ECLI:NL:RBGRO:2011:BR4309

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
5 augustus 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
18/670070-11
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving met vrijspraak van poging tot moord

In deze zaak heeft de Rechtbank Groningen op 5 augustus 2011 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving. De verdachte, geboren in [geboorteplaats] en thans preventief gedetineerd, was betrokken bij een incident op 3 februari 2011 in Groningen, waarbij hij samen met anderen de woning van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] binnendrong. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn mededaders zich toegang tot de woning verschaften door middel van braak en inklimming, en dat zij onder bedreiging van een mes [slachtoffer 1] dwongen zich aan te kleden en mee te gaan. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan voltooide wederrechtelijke vrijheidsberoving, maar heeft hem vrijgesproken van de poging tot moord, omdat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte opzet had op het geweld dat door een medeverdachte werd gepleegd. De rechtbank heeft de rol van de verdachte in het geheel als wezenlijk beoordeeld, maar niet als de grootste. De rechtbank heeft een gevangenisstraf van 8 maanden opgelegd, zonder voorwaardelijk deel, en heeft de tijd in voorlopige hechtenis in mindering gebracht. De uitspraak is gedaan in het kader van een meervoudige kamer voor strafzaken, waarbij de officier van justitie een gevangenisstraf van 24 maanden had geëist, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. De rechtbank heeft de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is gepleegd in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector Strafrecht
parketnummer: 18/670070-11 (promis)
datum uitspraak: 5 augustus 2011
op tegenspraak
raadsvrouw: mr. L.S. Wachters
V O N N I S
van de rechtbank Groningen, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum,
wonende te [woonplaats], [straatnaam],
thans preventief gedetineerd in de P.I. Noord, gevangenis De Marwei te Leeuwarden.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van
30 mei 2011, 7 juli 2011 en 22 juli 2011.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 3 februari 2011, te Groningen, in elk geval in de gemeente Groningen,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een of meer personen, genaamd [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft (hebben) verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) met dat opzet
- zich naar de woning [straatnaam woning slachtoffers] begeven, alwaar die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2], zich bevond(en), en/of
- zich de toegang tot die woning [straatnaam woning slachtoffers] verschaft door middel van braak, verbreking, inklimming en/of valse sleutels, en/of
- zich met een mes, pistool en/of stok in de hand naar de/een slaapkamer in die woning [straatnaam woning slachtoffers] begeven, alwaar die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] sliep(en), althans aanwezig waren/was, en/of
- dreigend een mes voor de keel van die [slachtoffer 1] gehouden en daarbij die [slachtoffer 1] de woorden toegevoegd: "Je moet naar mij luisteren, anders maak ik je dood. Ben jij [betrokkene 1]?", althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en/of
- die [slachtoffer 1] vastgehouden en/of op die [slachtoffer 1] is gaan liggen en/of zitten, en/of
- die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, met een mes in de buik en/of de/een zij, althans het lichaam gestoken, en/of
- die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] een mes getoond en hierbij tegen die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] gezegd dat hij/zij zich moest(en) aankleden en dat hij/zij mee moest(en) gaan, althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
althans indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht leiden, dat
hij op of omstreeks 3 februari 2011, te Groningen, in elk geval in de gemeente Groningen,
ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een of meer personen, genaamd [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2],
wederrechtelijk van de vrijheid te beroven en/of beroofd te houden, met dat opzet
- zich naar de woning [straatnaam woning slachtoffers] heeft begeven, alwaar die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2], zich bevond(en), en/of
