ECLI:NL:RBGRO:2011:BR4370

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
5 augustus 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
18/670082-11
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplichtigheid aan gewapende overval met geweld en bedreiging

In deze zaak heeft de Rechtbank Groningen op 5 augustus 2011 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van medeplichtigheid aan een gewapende overval. De overval vond plaats op 3 februari 2011 in Assen, waarbij het slachtoffer, [slachtoffer A], onder bedreiging van geweld en met gebruik van vuurwapens, werd gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van ongeveer 15.000 euro en een hoeveelheid verdovende middelen. De verdachte had voorafgaand aan de overval informatie verstrekt aan de medeverdachte [medeverdachte A] over de verblijfplaats van het slachtoffer, wat leidde tot de overval. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk gelegenheid, middelen en inlichtingen heeft verschaft aan de medeverdachten, en dat hij op de hoogte was van de criminele intenties van [medeverdachte A]. De rechtbank oordeelde dat de rol van de verdachte, hoewel kleiner dan die van de daadwerkelijke plegers, van wezenlijk belang was voor het slagen van de overval. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan medeplichtigheid aan diefstal met geweld en heeft een gevangenisstraf van 270 dagen opgelegd, waarvan 168 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en de bijzondere voorwaarde van toezicht door de Reclassering. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de impact van de overval op het slachtoffer en de ernst van het delict.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector Strafrecht
parketnummer: 18/670082-11 (promis)
datum uitspraak: 5 augustus 2011
op tegenspraak
raadsvrouw: mr. M.A.C. de Vilder
V O N N I S
van de rechtbank Groningen, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [adres].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van
30 mei 2011, 7 juli 2011 en 22 juli 2011.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
[medeverdachte A], [medeverdachte B], [medeverdachte C] en/of een of meer onbekend gebleven personen op of omstreeks 3 februari 2011 te Assen, in elk geval in de gemeente Assen,
tezamen en in vereniging, althans een van hen, in de voor de nachtrust bestemde tijd, in de woning [adres Straat A], met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening hebben/heeft weggenomen een geldbedrag van ongeveer 15.000 euro, althans een geldbedrag, en/of een hoeveelheid verdovende middelen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer A], in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte A], die [medeverdachte B], die [medeverdachte C] en/of die onbekend gebleven perso(o)n(en) en/of aan verdachte,
waarbij die [medeverdachte A], die [medeverdachte B], die [medeverdachte C] en/of die onbekend gebleven perso(o)n(en) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat geldbedrag en/of die verdovende middelen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming en/of valse sleutels en/of
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer A], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat die [medeverdachte A], die [medeverdachte B], die [medeverdachte C] en/of die onbekend gebleven perso(o)n(en) tezamen en in vereniging, althans een van hen, onder meer
- in het bezit waren/was van één of meerdere vuurwapens en/of een ploertendoder, en/of
- zich bij de voordeur van die woning verdekt hebben/heeft opgesteld, en/of
- die [slachtoffer A] die woning in hebben/heeft geduwd, bij de keel hebben/heeft vastgepakt, meegetrokken, naar boven gedwongen, in een donkere kamer op een bank laten zitten, hebben/heeft bedreigd door een pistool (althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp) tegen het hoofd en/of de nek van die [slachtoffer A] te houden en op het been van die [slachtoffer A] te richten, en/of
- de handen van die [slachtoffer A] hebben/heeft vastgebonden met tape, en/of
- de ogen en mond van die [slachtoffer A] hebben/heeft afgeplakt met tape;
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte toen en daar opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door
genoemde [slachtoffer A] enige uren voorafgaande aan bovengenoemde misdrijf te (blijven) volgen en/of te schaduwen, en/of
de verblijfplaats(en) van die [slachtoffer A] door te geven aan die [medeverdachte A], die [medeverdachte B], die [medeverdachte C] en/of die onbekend gebleven perso(o)n(en) en/of
aan die [medeverdachte A], die [medeverdachte B], die [medeverdachte C] en/of die onbekend gebleven perso(o)n(en) door te geven dat die [slachtoffer A] vertrok uit het cafe [naam café];
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht leiden, dat
[medeverdachte A], [medeverdachte B], [medeverdachte C] en/of een of meer onbekend gebleven personen op of omstreeks 3 februari 2011, te Assen,
tezamen en in vereniging, althans een van hen, in de voor de nachtrust bestemde tijd, in de woning [adres Straat A], met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld, een persoon, genaamd [slachtoffer A], hebben/heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van ongeveer 15.000,- euro, althans een geldbedrag en/of een hoeveelheid verdovende middelen, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer A], in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte A], die [medeverdachte B], die [medeverdachte C] en/of die onbekend gebleven perso(o)n(en) en/of aan verdachte,
