ECLI:NL:RBGRO:2011:BR5475

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
14 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
124331 / FA RK 11-252
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging gezag en hoofdverblijf van minderjarige na echtscheiding

In deze zaak heeft de Rechtbank Groningen op 14 juni 2011 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van de man, die verzocht om wijziging van de beschikking van 30 augustus 1994 betreffende het gezag en het hoofdverblijf van de minderjarige [naam minderjarige]. De man heeft op 8 februari 2011 een verzoekschrift ingediend, waarin hij verzoekt om het gezag over de minderjarige [naam minderjarige] te verkrijgen en te bepalen dat haar hoofdverblijf bij hem is. De vrouw, die het gezag over de minderjarige heeft, is in deze procedure niet verschenen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw eenzijdig het gezag heeft over de minderjarige en dat de man een verzoek kan indienen om gezamenlijk met het gezag te worden belast. De rechtbank oordeelt dat het niet in het belang van de minderjarige is om de man eenhoofdig met het gezag te belasten, maar dat het wel in het belang van de minderjarige is om de man gezamenlijk met de vrouw met het gezag te belasten, gezien het feit dat de minderjarige sinds 4 januari 2011 bij de man woont en daar ook is ingeschreven. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de man recht heeft op de ontvangen kinderbijslag over het eerste kwartaal van 2011, nu dit verzoek door de vrouw niet is weersproken. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de vrouw is verplicht om de ontvangen kinderbijslag aan de man te voldoen binnen 14 dagen na de datum van de beschikking. De rechtbank heeft het meer of anders verzochte afgewezen. De beschikking is gegeven door mr. M.J.B. Holsink en uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. M.C. Groenewegen als griffier.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector Civielrecht
zaaknr.: 124331 / FA RK 11-252
beschikking d.d. 14 juni 2011
in de zaak van:
[de man],
wonende te [adres],
verzoeker,
hierna te noemen de man,
advocaat mr. M.I. van Horssen-Bok,
en
[de vrouw],
wonende te [adres],
hierna te noemen de vrouw,
in rechte niet verschenen.
PROCESVERLOOP
De man heeft op 8 februari 2011 een verzoekschrift ingediend, waarin hij verzoekt om bij beschikking, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
- de beschikking van de Rechtbank Groningen van 30 augustus 1994 te wijzigen en te bepalen dat aan de man het gezag toekomt over het minderjarige kind [naam minderjarige], geboren [in 1994] te [geboorteplaats];
- de beschikking van de Rechtbank Groningen van 30 augustus 1994 te wijzigen en te bepalen dat de minderjarige [naam minderjarige] met ingang van 4 januari 2011 haar hoofdverblijf heeft bij verzoeker;
- te bepalen dat gerekestreerde aan verzoeker dient te voldoen de nog door haar over het eerste kwartaal 2011 te ontvangen kinderbijslag ten behoeve van de minderjarige [naam minderjarige], voor zover betrekking hebbende op de periode 4 januari 2011 tot en met 31 maart 2011, te voldoen binnen vijf dagen nadat de gelden door de Sociale Verzekeringsbank aan haar betaalbaar zijn gesteld, althans binnen een in goede justitie te bepalen termijn.
Op 27 april 2011 is [naam minderjarige] door de kinderrechter gehoord.
De rechtbank heeft de man en zijn raadsvrouw, alsmede mevrouw A.I. van Dijk namens de Raad voor de Kinderbescherming te Groningen (hierna: de Raad) gehoord ter zitting met gesloten deuren van 12 mei 2011.
RECHTSOVERWEGINGEN
Vaststaande feiten:
- uit het huwelijk van partijen zijn geboren de navolgende kinderen:
* [naam kind 2], geboren [in 1992] in de gemeente [geboorteplaats];
* [naam minderjarige], geboren [in 1994] in de gemeente [geboorteplaats];
- bij beschikking van 30 augustus 1994 is door deze rechtbank de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. Deze beschikking is op 27 september 1994 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand te [naam gemeente];
- de vrouw heeft het gezag over de minderjarige [naam minderjarige];
- de minderjarige [naam minderjarige] heeft haar hoofdverblijf bij de vrouw.
Standpunt van de man
Sinds 4 januari 2011 woont [naam minderjarige] bij de man en zij staat daar ook ingeschreven. De vrouw is akkoord met deze wijziging van het hoofdverblijf. Ook het gezag moet worden gewijzigd in die zin dat de man wordt belast met het ouderlijk gezag over [naam minderjarige]. De man is van mening dat ontvangen kinderbijslag over het eerste kwartaal van 2011 aan hem dient toe te komen.