- zich de toegang tot die woning [straatnaam woning slachtoffers] heeft verschaft door middel van braak, verbreking, inklimming en/of valse sleutels, en/of
- zich met een mes, pistool en/of stok in de hand naar de/een slaapkamer in die woning [straatnaam woning slachtoffers] heeft begeven alwaar die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] sliep(en), althans aanwezig waren/was, en/of
- dreigend een mes voor de keel van die [slachtoffer 1] heeft gehouden en daarbij die [slachtoffer 1] de woorden heeft toegevoegd: "Je moet naar mij luisteren, anders maak ik je dood. Ben jij [betrokkene 1]?", althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en/of
- die [slachtoffer 1] heeft vastgehouden en/of op die [slachtoffer 1] is gaan liggen en/of zitten, en/of
- die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, met een mes in de buik en/of de/een zij, althans het lichaam heeft gestoken, en/of
- die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] een mes heeft getoond en hierbij tegen die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] heeft gezegd dat hij/zij zich moest(en) aankleden en dat hij/zij mee moest(en) gaan, althans woorden van gelijke aard en/of strekking,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 3 februari 2011, te Groningen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade een, persoon, genaamd [slachtoffer 1], van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg,
- zich naar de woning [straatnaam woning slachtoffers] heeft begeven, alwaar die [slachtoffer 1] zich bevond, en/of
- zich de toegang tot die woning [straatnaam woning slachtoffers] heeft verschaft door middel van braak, verbreking, inklimming en/of valse sleutels, en/of
- zich met een mes, pistool en/of stok in de hand naar de/een slaapkamer in die woning [straatnaam woning slachtoffers] heeft begeven, alwaar die [slachtoffer 1] sliep, althans aanwezig was, en/of
- dreigend een mes voor de keel van die [slachtoffer 1] heeft gehouden en daarbij die [slachtoffer 1] de woorden heeft toegevoegd: "Je moet naar mij luisteren, anders maak ik je dood. Ben jij [betrokkene 1]?", althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en/of
- die [slachtoffer 1] heeft vastgehouden, en/of
- die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, met een mes in de buik en/of de/een zij, althans het lichaam heeft gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Bewijsvraag
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat het onder 1 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. Van het onder 2 aan verdachte ten laste gelegde heeft de officier van justitie vrijspraak gevorderd.
Met betrekking tot het onder 1 primair ten laste gelegde heeft de officier van justitie het volgende aangevoerd. De verklaringen over het incident aan de [straatnaam woning slachtoffers] lopen sterk uiteen. Het doel van de personen die richting [straatnaam woning slachtoffers] zijn gegaan, zou zijn geweest om te praten met [slachtoffer 1]. Het is echter de vraag of dat ook echt zo was gezien de omstandigheden. [betrokkene 2] was net op gewelddadige wijze overvallen. Er wordt dan niet besloten de politie in te schakelen, maar men wil het zelf oplossen. Er gaat vervolgens een groep personen naar de woning van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] aan de [straatnaam woning slachtoffers] en er wordt via een raampje ingebroken om de woning binnen te komen. Onder deze omstandigheden kan een criminele intentie al snel worden aangenomen. Uit verschillende verklaringen kan desalniettemin worden afgeleid dat het plan bestond om [slachtoffer 1] van huis op te halen en naar café [naam café] te brengen. Een aantal personen gaat vervolgens de woning binnen. Verdachten [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] verklaren in grote lijnen gelijk en zelfs op punten belastend voor zichzelf. Ook komen zij, met uitzondering van [medeverdachte 1], in latere verhoren niet terug op de kernpunten van hun verklaringen. Dat geeft de officier van justitie aanleiding om hun verklaringen betrouwbaar te achten en voor een groot deel uit te gaan van hun lezing van de gebeurtenissen in de woning. Op basis van deze verklaringen, in onderlinge samenhang bezien met de overige verklaringen, gaat de officier van justitie er van uit dat [medeverdachte 2], [medeverdachte 1], [medeverdachte 3], [verdachte] en [medeverdachte 5] in de woning aan de [straatnaam woning slachtoffers] zijn geweest.