waarbij die [medeverdachte A], die [medeverdachte B], die [medeverdachte C] en/of die onbekend gebleven perso(o)n(en) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat geldbedrag en/of die verdovende middelen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming en/of valse sleutels en/of
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat die [medeverdachte A], die [medeverdachte B], die [medeverdachte C] en/of die onbekend gebleven perso(o)n(en) tezamen en in vereniging, althans een van hen, onder meer
- in het bezit waren/was van één of meerdere vuurwapens en/of een ploertendoder, en/of
- zich bij de voordeur van die woning verdekt hebben/heeft opgesteld, en/of
- die [slachtoffer A] die woning in hebben/heeft geduwd, bij de keel hebben/heeft vastgepakt, meegetrokken, naar boven gedwongen, in een donkere kamer op een bank laten zitten, hebben/heeft bedreigd door een pistool (althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp) tegen het hoofd en/of de nek van die [slachtoffer A] te houden en/of op het been van die [slachtoffer A] te richten, en/of
- de handen van die [slachtoffer A] hebben/heeft vastgebonden met tape, en/of
- de ogen en mond van die [slachtoffer A] hebben/heeft afgeplakt met tape;
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte toen en daar opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door
genoemde [slachtoffer A] enige uren voorafgaande aan bovengenoemde misdrijf te (blijven) volgen en/of te schaduwen, en/of
de verblijfplaats(en) van die [slachtoffer A] door te geven aan die [medeverdachte A], die [medeverdachte B], die [medeverdachte C] en/of die onbekend gebleven perso(o)n(en) en/of
aan die [medeverdachte A], die [medeverdachte B], die [medeverdachte C] en/of die onbekend gebleven perso(o)n(en) door te geven dat die [slachtoffer A] vertrok uit het cafe [naam café].
Bewijsvraag
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Daarbij heeft de officier van justitie het volgende aangevoerd. Naar aanleiding van de mededeling van [slachtoffer A] dat hij in zijn woning in Assen is overvallen, wordt een aantal mensen naar het café gesommeerd die eerder die avond ook in het café aanwezig zijn geweest. Er vindt vervolgens overleg plaats. Daaruit volgt dat er aanwijzingen zijn om [verdachte] te verdenken van betrokkenheid bij de overval. [verdachte] wordt daarom opgehaald van huis en hij wordt ondervraagd in het café. Uiteindelijk bekent hij [medeverdachte A] via zijn telefoon te hebben getipt toen [slachtoffer A] het café verliet. Dit blijkt ook uit de telecomgegevens. [verdachte] verklaart bij de politie dat hij [slachtoffer A] in opdracht van [medeverdachte A] al een paar dagen vóór de dag van de overval in de gaten hield. [medeverdachte A] zou deze [slachtoffer A] willen spreken en een lesje willen leren. Al in de nacht van 30 op 31 januari 2011 heeft [verdachte] [medeverdachte A] getipt over het vertrek van [slachtoffer A] uit [naam café]. Toen hij de volgende dag bij [betrokkene A], de partner van [medeverdachte A], informeerde over de afloop blijkt dat [slachtoffer A] die nacht niet alleen was en dat het daarom niet door was gegaan. [verdachte] moet [slachtoffer A] dus blijven volgen. De avond voor de overval, 2 februari 2011, eet [verdachte] nog in de woning bij [betrokkene A]. Hij spreekt dan ook met [medeverdachte A]. Later die avond en nacht heeft [verdachte] opnieuw contact met [medeverdachte A] via de telefoon. Deze handelingen van [verdachte] zijn aanleiding voor het plegen van de overval. [verdachte] is daarmee schuldig aan medeplichtigheid aan de overval. Hij wist dat [medeverdachte A] [slachtoffer A] een lesje wilde leren en heeft herhaaldelijk informatie aan [medeverdachte A] verstrekt over het vertrek van [slachtoffer A] uit café [naam café]. Hij kon vermoeden dat de intenties van [medeverdachte A] gewelddadig zouden zijn. Ook al was het opzet van [verdachte] slechts gericht op een deel van het handelen van de daadwerkelijke plegers van de overval, dan nog volgt zijn kwalificatie het handelen van die pleger.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het aan hem ten laste gelegde. Daarbij heeft de raadsvrouw opgemerkt dat verdachte geen (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op zowel zijn eigen hulpverlening als de beroving of afpersing. Hetgeen verdachte bekend heeft gedaan te hebben, het aan [medeverdachte A] laten weten op welk moment [slachtoffer A] vertrok uit café [naam café], is bovendien niet aan te merken als hulpverlening die in significante mate heeft bijgedragen aan het gronddelict. Verdachte is op verzoek van [betrokkene A] naar haar toe gegaan in de veronderstelling dat hij iets met de computer moest doen. Haar partner, [medeverdachte A], deed toen een wat wonderlijk voorstel aan verdachte. Uit respect voor de oudere [medeverdachte A] voldoet verdachte echter wel aan het verzoek en geeft hij aan [medeverdachte A] en/of [betrokkene A] door wanneer [slachtoffer A] het café verlaat. De reden hiervan zou zijn dat [medeverdachte A] met [slachtoffer A] wilde praten. Pas achteraf blijkt dit anders. Verdachte is helemaal niet bekend in het criminele circuit en houdt zich met dit soort zaken niet bezig. Verdachte kon niet weten dat [slachtoffer A] beroofd zou gaan worden. Verdachte kende de woonplaats van deze [slachtoffer A] niet, [medeverdachte A] blijkbaar wel. Ook heeft verdachte niet gezien dat [slachtoffer A] geld kreeg in het café. Hij heeft ook niet de opdracht gekregen om [medeverdachte A] in te lichten wanneer [slachtoffer A] met geld het café zou verlaten. Er is dan ook geen causaal verband tussen de inlichting van verdachte dat [slachtoffer A] het café verliet en de daaropvolgende overval van [slachtoffer A] in Assen. De hulpverlening is niet van ondersteunende betekenis geweest.
