden geschaad.
Van schade aan de belangen van [D.] is slechts sprake indien er tengevolge van de erkenning voor hem reële risico’s zijn, dat hij wordt belemmerd in zijn evenwichtige sociaalpsychologische en emotionele ontwikkeling.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de vrouw dit niet aannemelijk gemaakt en evenmin, dat haar verhouding met [D.] door de erkenning zou worden verstoord.
De bezwaren van de vrouw lijken voornamelijk te zijn gebaseerd op emotionele weerstand tegen de man, waarbij de vrouw uitgaat van een situatie waarin de man het ouderlijke gezag over [D.] uitoefent, hetgeen niet het geval is en ook geen gevolg zal zijn van een eventuele erkenning.
De rechtbank wijst erop, dat de vrouw als gezaghebbende ouder ook bij erkenning van [D.] door de man de volledige zeggenschap over [D.] behoudt.
Door het geven van vervangende toestemming voor erkenning en de daarop volgende erkenning wordt vastgelegd wie de juridische vader is.
De registratie van de juridische vader maakt op zich geen inbreuk op de belangen van [D.] en de belangen van de vrouw bij een ongestoorde verstandhouding met [D.].
De erkenning heeft thans niet meer tot gevolg, dat kinderen de naam van de juridische vader krijgen. [D.] zal dus de achternaam van de vrouw behouden.
Gelet op het vorenoverwogene wordt het verzoek van de man op dit punt toegewezen.
de gezagsuitoefening, de omgangsregeling en de informatieplicht
De rechtbank is van oordeel dat thans geen weloverwogen beslissing kan worden genomen over het over [D.] uit te oefenen gezag, de omgangsfrequentie tussen hem en de man en de informatieplicht van de vrouw, bij gebreke aan inhoudelijke argumenten daarvoor.
Het gaat daarbij om een voor [D.] dermate ingrijpende beslissing dat de rechtbank de Raad zal verzoeken om te onderzoeken welke situatie het meest in het belang is van [D.] en naar aanleiding daarvan de rechtbank hierover van rapport en advies te dienen. Tijdens dat onderzoek zal ook duidelijkheid worden verkregen over de rol die de man tot nu toe in het leven van [D.] heeft gespeeld en nog zal kunnen gaan spelen.
De rechtbank zal de beslissing aanhouden en de zaak naar de hierna genoemde zittingsdatum verwijzen, om de Raad in de gelegenheid te stellen uiterlijk twee weken daaraan voorafgaand aan de rechtbank rapport en advies uit te brengen.
de proceskosten
De rechtbank is van oordeel dat, omdat partijen een relatie hebben gehad, bij het geven van de beslissing over de voormelde resterende geschilpunten de proceskosten in die zin dienen te worden gecompenseerd dat ieder van partijen de eigen kosten zal dragen.
BESLISSING
vernietigt de door C. gedane erkenning van
het minderjarige kind [D.];
verleent de man toestemming om voornoemde minderjarige te erkennen;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het geen ten aanzien van de vernietiging van de erkenning van [D.] door [C.] en de vervangende toestemming tot erkenning door de man meer of anders is verzocht;
verzoekt de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Groningen en Drenthe, locatie Groningen, een onderzoek in te stellen met betrekking tot het over [D.] uit te oefenen gezag, de omgang tussen hem en de man en de informatieplicht van de vrouw zoals hierboven omschreven en de rechtbank uiterlijk twee weken voorafgaand aan de hierna vermelde zittingsdatum van rapport en advies te dienen; daarbij kan de Raad, in het kader van het onderzoek, een opdracht geven aan een andere instelling dan de Raad;
bepaalt dat de zaak verder zal worden behandeld door de enkelvoudige kamer van deze rechtbank ter terechtzitting met gesloten deuren van donderdag 19 januari 2012 te 13.15 uur in één van de zalen van het Gerechtsgebouw aan het Guyotplein 1 te Groningen;
bepaalt dat deze beschikking geldt als een oproeping van partijen tegen voormelde zittingsdatum en dat geen nadere oproeping zal worden verzonden.
Gegeven door mrs. D.A. Flinterman, M.J.B. Holsink en S. Stenfert Kroese en uitgesproken door eerstgenoemde ter openbare zitting van dinsdag 6 september 2011, in tegenwoordigheid van G.D. Kuilman, griffier.