ECLI:NL:RBGRO:2011:BR4304

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
5 augustus 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
18/670064-11
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving en poging tot doodslag

Op 5 augustus 2011 heeft de Rechtbank Groningen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving en poging tot doodslag. De zaak vond zijn oorsprong in een incident op 3 februari 2011 in Groningen, waar de verdachte samen met anderen de woning van [slachtoffer 1] binnendrong. De verdachte en zijn mededaders waren op zoek naar [slachtoffer 1] in verband met een eerdere gewelddadige overval op [betrokkene 2]. Tijdens de confrontatie in de woning werd [slachtoffer 1] onder bedreiging van een mes gedwongen zich aan te kleden en mee te gaan. In de daaropvolgende worsteling raakte [slachtoffer 1] gewond door een steekwond in de buik, veroorzaakt door de verdachte. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan voltooide wederrechtelijke vrijheidsberoving, maar sprak hem vrij van de poging tot doodslag, omdat er geen sprake was van kalm beraad en rustig overleg. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 36 maanden op, waarbij rekening werd gehouden met de ernst van de feiten en het letsel dat de verdachte zelf had opgelopen. De rechtbank benadrukte dat de woning een veilige plek moet zijn en dat de acties van de verdachte een ernstige inbreuk op deze veiligheid vormden.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector Strafrecht
parketnummer: 18/670064-11 (promis)
datum uitspraak: 5 augustus 2011
op tegenspraak
raadsman: mr. P.T. Huisman
V O N N I S
van de rechtbank Groningen, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats], [straatnaam]
thans preventief gedetineerd in de P.I. Noord – De Grittenborgh.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van
30 mei 2011, 7 juli 2011 en 22 juli 2011.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 3 februari 2011, te Groningen, in elk geval in de gemeente Groningen,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een of meer personen, genaamd [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft (hebben) verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) met dat opzet
- zich naar de woning [straatnaam woning slachtoffers] begeven, alwaar die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2], zich bevond(en), en/of
- zich de toegang tot die woning [straatnaam woning slachtoffers] verschaft door middel van braak, verbreking, inklimming en/of valse sleutels, en/of
- zich met een mes, pistool en/of stok in de hand naar de/een slaapkamer in die woning [straatnaam woning slachtoffers] begeven, alwaar die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] sliep(en), althans aanwezig waren/was, en/of
- dreigend een mes voor de keel van die [slachtoffer 1] gehouden en daarbij die [slachtoffer 1] de woorden toegevoegd: "Je moet naar mij luisteren, anders maak ik je dood. Ben jij [betrokkene 1]?", althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en/of
- die [slachtoffer 1] vastgehouden en/of op die [slachtoffer 1] is gaan liggen en/of zitten, en/of
- die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, met een mes in de buik en/of de/een zij, althans het lichaam gestoken, en/of
- die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] een mes getoond en hierbij tegen die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] gezegd dat hij/zij zich moest(en) aankleden en dat hij/zij mee moest(en) gaan, althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
althans indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht leiden, dat
hij op of omstreeks 3 februari 2011, te Groningen, in elk geval in de gemeente Groningen,
ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een of meer personen, genaamd [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2],
wederrechtelijk van de vrijheid te beroven en/of beroofd te houden, met dat opzet
- zich naar de woning [straatnaam woning slachtoffers] heeft begeven, alwaar die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2], zich bevond(en), en/of
- zich de toegang tot die woning [straatnaam woning slachtoffers] heeft verschaft door middel van braak, verbreking, inklimming en/of valse sleutels, en/of
