ECLI:NL:RBGRO:2011:BR4310

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
5 augustus 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
18/670094-11 en 18/670239-10 (gevoegd)
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving en inbraken met vrijspraak poging tot moord

In deze zaak heeft de rechtbank Groningen op 5 augustus 2011 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving en meerdere inbraken. De verdachte en zijn medeverdachten hebben op 3 februari 2011 in Groningen de woning van [slachtoffer A] en [slachtoffer B] binnengedrongen, waarbij zij de slachtoffers onder bedreiging van een mes hebben gedwongen om mee te gaan. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van voltooide wederrechtelijke vrijheidsberoving, aangezien de slachtoffers niet vrijelijk konden handelen. De verdachte heeft de groep versterkt door aanwezig te zijn in de woning, wat de dreiging vergrootte. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de poging tot moord, omdat er onvoldoende bewijs was dat hij opzettelijk geweld had gepleegd. Daarnaast werden er meerdere inbraken aan de verdachte ten laste gelegd, waarbij de rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor enkele van deze feiten, maar niet voor alle. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis had doorgebracht. Tevens werd een schadevergoeding van € 717,25 toegewezen aan [slachtoffer G].

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector Strafrecht
parketnummers: 18/670094-11 en 18/670239-10 (gevoegd ter terechtzitting) (promis)
datum uitspraak: 5 augustus 2011
op tegenspraak
raadsvrouw: mr. W. Coppoolse
V O N N I S
van de rechtbank Groningen, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaken tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [adres],
thans preventief gedetineerd in de P.I. HvB Ter Apel, Ter Apelervenen 10.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van
30 mei 2011, 7 juli 2011 en 22 juli 2011.
Tenlastelegging
Aan verdachte is onder parketnummer 18/670049-11 ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 3 februari 2011, te Groningen, in elk geval in de gemeente Groningen,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een of meer personen, genaamd [slachtoffer A] en/of [slachtoffer B], wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft (hebben) verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) met dat opzet
- zich naar de woning [adres Straat A] begeven, alwaar die [slachtoffer A] en/of die [slachtoffer B], zich bevond(en), en/of
- zich de toegang tot die woning [adres Straat A] verschaft door middel van braak, verbreking, inklimming en/of valse sleutels, en/of
- zich met een mes, pistool en/of stok in de hand naar de/een slaapkamer in die woning [adres Straat A] begeven, alwaar die [slachtoffer A] en/of die [slachtoffer B] sliep(en), althans aanwezig waren/was, en/of
- dreigend een mes voor de keel van die [slachtoffer A] gehouden en daarbij die [slachtoffer A] de woorden toegevoegd: "Je moet naar mij luisteren, anders maak ik je dood. Ben jij [betrokkene A]?", althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en/of
- die [slachtoffer A] vastgehouden en/of op die [slachtoffer A] is gaan liggen en/of zitten, en/of
- die [slachtoffer A] meermalen, althans eenmaal, met een mes in de buik en/of de/een zij, althans het lichaam gestoken, en/of
- die [slachtoffer A] en/of die [slachtoffer B] een mes getoond en hierbij tegen die [slachtoffer A] en/of die [slachtoffer B] gezegd dat hij/zij zich moest(en) aankleden en dat hij/zij mee moest(en) gaan, althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
althans indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht leiden, dat
[medeverdachte A], [medeverdachte B], [medeverdachte C], [medeverdachte D] en/of [medeverdachte E] op of omstreeks 3 februari 2011, te Groningen, in elk geval in de gemeente Groningen,
tezamen en in vereniging, althans een van hen, opzettelijk een of meer personen, genaamd [slachtoffer A] en/of [slachtoffer B], wederrechtelijk van de vrijheid hebben/heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers
heeft (hebben) die [medeverdachte A], [medeverdachte B], [medeverdachte C], [medeverdachte D] en/of [medeverdachte E] met dat opzet
- zich naar de woning [adres Straat A] begeven, alwaar die [slachtoffer A] en/of die [slachtoffer B], zich bevond(en), en/of
- zich de toegang tot die woning [adres Straat A] verschaft door middel van braak, verbreking, inklimming en/of valse sleutels, en/of
- zich met een mes, pistool en/of stok in de hand naar de/een slaapkamer in die woning [adres Straat A] begeven, alwaar die [slachtoffer A] en/of die [slachtoffer B] sliep(en), althans aanwezig waren/was, en/of
- dreigend een mes voor de keel van die [slachtoffer A] gehouden en daarbij die [slachtoffer A] de woorden toegevoegd: "Je moet naar mij luisteren, anders maak ik je dood. Ben jij [betrokkene A]?", althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en/of
- die [slachtoffer A] vastgehouden en/of op die [slachtoffer A] zijn/is gaan liggen en/of zitten, en/of
- die [slachtoffer A] meermalen, althans eenmaal, met een mes in de buik en/of de/een zij, althans het lichaam gestoken, en/of
- die [slachtoffer A] en/of die [slachtoffer B] een mes getoond en hierbij tegen die [slachtoffer A] en/of die [slachtoffer B] gezegd dat hij/zij zich moest(en) aankleden en dat hij/zij mee moest(en) gaan, althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte toen en daar opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door
die [medeverdachte D] in een door verdachte bestuurde auto naar of in de nabijheid van die woning [adres Straat A] te vervoeren, en/of
- nadat verdachte zich de toegang tot die woning had verschaft middels braak, verbreking, inklimming en/of valse sleutels - voor die [medeverdachte A], die [medeverdachte B], die [medeverdachte C] en/of die [medeverdachte E] de voordeur van die woning van binnenuit te openen teneinde die [medeverdachte A], die [medeverdachte B], die [medeverdachte C] en/of die [medeverdachte E] die woning binnen te laten;
althans indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht leiden, dat
hij op of omstreeks 3 februari 2011, te Groningen, in elk geval in de gemeente Groningen,
ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een of meer personen, genaamd [slachtoffer A] en/of [slachtoffer B],
wederrechtelijk van de vrijheid te beroven en/of beroofd te houden, met dat opzet
- zich naar de woning [adres Straat A] heeft begeven, alwaar die [slachtoffer A] en/of die [slachtoffer B], zich bevond(en), en/of
- zich de toegang tot die woning [adres Straat A] heeft verschaft door middel van braak, verbreking, inklimming en/of valse sleutels, en/of
- zich met een mes, pistool en/of stok in de hand naar de/een slaapkamer in die woning [adres Straat A] heeft begeven alwaar die [slachtoffer A] en/of die [slachtoffer B] sliep(en), althans aanwezig waren/was, en/of
- dreigend een mes voor de keel van die [slachtoffer A] heeft gehouden en daarbij die [slachtoffer A] de woorden heeft toegevoegd: "Je moet naar mij luisteren, anders maak ik je dood. Ben jij [betrokkene A]?", althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en/of
- die [slachtoffer A] heeft vastgehouden en/of op die [slachtoffer A] is gaan liggen en/of zitten, en/of
- die [slachtoffer A] meermalen, althans eenmaal, met een mes in de buik en/of de/een zij, althans het lichaam heeft gestoken, en/of
- die [slachtoffer A] en/of die [slachtoffer B] een mes heeft getoond en hierbij tegen die [slachtoffer A] en/of die [slachtoffer B] heeft gezegd dat hij/zij zich moest(en) aankleden en dat hij/zij mee moest(en) gaan, althans woorden van gelijke aard en/of strekking,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht leiden, dat
[medeverdachte A], [medeverdachte B], [medeverdachte C], [medeverdachte D] en/of [medeverdachte E] op of omstreeks 3 februari 2011, te Groningen, in elk geval in de gemeente Groningen,
ter uitvoering van het door die [medeverdachte A], [medeverdachte B], [medeverdachte C], [medeverdachte D] en/of [medeverdachte E] voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging, althans een van hen, opzettelijk een of meer personen, genaamd [slachtoffer A] en/of [slachtoffer B], wederrechtelijk van de vrijheid te beroven en/of beroofd te houden, met dat opzet
- zich naar de woning [adres Straat A] hebben/heeft begeven, alwaar die [slachtoffer A] en/of die [slachtoffer B], zich bevond(en), en/of
- zich de toegang tot die woning [adres Straat A] hebben/heeft verschaft door middel van braak, verbreking, inklimming en/of valse sleutels, en/of
- zich met een mes, pistool en/of stok in de hand naar de/een slaapkamer in die woning [adres Straat A] hebben/heeft begeven alwaar die [slachtoffer A] en/of die [slachtoffer B] sliep(en), althans aanwezig waren/was, en/of
- dreigend een mes voor de keel van die [slachtoffer A] hebben/heeft gehouden en daarbij die [slachtoffer A] de woorden hebben/heeft toegevoegd: "Je moet naar mij luisteren, anders maak ik je dood. Ben jij [betrokkene A]?", althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en/of
- die [slachtoffer A] hebben/heeft vastgehouden en/of op die [slachtoffer A] zijn/is gaan liggen en/of zitten, en/of
- die [slachtoffer A] meermalen, althans eenmaal, met een mes in de buik en/of de/een zij, althans het lichaam hebben/heeft gestoken, en/of
- die [slachtoffer A] en/of die [slachtoffer B] een mes hebben/heeft getoond en hierbij tegen die [slachtoffer A] en/of die [slachtoffer B] hebben/heeft gezegd dat hij/zij zich moest(en) aankleden en dat hij/zij mee moest(en) gaan, althans woorden van gelijke aard en/of strekking,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte toen en daar opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door
die [medeverdachte D] in een door verdachte bestuurde auto naar of in de nabijheid van die woning [adres Straat A] te vervoeren, en/of
- nadat verdachte zich de toegang tot die woning had verschaft middels braak, verbreking, inklimming en/of valse sleutels - voor die [medeverdachte A], die [medeverdachte B], die [medeverdachte C] en/of die [medeverdachte E] de voordeur van die woning van binnenuit te openen teneinde die [medeverdachte A], die [medeverdachte B], die [medeverdachte C] en/of die [medeverdachte E] die woning binnen te laten;
2.