De officier van justitie gaat uit van de volgende gang van zaken in de woning. [medeverdachte 2] is degene geweest die door het raampje is geklommen en de deur voor de overige aanwezigen heeft geopend zodat iedereen uiteindelijk de woning binnen kon komen. [medeverdachte 3] pakt een mes uit de keuken en loopt hiermee naar boven. [medeverdachte 3] gaat de slaapkamer in en er ontstaat een confrontatie met [slachtoffer 1] waarbij [slachtoffer 1] zijn hand verwondt. Vervolgens ontstaat een moment van relatieve rust. [slachtoffer 2] gaat op dat moment naar de tweede verdieping om een T-shirt te halen. Zij maakt daar [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3] wakker. In de tussentijd zijn ook [medeverdachte 4] en [betrokkene 1] bij de woning gearriveerd. Omdat zij vrezen voor escalatie vertrekken zij weer. [medeverdachte 4] heeft dan telefonisch contact met [medeverdachte 5], die zich op dat moment in de woning bevindt, en probeert de personen in de woning te bewegen de woning te verlaten. [medeverdachte 1], [verdachte] en [medeverdachte 5] verlaten vervolgens de woning. Op het moment dat [slachtoffer 2] naar boven loopt voorziet [medeverdachte 2] problemen, hij verlaat op dat moment ook de woning. Als [slachtoffer 2] naar beneden komt met [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3] escaleert de situatie. [medeverdachte 3] steekt [slachtoffer 1] in zijn buik. Dat is een vreemde, niet zonder meer te plaatsen actie, aangezien [medeverdachte 3] tot dan toe het voor elkaar leek te hebben dat [slachtoffer 1] met hem mee zou gaan. [medeverdachte 3] verklaart hierover dat [slachtoffer 1] van [slachtoffer 2] een T-shirt overhandigd kreeg met daarin een vuurwapen dat [slachtoffer 1] wilde doorladen. [medeverdachte 3] wilde dit voorkomen en heeft zich om die reden op [slachtoffer 1] gestort. Er ontstond een worsteling waarbij [slachtoffer 1] is gestoken. De verklaring van [slachtoffer 1] voor deze escalatie is een geheel andere. Zijn lezing acht de officier van justitie echter niet aannemelijk. Alleen [slachtoffer 2] bevestigt deze lezing, maar haar verklaring is niet geloofwaardig nu deze mede gezien moet worden in het licht van de brief die [slachtoffer 1] in de gevangenis schrijft aan [slachtoffer 2]. Een volkomen onvoorstelbaar element in deze lezing is bovendien dat [medeverdachte 5] een wapen zou hebben dat hij op een gegeven moment op de strijkplank achterlaat.
Volgens de officier van justitie is er sprake geweest van voltooide wederrechtelijke vrijheidsberoving. [slachtoffer 1] werd verdacht van de gewelddadige overval op [betrokkene 2] eerder die nacht, [slachtoffer 1] moest daarom opgehaald worden om in het café met hem over deze kwestie te spreken. Men is met niet vriendelijke bedoelingen met een aantal personen naar de woning van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] gegaan en men is de woning door middel van braak en inklimming binnengedrongen. Zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] worden in hun eigen slaapkamer gewekt en moeten doen wat hen wordt gezegd. Ze kunnen niet gaan en staan waar zij willen. Volgens de Hoge Raad (HR 23 april 1985, NJ 1985, 891) is zelfs een korte periode waarin men niet zelf mag bepalen waar men gaat, voldoende om een voltooide vrijheidsberoving aan te nemen.
Met betrekking tot het medeplegen heeft de officier van justitie naar voren gebracht dat hiervoor nauwe en bewuste samenwerking vereist is. Er is niet gebleken van een plan om [slachtoffer 1] van het leven te beroven of te verwonden. Wel moesten de personen die naar de [straatnaam woning slachtoffers] vertrokken rekening houden met de risico’s die aan het bezoek zouden kunnen kleven gezien de aanleiding van het bezoek en de reputatie van [slachtoffer 1]. De drang om [slachtoffer 1] te vinden en mee te nemen was groot, gezien de wijze waarop de woning wordt binnengedrongen. Verdachte was aanwezig in de woning en heeft hiermee de groep getalsmatig versterkt, hun positie kracht bij gezet en de dreiging vergroot. Daarbij waren [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] aan het slapen, zij bevonden zich dus in een zwakke positie. Verdachte zag bovendien een mes bij [medeverdachte 3]. Het meebrengen van wapens, of de wetenschap van het meebrengen van wapens door medeverdachten, is een belangrijke aanwijzing voor het aannemen van voorwaardelijk opzet en medeplegen. Hij heeft zich niet gedistantieerd en hij heeft niet geprobeerd om [medeverdachte 3] tegen te houden. Verdachte kan dan ook worden aangemerkt als medepleger van de voltooide wederrechtelijke vrijheidsberoving, met uitzondering van het onderdeel steken met het mes (6e aandachtsstreepje).
Met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde heeft de officier van justitie het volgende aangevoerd. Het steken van [slachtoffer 1] door [medeverdachte 3] kan volgens de officier van justitie worden gekwalificeerd als een poging tot doodslag. Van kalm beraad is geen sprake geweest, daarmee is er geen sprake van een poging tot moord. De gedraging van [medeverdachte 3] is naar zijn uiterlijke verschijningsvorm echter wel te beschouwen als zodanig gericht op een bepaald gevolg, dat het niet anders kan zijn dan dat daarmee de aanmerkelijke kans op het betreffende gevolg wordt aanvaard. Het steken met een mes in de zij, een plek waar zich vitale organen bevinden, kan fatale gevolgen hebben.