- zich met een mes, pistool en/of stok in de hand naar de/een slaapkamer in die woning [straatnaam woning slachtoffers] heeft begeven alwaar die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] sliep(en), althans aanwezig waren/was, en/of
- dreigend een mes voor de keel van die [slachtoffer 1] heeft gehouden en daarbij die [slachtoffer 1] de woorden heeft toegevoegd: "Je moet naar mij luisteren, anders maak ik je dood. Ben jij [betrokkene 1]?", althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en/of
- die [slachtoffer 1] heeft vastgehouden en/of op die [slachtoffer 1] is gaan liggen en/of zitten, en/of
- die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, met een mes in de buik en/of de/een zij, althans het lichaam heeft gestoken, en/of
- die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] een mes heeft getoond en hierbij tegen die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] heeft gezegd dat hij/zij zich moest(en) aankleden en dat hij/zij mee moest(en) gaan, althans woorden van gelijke aard en/of strekking,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 3 februari 2011, te Groningen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade een, persoon, genaamd [slachtoffer 1], van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg,
- zich naar de woning [straatnaam woning slachtoffers] heeft begeven, alwaar die [slachtoffer 1] zich bevond, en/of
- zich de toegang tot die woning [straatnaam woning slachtoffers] heeft verschaft door middel van braak, verbreking, inklimming en/of valse sleutels, en/of
- zich met een mes, pistool en/of stok in de hand naar de/een slaapkamer in die woning [straatnaam woning slachtoffers] heeft begeven, alwaar die [slachtoffer 1] sliep, althans aanwezig was, en/of
- dreigend een mes voor de keel van die [slachtoffer 1] heeft gehouden en daarbij die [slachtoffer 1] de woorden heeft toegevoegd: "Je moet naar mij luisteren, anders maak ik je dood. Ben jij [betrokkene 1]?", althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en/of
- die [slachtoffer 1] heeft vastgehouden, en/of
- die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met een mes in de buik en/of de/een zij, althans het lichaam heeft gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Bewijsvraag
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Met betrekking tot het onder 1 primair ten laste gelegde heeft de officier van justitie het volgende aangevoerd. De verklaringen over het incident aan de [straatnaam woning slachtoffers] lopen sterk uiteen. Het doel van de personen die richting [straatnaam woning slachtoffers] zijn gegaan, zou zijn geweest om te praten met [slachtoffer 1]. Het is echter de vraag of dat ook echt zo was gezien de omstandigheden. [betrokkene 2] was net op gewelddadige wijze overvallen. Er wordt dan niet besloten de politie in te schakelen, maar men wil het zelf oplossen. Er gaat vervolgens een groep personen naar de woning van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] aan de [straatnaam woning slachtoffers] en er wordt via een raampje ingebroken om de woning binnen te komen. Onder deze omstandigheden kan een criminele intentie al snel worden aangenomen. Uit verschillende verklaringen kan desalniettemin afgeleid worden dat het plan bestond om [slachtoffer 1] van huis op te halen en naar café [naam café] te brengen. Een aantal personen gaat vervolgens de woning binnen. Verdachten [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [verdachte] verklaren in grote lijnen gelijk en zelfs op punten belastend voor zichzelf. Ook komen zij, met uitzondering van [medeverdachte 1], in latere verhoren niet terug op de kernpunten van hun verklaringen. Dat geeft de officier van justitie aanleiding om hun verklaringen betrouwbaar te achten en voor een groot deel uit te gaan van hun lezing van de gebeurtenissen in de woning. Op basis van deze verklaringen, in onderlinge samenhang bezien met de overige verklaringen, gaat de officier van justitie er van uit dat [medeverdachte 2], [medeverdachte 1], [verdachte], [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] in de woning aan de [straatnaam woning slachtoffers] zijn geweest.