hij op of omstreeks 3 februari 2011, te Groningen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade een, persoon, genaamd [slachtoffer A], van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg,
- zich naar de woning [adres Straat A] heeft begeven, alwaar die [slachtoffer A] zich bevond, en/of
- zich de toegang tot die woning [adres Straat A] heeft verschaft door middel van braak, verbreking, inklimming en/of valse sleutels, en/of
- zich met een mes, pistool en/of stok in de hand naar de/een slaapkamer in die woning [adres Straat A] heeft begeven, alwaar die [slachtoffer A] sliep, althans aanwezig was, en/of
- dreigend een mes voor de keel van die [slachtoffer A] heeft gehouden en daarbij die [slachtoffer A] de woorden heeft toegevoegd: "Je moet naar mij luisteren, anders maak ik je dood. Ben jij [betrokkene A]?", althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en/of
- die [slachtoffer A] heeft vastgehouden, en/of
- die [slachtoffer A] meermalen, althans eenmaal, met een mes in de buik en/of de/een zij, althans het lichaam heeft gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
althans indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht leiden, dat
op of omstreeks 3 februari 2011, te Groningen,
ter uitvoering van het door die [medeverdachte A], die [medeverdachte B], die [medeverdachte C], die [medeverdachte D] en/of die [medeverdachte E] voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging, althans een van hen, opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade een, persoon, genaamd [slachtoffer A], van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, tezamen en in vereniging, althans een van hen, met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg,
- zich naar de woning [adres Straat A] hebben/heeft begeven, alwaar die [slachtoffer A] zich bevond, en/of
- zich de toegang tot die woning [adres Straat A] hebben/heeft verschaft door middel van braak, verbreking, inklimming en/of valse sleutels, en/of
- zich met een mes, pistool en/of stok in de hand naar de/een slaapkamer in die woning [adres Straat A] hebben/heeft begeven, alwaar die [slachtoffer A] sliep, althans aanwezig was, en/of
- dreigend een mes voor de keel van die [slachtoffer A] hebben/heeft gehouden en daarbij die [slachtoffer A] de woorden hebben/heeft toegevoegd: "Je moet naar mij luisteren, anders maak ik je dood. Ben jij [betrokkene A]?", althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en/of
- die [slachtoffer A] hebben/heeft vastgehouden, en/of
- die [slachtoffer A] meermalen, althans eenmaal, in de buik en/of de/een zij, althans het lichaam hebben/heeft gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte toen en daar opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door
die [medeverdachte D] in een door verdachte bestuurde auto naar of in de nabijheid van die woning [adres Straat A] te vervoeren, en/of
- nadat verdachte zich de toegang tot die woning had verschaft middels braak, verbreking, inklimming en/of valse sleutels - voor die [medeverdachte A], die [medeverdachte B], die [medeverdachte C] en/of die [medeverdachte E] de voordeur van die woning van binnenuit te openen teneinde die [medeverdachte A], die [medeverdachte B], die [medeverdachte C] en/of die [medeverdachte E] die woning binnen te laten.
Aan verdachte is onder parketnummer 18/670239-10 ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 5 november 2009 te Groningen, ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning aan de
[Straat B] weg te nemen, goederen en/of geld, in elk geval enig goed, geheel
of ten dele toebehorende aan [slachtoffer C], in elk geval aan een ander of anderen
dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot die
woning te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goederen/geld, althans
die/dat goed(eren), onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak,
verbreking en/of inklimming,
met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen,
- zich naar die woning heeft begeven en/of
- een deur van die woning heeft geforceerd en/of
- die woning is binnengegaan en/of
- die woning heeft doorzocht op geld en/of goederen van hun/zijn gading,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 25 november 2009, te Hoogezand, gemeente
Hoogezand-Sappemeer, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een
woning aan de [Straat C], heeft weggenomen een personenauto (Toyota Yaris)
en/of diverse sieraden en/of een hoeveelheid geld en/of munten en/of andere
goederen,in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
[slachtoffer D], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de
plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen
goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak,
verbreking en/of inklimming;
3.
hij op of omstreeks 28 november 2009 te Sappemeer, gemeente
Hoogezand-Sappemeer, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf
om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning aan de
[Straat D] weg te nemen goederen en/of geld, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer E], in elk geval aan een ander
of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de
toegang tot die woning te verschaffen en/of die/dat weg te nemen
goederen en/of geld, althans die/dat goed(eren), onder zijn/hun bereik te
brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, met een of meer
van zijn mededader(s), althans alleen
- zich naar die woning heeft begeven en/of
- een raam van die woning heeft geforceerd en/of
- die woning is binnengegaan en/of
- die woning heeft doorzocht op geld en/of goederen van hun/zijn gading,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4.
hij in of omstreeks het tijdvak van 8 t/m 9 mei 2010, te Leek, meermalen,
althans eenmaal, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening
in/uit een bedrijfspand ([bedrijf]) heeft weggenomen een hoeveelheid rookwaar
en/of krasloten en/of strippenkaarten en/of geld, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer F], in elk geval aan een ander
of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of
zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben
verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik
heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
5.
hij op of omstreeks 02 juni 2010, te Groningen, ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening
in/uit een bedrijfspand (Chinees-Indisch restaurant [restaurant]) weg te nemen
geld en/of goederen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende
aan [slachtoffer G], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot dat bedrijfspand te
verschaffen en/of die/dat weg te nemen goederen en/of geld, althans die/dat
goed(eren), onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking
en/of inklimming, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen,
- zich naar dat bedrijfspand heeft begeven en/of
- een of meer deuren van dat bedrijfspand heeft geforceerd en/of
- dat bedrijfspand is binnengegaan,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
6.
hij in of omstreeks het tijdvak van 20 t/m 21 mei 2010 te Groningen tezamen en
in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening in/uit een bedrijfspand ([bedrijf A]) heeft
weggenomen een hoeveelheid geld en/of kappers-artikelen en/of andere goederen,
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer H]
en/of [bedrijf A], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte
en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de
toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te
nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van
braak, verbreking en/of inklimming.
Bewijsvraag
Standpunt van de officier van justitie
Parketnummer 18/670094-11
De officier van justitie heeft aangevoerd dat het onder 1 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. Van het onder 2 aan verdachte ten laste gelegde heeft de officier van justitie vrijspraak gevorderd.
Met betrekking tot het onder 1 primair ten laste gelegde heeft de officier van justitie het volgende aangevoerd. De verklaringen over het incident aan de [Straat A] lopen sterk uiteen. Het doel van de personen die richting [Straat A] zijn gegaan, zou zijn geweest om te praten met [slachtoffer A]. Het is echter de vraag of dat ook echt zo was gezien de omstandigheden. [betrokkene B] was net op gewelddadige wijze overvallen. Er wordt dan niet besloten de politie in te schakelen, maar men wil het zelf oplossen. Er gaat vervolgens een groep personen naar de woning van [slachtoffer B] en [slachtoffer A] aan de [Straat A] en er wordt via een raampje ingebroken om de woning binnen te komen. Onder deze omstandigheden kan een criminele intentie al snel worden aangenomen. Uit verschillende verklaringen kan desalniettemin worden afgeleid dat het plan bestond om [slachtoffer A] van huis op te halen en naar café [naam café] te brengen. Een aantal personen gaat vervolgens de woning binnen. Verdachten [verdachte], [medeverdachte D] en [medeverdachte B] verklaren in grote lijnen gelijk en zelfs op punten belastend voor zichzelf. Ook komen zij, met uitzondering van [verdachte], in latere verhoren niet terug op de kernpunten van hun verklaringen. Dat geeft de officier van justitie aanleiding om hun verklaringen betrouwbaar te achten en voor een groot deel uit te gaan van hun lezing van de gebeurtenissen in de woning. Op basis van deze verklaringen, in onderlinge samenhang bezien met de overige verklaringen, gaat de officier van justitie er van uit dat [medeverdachte D], [verdachte], [medeverdachte B], [medeverdachte E] en [medeverdachte A] in de woning aan de [Straat A] zijn geweest. Verdachte heeft in eerste instantie zelf verklaard dat hij in de woning is geweest. Bij de rechter-commissaris heeft hij vervolgens verklaard dat hij niet in de woning is geweest en dat hij aanvankelijk anders heeft verklaard vanwege een brief die hij had gekregen van [medeverdachte D] waarin stond hoe hij moest verklaren. Details uit zijn eerdere verklaringen staan echter niet in deze brief. De verklaring bij de rechter-commissaris acht de officier van justitie dan ook ongeloofwaardig. Zij gaat uit van de aanwezigheid van verdachte in de woning. Hij is wel weer snel vertrokken uit de woning. Daarom hebben [betrokkene C] en [betrokkene D] hem niet in de woning gezien, hij was toen immers al weg. [slachtoffer B] kende [verdachte] niet, het is dus ook niet vreemd dat zij hem niet herkent. [slachtoffer A] heeft hem ook niet kunnen zien, omdat [verdachte] niet in de slaapkamer is geweest. Al deze verklaringen doen dan ook niets af aan zijn eerste verklaring dat hij wel in de woning was.