Verdachte dient echter te worden vrijgesproken van het medeplegen van deze poging tot doodslag. Hij heeft geen uitvoeringshandelingen verricht en is niet in de slaapkamer aanwezig geweest. Pas ná het moment van relatieve rust is de situatie geëscaleerd en is er gestoken. Tót dat moment was er wel sprake van nauwe en bewuste samenwerking met betrekking tot de wederrechtelijke vrijheidsberoving. Ná dat moment kan niet gezegd worden dat het voorwaardelijk opzet gericht was op de dood of de mishandeling van [slachtoffer 1]. De gedragingen van verdachte hebben weliswaar bijgedragen aan het ontstaan van een risicovolle situatie, maar staan in onvoldoende nauw verband met het gepleegde geweld om van een voorwaardelijk opzet op de dood of nauwe en bewuste samenwerking bij de uitvoering van het delict te spreken.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van al hetgeen aan hem ten laste is gelegd. Zij heeft daarbij aangegeven dat verdachte op verzoek van [medeverdachte 4] terug is gegaan naar café [naam café]. [medeverdachte 4] had de leiding en bepaalde dat verdachte mee moest gaan naar [slachtoffer 1] om de zaak met hem te bespreken en hem te vragen mee te komen naar [naam café]. Verdachte is daar uit de auto geweest, maar met hem is niet overlegd over het binnengaan van de woning. De deur blijkt open en verdachte gaat dan de woning in en naar boven omdat hij daar mensen hoort praten. Op het moment dat hij ziet dat [medeverdachte 3] een mes in handen heeft en [slachtoffer 1] bloed aan zijn handen verlaat hij direct de woning. Hij is misschien een halve minuut in de woning geweest. Hij is vervolgens zijn auto in gestapt en heeft [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] naar het ziekenhuis gereden en afgezet. Hij kon weinig anders doen gezien de verwondingen van [medeverdachte 3]. De verklaring van verdachte wordt ondersteund door andere verklaringen. Uit geen van de verklaringen, met uitzondering van die van [slachtoffer 2], blijkt dat verdachte in de slaapkamer is geweest. De verklaring van [slachtoffer 2] staat op zichzelf en is niet geloofwaardig. Het enige wat verdachte verweten kan worden is dat hij naar de [straatnaam woning slachtoffers] is gereden. Hij was niet op de hoogte van het plan om in te breken, noch is hij hierbij aanwezig geweest. Hij heeft geen deel gehad in de toepassing van enig geweld of bedreiging daarmee. [medeverdachte 3] heeft geweld gebruikt, maar ook zijn handelen kan geen vrijheidsberoving opleveren. De periode was te kort om te kunnen spreken van vrijheidsberoving, elke overval zou dan een vrijheidsberoving inhouden. Zeker ten aanzien van [slachtoffer 2] is geen sprake geweest van vrijheidsberoving, zij kon zich vrij bewegen. Mocht de rechtbank van oordeel zijn dat wel sprake is van vrijheidsberoving jegens [slachtoffer 1], dan nog kan verdachte niet worden aangemerkt als medepleger. Er is geen sprake van nauwe en bewuste samenwerking. Verdachte heeft geen uitvoeringshandelingen verricht en is op geen enkele manier feitelijk betrokken of behulpzaam geweest. Er was ook geen plan om [slachtoffer 1] van zijn vrijheid te beroven, er zijn geen afspraken gemaakt.
Ook is er geen begin van uitvoering geweest om van een poging te kunnen spreken. Zo waren er geen afspraken gemaakt over hoe en in wiens auto [slachtoffer 1] vervoerd zou moeten worden en er waren geen benodigdheden meegenomen om hem vast te binden.
Met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde heeft de raadsvrouw bepleit dat verdachte geen medepleger is. Wederom was er geen vooropgezet plan om [slachtoffer 1] iets aan te doen. Verdachte heeft zich gedistantieerd voordat er geweld is gepleegd. Hij heeft dan ook op geen enkele wijze bijgedragen aan dit feit.