Beoordeling
De rechtbank gaat uit van het volgende scenario. In de nacht van 2 op 3 februari 2011 overhandigt [betrokkene B] in café [naam café] te Groningen een geldbedrag van € 15.000,-- aan zijn broer [slachtoffer A]. [slachtoffer A] vertrekt enige tijd later in de nacht naar zijn woning aan de [adres Straat A] te Assen. Op het moment dat [slachtoffer A] zijn woning in Assen binnengaat, wordt hij door drie mannen, gewapend met een ploertendoder en een pistool en twee van hen met bivakmuts, overvallen. Hij wordt naar binnen geduwd en naar boven gedwongen, zijn handen en mond worden afgeplakt met tape, hij wordt bedreigd met het pistool en uiteindelijk wordt hij opgesloten in een kamer. [slachtoffer A] weet zich uiteindelijk, als de mannen zijn woning hebben verlaten, te bevrijden. Het geld dat hij eerder die nacht van zijn broer had gekregen, blijkt te zijn weggenomen. [slachtoffer A] rijdt vervolgens terug naar café [naam café] waar hij aan zijn broer [betrokkene B] vertelt wat er is gebeurd. Hij vertelt aan verschillende mensen dat er geld en een hoeveelheid verdovende middelen uit zijn woning zijn weggenomen.
[betrokkene B] wil uitzoeken wie er bij de overval betrokken zijn en vermoedt al snel dat er een tipgever moet zijn geweest. Hij zorgt er, als oudste van de familie [van betrokkene B], voor dat alle bezoekers die die avond en nacht het café hebben bezocht, terug komen naar het café. Er wordt overleg gepleegd en [betrokkene C] is degene die vertelt dat hij zijn broer, [verdachte], verdenkt van betrokkenheid bij de overval. Ook [verdachte] wordt daarom van huis gehaald. Geconfronteerd met sms’jes in zijn telefoon geeft [verdachte] toe dat hij [medeverdachte A] heeft getipt over het vertrek van [slachtoffer A].
De rechtbank heeft bij de beoordeling acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen.
De verklaring door verdachte op de terechtzitting afgelegd:
Ik kende [betrokkene A] en [medeverdachte A]. Vorig jaar zomer ben ik in Midwolda geweest met [medeverdachte A]. Hij wilde een volgsysteem hebben, maar hij heeft niet gezegd waarvoor. Ik vond dat achteraf wel raar, toen ik weer thuis was. De avond van 2 februari 2011 heb ik bij hen gegeten. Die avond was [betrokkene A] er, [medeverdachte A], zijn neef [mederverdachte C], en [medeverdachte B]. Ik moest ene [slachtoffer A] in de gaten houden, zodra hij het café zou verlaten moest ik hem bellen. Op dat moment wist ik niet om welke [slachtoffer A] het ging. Ik kwam daarvoor bijna nooit in [naam café]. Vanaf toen kwam ik er regelmatig omdat ik hem in de gaten moest houden. Ik had van [medeverdachte A] begrepen dat hij hem onder vier ogen ergens op aan wilde spreken, er was geen sprake van geweld. Ik moest hem niet sms’en maar bellen. Ik zou er geen geld voor krijgen, de tweede dag heb ik alleen € 50,-- gekregen om iets te gaan drinken. Ik zag het als een vriendendienst. Het klopt dat [betrokkene A] mij zei dat het niet gelukt was omdat [slachtoffer A] niet alleen was. Er had toen een belletje moeten gaan rinkelen. Ik heb ook ander werk aangeboden gekregen van [medeverdachte A]. Zijn bedoeling was om mij drugs te laten transporteren naar Duitsland. Dat was op de avond van 28 of 29 januari 2011. Ik heb op 3 februari 2011 [medeverdachte A] gebeld dat [slachtoffer A] het café had verlaten. Ik werd later die nacht, vroeg in de ochtend, gewekt door [betrokkene C] die zei dat [slachtoffer A] was beroofd. Er ging toen een lampje bij me branden dat ik een probleem had omdat ik de tip had gegeven. Ik dacht direct aan [medeverdachte A].