De officier van justitie gaat uit van de volgende gang van zaken in de woning. [medeverdachte 2] is degene geweest die door het raampje is geklommen en de deur voor de overige aanwezigen heeft geopend zodat iedereen uiteindelijk de woning binnen kon komen. [verdachte] pakt een mes uit de keuken en loopt hiermee naar boven. [verdachte] gaat de slaapkamer in en er ontstaat een confrontatie met [slachtoffer 1] waarbij [slachtoffer 1] zijn hand verwondt. Vervolgens ontstaat een moment van relatieve rust. [slachtoffer 2] gaat op dat moment naar de tweede verdieping om een T-shirt te halen. Zij maakt daar [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3] wakker. In de tussentijd zijn ook [medeverdachte 3] en [betrokkene 1] bij de woning gearriveerd. Omdat zij vrezen voor escalatie vertrekken zij weer. [medeverdachte 3] heeft dan telefonisch contact met [medeverdachte 5], die zich op dat moment in de woning bevindt, en probeert de personen in de woning te bewegen de woning te verlaten. [medeverdachte 1], [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] verlaten vervolgens de woning. Op het moment dat [slachtoffer 2] naar boven loopt voorziet [medeverdachte 2] problemen, hij verlaat op dat moment ook de woning. Als de mannen en [slachtoffer 2] naar beneden komen escaleert de situatie. [verdachte] steekt [slachtoffer 1] in zijn buik. Dat is een vreemde, niet zonder meer te plaatsen actie, aangezien [verdachte] tot dan toe het voor elkaar leek te hebben dat [slachtoffer 1] met hem mee zou gaan. [verdachte] verklaart hierover dat [slachtoffer 1] van [slachtoffer 2] een T-shirt overhandigd kreeg met daarin een vuurwapen dat [slachtoffer 1] wilde doorladen. [verdachte] wilde dit voorkomen en heeft zich om die reden op [slachtoffer 1] gestort. Er ontstond een worsteling waarbij [slachtoffer 1] is gestoken. De verklaring van [slachtoffer 1] voor deze escalatie is een geheel andere. Zijn lezing acht de officier van justitie echter niet aannemelijk. Alleen [slachtoffer 2] bevestigt deze lezing, maar haar verklaring is niet geloofwaardig nu deze mede gezien moet worden in het licht van de brief die [slachtoffer 1] in de gevangenis schrijft aan [slachtoffer 2]. Een volkomen onvoorstelbaar element in deze lezing is bovendien dat [medeverdachte 5] een wapen zou hebben dat hij op een gegeven moment op de strijkplank achterlaat.
Volgens de officier van justitie is er sprake geweest van voltooide wederrechtelijke vrijheidsberoving. [slachtoffer 1] werd verdacht van de gewelddadige overval op [betrokkene 2] eerder die nacht, [slachtoffer 1] moest daarom opgehaald worden om in het café met hem over deze kwestie te spreken. Men is met niet vriendelijke bedoelingen met een aantal personen naar de woning van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] gegaan en men is de woning door middel van braak en inklimming binnengedrongen. Zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] worden in hun eigen slaapkamer gewekt en moeten doen wat hen wordt gezegd. Ze kunnen niet gaan en staan waar zij willen. Volgens de Hoge Raad (HR 23 april 1985, NJ 1985, 891) is zelfs een korte periode waarin men niet zelf mag bepalen waar men gaat, voldoende om een voltooide vrijheidsberoving aan te nemen.
Met betrekking tot het medeplegen heeft de officier van justitie naar voren gebracht dat hiervoor nauwe en bewuste samenwerking vereist is. De personen die naar de [straatnaam woning slachtoffers] vertrokken moesten rekening houden met de risico’s die aan het bezoek zouden kunnen kleven gezien de aanleiding van het bezoek en de reputatie van [slachtoffer 1]. De drang om [slachtoffer 1] te vinden en mee te nemen was groot, gezien de wijze waarop de woning wordt binnengedrongen. Verdachte was aanwezig in de woning en heeft hiermee de groep getalsmatig versterkt, hun positie kracht bij gezet en de dreiging vergroot. Daarbij waren [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] aan het slapen, zij bevonden zich dus in een zwakke positie. Verdachte is naar boven gelopen met een mes en is daarmee de slaapkamer ingegaan. Het meebrengen van wapens is een belangrijk aspect voor het aannemen van medeplegen. Verdachte had duidelijk een belangrijke rol. Verdachte kan dan ook worden aangemerkt als medepleger van de voltooide wederrechtelijke vrijheidsberoving, met uitzondering van het onderdeel steken met het mes.
