RECHTBANK GRONINGEN
Sector Strafrecht
parketnummer: 18/670066-11 (promis)
datum uitspraak: 5 augustus 2011
raadsman: mr. S.O. Roosjen
van de rechtbank Groningen, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [adres],
thans preventief gedetineerd in de P.I. HvB Ter Apel te Ter Apel.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van
30 mei 2011, 7 juli 2011 en 22 juli 2011.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 3 februari 2011, te Groningen, in elk geval in de gemeente Groningen,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een of meer personen, genaamd [slachtoffer A] en/of [slachtoffer B], wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft (hebben) verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) met dat opzet
- zich naar de woning [adres Straat A] begeven, alwaar die [slachtoffer A] en/of die [slachtoffer B], zich bevond(en), en/of
- zich de toegang tot die woning [adres Straat A] verschaft door middel van braak, verbreking, inklimming en/of valse sleutels, en/of
- zich met een mes, pistool en/of stok in de hand naar de/een slaapkamer in die woning [adres Straat A] begeven, alwaar die [slachtoffer A] en/of die [slachtoffer B] sliep(en), althans aanwezig waren/was, en/of
- dreigend een mes voor de keel van die [slachtoffer A] gehouden en daarbij die [slachtoffer A] de woorden toegevoegd: "Je moet naar mij luisteren, anders maak ik je dood. Ben jij [betrokkene A]?", althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en/of
- die [slachtoffer A] vastgehouden en/of op die [slachtoffer A] is gaan liggen en/of zitten, en/of
- die [slachtoffer A] meermalen, althans eenmaal, met een mes in de buik en/of de/een zij, althans het lichaam gestoken, en/of
- die [slachtoffer A] en/of die [slachtoffer B] een mes getoond en hierbij tegen die [slachtoffer A] en/of die [slachtoffer B] gezegd dat hij/zij zich moest(en) aankleden en dat hij/zij mee moest(en) gaan, althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
althans indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht leiden, dat
hij op of omstreeks 3 februari 2011, te Groningen, in elk geval in de gemeente Groningen,
ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een of meer personen, genaamd [slachtoffer A] en/of [slachtoffer B],
wederrechtelijk van de vrijheid te beroven en/of beroofd te houden, met dat opzet
- zich naar de woning [adres Straat A] heeft begeven, alwaar die [slachtoffer A] en/of die [slachtoffer B], zich bevond(en), en/of
- zich de toegang tot die woning [adres Straat A] heeft verschaft door middel van braak, verbreking, inklimming en/of valse sleutels, en/of
- zich met een mes, pistool en/of stok in de hand naar de/een slaapkamer in die woning [adres Straat A] heeft begeven alwaar die [slachtoffer A] en/of die [slachtoffer B] sliep(en), althans aanwezig waren/was, en/of
- dreigend een mes voor de keel van die [slachtoffer A] heeft gehouden en daarbij die [slachtoffer A] de woorden heeft toegevoegd: "Je moet naar mij luisteren, anders maak ik je dood. Ben jij [betrokkene A]?", althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en/of
- die [slachtoffer A] heeft vastgehouden en/of op die [slachtoffer A] is gaan liggen en/of zitten, en/of
- die [slachtoffer A] meermalen, althans eenmaal, met een mes in de buik en/of de/een zij, althans het lichaam heeft gestoken, en/of
- die [slachtoffer A] en/of die [slachtoffer B] een mes heeft getoond en hierbij tegen die [slachtoffer A] en/of die [slachtoffer B] heeft gezegd dat hij/zij zich moest(en) aankleden en dat hij/zij mee moest(en) gaan, althans woorden van gelijke aard en/of strekking,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
hij op of omstreeks 3 februari 2011, te Groningen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade een, persoon, genaamd [slachtoffer A], van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg,
- zich naar de woning [adres Straat A] heeft begeven, alwaar die [slachtoffer A] zich bevond, en/of
- zich de toegang tot die woning [adres Straat A] heeft verschaft door middel van braak, verbreking, inklimming en/of valse sleutels, en/of
- zich met een mes, pistool en/of stok in de hand naar de/een slaapkamer in die woning [adres Straat A] heeft begeven, alwaar die [slachtoffer A] sliep, althans aanwezig was, en/of
- dreigend een mes voor de keel van die [slachtoffer A] heeft gehouden en daarbij die [slachtoffer A] de woorden heeft toegevoegd: "Je moet naar mij luisteren, anders maak ik je dood. Ben jij [betrokkene A]?", althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en/of
- die [slachtoffer A] heeft vastgehouden, en/of
- die [slachtoffer A] meermalen, althans eenmaal, met een mes in de buik en/of de/een zij, althans het lichaam heeft gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
hij op of omstreeks 3 februari 2011, te Groningen, in elk geval in de gemeente Groningen,
met een ander of anderen, op een voor het publiek toegankelijke plaats of in een voor het publiek
toegankelijke ruimte, te weten het UMCG, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een of meer personen, te weten [slachtoffer B], [slachtoffer A], [slachtoffer C] en/of [slachtoffer D],
welk geweld bestond uit het slaan en/of stompen van een of meer van genoemde personen, en/of
het toevoegen aan een of meer van genoemde personen van de woorden: ”Hoerenzoon, je hebt nu een probleem, je moet niet denken dat je lang zult leven”, althans woorden van gelijke aard en/of strekking.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat het onder 1 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. Van het onder 2 en 3 aan verdachte ten laste gelegde heeft de officier van justitie vrijspraak gevorderd.