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 3 februari 2011, opgenomen vanaf pagina 92 van Map Onderzoeksdossier [Straat B] van dossier nummer 01GHR11014, proces-verbaalnummer 2011011686, inhoudende de verklaring van [slachtoffer A]:
Op 2 februari 2011 omstreeks 23:45 uur ben ik naar café [naam café] te Groningen gegaan. Daar heeft mijn broer [betrokkene B] een bedrag van € 15.000,-- aan mij gegeven. Ik heb het geld ter plaatse geteld en toen heb ik het geld in de envelop in de binnenzak van mijn jas gedaan. In Assen aangekomen ben ik naar het adres [adres Straat A] gegaan. Ik verblijf op het ogenblik daar. Ik heb de auto geparkeerd, ik ben naar de woning gegaan en heb de deur van de woning open gemaakt. Toen de deur open was werd ik van achter besprongen door drie man. Ik weet zeker dat twee van deze mannen Turks waren aangezien zij Turks met elkaar spraken. De andere persoon sprak Duits.
Ik ben door de drie mannen naar binnen gedrukt. Twee mannen hadden een pistool bij zich, de ander had een knuppel in de hand. Een man pakte mij vanachter bij de keel, een lange man van Turkse afkomst, tussen de 1.90 en 1.95 m. lang. Hij droeg een bril en donkere kleding. Deze persoon had een vuurwapen bij zich. Toen deze mij bij de nek had gepakt trok hij mij naar boven. Ik moest plaats nemen in de keuken. Ik moest op een stoel gaan zitten. Dader 2 is rond de 1.75 m. lang. Beneden droeg deze persoon een bivakmuts. Hij droeg ook donkere kleding. Ik ben hierop een kamer naast de keuken ingeduwd. Hier was het donker. Dader 2 had ook een pistool bij zich. Ik moest hier op de bank zitten. Ik moest mijn handen voor mij houden. Ik wilde dit niet. Dader 1 drukte hierop zijn pistool in mijn nek, nadat hij het wapen had doorgeladen. Hierop pakte dader 1 een kussen en drukte het pistool op het kussen en dit kussen drukte hij op mijn bovenbeen met pistool. Ik was bang en heb hierop mijn handen naar voren gestoken. Dader 2 bond hierop met tape mijn handen vast en mijn hoofd/mond af.
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 23 februari 2011, opgenomen vanaf pagina 115 van Map Onderzoeksdossier [Straat B] van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer A]:
Er is € 15.000,-- weggenomen uit mijn jas. Dit waren voornamelijk briefjes van € 50,--. Steeds 20 briefjes van € 50,-- bij elkaar.
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 16 februari 2011, opgenomen vanaf pagina 37 van Map Verdachten 2 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [betrokkene D]:
Ik hoorde dat [slachtoffer A] in de kring in [naam café] vertelde dat het ging om softdrugs. Ik heb gehoord dat het ging om 20 kilo hasj en om ongeveer totaal € 40.000,--. Het zou om goed spul gaan.
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 15 februari 2011, opgenomen vanaf pagina 36 van Map Verdachten 1 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [verdachte]:
Het gaat om 15 kilo pollen, 1 kilo Afgaan, 4 kilo van iets anders waar ik de naam niet van weet, en nog € 50.000,-- cash. Dat hoorde ik van [slachtoffer A], omdat hij vertelde dat hij beroofd was. Dat was die avond dat ik naar [naam café] moest komen om me te verantwoorden.
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 april 2011, opgenomen vanaf pagina 390 van Onderzoeksdossier [Straat B] van voornoemd dossier, inhoudende:
Op donderdag 3 februari 2011 werd een blauwe sporttas en een grijs/witte boodschappentas in beslag genomen. Deze twee tassen lagen in de kofferbak van een BMW X6, kenteken [KENTEKEN]. In de blauwe sporttas zaten meerdere, in tape gewikkelde, blokken plantaardig materiaal. In de grijs/witte boodschappentas zaten meerdere plastic zakken, gevuld met plantaardig materiaal.
Wij zagen dat in de blauwe sporttas meerdere in tape gewikkelde blokken/plakken hasj lagen. Wij zijn ambtshalve bekend met softdrugs en weten hoe hasj eruit ziet en ruikt. Wij roken en zagen aan de vorm en kleur en geur van de blokken en plakken hasj dat het softdrugs betrof, voorkomende op de lijst van de Opiumwet.
Op maandag 11 februari 2011 hebben wij, verbalisanten [verbalisant A] en [verbalisant B], de inhoud van de grijs/witte boodschappentas bekeken en gewogen. Wij zagen dat in de grijs/witte boodschappentas meerdere zakken hennep lagen.