Met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde heeft de officier van justitie aangevoerd dat verdachte [slachtoffer 1] met een mes in zijn zij heeft gestoken, een plek waar zich vitale organen bevinden. Dit kan fatale gevolgen hebben. De gedraging van verdachte is naar zijn uiterlijke verschijningsvorm te beschouwen als zodanig gericht op een bepaald gevolg, dat het niet anders kan zijn dan dat daarmee de aanmerkelijke kans op het betreffende gevolg wordt aanvaard. Het steken met een mes in de zij valt daar onder. Dit is nog eens bevestigd in een arrest van de Hoge Raad (HR 26 april 2011, LJN: BP1142). Verdachte heeft met zijn gedraging dan ook voorwaardelijk opzet gehad op de dood van [slachtoffer 1]. Van kalm beraad is echter geen sprake geweest, daarmee is er geen sprake van een poging tot moord. De officier van justitie is van mening dat er sprake is van een poging tot doodslag.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken. Er zijn vele uiteenlopende verklaringen afgelegd over het gebeuren in de [straatnaam woning slachtoffers]. Vooral de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zijn ongeloofwaardig, gezien de brief die [slachtoffer 1] schreef aan [slachtoffer 2]. De bedoeling van verdachte en zijn medestanders was enkel om het geld dat [slachtoffer 1] zou hebben gestolen van [betrokkene 2] terug te krijgen. Daarom gingen zij naar het huis van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. Er moest gepraat worden, en wel snel, voor [slachtoffer 1] mogelijk met het geld naar Duitsland zou vertrekken. De voorzitter van de [nationaliteit] vereniging, [betrokkene 1], werd er bij gehaald om te bemiddelen. Hieruit blijkt voldoende dat de bedoelingen niet gewelddadig waren. Het was tevens niet de bedoeling om [slachtoffer 1] van zijn vrijheid te beroven. Daarvoor was de korte periode van worsteling ook te kort. Ook de korte periode waarin is gediscussieerd of [slachtoffer 1] mee zou gaan en waarin hij toestemde kan niet gezien worden als vrijheidsberoving of een poging daartoe. Er is geen begin van uitvoering te construeren. Het betreft een begrijpelijke vorm van eigenrichting. Verdachte is wel de woning binnengedrongen, na eerst te hebben aangebeld. [slachtoffer 1] werd gevraagd mee te komen voor een confrontatie in het café met de tipgever, [betrokkene 3]. [slachtoffer 1] zou meegaan en kleedde zich aan. Vervolgens haalt [slachtoffer 2] kleding van boven. Nadat zij terug is gekomen, heeft [slachtoffer 1] een pistool en mes in handen. Er is toen een worsteling ontstaan. Verdachte probeerde te voorkomen dat [slachtoffer 1] het wapen zou doorladen. Daarbij zijn zowel verdachte zelf, als [slachtoffer 1], gewond geraakt. De verwondingen van [slachtoffer 1] vielen echter mee, getuige de medische verklaring. Hij is bovendien maar één keer gestoken op een niet fatale plek. De verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zijn ongeloofwaardig op vele punten. Zij zeggen dat verdachte een mes had. Verdachte zegt dat hij het mes van [slachtoffer 1] heeft afgepakt. [medeverdachte 2] heeft een mes gezien, maar zijn verklaringen over het moment waarop en hoe wisselen nogal. Volgens [medeverdachte 4] had verdachte een mes, maar dreigde hij er niet mee. Volgens de eerste verklaring van [slachtoffer 2] werd verdachte geconfronteerd met het wapen in de hand van [slachtoffer 1] en wilde [slachtoffer 1] daarmee verdachte bang maken. Dat bevestigt dus de verklaring van verdachte dat hij werd bedreigd en daarom aanviel. Verdachte heeft steeds meegewerkt aan het onderzoek en consistente verklaringen afgelegd. Hij is er het slechtst van af gekomen. Er was geen opzet op verwonding of de dood van [slachtoffer 1]. Er is zeker geen moment van kalm beraad of rustig overleg geweest.