Met betrekking tot het onder 1 primair ten laste gelegde heeft de officier van justitie het volgende aangevoerd. De verklaringen over het incident aan de [Straat A] lopen sterk uiteen. Het doel van de personen die richting [Straat A] zijn gegaan, zou zijn geweest om te praten met [slachtoffer A]. Het is echter de vraag of dat ook echt zo was gezien de omstandigheden. [betrokkene B] was net op gewelddadige wijze overvallen. Er wordt dan niet besloten de politie in te schakelen, maar men wil het zelf oplossen. Er gaat vervolgens een groep personen naar de woning van [slachtoffer B] en [slachtoffer A] aan de [Straat A] en er wordt via een raampje ingebroken om de woning binnen te komen. Onder deze omstandigheden kan een criminele intentie al snel worden aangenomen. Uit verschillende verklaringen kan desalniettemin worden afgeleid dat het plan bestond om [slachtoffer A] van huis op te halen en naar café [naam café] te brengen. Een aantal personen gaat vervolgens de woning binnen. Verdachten [medeverdachte A], [verdachte] en [medeverdachte B] verklaren in grote lijnen gelijk en zelfs op punten belastend voor zichzelf. Ook komen zij, met uitzondering van [medeverdachte A], in latere verhoren niet terug op de kernpunten van hun verklaringen. Dat geeft de officier van justitie aanleiding om hun verklaringen betrouwbaar te achten en voor een groot deel uit te gaan van hun lezing van de gebeurtenissen in de woning. Op basis van deze verklaringen, in onderlinge samenhang bezien met de overige verklaringen, gaat de officier van justitie er van uit dat [verdachte], [medeverdachte A], [medeverdachte B], [medeverdachte C] en [medeverdachte D] in de woning aan de [Straat A] zijn geweest.
De officier van justitie gaat uit van de volgende gang van zaken in de woning. Verdachte is degene geweest die door het raampje is geklommen en de deur voor de overige aanwezigen heeft geopend zodat iedereen uiteindelijk de woning binnen kon komen. Hij is ook samen met [medeverdachte B] naar boven gelopen. Hij is echter niet in de slaapkamer van [slachtoffer B] en [slachtoffer A] geweest. [medeverdachte B] pakt een mes uit de keuken en loopt hiermee naar boven. [medeverdachte B] gaat de slaapkamer in en er ontstaat een confrontatie met [slachtoffer A] waarbij [slachtoffer A] zijn hand verwondt. Vervolgens ontstaat een moment van relatieve rust. [slachtoffer B] gaat op dat moment naar de tweede verdieping om een T-shirt te halen. Zij maakt daar [slachtoffer D] en [slachtoffer C] wakker. In de tussentijd zijn ook [betrokkene C] en [betrokkene A] bij de woning gearriveerd. Omdat zij vrezen voor escalatie vertrekken zij weer. [betrokkene C] heeft dan telefonisch contact met [medeverdachte D], die zich op dat moment in de woning bevindt, en probeert de personen in de woning te bewegen de woning te verlaten. [medeverdachte A], [medeverdachte C] en [medeverdachte D] verlaten vervolgens de woning. Op het moment dat [slachtoffer B] naar boven loopt voorziet [verdachte] problemen, hij verlaat op dat moment ook de woning. Als [slachtoffer B] naar beneden komt met [slachtoffer D] en [slachtoffer C] escaleert de situatie. [medeverdachte B] steekt [slachtoffer A] in zijn buik. Dat is een vreemde, niet zonder meer te plaatsen actie, aangezien [medeverdachte B] tot dan toe het voor elkaar leek te hebben dat [slachtoffer A] met hem mee zou gaan. [medeverdachte B] verklaart hierover dat [slachtoffer A] van [slachtoffer B] een T-shirt overhandigd kreeg met daarin een vuurwapen dat [slachtoffer A] wilde doorladen. [medeverdachte B] wilde dit voorkomen en heeft zich om die reden op [slachtoffer A] gestort. Er ontstond een worsteling waarbij [slachtoffer A] is gestoken. De verklaring van [slachtoffer A] voor deze escalatie is een geheel andere. Zijn lezing acht de officier van justitie echter niet aannemelijk. Alleen [slachtoffer B] bevestigt deze lezing, maar haar verklaring is niet geloofwaardig nu deze mede gezien moet worden in het licht van de brief die [slachtoffer A] in de gevangenis schrijft aan [slachtoffer B]. Een volkomen onvoorstelbaar element in deze lezing is bovendien dat [medeverdachte D] een wapen zou hebben dat hij op een gegeven moment op de strijkplank achterlaat.