De officier van justitie gaat uit van de volgende gang van zaken in de woning. [medeverdachte D] is degene geweest die door het raampje is geklommen en de deur voor de overige aanwezigen heeft geopend zodat iedereen uiteindelijk de woning binnen kon komen. [medeverdachte B] pakt een mes uit de keuken en loopt hiermee naar boven. [medeverdachte B] gaat de slaapkamer in en er ontstaat een confrontatie met [slachtoffer A] waarbij die [slachtoffer A] zijn hand verwondt. Vervolgens ontstaat een moment van relatieve rust. [slachtoffer B] gaat op dat moment naar de tweede verdieping om een T-shirt te halen. Zij maakt daar [betrokkene C] en [betrokkene D] wakker. In de tussentijd zijn ook [medeverdachte C] en [betrokkene A] bij de woning gearriveerd. Omdat zij vrezen voor escalatie vertrekken zij weer. [medeverdachte C] heeft dan telefonisch contact met [medeverdachte A], die zich op dat moment in de woning bevindt, en probeert de personen in de woning te bewegen de woning te verlaten. [verdachte], [medeverdachte E] en [medeverdachte A] verlaten vervolgens de woning. Op het moment dat [slachtoffer B] naar boven loopt voorziet [medeverdachte D] problemen, hij verlaat op dat moment ook de woning. Als [slachtoffer B] naar beneden komt met [betrokkene C] en [betrokkene D] escaleert de situatie. [medeverdachte B] steekt [slachtoffer A] in zijn buik. Dat is een vreemde, niet zonder meer te plaatsen actie, aangezien [medeverdachte B] tot dan toe het voor elkaar leek te hebben dat [slachtoffer A] met hem mee zou gaan. [medeverdachte B] verklaart hierover dat [slachtoffer A] van [slachtoffer B] een T-shirt overhandigd kreeg met daarin een vuurwapen dat [slachtoffer A] wilde doorladen. [medeverdachte B] wilde dit voorkomen en heeft zich om die reden op [slachtoffer A] gestort. Er ontstond een worsteling waarbij [slachtoffer A] is gestoken. De verklaring van [slachtoffer A] voor deze escalatie is een geheel andere. Zijn lezing acht de officier van justitie echter niet aannemelijk. Alleen [slachtoffer B] bevestigt deze lezing, maar haar verklaring is niet geloofwaardig nu deze mede gezien moet worden in het licht van de brief die [slachtoffer A] in de gevangenis schrijft aan [slachtoffer B]. Een volkomen onvoorstelbaar element in deze lezing is bovendien dat [medeverdachte A] een wapen zou hebben dat hij op een gegeven moment op de strijkplank achterlaat.
Volgens de officier van justitie is er sprake geweest van voltooide wederrechtelijke vrijheidsberoving. [slachtoffer A] werd verdacht van de gewelddadige overval op [betrokkene B] eerder die nacht, [slachtoffer A] moest daarom opgehaald worden om in het café met hem over deze kwestie te spreken. Men is met niet vriendelijke bedoelingen met een aantal personen naar de woning van [slachtoffer A] en [slachtoffer B] gegaan en men is de woning door middel van braak en inklimming binnengedrongen. Zowel [slachtoffer A] als [slachtoffer B] worden in hun eigen slaapkamer gewekt en moeten doen wat hen wordt gezegd. Ze kunnen niet gaan en staan waar zij willen. Volgens de Hoge Raad (HR 23 april 1985, NJ 1985, 891) is zelfs een korte periode waarin men niet zelf mag bepalen waar men gaat, voldoende om een voltooide vrijheidsberoving aan te nemen.
Met betrekking tot het medeplegen heeft de officier van justitie naar voren gebracht dat hiervoor nauwe en bewuste samenwerking vereist is. Er is niet gebleken van een plan om [slachtoffer A] van het leven te beroven of te verwonden. Wel moesten de personen die naar de [Straat A] vertrokken rekening houden met de risico’s die aan het bezoek zouden kunnen kleven gezien de aanleiding van het bezoek en de reputatie van [slachtoffer A]. De drang om [slachtoffer A] te vinden en mee te nemen was groot, gezien de wijze waarop de woning wordt binnengedrongen. Verdachte heeft [medeverdachte D] naar de woning gebracht en is ook zelf in de woning aanwezig geweest en heeft hiermee de groep getalsmatig versterkt, hun positie kracht bij gezet en de dreiging vergroot. Daarbij waren [slachtoffer A] en [slachtoffer B] aan het slapen, zij bevonden zich dus in een zwakke positie. Verdachte is in de woning gebleven terwijl [medeverdachte B] met een mes de slaapkamer in ging en heeft zich niet gedistantieerd of geprobeerd om [medeverdachte B] tegen te houden. Verdachte kan dan ook worden aangemerkt als medepleger van de voltooide wederrechtelijke vrijheidsberoving, met uitzondering van het onderdeel steken met het mes. Subsidiair heeft de officier van justitie aangevoerd dat verdachtes aandeel in de gebeurtenissen in ieder geval zodanig was dat hij kan worden aangemerkt als medeplichtige.
Met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde heeft de officier van justitie het volgende aangevoerd. Het steken van [slachtoffer A] door [medeverdachte B] kan volgens de officier van justitie worden gekwalificeerd als een poging tot doodslag. Van kalm beraad is geen sprake geweest, daarmee is er geen sprake van een poging tot moord. De gedraging van [medeverdachte B] is naar zijn uiterlijke verschijningsvorm echter wel te beschouwen als zodanig gericht op een bepaald gevolg, dat het niet anders kan zijn dan dat daarmee de aanmerkelijke kans op het betreffende gevolg wordt aanvaard. Het steken met een mes in de zij, een plek waar zich vitale organen bevinden, kan fatale gevolgen hebben.
Verdachte dient echter te worden vrijgesproken van het medeplegen van deze poging tot doodslag. Hij heeft geen uitvoeringshandelingen verricht en is niet in de slaapkamer aanwezig geweest. Pas ná het moment van relatieve rust is de situatie geëscaleerd en is er gestoken. Tót dat moment was er wel sprake van nauwe en bewuste samenwerking met betrekking tot de wederrechtelijke vrijheidsberoving. Ná dat moment kan niet gezegd worden dat het voorwaardelijk opzet gericht was op de dood of de mishandeling van [slachtoffer A]. De gedragingen van verdachte hebben weliswaar bijgedragen aan het ontstaan van een risicovolle situatie, maar staan in onvoldoende nauw verband met het gepleegde geweld om van een voorwaardelijk opzet op de dood of nauwe en bewuste samenwerking bij de uitvoering van het delict te spreken. Om die reden dient verdachte ook vrijgesproken te worden van het onderdeel steken met het mes zoals ten laste gelegd onder 1 primair (6e aandachtsstreepje).
Parketnummer 18/670239-10
De officier van justitie heeft aangevoerd dat het onder 1, 3, 4, 5 en 6 ten laste gelegde kan worden bewezen. Van het onder 2 ten laste gelegde heeft de officier van justitie vrijspraak gevorderd.
Met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde heeft zij aangevoerd dat er een aangifte is en er zijn vingerafdrukken aangetroffen van verdachte op een koker die werd aangetroffen in de slaapkamer van aangever. Deze koker stond in een kast achter linnengoed en de deksel was er van af gehaald. Verdachte heeft hiervoor geen verklaring. Er is echter geen bewijs voor dat hij deze inbraak heeft gepleegd met anderen.
Met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde heeft zij aangevoerd dat er sprake is van tijdsverloop en dat het verhaal van verdachte dat hij een keer in de auto heeft gereden waar kan zijn. Verdachte dient hiervan te worden vrijgesproken.
Met betrekking tot het onder 3 ten laste gelegde heeft zij aangevoerd dat er een aangifte is en er zijn vingerafdrukken van verdachte op het raamkozijn en de omlijsting ervan aangetroffen. Ook hiervoor heeft verdachte geen verklaring. Hier geldt, net als bij het onder 1 ten laste gelegde, dat er geen bewijs is voor het plegen met anderen.