Beoordeling
De rechtbank gaat uit van het volgende scenario. In de nacht van 2 op 3 februari 2011 overhandigt [medeverdachte 3] in café [naam café] te Groningen een geldbedrag van
€ 15.000,-- aan zijn broer [betrokkene 2]. [betrokkene 2] vertrekt enige tijd later in de nacht naar zijn woning aan de [straatnaam woning betrokkene 2] te Assen. Op het moment dat [betrokkene 2] zijn woning in Assen binnengaat, wordt hij door drie mannen, gewapend met een ploertendoder en een pistool en twee van hen met bivakmuts, overvallen. Hij wordt naar binnen geduwd en naar boven gedwongen, zijn handen en mond worden afgeplakt met tape, hij wordt bedreigd met het pistool en uiteindelijk wordt hij opgesloten in een kamer. [betrokkene 2] weet zich uiteindelijk, als de mannen zijn woning hebben verlaten, te bevrijden. Het geld dat hij eerder die nacht van zijn broer had gekregen, blijkt te zijn weggenomen. [betrokkene 2] rijdt vervolgens terug naar café [naam café] waar hij aan zijn broer [medeverdachte 3] vertelt wat er is gebeurd. Hij vertelt aan verschillende mensen dat er geld en een hoeveelheid verdovende middelen uit zijn woning zijn weggenomen.
[medeverdachte 3] wil uitzoeken wie er bij de overval betrokken zijn en vermoedt al snel dat er een tipgever moet zijn geweest. Hij zorgt er, als oudste van de familie, voor dat alle bezoekers die die avond en nacht het café hebben bezocht, terug komen naar het café. Er wordt overleg gepleegd en [medeverdachte 2] is degene die vertelt dat hij zijn broer, [betrokkene 3], verdenkt van betrokkenheid bij de overval. Ook [betrokkene 3] wordt daarom van huis gehaald. Geconfronteerd met sms’jes in zijn telefoon geeft [betrokkene 3] toe dat hij [slachtoffer 1] heeft getipt over het vertrek van [betrokkene 2]. Een aantal mensen gaat vanuit het café naar [slachtoffer 1]. Hoewel niet vast staat dat er vooraf vastomlijnde plannen zijn gemaakt, is wel duidelijk dat de intentie is dat [slachtoffer 1] van huis moet worden opgehaald om in het café verantwoording af te leggen. [verdachte] en [medeverdachte 4] vertrekken in één auto naar de [straatnaam woning slachtoffers]. [betrokkene 1] is inmiddels op verzoek van [medeverdachte 3] ook naar het café gekomen en gaat samen met [medeverdachte 5] naar een ander mogelijk verblijfadres van [slachtoffer 1]. [slachtoffer 1] blijkt echter te verblijven aan de [straatnaam woning slachtoffers]. Er staan daar auto’s met Duitse kentekens voor de woning. [medeverdachte 5] en [betrokkene 1] komen terug naar het café en vertrekken vervolgens met [medeverdachte 3] ook richting [straatnaam woning slachtoffers]. Ondertussen is ook [medeverdachte 2] met [medeverdachte 1] bij de [straatnaam woning slachtoffers] aangekomen. Bij de woning van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] weet [medeverdachte 2] met een schroevendraaier een bovenraampje open te breken en de woning in te klimmen. Hij opent de deur voor de anderen. [verdachte] pakt een mes uit de keuken en loopt naar boven. [medeverdachte 2] loopt voorop en kijkt op alle verdiepingen in de kamers. [verdachte] gaat dan de slaapkamer in waar [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] liggen te slapen. [slachtoffer 1] wordt gesommeerd, onder bedreiging van het mes, zich aan te kleden en mee te gaan naar het café. [slachtoffer 1] raakt gewond aan zijn hand. [medeverdachte 2], [medeverdachte 1], [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] staan ook op de eerste verdieping in de buurt van de slaapkamer. Kort nadat [slachtoffer 1] zich heeft aangekleed en zijn hand is verbonden, verlaten [medeverdachte 4], [medeverdachte 5] en [medeverdachte 1] de woning. [medeverdachte 3], die buiten de woning is gebleven, heeft [medeverdachte 5] namelijk telefonisch gezegd dat ze moeten vertrekken uit de woning. [medeverdachte 2] verlaat de woning als hij [slachtoffer 2] naar boven ziet lopen. Hij heeft al gezien dat er op de tweede verdieping nog twee mensen liggen te slapen en vreest voor escalatie. [slachtoffer 2] heeft de mannen die daar slapen, [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3], wakker gemaakt. [slachtoffer 2] komt als eerste weer naar beneden op de eerste verdieping. [verdachte] ziet dat [slachtoffer 1] een wapen in zijn hand heeft en dat [slachtoffer 1] het wapen wil doorladen. [verdachte] springt op [slachtoffer 1] om dit te voorkomen. In de worsteling die dan ontstaat, wordt [slachtoffer 1] in zijn buik gestoken met het mes van [verdachte]. [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3], die inmiddels ook beneden zijn gekomen, zien dit en proberen [slachtoffer 1] te ontzetten. [verdachte] raakt bij dit gevecht gewond in zijn gezicht. [verdachte] rolt vervolgens met [slachtoffer 4] van de trap. [verdachte] vlucht dan naar de auto van [medeverdachte 4]. Ook [medeverdachte 2] zit in deze auto te wachten. Op enig moment is er een schot gelost.