Volgens de officier van justitie is er sprake geweest van voltooide wederrechtelijke vrijheidsberoving. [slachtoffer A] werd verdacht van de gewelddadige overval op [betrokkene B] eerder die nacht, [slachtoffer A] moest daarom opgehaald worden om in het café met hem over deze kwestie te spreken. Men is met niet vriendelijke bedoelingen met een aantal personen naar de woning van [slachtoffer A] en [slachtoffer B] gegaan en men is de woning door middel van braak en inklimming binnengedrongen. Zowel [slachtoffer A] als [slachtoffer B] worden in hun eigen slaapkamer gewekt en moeten doen wat hen wordt gezegd. Ze kunnen niet gaan en staan waar zij willen. Volgens de Hoge Raad (HR 23 april 1985, NJ 1985, 891) is zelfs een korte periode waarin men niet zelf mag bepalen waar men gaat, voldoende om een voltooide vrijheidsberoving aan te nemen.
Met betrekking tot het medeplegen heeft de officier van justitie naar voren gebracht dat hiervoor nauwe en bewuste samenwerking vereist is. Er is niet gebleken van een plan om [slachtoffer A] van het leven te beroven of te verwonden. Wel moesten de personen die naar de [Straat A] vertrokken rekening houden met de risico’s die aan het bezoek zouden kunnen kleven gezien de aanleiding van het bezoek en de reputatie van [slachtoffer A]. Verdachte heeft aangegeven dat hij [slachtoffer A] als zeer gevaarlijk beschouwt. De drang om [slachtoffer A] te vinden en mee te nemen was groot, gezien de wijze waarop de woning wordt binnengedrongen. Verdachte heeft ervoor gezorgd dat iedereen binnen kon komen. Hij was aanwezig in de woning en heeft hiermee de groep getalsmatig versterkt, hun positie kracht bij gezet en de dreiging vergroot. Daarbij waren [slachtoffer A] en [slachtoffer B] aan het slapen, zij bevonden zich dus in een zwakke positie. Verdachte zag bovendien een mes bij [medeverdachte B]. Het meebrengen van wapens, of de wetenschap van het meebrengen van wapens door medeverdachten, is een belangrijke aanwijzing voor het aannemen van voorwaardelijk opzet en medeplegen. Verdachte blijft ook in de hal op de eerste verdieping staan als [medeverdachte B] de slaapkamer binnengaat. Hij heeft zich toen niet gedistantieerd of geprobeerd om [medeverdachte B] tegen te houden, terwijl hij in de gelegenheid was om dit wel te doen. Verdachte kan dan ook worden aangemerkt als medepleger van de voltooide wederrechtelijke vrijheidsberoving, met uitzondering van het onderdeel steken met het mes.
Met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde heeft de officier van justitie het volgende aangevoerd. Het steken van [slachtoffer A] door [medeverdachte B] kan volgens de officier van justitie worden gekwalificeerd als een poging tot doodslag. Van kalm beraad is geen sprake geweest, daarmee is er geen sprake van een poging tot moord. De gedraging van [medeverdachte B] is naar zijn uiterlijke verschijningsvorm echter wel te beschouwen als zodanig gericht op een bepaald gevolg, dat het niet anders kan zijn dan dat daarmee de aanmerkelijke kans op het betreffende gevolg wordt aanvaard. Het steken met een mes in de zij, een plek waar zich vitale organen bevinden, kan fatale gevolgen hebben.
Verdachte dient echter te worden vrijgesproken van het medeplegen van deze poging tot doodslag. Hij heeft geen uitvoeringshandelingen verricht en is niet in de slaapkamer aanwezig geweest. Pas ná het moment van relatieve rust is de situatie geëscaleerd en is er gestoken. Tót dat moment was er wel sprake van nauwe en bewuste samenwerking met betrekking tot de wederrechtelijke vrijheidsberoving. Ná dat moment kan niet gezegd worden dat het voorwaardelijk opzet gericht was op de dood of de mishandeling van [slachtoffer A]. De gedragingen van verdachte hebben weliswaar bijgedragen aan het ontstaan van een risicovolle situatie, maar staan in onvoldoende nauw verband met het gepleegde geweld om van een voorwaardelijk opzet op de dood of nauwe en bewuste samenwerking bij de uitvoering van het delict te spreken. Om die reden dient verdachte ook vrijgesproken te worden van het onderdeel steken met het mes zoals ten laste gelegd onder 1 primair (6e aandachtsstreepje).
Met betrekking tot het onder 3 ten laste gelegde is de officier van justitie van mening dat verdachte ook daarvan moet worden vrijgesproken. Verdachte heeft zich enkel schuil gehouden in de wachtkamer en later in een toilet van het UMCG. Uit de bewijsmiddelen valt niet af te leiden dat hij een actieve bijdrage heeft geleverd aan het In het UMCG gepleegde openlijk geweld.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte wellicht veroordeeld kan worden voor het onder 1 aan hem ten laste gelegde, maar dat vrijspraak dient te volgen voor het onder 2 en 3 ten laste gelegde.