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 5 februari 2011, opgenomen vanaf pagina 21 van Map Verdachten 1 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [medeverdachte A]:
Ik heb een BMW X6, [KENTEKEN], op naam staan.
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 15 februari 2011, opgenomen vanaf pagina 28 van Map Verdachten 1 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [medeverdachte A]:
Bij terugkeer ben ik naar mijn eigen woning in de [Straat B] gekeerd. Ik woon op nummer [nummer]. Met mijn woning bedoel ik de woning van mijn vriendin. Alleen mijn vriendin neemt de BMW mee, naar het winkelcentrum bijvoorbeeld. Het kan niet zo zijn dat iemand gebruik maakt van de BMW X6 zonder mijn medeweten.
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 maart 2011, opgenomen vanaf pagina 301 van Map 2 Onderzoeksdossier [Straat B], inhoudende:
Op dinsdag 8 maart 2011, stelde ik, verbalisant, een onderzoek in naar een telefoon, merk Nokia, model 6700-c. Deze mobiele telefoon, nader te noemen GSM 19, imeinummer [nummer] was voorzien van een simkaart van Vodafone. Deze simkaart was voorzien van het telefoonnummer [telefoonnummer]. GSM 19 is eigendom van [medeverdachte A] en door hem als zodanig erkend als zijn telefoon.
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 april 2011, opgenomen vanaf pagina 3 van Map 2 Onderzoeksdossier [Straat B], inhoudende:
Ik, verbalisant [verbalisant C], zag dat GSM 19 op donderdag 3 februari 2011 om 00:16:11 een bericht had ontvangen van het telefoonnummer [telefoonnummer], GSM 18. Ik zag dat het een bericht in de vermoedelijk Turkse taal was. Genoemd bericht luidt: ‘ADAMIN GELDI’ wat in de Nederlandse taal betekent: ‘JE MAN IS GEKOMEN’. Ik zag dat er met GSM 18 op 3 februari 2011 om 02:05:36 contact wordt opgenomen met GSM 19. GSM 18 bevindt zich op dat moment in de omgeving van de [Straat C] te Groningen. GSM 19 maakt op dat moment contact via de mast staande aan de [Straat D] te Assen. Verder is te zien dat GSM 19 vervolgens tussen 02:40:14 en 02:49:13 contact heeft met het mobiele nummer [telefoonnummer] (NL), GSM 22. Deze beide telefoontoestellen bevinden zich op dat moment in Assen en maken contact met respectievelijk de mast staande aan het [Plein A] en de [Straat E] te Assen. Voornoemde straten kruisen beide de [Straat A] te Assen.
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 17 februari 2011, opgenomen vanaf pagina 47 van Map Verdachten 1 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [medeverdachte C]:
Omdat er boven geen toilet is ging ik naar beneden bij de derde film. Ik zat op het toilet en waar ik de stemmen hoorde heb ik nog even gekeken. Ik liep de trap af en ik kon de mannen zien zitten. Ik heb de woonkamerdeur geopend. Ik zag mijn oom, twee mannen, [betrokkene E] en [medeverdachte B] zitten. Ik zag wat zakken met drugs liggen op de salontafel.
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 17 februari 2011, opgenomen vanaf pagina 56 van Map Verdachten 1 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [medeverdachte C]:
[medeverdachte B] was bij de overval. Ik ben naar boven gegaan. Later kwam [medeverdachte B] boven, ik denk om ongeveer 23:00 of 24:00 uur op de woensdagavond voorafgaand aan het incident. [medeverdachte B] ging weer weg en zei tegen mij: “Ik ga weg, tot later.” Ongeveer 10 minuten later ging ik naar beneden en zag dat [medeverdachte B] binnen kwam in de woning en ik zag dat hij de sleutels van de BMW van mijn oom in zijn handen had. Hierna heeft [medeverdachte B] de sleutel in de woonkamer gelegd denk ik en heeft hij de woning verlaten via de voordeur. [medeverdachte B] was terug toen ik naar het toilet beneden ging en de stemmen hoorde in de woonkamer. [medeverdachte B] is vervolgens boven gekomen. Toen hij binnen kwam zei hij: “Ik was met twee personen en ik heb goed op iemand ingeslagen.” Ik heb gezien dat de lange man die ik al omschreven heb, een zilverkleurig vuurwapen droeg op zijn linkerheup. De kleine man heet [betrokkene F] en die lange met de bril heet geloof ik [betrokkene G].