De rechtbank heeft bij de beoordeling acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen.
Ten aanzien van het onder 1 en 2 ten laste gelegde
De verklaring door verdachte op de terechtzitting afgelegd:
Ik ben er met [medeverdachte 4] heen gegaan, hij wist waar [slachtoffer 1] woonde. Ik wilde met [slachtoffer 1] praten om zijn betrokkenheid bij de overval op [betrokkene 2] te bespreken. Het liep anders. Ik heb aangebeld en ben toen naar achteren gegaan. [medeverdachte 2] zei dat hij wel via het raampje naar binnen kon. Het is dom dat ik niet ben weggegaan. Daarna ben ik naar de voordeur gegaan, [medeverdachte 2] heeft toen de voordeur voor mij opengedaan. Ik wist niet dat [slachtoffer 1] nog sliep. Ik trof [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. Ik vertelde toen dat hij mee kon gaan naar het café om te praten. Hij zei geen nee. Hij ging zich aankleden, zijn vrouw toen ook. [slachtoffer 2] ging kleding halen van boven. Toen ze terug kwam was het mis. Ik heb niet gezien dat zij een wapen had in het T-shirt dat zij haalde, maar voordat zij boven was geweest, had [slachtoffer 1] nog geen wapen. Ik was de enige in de slaapkamer. Hij had in één hand een mes en in de andere het pistool, met de hand met het mes probeerde hij het wapen door te laden. Toen ik het wapen in zijn handen zag, ben ik op hem gesprongen, er ontstond toen een worsteling. Tijdens de worsteling heb ik denk ik het mes afgepakt, ik kan me dat in een flits herinneren.
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 5 februari 2011, opgenomen vanaf pagina 21 van Map Verdachten 1 van dossier nummer 01GHR11014, proces-verbaalnummer 2011011686, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1]:
Ze hadden iemand bij zich, [medeverdachte 2]. Ik denk dat [medeverdachte 2] de voordeur open heeft gedaan. Ze zijn via de achterdeur binnengekomen. Ze zijn naar boven gekomen. [verdachte] had een mes bij zich en zat op mij. Hij zette het mes op mijn kin zodat ik niet omhoog kon komen. Hij zat met een hand op mijn gezicht en in de andere hand hield hij een mes dat hij tegen mijn keel drukte. Hij zat op mijn bovenlichaam. [verdachte] zei tegen mij dat beneden twintig man zaten te wachten en dat ik direct mee moest gaan. Mijn vrouw kleedde zich aan. [verdachte] stond voor mij met het mes. Hij heeft gezegd dat ik niet moest praten. Hij zei dat mijn vrouw zich ook aan moest kleden en dat wij beiden met hem mee moesten gaan. Ik zag eerst vier personen, [medeverdachte 5], [verdachte], [medeverdachte 4] en [medeverdachte 2] en er was nog een persoon, maar die ken ik niet.
Toen werden [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3] wakker. Toen de jongens naar beneden kwamen, was er een worsteling. Toen heeft [verdachte] mij gestoken. Hij raakte mij in de linkerzij.
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 3 maart 2011, opgenomen vanaf pagina 38 van Map Verdachten 1 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1]:
O: In je eerdere verklaring spreek je over [verdachte], bedoel je hiermee [verdachte]?
A: Ja, het moet inderdaad [verdachte] zijn.
Een proces-verbaal van verhoor bij de rechter-commissaris d.d. 27 juni 2011, los bijgevoegd, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1]:
Toen ik mijn ogen open deed zag ik [verdachte] met een mes in zijn hand. Links van mij stond [medeverdachte 5]. Ze zeiden dat ik op moest staan en dat ze mij en mijn vrouw mee wilden nemen.