Met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde heeft de raadsman daarbij het volgende opgemerkt. [betrokkene D], de broer van verdachte, heeft zich voor het karretje van [slachtoffer A] laten spannen. Verdachte komt er achter dat zijn broer bij de zaak betrokken is en wil hem beschermen. Daardoor is ook verdachte hierbij betrokken geraakt. Verdachte achtte het van groot belang dat de zaak geregeld werd omdat anders zijn broer, die werd vastgehouden in café [naam café], wellicht vervelende consequenties zou ondervinden. Verdachte realiseerde zich wel dat het ophalen niet op een vriendelijke manier zou gaan. [slachtoffer A] zou goedschiks of kwaadschiks mee moeten naar het café. Dat het zo uit de hand is gelopen en er geweld is gebruikt lijkt een soloactie van [medeverdachte B] te zijn geweest. Verdachte ging hier niet van uit. Op het moment dat hij [slachtoffer B] naar boven zag gaan en verwachtte dat het uit de hand zou gaan lopen, is hij weggegaan. Er is echter wel sprake van een voltooide vrijheidsberoving. [slachtoffer B] en [slachtoffer A] werden vastgehouden. De rol van verdachte was niet groot, maar wel wezenlijk. Hij heeft immers de woning geopend en is boven geweest. Er kan dan ook gesproken worden van medeplegen, echter niet met betrekking tot het steken van [slachtoffer A]. Dat is bovendien niet een onderdeel dat dienstbaar is geweest aan de wederrechtelijke vrijheidsberoving.
Met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde heeft de raadsman het volgende opgemerkt. Hetgeen verdachte heeft gedaan had niet ten doel om [slachtoffer A] te verwonden of te doden. Verdachte hield hiermee geen rekening en hoefde dat ook niet te doen. Ook de bespreking in het café was er op gericht om [slachtoffer A] op te halen om hem te confronteren met de beschuldiging, niet om hem iets aan te doen. Verdachte was bovendien niet in de slaapkamer aanwezig en wist niet wat zich daar afspeelde. Hij had dan ook geen voorwaardelijk opzet op het verwonden of doden van [slachtoffer A]. Er dient dan ook vrijspraak te volgen.
Met betrekking tot het onder 3 ten laste gelegde heeft de raadsman opgemerkt dat verdachte in het ziekenhuis is geweest, maar dat uit niets blijkt dat hij een wapen ter hand heeft genomen of iets anders gewelddadigs heeft gedaan. Geen enkele verklaring wijst in de richting van verdachte. Hij heeft zich juist schuil gehouden en zoveel mogelijk geprobeerd om escalatie te voorkomen. Hij heeft de politie gebeld toen hij zich verschool op het toilet. Ook voor dit feit dient derhalve vrijspraak te volgen.
De rechtbank gaat uit van het volgende scenario. In de nacht van 2 op 3 februari 2011 overhandigt [betrokkene C] in café [naam café] te Groningen een geldbedrag van € 15.000,-- aan zijn broer [betrokkene B]. [betrokkene B] vertrekt enige tijd later in de nacht naar zijn woning aan de [adres Straat B] te Assen. Op het moment dat [betrokkene B] zijn woning in Assen binnengaat, wordt hij door drie mannen, gewapend met een ploertendoder en een pistool en twee van hen met bivakmuts, overvallen. Hij wordt naar binnen geduwd en naar boven gedwongen, zijn handen en mond worden afgeplakt met tape, hij wordt bedreigd met het pistool en uiteindelijk wordt hij opgesloten in een kamer. [betrokkene B] weet zich uiteindelijk, als de mannen zijn woning hebben verlaten, te bevrijden. Het geld dat hij eerder die nacht van zijn broer had gekregen, blijkt te zijn weggenomen. [betrokkene B] rijdt vervolgens terug naar café [naam café] waar hij aan zijn broer [betrokkene C] vertelt wat er is gebeurd. Hij vertelt aan verschillende mensen dat er geld en een hoeveelheid verdovende middelen uit zijn woning zijn weggenomen.