Met betrekking tot het onder 4 ten laste gelegde heeft zij aangevoerd dat het hier een tweetal inbraken betreft op dezelfde locatie. Er zijn twee aangiftes. Verder zijn er twee mutaties van de politie. De eerste mutatie betreft de signalering van de politie van een Volkswagen Touran met daarin twee mannen, bij de afrit [afrit] van de A28. De auto gaat er van door, de politie achtervolgt de auto. De auto wordt uiteindelijk leeg aangetroffen, er liggen wel goederen in die in verband kunnen worden gebracht met de inbraak. Deze auto blijkt te zijn verhuurd aan verdachte op 8 mei 2010. De tweede mutatie houdt in dat verdachte aan het politiebureau komt om aangifte te doen van diefstal van de Volkswagen Touran, hij wil graag de spullen terug die nog in de auto liggen. Op 11 november 2010 komt verdachte aan het bureau in Leek om zijn zwarte jas met rijbewijs op te eisen, die nog in de auto zou liggen. Deze jas wordt bekeken, er blijken onder andere een geseald pakje strippenkaarten en een plastic zakje met 100 losse euromunten in te zitten. Verdachte zegt er niets meer van te weten. Dit alles is voldoende om tot bewijs te komen. Er is echter wederom geen bewijs voor het plegen met anderen, de tweede persoon in de auto kan erbij betrokken zijn geweest, maar dat is niet te bewijzen.
Met betrekking tot het onder 5 ten laste gelegde bestaat het bewijs uit een aangifte waaruit blijkt dat de cilindersloten zijn verbroken van drie deuren. Er worden twee personen gezien, één van hen komt uit de keuken rennen en kan worden aangehouden. Dat blijkt verdachte te zijn. Verdachte zegt dan nog dat het zijn eerste keer is, in reactie op de mededeling van aangeefster dat er al vier maal is ingebroken. De latere ontkenning van verdachte is dan ook ongeloofwaardig.
Met betrekking tot het onder 6 ten laste gelegde heeft de officier van justitie tot slot aangevoerd dat ook hiervoor voldoende bewijs aanwezig is. De aangifte wordt ondersteund door een bloedspoor, afkomstig van verdachte, en een afdruk van zijn handpalm. Het bloed werd aangetroffen aan de binnenkant van de bovenste grendel van de achterdeur, de handpalmafdruk op de binnenkant van de achterdeur. Ook hiervan verzoekt de officier vrijspraak van het plegen met anderen.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van al de aan hem ten laste gelegde feiten. Met betrekking tot de ten laste gelegde feiten op de dagvaarding met parketnummer 18/670094-11 heeft zij opgemerkt dat er zowel aanwijzingen zijn die erop wijzen dat verdachte in de woning is geweest als ook dat hij niet in de woning is geweest. Verdachte is er in ieder geval met zijn auto heen gegaan om [medeverdachte D] daar heen te brengen en heeft uit nieuwsgierigheid de auto verlaten. Dat is echter nog geen strafbare deelneming aan het gronddelict. Toen hij iets zag heeft hij de plek ook direct verlaten. Hij had geen voorwaardelijk opzet op het door [medeverdachte B] uitgeoefende geweld. Hij kon niet weten dat dit zou gebeuren. Verdachte dient dan ook geheel vrijgesproken te worden van deze tenlastelegging.
Met betrekking tot de dagvaarding met parketnummer 18/670239-10 heeft de raadsvrouw opgemerkt dat er voldoende aanleiding is om twijfels te hebben bij de uitkomsten van het onderzoek naar dactyloscopische sporen die zijn aangetroffen op de verschillende plaatsen delict. Nu deze resultaten samen met de aangiften het bewijs vormen, dient verdachte van alle feiten te worden vrijgesproken.
Beoordeling
Parketnummer 18/670094-11
De rechtbank gaat uit van het volgende scenario. In de nacht van 2 op 3 februari 2011 overhandigt [medeverdachte C] in café [naam café] te Groningen een geldbedrag van € 15.000,-- aan zijn broer [betrokkene B]. [betrokkene B] vertrekt enige tijd later in de nacht naar zijn woning aan de [adres Straat E] te Assen. Op het moment dat [betrokkene B] zijn woning in Assen binnengaat, wordt hij door drie mannen, gewapend met een ploertendoder en een pistool en twee van hen met bivakmuts, overvallen. Hij wordt naar binnen geduwd en naar boven gedwongen, zijn handen en mond worden afgeplakt met tape, hij wordt bedreigd met het pistool en uiteindelijk wordt hij opgesloten in een kamer. [betrokkene B] weet zich uiteindelijk, als de mannen zijn woning hebben verlaten, te bevrijden. Het geld dat hij eerder die nacht van zijn broer had gekregen, blijkt te zijn weggenomen. [betrokkene B] rijdt vervolgens terug naar café [naam café] waar hij aan zijn broer [medeverdachte C] vertelt wat er is gebeurd. Hij vertelt aan verschillende mensen dat er geld en een hoeveelheid verdovende middelen uit zijn woning zijn weggenomen.
[medeverdachte C] wil uitzoeken wie er bij de overval betrokken zijn en vermoedt al snel dat er een tipgever moet zijn geweest. Hij zorgt er, als oudste van de familie [van medeverdachte C], voor dat alle bezoekers die die avond en nacht het café hebben bezocht, terug komen naar het café. Er wordt overleg gepleegd en [medeverdachte D] is degene die vertelt dat hij zijn broer, [betrokkene E], verdenkt van betrokkenheid bij de overval. Ook [betrokkene E] wordt daarom van huis gehaald. Geconfronteerd met sms’jes in zijn telefoon geeft [betrokkene E] toe dat hij [slachtoffer A] heeft getipt over het vertrek van [betrokkene B]. Een aantal mensen gaat vanuit het café naar [slachtoffer A]. Hoewel niet vast staat dat er vooraf vastomlijnde plannen zijn gemaakt, is wel duidelijk dat de intentie is dat [slachtoffer A] van huis moet worden opgehaald om in het café verantwoording af te leggen. [medeverdachte B] en [medeverdachte E] vertrekken in één auto naar de [Straat A]. [betrokkene A] is inmiddels op verzoek van [medeverdachte C] ook naar het café gekomen en gaat samen met [medeverdachte A] naar een ander mogelijk verblijfadres van [slachtoffer A]. [slachtoffer A] blijkt echter te verblijven aan de [Straat A]. Er staan daar auto’s met Duitse kentekens voor de woning. [medeverdachte A] en [betrokkene A] komen terug naar het café en vertrekken vervolgens met [medeverdachte C] ook richting [Straat A]. Ondertussen is ook [medeverdachte D] met [verdachte] bij de [Straat A] aangekomen. Bij de woning van [slachtoffer A] en [slachtoffer B] weet [medeverdachte D] met een schroevendraaier een bovenraampje open te breken en de woning in te klimmen. Hij opent de deur voor de anderen. [medeverdachte B] pakt een mes uit de keuken en loopt naar boven. [medeverdachte D] loopt voorop en kijkt op alle verdiepingen in de kamers. [medeverdachte B] gaat dan de slaapkamer in waar [slachtoffer A] en [slachtoffer B] liggen te slapen. [slachtoffer A] wordt gesommeerd, onder bedreiging van het mes, zich aan te kleden en mee te gaan naar het café. [slachtoffer A] raakt gewond aan zijn hand. [medeverdachte D], [verdachte], [medeverdachte E] en [medeverdachte A] staan ook op de eerste verdieping in de buurt van de slaapkamer. Kort nadat [slachtoffer A] zich heeft aangekleed en zijn hand is verbonden, verlaten [medeverdachte E], [medeverdachte A] en [verdachte] de woning. [medeverdachte C], die buiten de woning is gebleven, heeft [medeverdachte A] namelijk telefonisch gezegd dat ze moeten vertrekken uit de woning. [medeverdachte D] verlaat de woning als hij [slachtoffer B] naar boven ziet lopen. Hij heeft al gezien dat er op de tweede verdieping nog twee mensen liggen te slapen en vreest voor escalatie. [slachtoffer B] heeft de mannen die daar slapen, [betrokkene C] en [betrokkene D], wakker gemaakt. [slachtoffer B] komt als eerste weer naar beneden op de eerste verdieping. [medeverdachte B] ziet dat [slachtoffer A] een wapen in zijn hand heeft en dat [slachtoffer A] het wapen wil doorladen. [medeverdachte B] springt op [slachtoffer A] om dit te voorkomen. In de worsteling die dan ontstaat, wordt [slachtoffer A] in zijn buik gestoken met het mes van [medeverdachte B]. [betrokkene C] en [betrokkene D], die inmiddels ook beneden zijn gekomen, zien dit en proberen [slachtoffer A] te ontzetten. [medeverdachte B] raakt bij dit gevecht gewond in zijn gezicht. [medeverdachte B] rolt vervolgens met [betrokkene C] van de trap. [medeverdachte B] vlucht dan naar de auto van [medeverdachte E]. Ook [medeverdachte D] zit in deze auto te wachten. Op enig moment is er een schot gelost.