Beoordeling
De rechtbank stelt vast dat de vrouw eenzijdig het gezag heeft over de minderjarige [naam minderjarige]. De tot gezag bevoegde vader kan een verzoek doen om eenhoofdig met het gezag te worden belast. Het verzoek wordt slechts ingewilligd indien dit wenselijk is in het belang van de minderjarige.
De rechtbank acht het niet in het belang van [naam minderjarige] om de man eenhoofdig met het gezag over haar te belasten. Het ouderlijk gezag brengt rechten en plichten met zich mee voor de ouder, waaronder de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige. De vrouw heeft weliswaar geen verweer gevoerd tegen het verzoek van de man, maar het is niet in het belang van [naam minderjarige] dat de vrouw zich op deze wijze aan haar verantwoordelijkheden onttrekt.
De verantwoordelijkheden van de ouder die met het gezag is bekleed houden voorts niet op wanneer het kind de meerderjarigheid bereikt. Het is daarom in het belang van [naam minderjarige] dat zij de vrouw ook na het bereiken van de meerderjarigheid op haar verantwoordelijkheden aan kan spreken. De rechtbank zal daarom het verzoek van de man om hem eenhoofdig met het gezag te belasten afwijzen.
Gezien het feit dat de man nu feitelijk zorg draagt voor de verzorging en opvoeding van [naam minderjarige], is de rechtbank van oordeel dat het wel in het belang is van [naam minderjarige] om de man gezamenlijk met de vrouw met het gezag te belasten. De rechtbank ziet geen aanwijzingen dat het risico bestaat dat [naam minderjarige] klem of verloren dreigt te raken tussen partijen.
Ten aanzien van het hoofdverblijf stelt de rechtbank vast dat [naam minderjarige] feitelijk bij de man woont. Nu er geen contact is tussen partijen en de vrouw het verzoek van de man niet heeft weersproken, is de rechtbank van oordeel dat het verzoek ten aanzien van het hoofdverblijf dient te worden toegewezen. Daarbij heeft de rechtbank ook gelet op de mening van [naam minderjarige] die heeft aangegeven graag bij haar vader te willen wonen omdat het bij haar moeder de laatste tijd niet meer ging.
Ter zitting is de (niet-) ontvankelijkheid van het verzoek van de man ten aanzien van de kinderbijslag besproken. In tegenstelling tot hetgeen ter zitting is gezegd, acht de rechtbank dit verzoek op grond van art. 1:253a BW ontvankelijk en nu dit door de vrouw niet is weersproken, voor toewijzing vatbaar.
BESLISSING
bepaalt dat de man met het gezamenlijk gezag over de minderjarige [naam minderjarige] wordt belast;
bepaalt dat het hoofdverblijf van de minderjarige [naam minderjarige] bij de man is;
bepaalt dat de vrouw aan de man dient te voldoen, binnen 14 dagen na de datum van deze beschikking, de door haar over het eerste kwartaal van 2011 ontvangen kinderbijslag ten behoeve van de minderjarige [naam minderjarige], voor zover betrekking hebbende op de periode 4 januari 2011 tot en met 31 maart 2011;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.J.B. Holsink, en uitgesproken door ter openbare terechtzitting van 14 juni 2011 in tegenwoordigheid van mr. M.C. Groenewegen als griffier.
Mcg
De griffier deelt mede, dat partijen tegen deze beschikking in hoger beroep kunnen gaan bij het Gerechtshof te Leeuwarden. Dit beroep dient door partijen te worden ingesteld binnen drie maanden na de datum van de uitspraak. Deze datum staat in de beschikking vermeld.
Voor de partij, die in deze procedure niet is verschenen, vangt de termijn van drie maanden aan na de betekening van deze beschikking aan hem/haar in persoon dan wel op het moment, waarop deze beschikking aan hem/haar op andere wijze is bekend geworden, of - voor zover het een beschikking betreft, waarbij de echtscheiding, de scheiding van tafel en bed of de ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed is uitgesproken - op het moment, waarop deze beschikking aan hem/haar op andere wijze is betekend en door plaatsing van een uittreksel daarvan in de Staatscourant openlijk bekend is gemaakt.
Het beroep moet namens een partij worden ingesteld door een advocaat. Als u in aanmerking wilt komen voor door de overheid (gedeeltelijk) gefinancierde rechtsbijstand, dan kan uw advocaat daartoe namens u een verzoek indienen bij de Raad voor Rechtsbijstand. Uw advocaat kan u daarover nader informeren.