Beoordeling
De rechtbank gaat uit van het volgende scenario. In de nacht van 2 op 3 februari 2011 overhandigt [medeverdachte 4] in café [naam café] te Groningen een geldbedrag van
€ 15.000,-- aan zijn broer [betrokkene 2]. [betrokkene 2] vertrekt enige tijd later in de nacht naar zijn woning aan de [straatnaam woning betrokkene 2] te Assen. Op het moment dat [betrokkene 2] zijn woning in Assen binnengaat, wordt hij door drie mannen, gewapend met een ploertendoder en een pistool en twee van hen met bivakmuts, overvallen. Hij wordt naar binnen geduwd en naar boven gedwongen, zijn handen en mond worden afgeplakt met tape, hij wordt bedreigd met het pistool en uiteindelijk wordt hij opgesloten in een kamer. [betrokkene 2] weet zich uiteindelijk, als de mannen zijn woning hebben verlaten, te bevrijden. Het geld dat hij eerder die nacht van zijn broer had gekregen, blijkt te zijn weggenomen. [betrokkene 2] rijdt vervolgens terug naar café [naam café] waar hij aan zijn broer [medeverdachte 4] vertelt wat er is gebeurd. Hij vertelt aan verschillende mensen dat er geld en een hoeveelheid verdovende middelen uit zijn woning zijn weggenomen.
[medeverdachte 4] wil uitzoeken wie er bij de overval betrokken zijn en vermoedt al snel dat er een tipgever moet zijn geweest. Hij zorgt er, als oudste van de familie, voor dat alle bezoekers die die avond en nacht het café hebben bezocht, terug komen naar het café. Er wordt overleg gepleegd en [medeverdachte 2] is degene die vertelt dat hij zijn broer, [betrokkene 3], verdenkt van betrokkenheid bij de overval. Ook [betrokkene 3] wordt daarom van huis gehaald. Geconfronteerd met sms’jes in zijn telefoon geeft [betrokkene 3] toe dat hij [slachtoffer 1] heeft getipt over het vertrek van [betrokkene 2]. Een aantal mensen gaat vanuit het café naar [slachtoffer 1]. Hoewel niet vast staat dat er vooraf vastomlijnde plannen zijn gemaakt, is wel duidelijk dat de intentie is dat [slachtoffer 1] van huis moet worden opgehaald om in het café verantwoording af te leggen. [medeverdachte 3] en [verdachte] vertrekken in één auto naar de [straatnaam woning slachtoffers]. [betrokkene 1] is inmiddels op verzoek van [medeverdachte 4] ook naar het café gekomen en gaat samen met [medeverdachte 5] naar een ander mogelijk verblijfadres van [slachtoffer 1]. [slachtoffer 1] blijkt echter te verblijven aan de [straatnaam woning slachtoffers]. Er staan daar auto’s met Duitse kentekens voor de woning. [medeverdachte 5] en [betrokkene 1] komen terug naar het café en vertrekken vervolgens met [medeverdachte 4] ook richting [straatnaam woning slachtoffers]. Ondertussen is ook [medeverdachte 2] met [medeverdachte 1] bij de [straatnaam woning slachtoffers] aangekomen. Bij de woning van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] weet [medeverdachte 2] met een schroevendraaier een bovenraampje open te breken en de woning in te klimmen. Hij opent de deur voor de anderen. [medeverdachte 3] pakt een mes uit de keuken en loopt naar boven. [medeverdachte 2] loopt voorop en kijkt op alle verdiepingen in de kamers. [medeverdachte 3] gaat dan de slaapkamer in waar [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] liggen te slapen. [slachtoffer 1] wordt gesommeerd, onder bedreiging van het mes, zich aan te kleden en mee te gaan naar het café. [slachtoffer 1] raakt gewond aan zijn hand. [medeverdachte 2], [medeverdachte 1], [verdachte] en [medeverdachte 5] staan ook op de eerste verdieping in de buurt van de slaapkamer. Kort nadat [slachtoffer 1] zich heeft aangekleed en zijn hand is verbonden, verlaten [verdachte], [medeverdachte 5] en [medeverdachte 1] de woning. [medeverdachte 4], die buiten de woning is gebleven, heeft [medeverdachte 5] namelijk telefonisch gezegd dat ze moeten vertrekken uit de woning. [medeverdachte 2] verlaat de woning als hij [slachtoffer 2] naar boven ziet lopen. Hij heeft al gezien dat er op de tweede verdieping nog twee mensen liggen te slapen en vreest voor escalatie. [slachtoffer 2] heeft de mannen die daar slapen, [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3], wakker gemaakt. [slachtoffer 2] komt als eerste weer naar beneden op de eerste verdieping. [medeverdachte 3] ziet dat [slachtoffer 1] een wapen in zijn hand heeft en dat [slachtoffer 1] het wapen wil doorladen. [medeverdachte 3] springt op [slachtoffer 1] om dit te voorkomen. In de worsteling die dan ontstaat, wordt [slachtoffer 1] in zijn buik gestoken met het mes van [medeverdachte 3]. [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3], die inmiddels ook beneden zijn gekomen, zien dit en proberen [slachtoffer 1] te ontzetten. [medeverdachte 3] raakt bij dit gevecht gewond in zijn gezicht. [medeverdachte 3] rolt vervolgens met [slachtoffer 4] van de trap. [medeverdachte 3] vlucht dan naar de auto van [verdachte]. Ook [medeverdachte 2] zit in deze auto te wachten. Op enig moment is er een schot gelost.