[betrokkene C] wil uitzoeken wie er bij de overval betrokken zijn en vermoedt al snel dat er een tipgever moet zijn geweest. Hij zorgt er, als oudste van de familie [van betrokkene C], voor dat alle bezoekers die die avond en nacht het café hebben bezocht, terug komen naar het café. Er wordt overleg gepleegd en [verdachte] is degene die vertelt dat hij zijn broer, [betrokkene D], verdenkt van betrokkenheid bij de overval. Ook [betrokkene D] wordt daarom van huis gehaald. Geconfronteerd met sms’jes in zijn telefoon geeft [betrokkene D] toe dat hij [slachtoffer A] heeft getipt over het vertrek van [betrokkene B]. Een aantal mensen gaat vanuit het café naar [slachtoffer A]. Hoewel niet vast staat dat er vooraf vastomlijnde plannen zijn gemaakt, is wel duidelijk dat de intentie is dat [slachtoffer A] van huis moet worden opgehaald om in het café verantwoording af te leggen. [medeverdachte B] en [medeverdachte C] vertrekken in één auto naar de [Straat A]. [betrokkene A] is inmiddels op verzoek van [betrokkene C] ook naar het café gekomen en gaat samen met [medeverdachte D] naar een ander mogelijk verblijfadres van [slachtoffer A]. [slachtoffer A] blijkt echter te verblijven aan de [Straat A]. Er staan daar auto’s met Duitse kentekens voor de woning. [medeverdachte D] en [betrokkene A] komen terug naar het café en vertrekken vervolgens met [betrokkene C] ook richting [Straat A]. Ondertussen is ook [verdachte] met [medeverdachte A] bij de [Straat A] aangekomen. Bij de woning van [slachtoffer A] en [slachtoffer B] weet [verdachte] met een schroevendraaier een bovenraampje open te breken en de woning in te klimmen. Hij opent de deur voor de anderen. [medeverdachte B] pakt een mes uit de keuken en loopt naar boven. [verdachte] loopt voorop en kijkt op alle verdiepingen in de kamers. [medeverdachte B] gaat dan de slaapkamer in waar [slachtoffer A] en [slachtoffer B] liggen te slapen. [slachtoffer A] wordt gesommeerd, onder bedreiging van het mes, zich aan te kleden en mee te gaan naar het café. [slachtoffer A] raakt gewond aan zijn hand. [verdachte], [medeverdachte A], [medeverdachte C] en [medeverdachte D] staan ook op de eerste verdieping in de buurt van de slaapkamer. Kort nadat [slachtoffer A] zich heeft aangekleed en zijn hand is verbonden, verlaten [medeverdachte C], [medeverdachte D] en [medeverdachte A] de woning. [betrokkene C], die buiten de woning is gebleven, heeft [medeverdachte D] namelijk telefonisch gezegd dat ze moeten vertrekken uit de woning. [verdachte] verlaat de woning als hij [slachtoffer B] naar boven ziet lopen. Hij heeft al gezien dat er op de tweede verdieping nog twee mensen liggen te slapen en vreest voor escalatie. [slachtoffer B] heeft de mannen die daar slapen, [slachtoffer D] en [slachtoffer C], wakker gemaakt. [slachtoffer B] komt als eerste weer naar beneden op de eerste verdieping. [medeverdachte B] ziet dat [slachtoffer A] een wapen in zijn hand heeft en dat [slachtoffer A] het wapen wil doorladen. [medeverdachte B] springt op [slachtoffer A] om dit te voorkomen. In de worsteling die dan ontstaat, wordt [slachtoffer A] in zijn buik gestoken met het mes van [medeverdachte B]. [slachtoffer D] en [slachtoffer C], die inmiddels ook beneden zijn gekomen, zien dit en proberen [slachtoffer A] te ontzetten. [medeverdachte B] raakt bij dit gevecht gewond in zijn gezicht. [medeverdachte B] rolt vervolgens met [slachtoffer D] van de trap. [medeverdachte B] vlucht dan naar de auto van [medeverdachte C]. Ook [verdachte] zit in deze auto te wachten. Op enig moment is er een schot gelost.
[medeverdachte C] zet [medeverdachte B] en [verdachte] af bij het UMCG. Ook [slachtoffer A] wordt naar het UMCG gebracht door [slachtoffer B], [slachtoffer D] en [slachtoffer C]. Vervolgens arriveert [slachtoffer A] op de spoedopvang. Er ontstaat dan een woordenwisseling tussen [slachtoffer A] en [betrokkene C]. Even later komt ook [medeverdachte D] de spoedopvang op lopen. Hij krijgt ruzie met [slachtoffer C] en [slachtoffer D]. [slachtoffer C] slaat [medeverdachte D] met de ploertendoder. [medeverdachte D] heeft op enig moment een klap uitgedeeld aan [slachtoffer D] of [slachtoffer C]. [slachtoffer B] en [slachtoffer D] vertrekken weer met de auto. Inmiddels is ook de politie met verschillende eenheden gearriveerd in het UMCG en wordt een aantal verdachten aangehouden. [slachtoffer B] en [slachtoffer D] worden aangehouden in de auto, waarin, naast wapens, ook grote hoeveelheden geld en drugs worden aangetroffen.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde overweegt de rechtbank dat niet wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte opzet in enige vorm heeft gehad op het door medeverdachte [medeverdachte B] toegepaste geweld. Uit niets blijkt dat de bedoelingen van de groep of verdachte waren om [slachtoffer A] te doden of te verwonden. Verdachte hoefde hier ook niet op te rekenen. Het geweld vond plaats nadat verdachte de woning al had verlaten en op dat moment was geen sprake meer van nauwe en bewuste samenwerking met betrekking tot het handelen van [medeverdachte B]. Verdachte dient hiervan dan ook te worden vrijgesproken. Om dezelfde reden dient verdachte te worden vrijgesproken van het onderdeel steken met het mes bij het onder 1, 6e aandachtsstreepje, ten laste gelegde.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde overweegt de rechtbank dat niet wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte enig aandeel heeft gehad in het geweld dat is gepleegd in het UMCG. Verdachte is weliswaar aanwezig geweest in het UMCG, maar uit de bewijsmiddelen blijkt dat hij zich enkel heeft schuil gehouden en zich afzijdig heeft gehouden van het geweld. Verdachte zal hiervan dan ook worden vrijgesproken.