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 maart 2011, opgenomen vanaf pagina 356 van Map 2 Onderzoeksdossier [Straat B] van voornoemd dossier, inhoudende:
Aan de [Straat B] 397 werd tijdens de doorzoeking een navigatiesysteem aangetroffen van het merk Garmin, model Nuvi 760. De Duitse taal was in dit systeem geselecteerd. Door mij werden de locatiegegevens van 2 en 3 februari 2011 nader bekeken. Hierbij bleek mij dat aan de hand van deze gegevens de volgende routes konden worden herleid:
- een route van de A28, afslag [afslag], naar de [Straat F]/[Straat G]
vertrektijd: 2 februari 2011 23:18 uur
aankomsttijd: 2 februari 2011 23:46 uur
- een route van de [Straat H] te Groningen naar de [Straat A] te Assen
vertrektijd: 3 februari 2011 00:08 uur
aankomsttijd: 3 februari 2011 01:18 uur
- vervolgens geen gegevens tot 01:57 uur
- een route van de [Straat A] te Assen naar de [Straat B] te Groningen
vertrektijd: 3 februari 2011 01:57 uur
aankomsttijd 3 februari 2011 02:42 uur
De tijden die hierboven zijn weergegeven werden vastgelegd tijdens de wintertijd. Dat betekent dat alle tijden in deze logfiles opgehoogd moeten worden met 1 uur.
In de map ‘kurzlich gefunden’ werden door mij onder andere de volgende adressen aangetroffen:
- [adres Straat A] Assen
- [adres Straat B]
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 april 2011, opgenomen op pagina 360 van Map 2 Onderzoeksdossier [Straat B] van voornoemd dossier, inhoudende:
In het onderzoek werd een doorzoeking gedaan in de woning [Straat B] te Groningen. Tijdens deze doorzoeking werd een navigatiesysteem van het merk Europcar/Garmin, type Nuvi, in beslag genomen. Bij navraag bij de securitymanager van Europcar autohuur te Den Haag bleek dat tussen 16 en 18 december 2010 een auto van het merk Ford Focus was gehuurd. De huurder was [medeverdachte A], geboren op [geboortedatum]. Voor dezelfde periode als de huur van de auto werd het bovengenoemde navigatiesysteem gehuurd. Dit navigatiesysteem is nooit teruggebracht door de huurder.
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 februari 2011, opgenomen vanaf pagina 363 van Map 2 Onderzoeksdossier [Straat B] van voornoemd dossier, inhoudende:
Op 4 februari 2011 ontving de Unit Forensische Opsporing Digitaal het verzoek om een navigatiesysteem uit te lezen. Dit systeem was ingebouwd in een in beslag genomen personenauto, merk BMW, type X6x70, voorzien van kenteken [KENTEKEN]. Ik zag dat in het dashboard boven de middenconsole in vermelde auto een display was ingebouwd. In dit systeem was navigatie ingebouwd. Het geheugen heb ik handmatig onderzocht. Ik zag dat onder andere de volgende instellingen zichtbaar gemaakt konden worden:
‘Navigation’
Assen, [adres Straat A]
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 maart 2011, opgenomen op pagina 398 van Onderzoeksdossier [Straat B] van voornoemd dossier, inhoudende:
Op donderdag 3 februari 2011 heb ik, verbalisant, de in beslag genomen BMW X6, voorzien van kenteken [KENTEKEN], doorzocht. Ik heb onder andere een geldbedrag van € 14.720,-- aangetroffen. Ik zag dat het geld voornamelijk verpakt was als zijnde pakketjes van verschillende hoeveelheden briefgeld. Ik heb de volgende bankbiljetten aangetroffen:
- 202 briefjes van € 50,--
- 52 briefjes van € 20,--
- 358 briefjes van € 10,--
Een proces-verbaal d.d. 6 mei 2011, opgenomen vanaf pagina 1 van Onderzoeksdossier [Straat B] van voornoemd dossier, p. 39/40, in combinatie met bijlage foto 10, p. 76 van persoonsdossier [betrokkene A], Map Verdachten 1, inhoudende:
Op donderdag 3 februari 2011 werd een huiszoeking verricht in de woning [adres Straat B] te Groningen. Er werden meerdere goederen aangetroffen en in beslag genomen. Opvallend was de vondst van een papiertje met de tekst ‘[adres Straat A]’, zijnde het adres waar de beroving in Assen had plaatsgevonden.
Een proces-verbaal d.d. 15 februari 2011, opgenomen in de map Forensisch Technisch Onderzoek, tabblad 2.0, inhoudende:
Op donderdag 3 februari 2011 te 19:00 uur werd door mij, verbalisant, als forensisch onderzoeker een sporenonderzoek verricht in verband met een vermoedelijke poging doodslag/moord, gepleegd op donderdag 3 februari 2011 te Groningen. Het onderzoek werd verricht in een bovenwoning aan de [adres Straat A] te Assen. Op de salontafel in de woonkamer lag een ploertendoder. Deze ploertendoder was niet afkomstig van de betrokkene, [slachtoffer A]. Door mij werd de ploertendoder veiliggesteld, gewaarmerkt en voorzien van SIN AABG4352NL.