Vrijspraak
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde overweegt de rechtbank dat niet wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte opzet in enige vorm heeft gehad op het door medeverdachte [medeverdachte B] toegepaste geweld. Uit niets blijkt dat de bedoelingen van de groep of verdachte waren om [slachtoffer A] te doden of te verwonden. Verdachte hoefde hier ook niet op te rekenen. Het geweld vond plaats nadat verdachte de woning al had verlaten en op dat moment was geen sprake meer van nauwe en bewuste samenwerking met betrekking tot het handelen van [medeverdachte B]. Verdachte zal hiervan dan ook worden vrijgesproken.
Om dezelfde reden dient verdachte te worden vrijgesproken van het onderdeel steken met het mes bij het onder 1, 6e aandachtsstreepje, ten laste gelegde.
De rechtbank heeft bij de beoordeling van het onder 1 ten laste gelegde acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 5 februari 2011, opgenomen vanaf pagina 21 van Map Verdachten 1 van dossier nummer 01GHR11014, proces-verbaalnummer 2011011686, inhoudende de verklaring van [slachtoffer A]:
Ze hadden iemand bij zich, [medeverdachte D]. Ik denk dat [medeverdachte D] de voordeur open heeft gedaan. Ze zijn via de achterdeur binnengekomen. Ze zijn naar boven gekomen. [medeverdachte B] had een mes bij zich en zat op mij. Hij zette het mes op mijn kin zodat ik niet omhoog kon komen. Hij zat met een hand op mijn gezicht en in de andere hand hield hij een mes dat hij tegen mijn keel drukte. Hij zat op mijn bovenlichaam. [medeverdachte B] zei tegen mij dat beneden twintig man zaten te wachten en dat ik direct mee moest gaan. Mijn vrouw kleedde zich aan. [medeverdachte B] stond voor mij met het mes. Hij heeft gezegd dat ik niet moest praten. Hij zei dat mijn vrouw zich ook aan moest kleden en dat wij beiden met hem mee moesten gaan. Ik zag eerst vier personen, [medeverdachte A], [medeverdachte B], [medeverdachte E] en [medeverdachte D] en er was nog een persoon, maar die ken ik niet.
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 4 februari 2011, opgenomen vanaf pagina 18 van Map Verdachten 1 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer B]:
Mijn man en ik sliepen op een matras. Ik werd wakker door geluiden en keek naast mij. Ik zag dat een lange man mijn man een hand voor de mond hield. Ook zag ik dat deze man een mes in zijn andere hand vasthield. Ik zag dat die man het mes voor de keel van mijn man hield en ik hoorde dat hij daarbij in het Turks zei: “Je moet gewoon naar mij luisteren, anders maak ik je dood.”
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 7 februari 2011, opgenomen vanaf pagina 28 van Map Verdachten 1 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer B]:
Ze wilden dat we allemaal mee gingen.
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 4 februari 2011, opgenomen vanaf pagina 19 van Map Verdachten 2 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [medeverdachte D]:
Ik ben toen met [medeverdachte B] naar de achterzijde van de woning gegaan. Aan de achterzijde bleek dat de deur op slot zat. [medeverdachte B] zei toen tegen mij dat ik via het openstaande raampje boven de deur naar binnen moest klimmen. [medeverdachte B] had een schroevendraaier bij zich en ik heb toen twee schroeven losgedraaid en ben daarna naar binnen geklommen. [medeverdachte B] hielp mij, hij heeft me opgetild en een duwtje gegeven. Ik ging naar binnen. Ik heb toen de deur open gedaan. Ik weet wel dat [medeverdachte B] een mes bij zich had op het moment dat hij de trap op ging.
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 4 februari 2011, opgenomen vanaf pagina 24 van Map Verdachten 2 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [medeverdachte D]:
Ik hoorde dat [medeverdachte B] zei: “Doe maar je kleren aan.” [slachtoffer A] zei toen dat hij zijn kleren aan zou doen.
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 5 februari 2011, opgenomen vanaf pagina 32 van Map Verdachten 2 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [medeverdachte D]:
Ik ben bij [verdachte] in de auto gestapt. [medeverdachte A], [medeverdachte E], [medeverdachte B], [verdachte] en ik waren toen met zijn allen op de eerste verdieping. [medeverdachte B] deed plotseling de deur open en stormde de slaapkamer in. Ik stond toen nog met [medeverdachte E] en [verdachte] in de hal op de eerste verdieping.
Een proces-verbaal van verhoor bij de rechter-commissaris d.d. 30 juni 2011, los bijgevoegd bij voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [medeverdachte E]:
Ik heb [verdachte] in de woning gezien, op de eerste verdieping.
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 15 februari 2011, opgenomen vanaf pagina 21 van Map Verdachten 2 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [verdachte]:
[medeverdachte D] heeft mij gevraagd of hij door mij naar Vinkhuizen kon worden gebracht. Ik zag dat [medeverdachte D] de schroefjes uit het raam draaide en naar binnen ging en de deur van binnen uit heeft geopend. Daarna gingen de andere mensen door de deur naar binnen. Ik ben van de achterzijde naar de voordeur gerend. Ik zag een bekende uit het café die naar binnen wilde. Ik ben teruggerend, heb de deur open gedaan en ben via de achterdeur weer terug gegaan. Nadat ik de deur had geopend, hoorde ik boven geschreeuw en zag dat een dikke man zich in de hand had gesneden en een pleister om deed. Ik was op de trap. Ik had nog twee treden te gaan.
De rechtbank acht op grond van bovenstaande bewijsmiddelen bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van voltooide wederrechtelijke vrijheidsberoving. Verdachte is naar café [naam café] gegaan in verband met de overval op [betrokkene B] in Assen eerder die nacht. Toen bleek dat het [betrokkene E] was die [slachtoffer A] getipt had over het vertrek van [betrokkene B] uit het café, is verdachte is naar de [Straat A] gereden, samen met [medeverdachte D]. Gezien de omstandigheden waaronder men naar de [Straat A] ging, met meerdere personen en naar aanleiding van de verdenking van een gewelddadige overval op [betrokkene B], kon verdachte er van uit gaan dat de intenties van de groep waarvan hij deel uit maakte niet vriendelijk waren. Gezien de wijze waarop men de woning is binnengedrongen, door braak en inklimming, was de groep vastberaden [slachtoffer A] te bereiken. De rechtbank gaat er van uit dat verdachte met [medeverdachte A], [medeverdachte B], [medeverdachte D] en [medeverdachte E] boven in de woning is geweest. Door de wijze waarop de groep heeft gehandeld bij en in de woning van [slachtoffer A], te weten: het inbreken, zich met een groep naar boven begeven, daar blijven staan terwijl één lid van de groep de bewoner wekt en onder bedreiging van een wapen vraagt mee te gaan, is sprake van voltooide wederrechtelijke vrijheidsberoving. Ook als een en ander plaats vindt binnen een korte tijdsspanne kan sprake zijn van voltooide wederrechtelijke vrijheidsberoving. Verdachte heeft door zijn aanwezigheid boven in de woning de groep getalsmatig versterkt en daarmee de dreiging die van de groep uit ging, vergroot. Gezien deze feitelijke gang van zaken is de rechtbank van oordeel dat verdachte nauw en bewust heeft samengewerkt met de andere personen die naar de [Straat A] zijn gegaan. De rechtbank acht niet bewezen dat de vrijheidsberoving is geschied, of gepoogd, ten aanzien van [slachtoffer B]. Zij was weliswaar tevens in de slaapkamer aanwezig op het moment dat [medeverdachte B] deze binnentrad, maar uit niets blijkt dat de intentie van verdachte en zijn groep erop gericht was om ook [slachtoffer B] aan te spreken of mee te nemen naar het café. Bovendien blijkt uit verschillende verklaringen dat zij in vrijheid via de gang naar de tweede verdieping kon lopen terwijl zich daar nog een aantal personen ophield. Verdachte zal dan ook vrijgesproken worden van dit onderdeel van de tenlastelegging.
Parketnummer 18/670239-10
Vrijspraak
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde overweegt de rechtbank dat niet wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte deze diefstal heeft gepleegd.
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde is de rechtbank van oordeel dat er weliswaar aanwijzingen zijn die duiden op betrokkenheid van verdachte bij deze inbraak, maar dat de bewijsmiddelen andere opties niet uitsluiten.
Verdachte zal dan ook worden vrijgesproken van zowel het onder 2 als onder 4 ten laste gelegde.
De rechtbank heeft bij de beoordeling van het onder 1, 3, 5 en 6 ten laste gelegde acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 24 november 2009, opgenomen vanaf pagina 88 van dossier nummer 2011010801 d.d. 3 februari 2011, inhoudende de verklaring van [slachtoffer C]:
Ik doe aangifte van een poging inbraak in mijn woning. Op donderdag 5 november tussen 9:00 en 22:30 uur heeft men in mijn woning ingebroken. Men heeft aan de voorzijde van de woning de loopdeur van de garage geforceerd. Deze deur was afgesloten. Men heeft de gehele woning doorzocht. In de woning op de benedenverdieping zijn diverse kasten geopend en doorzocht. De bovenverdieping is geheel doorzocht. Men heeft diverse kasten open gemaakt en laden doorzocht.