De rechtbank heeft bij de beoordeling van het onder 1 ten laste gelegde acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
De verklaring door verdachte op de terechtzitting afgelegd:
Ik had in eerste instantie de veiligheid van mijn broer voor ogen. Ik had mijn broer verraden en kon hem niet meer aankijken. Ik had frisse lucht nodig en ging daarom naar buiten. Ik hoorde daar van een aantal mensen dat ze naar Vinkhuizen gingen. Ik wist niet wat er ging gebeuren. Mijn intentie was om met [slachtoffer A] te gaan praten. Ook de anderen wilden [slachtoffer A] ophalen om hem in het café te confronteren met de bevindingen. Ze geloofden mijn broer niet direct en ook niet dat [slachtoffer A] er iets mee te maken had. Er was niks gepland. Ik ben er op eigen initiatief heen gegaan. Ik heb [medeverdachte A] gevraagd om mij naar Vinkhuizen te brengen. In Vinkhuizen werd ik vrijwillig gedwongen door [medeverdachte B] om mee te gaan. Ik kreeg een schroevendraaier van [medeverdachte B] en heb daarmee ingebroken. Ik ben door het raampje geklommen en heb de deur voor [medeverdachte B], [medeverdachte C] en [medeverdachte A] open gedaan. [medeverdachte D] kwam door de voordeur. Ik had geen keus, mijn broer zat vast in [naam café], ik kon nergens heen. Ik liep voorop, ik kende het huis en ik liep de trap op. Ik heb [medeverdachte B] met een mes in zijn handen gezien in de slaapkamer en ook al toen hij de trap opliep. [medeverdachte B] en [medeverdachte D] zijn de slaapkamer binnen gegaan. [slachtoffer A] en [slachtoffer B] werden wakker en vervolgens ging de deur open. Ik zag dat [medeverdachte D] weg ging. [medeverdachte A] stond op de overloop. Vervolgens zag ik [medeverdachte B] de gang in lopen met het mes. [slachtoffer A] had bloed aan zijn vingers. Toen ging [slachtoffer B] naar boven.
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 5 februari 2011, opgenomen vanaf pagina 21 van Map Verdachten 1 van dossier nummer 01GHR11014, proces-verbaalnummer 2011011686, inhoudende de verklaring van [slachtoffer A]:
Ze hadden iemand bij zich, [verdachte]. Ik denk dat [verdachte] de voordeur open heeft gedaan. Ze zijn via de achterdeur binnengekomen. Ze zijn naar boven gekomen. [medeverdachte B] had een mes bij zich en zat op mij. Hij zette het mes op mijn kin zodat ik niet omhoog kon komen. Hij zat met een hand op mijn gezicht en in de andere hand hield hij een mes dat hij tegen mijn keel drukte. Hij zat op mijn bovenlichaam. [medeverdachte B] zei tegen mij dat beneden twintig man zaten te wachten en dat ik direct mee moest gaan. Mijn vrouw kleedde zich aan. [medeverdachte B] stond voor mij met het mes. Hij heeft gezegd dat ik niet moest praten. Hij zei dat mijn vrouw zich ook aan moest kleden en dat wij beiden met hem mee moesten gaan. Ik zag eerst vier personen, [medeverdachte D], [medeverdachte B], [medeverdachte C] en [verdachte] en er was nog een persoon, maar die ken ik niet.
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 3 maart 2011, opgenomen vanaf pagina 38 van Map Verdachten 1 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer A]:
O: In je eerdere verklaring spreek je over [medeverdachte B], bedoel je hiermee [medeverdachte B]?
A: Ja, het moet inderdaad [medeverdachte B] zijn.
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 4 februari 2011, opgenomen vanaf pagina 18 van Map Verdachten 1 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer B]:
Mijn man en ik sliepen op een matras. Ik werd wakker door geluiden en keek naast mij. Ik zag dat een lange man mijn man een hand voor de mond hield. Ook zag ik dat deze man een mes in zijn andere hand vasthield. Ik zag dat die man het mes voor de keel van mijn man hield en ik hoorde dat hij daarbij in het Turks zei: “Je moet gewoon naar mij luisteren, anders maak ik je dood.”