Een NFI rapport nr. 2011.03.02.077 d.d. 26 mei 2011, opgemaakt door dr. Y. van de Wal, als bijlage gevoegd in map Forensisch Technisch Onderzoek, tabblad 3.1, inhoudende:
SIN AABG4352NL een ploertendoder
AABG4352NL#01 een bemonstering van het handvat van een ploertendoder
Celmateriaal kan afkomstig zijn van [medeverdachte C], [medeverdachte B], onbekende man 1 en minimaal nog één andere (onbekende) persoon.
De rechtbank is op grond van bovenstaande bewijsmiddelen van oordeel dat verdachte medeplichtig is aan de op [slachtoffer A] gepleegde diefstal met geweld in Assen. Verdachte heeft op verzoek van [medeverdachte A] enkele dagen [slachtoffer A] in de gaten gehouden in café [naam café] te Groningen. Uit de historische telefoongegevens blijkt dat hij [medeverdachte A] telefonisch op de hoogte heeft gehouden van de aankomst in en het vertrek van deze [slachtoffer A] uit café [naam café]. In de nacht van 2 op 3 februari 2011 rond 2:00 uur heeft verdachte [medeverdachte A] telefonisch gemeld dat [slachtoffer A] het café verliet. Kort hierop wordt [slachtoffer A] overvallen in zijn woning te Assen. Verdachte heeft [slachtoffer A] gevolgd, in de gaten gehouden en heeft inlichtingen verschaft aan [medeverdachte A]. Hiermee is een duidelijk verband gegeven tussen de hulpverlening van verdachte en de gepleegde diefstal met geweld.
Naar het oordeel van de rechtbank had verdachte opzet op de door hem verleende hulp alsmede op de met behulp van zijn inlichtingen gepleegde diefstal. Hij was bekend met [medeverdachte A] en [betrokkene A]. Hij was enige tijd eerder bij [medeverdachte A] geweest in zijn verblijf te Midwolda. Verdachte moest destijds een volgsysteem maken, waarvoor was hem niet bekend. Achteraf vond hij dit wel vreemd. Dit weerhield hem echter niet van verder contact met [medeverdachte A]. Bij zijn bezoek eind januari aan [medeverdachte A] bood [medeverdachte A] hem vervolgens werk aan als drugskoerier van en naar Duitsland tegen betaling. Verdachte erkent dat er toen een belletje had moeten gaan rinkelen. Verdachte is echter, ondanks deze ervaringen, ingegaan op het verzoek van [medeverdachte A] om [slachtoffer A] voor hem te volgen. Hij heeft dit met zijn volle bewustzijn gedaan, nergens blijkt uit dat hij hiertoe op enigerlei wijze is gedwongen.
Hij was er daarbij van op de hoogte dat [medeverdachte A] [slachtoffer A] onder vier ogen wilde spreken. Wat daaronder moest worden verstaan kon verdachte gezien het voorgaande wel vermoeden, dit vermoeden werd echter nog eens versterkt door de mededeling van [betrokkene A] op 31 januari 2011 dat het mislukt was omdat [slachtoffer A] niet alleen zou zijn geweest. Op dat moment had verdachte alsnog kunnen stoppen met zijn opdracht, hij koos er echter voor zijn opdracht af te maken. Verdachte kon, gezien de hele voorgeschiedenis met [medeverdachte A], weten dat de bedoelingen van [medeverdachte A] niet zuiver waren. Of verdachte er van op de hoogte was of kon zijn dat er (bedreiging met) geweld zou worden toegepast doet niet ter zake, zijn opzet volgt dat van de plegers, ook al is dat verdergaand.
De rechtbank overweegt voorts dat zij het gebeuren aan de [Straat A] kwalificeert als een diefstal met geweld en niet als een afpersing. [slachtoffer A] heeft verklaard dat het geld dat is weggenomen in zijn jas zat en dat deze reeds voordat hij naar boven werd gedwongen, van hem werd afgenomen.
Bewezenverklaring
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
[medeverdachte A], [medeverdachte B], en onbekend gebleven personen op 3 februari 2011 te Assen, tezamen en in vereniging, in de voor de nachtrust bestemde tijd, in de woning [adres Straat A], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening hebben weggenomen een geldbedrag van ongeveer 15.000 euro, en een hoeveelheid verdovende middelen, toebehorende aan [slachtoffer A], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer A], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat die [medeverdachte A], die [medeverdachte B], en die onbekend gebleven personen tezamen en in vereniging, onder meer
- in het bezit waren van één vuurwapen en een ploertendoder, en
- zich bij de voordeur van die woning verdekt hebben opgesteld, en
- die [slachtoffer A] die woning in hebben geduwd, bij de keel hebben vastgepakt, meegetrokken, naar boven gedwongen, in een donkere kamer op een bank laten zitten, hebben bedreigd door een pistool tegen het hoofd en/of de nek van die [slachtoffer A] te houden en op het been van die [slachtoffer A] te richten, en
- de handen van die [slachtoffer A] hebben vastgebonden met tape, en
- de ogen en mond van die [slachtoffer A] hebben afgeplakt met tape;
tot het plegen van welk misdrijf verdachte toen en daar opzettelijk inlichtingen heeft verschaft en opzettelijk behulpzaam is geweest door genoemde [slachtoffer A] enige uren voorafgaande aan bovengenoemd misdrijf te (blijven) volgen, en de verblijfplaats van die [slachtoffer A] door te geven aan die [medeverdachte A], en aan die [medeverdachte A] door te geven dat die [slachtoffer A] vertrok uit het café [naam café].