Een proces-verbaal d.d. 9 november 2009, opgenomen vanaf pagina 91 van voornoemd dossier, inhoudende:
Op vrijdag 6 november 2009 te 10:00 uur werd door mij, verbalisant, als forensisch onderzoeker op verzoek van de Politie Groningen een forensisch onderzoek naar sporen verricht in verband met een inbraak in een vrijstaande woning gelegen aan de [Straat B] te Groningen.
Ik zag sporen van braak op de loopdeur in de garagedeur aan de voorzijde van de woning. Op de slaapkamer van de benadeelde waren de kasten en lades doorzocht/leeggetrokken. Ik zag een deksel liggen die van een plastic koker was getrokken. De benadeelde vertelde dat de koker achter haar linnengoed had gestaan. Ik zag op deze koker vingerafdrukken. De sporen werden door mij veiliggesteld op folie. De volgende sporen van overtuiging werden in het belang van de bewijsvoering veiliggesteld.
Dactysporen
Spoor: 3056
SIN: AABJ8205NL
Op plastic koker
Spoor: 3057
SIN: AABJ8204NL
Op plastic koker
Een proces-verbaal d.d. 28 januari 2010, opgenomen vanaf pagina 93 van voornoemd dossier, inhoudende:
Uit het door het KLPD IPOL afdeling Dactyloscopie ingesteld vergelijkend onderzoek bleek dat de hieronder genoemde sporen zijn geïdentificeerd op afdrukken, voorkomende op het vingerafdrukkenblad van verdachte, [verdachte], geboren op [geboortedatum] te
[geboorteplaats]
SIN: AABJ8205NL
SIN: AABJ8204NL
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 30 november 2009, opgenomen vanaf pagina 128 van dossier nummer 2011010801 d.d. 3 februari 2011, inhoudende de verklaring van [slachtoffer E]:
Ik wil aangifte doen van inbraak in mijn woning. Tijdens de inbraak zijn er geen goederen uit mijn woning ontvreemd. Ik woon aan de [Straat D] te Sappemeer. Op 28 november 2009 ben ik rond 8:00 uur door mijn schoonzoon opgehaald bij mijn woning. De woning heb ik afgesloten. Omstreeks 21:50 uur werd ik weer teruggebracht naar huis. Eenmaal binnen zag ik dat er lades open stonden en spullen overhoop waren gehaald. Dit was zowel boven als beneden in mijn woning het geval. Verder zag ik dat een uitzetraampje van de keuken open stond en dat het uitzetijzer daarvan was afgebroken.
Een proces-verbaal d.d. 1 december 2009, opgenomen vanaf pagina 136 van voornoemd dossier, inhoudende:
Op zondag 29 november 2009 te 10:15 uur werd door mij, verbalisant, als forensisch onderzoeker op verzoek van de Politie Groningen een forensisch onderzoek naar sporen verricht in verband met een inbraak in een woning, gepleegd op zaterdag 28 november 2009 in een rijtjeswoning aan de [Straat D] te Sappemeer.
Ik zag dat het uitzetraampje van de keuken was geforceerd. Ik zag dat men met behulp van een breekvoorwerp het raampje had opengebroken waardoor het uitzetijzer van het raampje was afgebroken. Op het kozijn van het raampje en de omlijsting van het raampje zelf trof ik dactysporen aan, vermoedelijk achtergelaten door de dader(s) tijdens het inklimmen van het raampje. Ik heb deze dactysporen middels afname op folie en tape veiliggesteld voor nader onderzoek. Het volgende spoor van overtuiging werd in het belang van de bewijsvoering veiliggesteld.
Dactyspoor
Spoor: 3306
SIN: AAAI1256NL
Op kozijn inklimraam
Een proces-verbaal d.d. 28 januari 2010, opgenomen op pagina 135 van voornoemd dossier, inhoudende:
Uit het door het KLPD IPOL afdeling Dactyloscopie ingesteld vergelijkend onderzoek bleek dat het hieronder genoemde spoor is geïdentificeerd op een afdruk, voorkomende op het afdrukkenblad van voornoemde verdachte, [verdachte], geboren op [geboortedatum] te
[geboorteplaats].
SIN: AAAI1256NL
Ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 2 juni 2010, opgenomen vanaf pagina 236 van dossier nummer 2011010801 d.d. 3 februari 2011, inhoudende de verklaring van [slachtoffer G]:
Ik ben eigenaar van het Chinees-Indisch Restaurant [restaurant], gevestigd [adres] te Groningen. Op woensdag 2 juni omstreeks 2:30 uur werd ik wakker gemaakt door mijn zoon. Mijn zoon had iemand bij ons restaurant gezien welke zich verdacht ophield. Toen ik bij mijn restaurant ging kijken zag ik dat de cilindersloten van de voordeur, aan de zijde van het [Straat F], de achterdeur aan de zijde van de [Straat G] en de keukendeur aan de zijde van de [Straat G] waren afgebroken.
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 2 juni 2010, opgenomen vanaf pagina 239 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [getuige A]:
Op 2 juni 2010 omstreeks 2:20 uur zat ik in mijn slaapkamer in de woning aan de [Straat G]. Dit is een bovenwoning en precies tegenover de Chinees van mijn ouders. Mijn slaapkamer zit aan de straatkant van de [Straat G], waardoor ik kan horen wat daar gebeurt. Omstreeks 2:20 uur hoorde ik een raar geluid. Ik keek vervolgens naar buiten en zag bij de deur, welke toegang verschaft tot de keuken van de Chinees, een man staan. Hij nam een houding aan waaraan ik kon zien dat hij bezig was met het slot van de deur. Hierop ben ik naar mijn moeder gegaan en heb haar wakker gemaakt, evenals mijn broers en vader. Toen ben ik weer gaan kijken en zag ik dat de persoon niet meer bij de deur stond. Ik zag dat de eerder genoemde keukendeur open stond. Hierop ben ik samen met mijn broer naar beneden gegaan. Toen ik naar buiten liep zag ik ineens een tweede persoon. Deze rende snel weg richting [Straat F]. Ik zag op datzelfde moment dezelfde persoon, die eerste bij de keukendeur stond, uit de keuken komen waarop hij het op een rennen zette. Hierop hebben ik en mijn broer de achtervolging ingezet. Nadat de jongen na een tijdje uitgeput was, kreeg mijn broer hem te pakken. Hij deed zijn handen omhoog en gaf aan alles terug te willen betalen en dat hij geld nodig had. De jongen die ik uit de keuken zag komen is meegenomen naar het bureau. Ik kan u vertellen dat dit een jongen was van ongeveer 1.80 m. lang, lichtgetinte huidskleur en hij zag er erg jong uit.
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 2 juni 2010, opgenomen vanaf pagina 241 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [getuige B]:
Op woensdag 2 juni 2010 omstreeks 2:20 uur lag ik te slapen. Ik bevond mij op dat moment in perceel [Straat G] te Groningen. Mijn broer vertelde mij dat hij iets had gehoord en gezien bij het Chinese restaurant van mijn ouders. Ik ben vervolgens met mijn broer naar beneden gelopen. Toen wij de voordeur van onze woning uit kwamen zag ik links iemand weg rennen. Verder zag ik iemand via de keukendeur ons restaurant uitrennen. Ik ben toen onmiddellijk met mijn broer achter de man aangerend. Halverwege de [Straat G] lukte het ons de man in te halen. Ik zag dat de man vervolgens weer wegrende. Ik ben er toen samen met mijn broer weer achteraan gerend. Kennelijk werd de man moe want ik zag dat hij stopte met rennen. Ik hoorde dat de man zei: “Ik zal alles vergoeden.” De man is door de politie meegenomen.
Een proces-verbaal van aanhouding d.d. 2 juni 2010, opgenomen vanaf pagina 53 van voornoemd dossier, inhoudende:
Op woensdag 2 juni 2010 omstreeks 2:30 uur, kregen wij van de centralist van de meldkamer Groningen de melding te gaan naar de [Straat G] te Groningen alwaar op dat moment een inbraak gaande was bij een Chinees restaurant. Op woensdag 2 juni 2010 omstreeks 2:32 uur kwamen wij ter plaatse en zagen wij vier personen, waaronder een vrouw, ogenschijnlijk allen van Chinese afkomst, voor het Chinees restaurant aan de [Straat G] staan. Wij hoorden hen zeggen dat ze inbrekers hadden betrapt en dat een paar van hun achter de inbrekers waren aangerend in de richting van het [Straat H]. Wij zijn naar de aangewezen plek gereden en zagen een eindje verderop twee jongens van vermoedelijk Chinese afkomst bij een langere jongen met donker haar staan, naar later bleek [verdachte]. Wij zagen dat de jongens naar [verdachte] wezen en wij hoorden hen zeggen dat die jongen bij hun ingebroken had. Terwijl wij [verdachte]de handboeien aanlegden, hoorden wij de eerdergenoemde vrouw zeggen dat dit al de vierde keer was dat er bij hun ingebroken was. Hierop hoorden wij [verdachte]zeggen dat dit pas zijn eerste keer was.