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 7 februari 2011, opgenomen vanaf pagina 28 van Map Verdachten 1 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer B]:
Ze wilden dat we allemaal mee gingen.
Een proces-verbaal van verhoor bij de rechter-commissaris d.d. 27 juni 2011, los bijgevoegd, inhoudende de verklaring van [slachtoffer A]:
Toen ik mijn ogen open deed zag ik [medeverdachte B] met een mes in zijn hand. Links van mij stond [medeverdachte D]. Bij de deur stonden [medeverdachte C] en [verdachte].
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 16 juni 2011, opgenomen vanaf pagina 162 van Aanvulling Map 1 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [medeverdachte C]:
[medeverdachte B] was in de slaapkamer. Hij had een mes in zijn hand.
De rechtbank acht op grond van bovenstaande bewijsmiddelen bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van voltooide wederrechtelijke vrijheidsberoving. Verdachte was aanwezig in café [naam café] toen zijn broer, [betrokkene D], verdacht werd van betrokkenheid bij de overval op [betrokkene B] in Assen eerder die nacht. Toen bleek dat [betrokkene D] [slachtoffer A] getipt had over het vertrek van [betrokkene B] uit het café, heeft verdachte zich, op eigen initiatief, naar de [Straat A] begeven. Hij wist niet precies wat er zou gaan gebeuren, maar hem was duidelijk dat [slachtoffer A] zou worden opgehaald. Gezien de omstandigheden waaronder men naar de [Straat A] ging, met meerdere personen en naar aanleiding van de verdenking van een gewelddadige overval op [betrokkene B], kon verdachte er van uit gaan dat de intenties van de groep waarvan hij deel uit maakte niet vriendelijk waren. Verdachte heeft vervolgens een wezenlijke bijdrage geleverd doordat hij degene is geweest die ervoor heeft gezorgd dat anderen binnen konden komen. Gezien de wijze waarop dit is gebeurd, door braak en inklimming, was de groep vastberaden [slachtoffer A] te bereiken. Door de wijze waarop de groep heeft gehandeld bij en in de woning van [slachtoffer A], te weten: het inbreken, zich met een groep naar boven begeven, daar blijven staan terwijl één lid van de groep de bewoner wekt en onder bedreiging van een wapen vraagt mee te gaan, is sprake van voltooide wederrechtelijke vrijheidsberoving. Ook als een en ander plaats vindt binnen een korte tijdsspanne kan sprake zijn van voltooide wederrechtelijke vrijheidsberoving. Verdachte zag dat [medeverdachte B] een mes bij zich had en is desondanks met de andere personen naar boven gegaan en is op de gang blijven staan terwijl [medeverdachte B] de slaapkamer in ging met het mes. Pas toen hij dacht dat het echt uit de hand zou lopen heeft hij de woning verlaten. Toen was echter de wederrechtelijke vrijheidsberoving al geschied. Verdachte heeft door zijn aanwezigheid boven in de woning de groep getalsmatig versterkt en daarmee de dreiging die van de groep uit ging, vergroot. Gezien deze feitelijke gang van zaken is de rechtbank van oordeel dat verdachte nauw en bewust heeft samengewerkt met de andere personen die naar de [Straat A] zijn gegaan. De rechtbank acht niet bewezen dat de vrijheidsberoving is geschied, of gepoogd, ten aanzien van [slachtoffer B]. Zij was weliswaar tevens in de slaapkamer aanwezig op het moment dat [medeverdachte B] deze binnentrad, maar uit niets blijkt dat de intentie van verdachte en zijn groep erop gericht was om ook [slachtoffer B] aan te spreken of mee te nemen naar het café. Bovendien blijkt uit verschillende verklaringen dat zij in vrijheid via de gang naar de tweede verdieping kon lopen terwijl zich daar nog een aantal personen ophield. Verdachte zal dan ook vrijgesproken worden van dit onderdeel van de tenlastelegging.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 3 februari 2011, te Groningen, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk [slachtoffer A], wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers hebben verdachte en zijn mededaders met dat opzet
- zich naar de woning [adres Straat A] begeven, alwaar die [slachtoffer A] zich bevond, en
- zich de toegang tot die woning [adres Straat A] verschaft door middel van braak, en inklimming, en
- zich met een mes in de hand naar de slaapkamer in die woning [adres Straat A] begeven, alwaar die [slachtoffer A] sliep, en
- dreigend een mes voor de keel van die [slachtoffer A] gehouden en daarbij die [slachtoffer A] de woorden toegevoegd: "Je moet naar mij luisteren, anders maak ik je dood.", en
- die [slachtoffer A] vastgehouden en op die [slachtoffer A] is gaan zitten, en
- die [slachtoffer A] een mes getoond en hierbij tegen die [slachtoffer A] gezegd dat hij zich moest aankleden en dat hij mee moest gaan.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder 1 primair meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het feit
Hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard, levert het volgende strafbare feit op:
1. Medeplegen van opzettelijk iemand van de vrijheid beroven en beroofd houden
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu ten aanzien van verdachte geen strafuitsluitings-gronden aanwezig worden geacht.