Vrijspraak
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde overweegt de rechtbank dat niet wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte opzet in enige vorm heeft gehad op het door medeverdachte [medeverdachte 3] toegepaste geweld. Uit niets blijkt dat de bedoelingen van de groep of verdachte was om [slachtoffer 1] te doden of te verwonden. Verdachte hoefde hier ook niet op te rekenen. Het geweld vond plaats nadat verdachte de woning al had verlaten en op dat moment was geen sprake meer van nauwe en bewuste samenwerking met betrekking tot het handelen van [medeverdachte 3]. Verdachte zal hiervan dan ook worden vrijgesproken.
Om dezelfde reden dient verdachte te worden vrijgesproken van het onderdeel steken met het mes bij het onder 1, 6e aandachtsstreepje, ten laste gelegde.
De rechtbank heeft bij de beoordeling van het onder 1 ten laste gelegde acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
De verklaring door verdachte op de terechtzitting afgelegd:
[medeverdachte 3], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] waren achter de woning met mij. [medeverdachte 3] zou gaan praten met diegene. Ik was benieuwd en daarom ben ik achter [medeverdachte 3] aangegaan naar de achterkant van het huis. Ik ben via de voordeur binnen gekomen, ik weet niet wie er open deed. Toen ik aan de voorkant kwam stond de deur open. [medeverdachte 2], [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] waren al binnen, ik hoorde hen boven praten. Ik ben naar boven gegaan maar ben niet lang gebleven. Ik ben de trap op gegaan, daar stond [medeverdachte 2]. [medeverdachte 1] stond in de deuropening. [medeverdachte 3] stond in de slaapkamer, [slachtoffer 1] was daar toen ook. [slachtoffer 2] was nog in bed. [medeverdachte 3] stond tegenover [slachtoffer 1]. Ik zag bloed in de hand van [slachtoffer 1], hij probeerde een witte doek om zijn hand te doen. [medeverdachte 3] hield een mes in zijn hand. Toen ik dit zag, ben ik weggegaan. Ik ben toen de woning uitgegaan en naar de auto gelopen.
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 5 februari 2011, opgenomen vanaf pagina 21 van Map Verdachten 1 van dossier nummer 01GHR11014, proces-verbaalnummer 2011011686, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1]:
Ze hadden iemand bij zich, [medeverdachte 2]. Ik denk dat [medeverdachte 2] de voordeur open heeft gedaan. Ze zijn via de achterdeur binnengekomen. Ze zijn naar boven gekomen. [medeverdachte 3] had een mes bij zich en zat op mij. Hij zette het mes op mijn kin zodat ik niet omhoog kon komen. Hij zat met een hand op mijn gezicht en in de andere hand hield hij een mes dat hij tegen mijn keel drukte. Hij zat op mijn bovenlichaam. [medeverdachte 3] zei tegen mij dat beneden twintig man zaten te wachten en dat ik direct mee moest gaan. Mijn vrouw kleedde zich aan. [medeverdachte 3] stond voor mij met het mes. Hij heeft gezegd dat ik niet moest praten. Hij zei dat mijn vrouw zich ook aan moest kleden en dat wij beiden met hem mee moesten gaan. Ik zag eerst vier personen, [medeverdachte 5], [medeverdachte 3], [verdachte]en [medeverdachte 2] en er was nog een persoon, maar die ken ik niet.
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 3 maart 2011, opgenomen vanaf pagina 38 van Map Verdachten 1 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1]:
O: In je eerdere verklaring spreek je over [medeverdachte 3], bedoel je hiermee [medeverdachte 3]?
A: Ja, het moet inderdaad [medeverdachte 3] zijn.