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen primair meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten hersteld. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
Strafbaarheid van het feit
Hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard, levert het volgende strafbare feit op:
Medeplichtigheid aan medeplegen van diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu ten aanzien van verdachte geen strafuitsluitings-gronden aanwezig worden geacht.
Strafoplegging
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met daarbij de bijzondere voorwaarde inhoudende verplicht toezicht door de Reclassering, wat ook kan inhouden verplichte behandeling bij de AFPN. Daarbij heeft de officier van justitie opgemerkt dat verdachte gemotiveerd is om hulp te aanvaarden. Verdachte heeft een aandeel gehad in een gewelddadige overval die de aanleiding is geweest voor de overige gebeurtenissen. Zijn rol is zodanig dat een gevangenisstraf gerechtvaardigd is die langer duurt dan de voorlopige hechtenis die verdachte tot op heden heeft uitgezeten. Ten slotte heeft de officier van justitie bij haar strafeis rekening gehouden met het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft, voor het geval de rechtbank het feit bewezen mocht achten, gepleit voor een straf die de duur van de voorlopige hechtenis niet overtreft.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, het aangaande zijn persoon opgemaakte reclasseringsrapport, het uittreksel van de justitiële documentatie van verdachte, alsmede de vordering van de officier van justitie.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan medeplichtigheid aan een diefstal met geweld door op verzoek inlichtingen te verschaffen aan een van de daadwerkelijke plegers. Verdachte heeft vele signalen die erop wezen dat hij zijn medewerking verleende aan iemand met criminele intenties naast zich neergelegd en is met zijn opdracht doorgegaan. Verdachte heeft zich daarmee schuldig gemaakt aan bovengenoemd delict. De uiteindelijk gepleegde overval was gewelddadig van aard. Deze vond plaats in de nacht en het slachtoffer werd verrast, overmeesterd en in zijn eigen woning vastgebonden, opgesloten en onder bedreiging gehouden van een vuurwapen en een ploertendoder. De buit was bovendien van grote waarde. Een dergelijke overval heeft grote impact op het slachtoffer en de gevoelens van onveiligheid zullen in het algemeen nog lange tijd blijven bestaan. Een feit van deze aard en omvang rechtvaardigt in beginsel een gevangenisstraf van aanmerkelijke duur. Hoewel verdachtes rol er een is die beduidend kleiner is dan die van de daadwerkelijke plegers van de overval, is zijn rol als tipgever van belangrijke waarde geweest. Een gevangenisstraf is dan ook de enige straf die recht doet aan alle omstandigheden. De Reclassering concludeert in het rapport van 15 april 2011 dat verdachte impulsief is en onvoldoende nadenkt over zijn handelen. Hieraan zouden diepgewortelde oorzaken ten grondslag liggen. Als hij leert grenzen te stellen zal de kans kleiner zijn dat hij in problematische situaties terecht komt. De rechtbank kan zich vinden in de conclusie van de Reclassering. De rechtbank waardeert de rol van verdachte op een gevangenisstraf van na te noemen duur en zal een deel daarvan in voorwaardelijke vorm opleggen, mede om daaraan de bijzondere voorwaarde te verbinden inhoudende verplicht toezicht door de Reclassering, in welk kader ook een verplichte behandeling door de AFPN mogelijk is.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 48, 63 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank:
Verklaart het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hiervoor is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart het primair meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte voor het bewezen- en strafbaar verklaarde tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 270 dagen.
Beveelt dat bij de tenuitvoerlegging van deze straf de tijd die veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht tenzij die tijd op een andere straf in mindering is gebracht.
Bepaalt dat van deze straf een gedeelte, groot 168 dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast omdat:
- de veroordeelde zich voor het einde van de op twee jaren gestelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
- de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt.
Bepaalt dat de tenuitvoerlegging ook kan worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich gedurende de proeftijd gedragen naar voorschriften en aanwijzingen te geven door of namens Reclassering Nederland, zolang deze instelling dat gedurende de proeftijd nodig oordeelt. Draagt deze instelling op om de veroordeelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van de bijzondere voorwaarde. De aanwijzingen kunnen ook inhouden dat verdachte zich verplicht ambulant laat behandelen bij de AFPN.
Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. H.L. Stuiver, voorzitter, L.M.E. Kiezebrink en
G. Eelsing, in tegenwoordigheid van mr. A.J. van Baren, griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 5 augustus 2011.