Ten aanzien van het onder 6 ten laste gelegde
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 2 juni 2010, opgenomen vanaf pagina 245 van dossier nummer 2011010801 d.d. 3 februari 2011, inhoudende de verklaring van [slachtoffer H]:
Ik ben namens benadeelde, [bedrijf A], gerechtigd tot het doen van aangifte. Ik doe aangifte van inbraak. Ik ben eigenaar van [bedrijf A], gelegen aan de [adres] te Groningen. Op donderdag 20 mei 2010, omstreeks 18:00 uur, heb ik de zaak afgesloten. Op vrijdag 21 mei 2010, omstreeks 7:50 uur, opende ik de voordeur van de kapsalon en zag ik dat de kassalade op de toonbank lag. Ik zag dat deze leeg was. Ik ben naar de achterdeur gelopen en zag dat de achterdeur helemaal vernield was. Ik zag dat het raampje boven de deur was ingeslagen. Er zijn verschillende goederen weggenomen: 3 stuks zilverkleurige tondeuses, 2 stuks zwarte minitondeuses, 1 gele flattopper, 2 zwarte haardrogers, 2 zilverkleruige waterspuiten, tussen de 225 en 250 euro aan fooiengeld, 1 USB-stick, 6 diskettes.
Een proces-verbaal d.d. 28 juni 2010, opgenomen vanaf pagina 254 van voornoemd dossier, inhoudende:
Op vrijdag 21 mei 2010 te 9:15 uur werd door mij, verbalisant, als forensisch onderzoeker op verzoek van de Politie Groningen een forensisch onderzoek naar sporen verricht in verband met een inbraak in een winkel, gepleegd op donderdag 20 mei 2010 in een kapsalon aan de [adres] te Groningen.
Ik zag dat het slot van de achterdeur vernield was. Ik zag dat de slotplaat naar boven was gebogen. Ik zag dat de cilinder van het slot was afgebroken. De cilinder zag ik enkele meters achter de deur, buiten bij de brandgang, liggen. Ik zag dat het glas van de achterdeur was vernield. Ik zag glas buiten op de grond liggen. Ik zag achter het glas wat verbroken was een plexiglas zitten. Deze was nog intact. Ik zag aan het kozijn van de achterdeur aan de buitenkant enkele indrukken van een mij onbekend werktuig zitten. Ik heb een indruk en een tegendrukspoor veiliggesteld. Ik zag dat zich boven de achterdeur een bovenlicht bevond. Ik zag dat er hout van de onderkant van het bovenlichtje was verwijderd. Op de binnenkant van de achterdeur, onder het inklimraam, heb ik een fragment van een handpalm veiliggesteld. Op de achterdeur ter hoogte van de bovenste grendel aan de binnenkant en aan de binnenkant van het bovenlichtje heb ik bloed veiliggesteld middels twee wattenstaafjes. In het pand zag ik dat de dader het kantoor aan de achterzijde van het pand kennelijk heeft doorzocht. Ik zag dat in de kapsalon de kassalade open stond. Ik zag dat er een plastic bakje wat in de kassa hoort te zitten op de toonbank stond. De volgende sporen van overtuiging werden in het belang van de bewijsvoering veiliggesteld.
Dactyspoor
Spoor: 4727 (handpalm)
SIN: AAAE7637NL
Op deur binnenkant onder inklimraam
Biologische spoor
Spoor: 4726 (bloed)
SIN: AAAE7635NL
Op schuif van achterdeur binnenkant
Een proces-verbaal d.d. 22 juli 2010, opgenomen op pagina 253 van voornoemd dossier, inhoudende:
Uit het door het NFI ingesteld vergelijkend onderzoek bleek dat het hieronder genoemde spoor is geïdentificeerd op het DNA-profiel van voornoemde verdachte, [verdachte], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats].
SIN: AAAE7635NL
Een proces-verbaal d.d. 27 juli 2010, opgenomen op pagina 263 van voornoemd dossier, inhoudende:
Uit het door het KLPD IPOL afdeling Dactyloscopie ingesteld vergelijkend onderzoek bleek dat het hieronder genoemde spoor is geïdentificeerd op de handpalm, voorkomende op het vingerafdrukkenblad van voornoemde verdachte, [verdachte], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats].
SIN: AAAE7637NL
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte driemaal gepoogd heeft een inbraak te plegen en één maal een inbraak heeft gepleegd. Met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde overweegt de rechtbank daarbij dat verdachtes vingerafdruk is aangetroffen op een koker achter het linnengoed in de slaapkamer van aangeefster en dat hij daarvoor geen verklaring heeft gegeven. Met betrekking tot het onder 3 ten laste gelegde overweegt de rechtbank dat verdachtes vingerafdruk is aangetroffen op het kozijn van het inklimraam en dat verdachte ook daarvoor geen verklaring heeft. Het onder 1 en 3 ten laste gelegde is bovendien gepleegd in dezelfde periode. Met betrekking tot het onder 5 ten laste gelegde overweegt de rechtbank dat verdachte op heterdaad is betrapt en met zijn opmerkingen dat hij de schade wil vergoeden en dat het zijn eerste keer was, heeft hij impliciet bekend iets te maken te hebben met deze (poging tot) inbraak. Met betrekking tot het onder 6 ten laste gelegde overweegt de rechtbank dat ook hier verdachte geen verklaring heeft voor de in het pand aangetroffen sporen die aan hem zijn te linken.
Ten slotte overweegt de rechtbank dat zowel voor het in beslag nemen van de sporen alsmede voor de daaropvolgende onderzoeken geldt dat dit is gedaan door deskundigen volgens de regels die daarvoor gelden en met de waarborgen die daarvoor gelden. Uit het dossier valt niet af te leiden dat een en ander onzorgvuldig of op een wijze die afdoet aan de betrouwbaarheid van de onderzoeken, is gedaan. De rechtbank heeft dan ook geen reden om te twijfelen aan de uitkomsten van de onderzoeken en acht de uitkomsten bruikbaar voor het bewijs.
Bewezenverklaring
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
Parketnummer 18/670094-11
1.
hij op 3 februari 2011, te Groningen, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk [slachtoffer A], wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers hebben verdachte en zijn mededaders met dat opzet
- zich naar de woning [adres Straat A] begeven, alwaar die [slachtoffer A] zich bevond, en
- zich de toegang tot die woning [adres Straat A] verschaft door middel van braak, en inklimming, en
- zich met een mes in de hand naar de slaapkamer in die woning [adres Straat A] begeven, alwaar die [slachtoffer A] sliep, en
- dreigend een mes voor de keel van die [slachtoffer A] gehouden en daarbij die [slachtoffer A] de woorden toegevoegd: "Je moet naar mij luisteren, anders maak ik je dood.", en
- die [slachtoffer A] vastgehouden en op die [slachtoffer A] is gaan zitten, en
- die [slachtoffer A] een mes getoond en hierbij tegen die [slachtoffer A] gezegd dat hij zich moest aankleden en dat hij mee moest gaan.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder 1 primair meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten hersteld. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
Parketnummer 18/670239-10
1.
hij op 5 november 2009 te Groningen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning aan de
[Straat B] weg te nemen, goederen en/of geld, toebehorende aan [slachtoffer C], en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen door middel van braak,
- zich naar die woning heeft begeven en
- een deur van die woning heeft geforceerd en
- die woning is binnengegaan en
- die woning heeft doorzocht op geld en/of goederen van zijn gading,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op 28 november 2009 te Sappemeer, gemeente Hoogezand-Sappemeer, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning aan de [Straat D] weg te nemen goederen en/of geld, toebehorende aan [slachtoffer E], en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen door middel van braak en inklimming,
- zich naar die woning heeft begeven en
- een raam van die woning heeft geforceerd en
- die woning is binnengegaan en
- die woning heeft doorzocht op geld en/of goederen van zijn gading,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
5.
hij op 2 juni 2010, te Groningen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een bedrijfspand (Chinees-Indisch restaurant [restaurant]) weg te nemen
geld en/of goederen, toebehorende aan [slachtoffer G], en zich daarbij de toegang tot dat bedrijfspand te verschaffen door middel van braak, met zijn mededader,
- zich naar dat bedrijfspand heeft begeven en
- een of meer deuren van dat bedrijfspand heeft geforceerd en
- dat bedrijfspand is binnengegaan,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
6.
hij in het tijdvak van 20 t/m 21 mei 2010 te Groningen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een bedrijfspand ([bedrijf A]) heeft weggenomen een hoeveelheid geld en kappersartikelen, toebehorende aan [slachtoffer H] en/of [bedrijf A], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van
braak en inklimming.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder 1, 3, 5 en 6 meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten hersteld. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
Strafbaarheid van de feiten
Hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard, levert de volgende strafbare feiten op:
Parketnummer 18/670094-11
1. Medeplegen van opzettelijk iemand van de vrijheid beroven en beroofd houden
Parketnummer 18/670239-10
1. Poging tot diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdri jf heeft verschaft door middel van braak
3. Poging tot diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming
5. Poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak
6. Diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu ten aanzien van verdachte geen strafuitsluitings-gronden aanwezig worden geacht.