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 4 februari 2011, opgenomen vanaf pagina 18 van Map Verdachten 1 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 2]:
Mijn man en ik sliepen op een matras. Ik werd wakker door geluiden en keek naast mij. Ik zag dat een lange man mijn man een hand voor de mond hield. Ook zag ik dat deze man een mes in zijn andere hand vasthield. Ik zag dat die man het mes voor de keel van mijn man hield en ik hoorde dat hij daarbij in het Turks zei: “Je moet gewoon naar mij luisteren, anders maak ik je dood.”
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 7 februari 2011, opgenomen vanaf pagina 28 van Map Verdachten 1 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 2]:
Ze wilden dat we allemaal mee gingen.
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 4 februari 2011, opgenomen vanaf pagina 19 van Map Verdachten 2 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [medeverdachte 2]:
Ik ben toen met [medeverdachte 3] naar de achterzijde van de woning gegaan. Aan de achterzijde bleek dat de deur op slot zat. [medeverdachte 3] zei toen tegen mij dat ik via het openstaande raampje boven de deur naar binnen moest klimmen. [medeverdachte 3] had een schroevendraaier bij zich en ik heb toen twee schroeven losgedraaid en ben daarna naar binnen geklommen. [medeverdachte 3] hielp mij, hij heeft me opgetild en een duwtje gegeven. Ik ging naar binnen. Ik heb toen de deur open gedaan. Ik weet wel dat [medeverdachte 3] een mes bij zich had op het moment dat hij de trap op ging.
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 4 februari 2011, opgenomen vanaf pagina 24 van Map Verdachten 2 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [medeverdachte 2]:
Ik hoorde dat [medeverdachte 3] zei: “Doe maar je kleren aan.” [slachtoffer 1] zei toen dat hij zijn kleren aan zou doen.
De rechtbank acht op grond van bovenstaande bewijsmiddelen bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van voltooide wederrechtelijke vrijheidsberoving. Verdachte is op verzoek van [medeverdachte 4] naar café [naam café] gegaan in verband met de overval op [betrokkene 2] in Assen eerder die nacht. Toen bleek dat het [betrokkene 3] was die [slachtoffer 1] getipt had over het vertrek van [betrokkene 2] uit het café, is verdachte met [medeverdachte 3] naar de [straatnaam woning slachtoffers] gereden. Gezien de omstandigheden waaronder men naar de [straatnaam woning slachtoffers] ging, met meerdere personen in meerdere auto’s en naar aanleiding van de verdenking van een gewelddadige overval op [betrokkene 2], kon verdachte er van uit gaan dat de intenties van de groep waarvan hij deel uit maakte niet vriendelijk waren. Gezien de wijze waarop men de woning is binnengedrongen, door braak en inklimming, was de groep vastberaden [slachtoffer 1] te bereiken. De rechtbank gaat er van uit dat verdachte met [medeverdachte 5], [medeverdachte 3], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] boven in de woning is geweest. Door de wijze waarop de groep heeft gehandeld bij en in de woning van [slachtoffer 1], te weten: het inbreken, zich met een groep naar boven begeven, daar blijven staan terwijl één lid van de groep de bewoner wekt en onder bedreiging van een wapen vraagt mee te gaan, is sprake van voltooide wederrechtelijke vrijheidsberoving. Ook als een en ander plaats vindt binnen een korte tijdsspanne kan sprake zijn van voltooide wederrechtelijke vrijheidsberoving. Verdachte heeft door zijn aanwezigheid boven in de woning de groep getalsmatig versterkt en daarmee de dreiging die van de groep uit ging, vergroot. Gezien deze feitelijke gang van zaken is de rechtbank van oordeel dat verdachte nauw en bewust heeft samengewerkt met de andere personen die naar de [straatnaam woning slachtoffers] zijn gegaan. De rechtbank acht niet bewezen dat de vrijheidsberoving is geschied, of gepoogd, ten aanzien van [slachtoffer 2]. Zij was weliswaar tevens in de slaapkamer aanwezig op het moment dat [medeverdachte 3] deze binnentrad, maar uit niets blijkt dat de intentie van verdachte en zijn groep erop gericht was om ook [slachtoffer 2] aan te spreken of mee te nemen naar het café. Bovendien blijkt uit verschillende verklaringen dat zij in vrijheid via de gang naar de tweede verdieping kon lopen terwijl zich daar nog een aantal personen ophield. Verdachte zal dan ook vrijgesproken worden van dit onderdeel van de tenlastelegging.