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met daarbij de bijzondere voorwaarde inhoudende verplicht Reclasseringstoezicht. Het betreft een ernstig feit dat zich heeft afgespeeld in een gesloten setting. Verdachte heeft meegedaan aan een vorm van eigenrichting die in onze maatschappij absoluut niet acceptabel is door de woning van iemand binnen te dringen, de bewoners te overmeesteren en van hun vrijheid te beroven. Verdachte heeft hierin een actieve rol gespeeld. Verdachte is, zo blijkt uit het Reclasseringsrapport, gevoelig voor groepsdruk en onvoldoende in staat om oorzaak-gevolgrelaties te leggen. Het recidiverisico wordt als hooggemiddeld ingeschat. Een Reclasseringstoezicht is dan ook aangewezen. Gelet op al deze factoren en de persoon van verdachte is een aanzienlijke, maar deels voorwaardelijke gevangenisstraf, passend en geboden.
De officier van justitie heeft bij haar strafeis tevens rekening gehouden met het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, voor het geval de rechtbank het feit bewezen mocht achten, gepleit voor een straf die qua lengte gelijk is aan de tot nu toe ondergane voorlopige hechtenis. Bij de strafoplegging dient meegenomen te worden dat verdachte in deze situatie betrokken is geraakt omdat hij zijn broer wilde beschermen, dat zijn rol van geringe omvang is geweest en dat hij nog jong is. Verdachte heeft er van geleerd, wil niet meer verkeren in deze kringen en zal dan ook ander werk gaan zoeken. Een deels voorwaardelijke straf is een goede zaak. Hij is gemotiveerd voor hulp en begeleiding vanuit de Reclassering. De Reclassering zegt ook dat er nog wel iets met hem te bereiken is.
Ten slotte dient bij de strafoplegging rekening gehouden te worden met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en het aangaande zijn persoon opgemaakte reclasseringsrapport, het uittreksel van de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan wederrechtelijke vrijheidsberoving door met een aantal personen andermans woning binnen te dringen, de bewoner te wekken en deze onder bedreiging van een wapen te vragen mee te gaan. De woning is bij uitstek de plaats waar men zich veilig en vrij dient te voelen. Een dergelijk feit maakt op grove wijze inbreuk op deze gevoelens van veiligheid. Verdachte heeft met zijn bijdrage, het mogelijk maken van het binnendringen van de medeverdachten in de woning door deze woning via een verbroken bovenraam binnen te gaan en de overige verdachten binnen te laten, en het versterken van de groep boven in de woning, een wezenlijke en belangrijke rol gehad in de vrijheidsberoving. Verdachte is bovendien uit eigen vrije wil en op eigen initiatief naar de woning gegaan. Deze actie, die is ingegeven als reactie op de overval op [betrokkene B], betreft een ernstige vorm van eigenrichting die in de samenleving niet getolereerd kan worden. Een dergelijk feit rechtvaardigt een gevangenisstraf van aanzienlijke duur. Verdachte is, zo wordt geconcludeerd in het rapport van de Reclassering d.d. 4 juli 2011, geneigd zich uit loyaliteit in te laten met mensen door wie hij in de problemen komt. Uit voorgaande begeleidingscontacten is gebleken dat hij met de nodige activerende ondersteuning in een duidelijke structuur in staat is zich goed staande te houden. Het recidiverisico wordt als hooggemiddeld ingeschat. De rechtbank kan zich dan ook vinden in het advies van de Reclassering om een deels voorwaardelijke straf op te leggen met verplicht toezicht.
De rechtbank waardeert de rol van verdachte in het geheel op een gevangenisstraf van na te noemen duur. De rechtbank zal een deel van de straf in voorwaardelijke vorm opleggen, mede om hieraan de bijzondere voorwaarde te kunnen verbinden inhoudende verplicht toezicht door de Reclassering.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 47, 63 en 282 van het Wetboek van Strafrecht.
Verklaart het onder 2 en 3 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hiervoor is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart het onder 1 primair meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte voor het bewezen- en strafbaar verklaarde tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden.
Beveelt dat bij de tenuitvoerlegging van deze straf de tijd die veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht tenzij die tijd op een andere straf in mindering is gebracht.
Bepaalt dat van deze straf een gedeelte, groot 5 maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast omdat:
- de veroordeelde zich voor het einde van de op twee jaren gestelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
- de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt.
Bepaalt dat de tenuitvoerlegging ook kan worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich gedurende de proeftijd gedragen naar voorschriften en aanwijzingen te geven door of namens Reclassering Nederland, zolang deze instelling dat gedurende de proeftijd nodig oordeelt. Draagt deze instelling op om de veroordeelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van de bijzondere voorwaarde.
Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. H.L. Stuiver, voorzitter, L.M.E. Kiezebrink en
G. Eelsing, in tegenwoordigheid van mr. A.J. van Baren, griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 5 augustus 2011.