Strafoplegging
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 bij parketnummer 18/670094-11 en van het onder 1, 3, 4, 5 en 6 bij parketnummer 18/670239-10 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden met aftrek van de tijd die verdachte reeds heeft doorgebracht in voorlopige hechtenis, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met daarbij de bijzondere voorwaarde inhoudende verplicht toezicht door de Reclassering, wat ook kan inhouden het volgen van een covatraining en een budgetteringscursus. Het onder parketnummer 18/670094-11 ten laste gelegde betreft een ernstig feit dat zich heeft afgespeeld in een gesloten setting. Verdachte heeft meegedaan aan een vorm van eigenrichting die in onze maatschappij absoluut niet acceptabel is door de woning van iemand binnen te dringen, de bewoners te overmeesteren en van hun vrijheid te beroven. Daarnaast heeft verdachte nog een aantal (pogingen tot) inbraak gepleegd. Dit heeft enorme impact op de slachtoffers. Bovendien wordt de maatschappij de dupe door het doorberekenen van beveiligingskosten bij bedrijven. Alleen deze (pogingen tot) inbraak rechtvaardigen al een stevige gevangenisstraf. Hoewel verdachte eerder een voorwaardelijke straf niet aan kon, ziet de Reclassering nog wel mogelijkheden en adviseert daarom een deels voorwaardelijke straf. Gelet op al deze factoren en de persoon van verdachte is een aanzienlijke, maar deels voorwaardelijke gevangenisstraf, passend en geboden.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft, voor het geval de rechtbank (één van) de feiten bewezen mocht achten, gepleit voor een straf die de duur van het door verdachte tot op heden ondergane voorarrest niet overtreft. Verdachte heeft al lang in voorlopige hechtenis gezeten. Daarnaast heeft verdachte al ruim zes maanden elektronisch toezicht gehad, ook dat is zwaar.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en het aangaande zijn persoon opgemaakte reclasseringsrapport, alsmede de vordering van de officier van justitie.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan wederrechtelijke vrijheidsberoving door met een aantal personen andermans woning binnen te dringen, de bewoner te wekken en deze onder bedreiging van een wapen te dwingen mee te gaan. De woning is bij uitstek de plaats waar men zich veilig en vrij dient te voelen. Een dergelijk feit maakt op grove wijze inbreuk op deze gevoelens van veiligheid. Hoewel verdachte naar het oordeel van de rechtbank niet de grootste rol heeft gehad, is zijn bijdrage nog altijd wezenlijk. Verdachte heeft door de woning binnen te gaan en boven aanwezig te zijn de groep versterkt en de dreiging die daar van uit ging, vergroot. Deze actie, die is ingegeven als reactie op de overval op [betrokkene B], betreft een ernstige vorm van eigenrichting die in de samenleving niet getolereerd kan worden. Dit feit rechtvaardigt een gevangenisstraf van aanzienlijke duur. Voorts heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een drietal pogingen tot inbraak en één voltooide inbraak. Het inbreken in andermans woning of in een bedrijf heeft gevolgen voor zowel de slachtoffers, die zich niet meer veilig voelen in hun eigen domein, als voor de maatschappij, die geconfronteerd wordt met de doorberekening in de prijzen en verzekeringspremies. Ook voor deze feiten is een aanzienlijke gevangenisstraf in beginsel op zijn plaats. De Reclassering adviseert in haar rapport d.d. 4 juli 2011 een deels voorwaardelijke straf. De rechtbank ziet, gezien de houding van verdachte tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis en het manipuleren van de enkelband die hij in dat kader droeg, geen aanleiding een voorwaardelijk strafdeel op te leggen. Verdachte heeft met zijn gedrag laten zien dat hij niet om kan gaan met de aan het toezicht verbonden voorwaarden. De rechtbank houdt ook rekening met de justitiële documentatie van verdachte waaruit blijkt dat hij reeds eerder veroordeeld is voor vermogenscriminaliteit.
De rechtbank is, alles overziend, van oordeel dat een gevangenisstraf van na te noemen duur passend en geboden is.
Vorderingen van de benadeelde partijen (18/670239-10)
Als benadeelde partij bij het onder 2 ten laste gelegde van parketnummer 18/670239-10 heeft zich in het strafproces gevoegd [slachtoffer D], wonende te Hoogezand.
De benadeelde partij heeft schriftelijk opgave gedaan van de inhoud van de vordering en van de gronden waarop deze berust.
Als benadeelde partij bij het onder 5 ten laste gelegde van parketnummer 18/670239-10 heeft zich in het strafproces gevoegd [slachtoffer G], wonende te Groningen.
De benadeelde partij heeft schriftelijk opgave gedaan van de inhoud van de vordering en van de gronden waarop deze berust.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer D] niet-ontvankelijk moet worden verklaard nu zij vrijspraak heeft gevorderd voor het onder 2 ten laste gelegde.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer G] gedeeltelijk zal worden toegewezen tot een bedrag van € 717,25 (nota d.d. 3 juni 2010 van [bedrijf]) met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, voor het overige dient de vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard. Er was enkel sprake van een poging tot inbraak, in de aangifte is niet genoemd dat er iets is weggenomen. Enkel de braakschade komt dan ook voor vergoeding in aanmerking.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat beide vorderingen niet-ontvankelijk moeten worden verklaard nu zij van mening is dat verdachte van zowel het onder 2 als onder 5 ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken.
Beoordeling
Verdachte is vrijgesproken van het onder 2 ten laste gelegde van parketnummer 18/670239-10. De rechtbank zal daarom bepalen dat de benadeelde partij [slachtoffer D] in haar vordering niet-ontvankelijk is. Dit houdt in dat de vordering niet in dit strafgeding wordt afgedaan, maar slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Naar het oordeel van de rechtbank is uit het onderzoek ter terechtzitting komen vast te staan dat de benadeelde partij [slachtoffer G] als gevolg van het onder 5 van parketnummer 18/670239-10 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 717,25. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen. Het overige gedeelte van de vordering zal de rechtbank niet-ontvankelijk verklaren. Daarbij overweegt de rechtbank dat er slechts sprake is geweest van een poging tot inbraak waarbij geen goederen of geld zijn buit gemaakt. Hiervan is ook geen melding gemaakt in de aangifte. Alleen de door de benadeelde partij geleden braakschade komt dan ook voor vergoeding in aanmerking.
Hoofdelijkheid
Verdachte is niet tot vergoeding van bovengenoemd bedrag gehouden voorzover dit al door verdachtes mededader is voldaan.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal aan verdachte de verplichting opleggen voornoemd geldbedrag ten behoeve van de benadeelde partij aan de Staat te betalen. De rechtbank heeft daartoe besloten omdat verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht en het belang van de benadeelde partij ermee is gediend niet zelf te worden belast met het innen van de toegewezen schadevergoeding.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 24c, 36f, 45, 47, 57, 282 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank:
Verklaart het onder 2 ten laste gelegde bij parketnummer 18/670094-11 niet wettig en overtuigend bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2 en 4 ten laste gelegde bij parketnummer 18/670239-10 niet wettig en overtuigend bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 ten laste gelegde bij parketnummer 18/670094-11 wettig en overtuigend bewezen zoals hiervoor is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart het onder 1, 3, 5 en 6 ten laste gelegde bij parketnummer 18/670239-10
wettig en overtuigend bewezen zoals hiervoor is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart het meer of anders onder 1 ten laste gelegde bij parketnummer 18/670094-11 niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het meer of anders onder 1, 3, 5 en 6 ten laste gelegde bij parketnummer 18/670239-10 niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte voor het bewezen- en strafbaar verklaarde tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden.
Beveelt dat bij de tenuitvoerlegging van deze straf de tijd die veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht tenzij die tijd op een andere straf in mindering is gebracht.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij, parketnummer 18/670239-10, onder 2
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer D], wonende te Hoogezand, in de vordering niet-ontvankelijk.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de veroordeelde ieder de eigen kosten dragen.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij, parketnummer 18/670239-10 onder 5
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer G], wonende te Groningen, gedeeltelijk toe en veroordeelt de veroordeelde tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van € 717,25 (zegge: zevenhonderdzeventien euro en vijfentwintig cent).
Verklaart de benadeelde partij voor het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk.
Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
De veroordeelde is niet tot vergoeding van bovengenoemd bedrag gehouden voorzover dit al door veroordeeldes mededader is voldaan.
Verplicht de veroordeelde aan de Staat te betalen een geldbedrag van € 717,25 (zegge zevenhonderdzeventien euro en vijfentwintig cent) ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer G], wonende te Groningen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 14 dagen hechtenis. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Heeft de veroordeelde voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 717,25 ten behoeve van de benadeelde partij, dan vervalt de verplichting om dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen. Dit geldt ook omgekeerd: heeft de veroordeelde de vordering van de benadeelde partij betaald, dan vervalt de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat.
Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. H.L. Stuiver, voorzitter, L.M.E. Kiezebrink en
G. Eelsing, in tegenwoordigheid van mr. A.J. van Baren, griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 5 augustus 2011.