Bewezenverklaring
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
1.
hij op 3 februari 2011, te Groningen, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk [slachtoffer 1], wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers hebben verdachte en zijn mededaders met dat opzet
- zich naar de woning [straatnaam woning slachtoffers] begeven, alwaar die [slachtoffer 1] zich bevond, en
- zich de toegang tot die woning [straatnaam woning slachtoffers] verschaft door middel van braak, en inklimming, en
- zich met een mes in de hand naar de slaapkamer in die woning [straatnaam woning slachtoffers] begeven, alwaar die [slachtoffer 1] sliep, en
- dreigend een mes voor de keel van die [slachtoffer 1] gehouden en daarbij die [slachtoffer 1] de woorden toegevoegd: "Je moet naar mij luisteren, anders maak ik je dood.", en
- die [slachtoffer 1] vastgehouden en op die [slachtoffer 1] is gaan zitten, en
- die [slachtoffer 1] een mes getoond en hierbij tegen die [slachtoffer 1] gezegd dat hij zich moest aankleden en dat hij mee moest gaan.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder 1 primair meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het feit
Hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard, levert het volgende strafbare feit op:
1. Medeplegen van opzettelijk iemand van de vrijheid beroven en beroofd houden
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu ten aanzien van verdachte geen strafuitsluitings-gronden aanwezig worden geacht.
Strafoplegging
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Het betreft een ernstig feit dat zich heeft afgespeeld in een gesloten setting. Verdachte heeft meegedaan aan een vorm van eigenrichting die in onze maatschappij absoluut niet acceptabel is door de woning van iemand binnen te dringen, de bewoners te overmeesteren en van hun vrijheid te beroven. De Reclassering adviseert een deels voorwaardelijke straf. Gelet op al deze factoren en de persoon van verdachte is een aanzienlijke, maar deels voorwaardelijke gevangenisstraf, passend en geboden.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft, voor het geval de rechtbank (één van) de feiten bewezen mocht achten, opgemerkt dat sprake is van een voortgezette handeling, de verrichte handelingen zijn bij beide ten laste gelegde feiten immers gelijk. De feiten komen voort uit één ongeoorloofd wilsbesluit. Verdachte heeft het voorts zwaar in detentie. De kans op herhaling wordt door de Reclassering klein geacht. Een eventuele straf zal de voorlopige hechtenis niet dienen te overtreffen. De door de officier van justitie gevorderde straf is te zwaar gezien de aard van de feiten en de rol van verdachte daarin. Eventueel kan gedacht worden aan een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf, wellicht in combinatie met een taakstraf.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, het aangaande zijn persoon opgemaakte reclasseringsrapport, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan wederrechtelijke vrijheidsberoving door met een aantal personen andermans woning binnen te dringen, de bewoner te wekken en deze onder bedreiging van een wapen te dwingen mee te gaan. De woning is bij uitstek de plaats waar men zich veilig en vrij dient te voelen. Een dergelijk feit maakt op grove wijze inbreuk op deze gevoelens van veiligheid. Hoewel verdachte naar het oordeel van de rechtbank niet de grootste rol heeft gehad, is zijn bijdrage nog altijd wezenlijk. Verdachte heeft door de woning binnen te gaan en boven aanwezig te zijn de groep versterkt en de dreiging die daar van uit ging, vergroot. Deze actie, die is ingegeven als reactie op de overval op [betrokkene 2], betreft een ernstige vorm van eigenrichting die in de samenleving niet getolereerd kan worden. Dit feit rechtvaardigt een gevangenisstraf van aanzienlijke duur. De rechtbank is van oordeel dat een voorwaardelijk deel geen toegevoegde waarde heeft. De Reclassering adviseert weliswaar een voorwaardelijk gedeelte, maar draagt hier geen argumenten voor aan. De rechtbank waardeert de rol van verdachte in het geheel op een gevangenisstraf van na te noemen duur.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 47 en 282 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank:
Verklaart het onder 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hiervoor is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart het onder 1 primair meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte voor het bewezen- en strafbaar verklaarde tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden.
Beveelt dat bij de tenuitvoerlegging van deze straf de tijd die veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht tenzij die tijd op een andere straf in mindering is gebracht.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van 1 oktober 2011.
Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. H.L. Stuiver, voorzitter, L.M.E. Kiezebrink en
G. Eelsing, in tegenwoordigheid van mr. A.J. van Baren, griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 5 augustus 2011.