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 4 februari 2011, opgenomen vanaf pagina 18 van Map Verdachten 1 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 2]:
Mijn man en ik sliepen op een matras. Ik werd wakker door geluiden en keek naast mij. Ik zag dat een lange man mijn man een hand voor de mond hield. Ook zag ik dat deze man een mes in zijn andere hand vasthield. Ik zag dat die man het mes voor de keel van mijn man hield en ik hoorde dat hij daarbij in het Turks zei: “Je moet gewoon naar mij luisteren, anders maak ik je dood.” Mijn man probeerde het mes af te pakken. Ik zag dat hij het mes vastpakte en dat hij zich daarbij in de hand sneed toen het mes werd teruggetrokken. Midden op het bed stond een man die ik herkende als [medeverdachte 5]. Ik heb aangegeven dat ik pleisters zou gaan halen van boven. Ik stond in de deuropening van de kamer en ik zag dat de lange man boven op mijn man lag. Ik zag dat het mes nog in de buik van mijn man zat aan de zijkant.
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 7 februari 2011, opgenomen vanaf pagina 28 van Map Verdachten 1 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 2]:
Ze wilden dat we allemaal mee gingen.
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 4 februari 2011, opgenomen vanaf pagina 19 van Map Verdachten 2 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [medeverdachte 2]:
Ik ben toen met [verdachte] naar de achterzijde van de woning gegaan. Aan de achterzijde bleek dat de deur op slot zat. [verdachte] zei toen tegen mij dat ik via het openstaande raampje boven de deur naar binnen moest klimmen. [verdachte] had een schroevendraaier bij zich en ik heb toen twee schroeven losgedraaid en ben daarna naar binnen geklommen. [verdachte] hielp mij, hij heeft me opgetild en een duwtje gegeven. Ik ging naar binnen. Ik heb toen de deur open gedaan. Ik weet wel dat [verdachte] een mes bij zich had op het moment dat hij de trap op ging.
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 4 februari 2011, opgenomen vanaf pagina 24 van Map Verdachten 2 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [medeverdachte 2]:
Ik hoorde dat [verdachte] zei: “Doe maar je kleren aan.” [slachtoffer 1] zei toen dat hij zijn kleren aan zou doen.
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 5 februari 2011, opgenomen vanaf pagina 32 van Map Verdachten 2 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [medeverdachte 2]:
Ik liep naar boven. [verdachte] kwam achter mij aan lopen. Volgens mij had [verdachte] een mes bij zich. [verdachte] deed plotseling de deur open en stormde de slaapkamer aan de voorzijde in. De steekwond is gebeurd toen [verdachte] alleen in de slaapkamer was.
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 16 juni 2011, opgenomen vanaf pagina 162 van Aanvulling Map 1 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [medeverdachte 4]:
[verdachte] was in de slaapkamer. Hij had een mes in zijn hand.
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 4 februari 2011, opgenomen vanaf pagina 19 van Map Verdachten 1 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 3]:
Toen ik in de deuropening stond, zag ik mijn oom onder een man liggen. Ik zag dat de man mijn oom met een mes in zijn buik stak.
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 4 februari 2011, opgenomen vanaf pagina 19 van Map Verdachten 1 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 4]:
We zijn naar beneden gegaan. Toen zagen we dat de ene man op [slachtoffer 1] lag met een mes. Ik geloof dat hij een slagersmes had.
Een medische verklaring d.d. 3 mei 2011, opgenomen op p. 72 van voornoemd dossier, Map Verdachten 1, inhoudende de verklaring van forensisch arts F. Bakker:
Betrokkene, [slachtoffer 1], werd op 3 februari 2011 onderzocht na met een mes in de buik te zijn gestoken. Diagnose:
- wonden aan vingers linkerhand, zonder zenuwbeschadiging en zonder bewegingsbeperking;
- wond links in de buik (ter hoogte van de 11e rib)
Er werd uitgegaan van een wond buiten het buikvlies.
De rechtbank acht op grond van bovenstaande bewijsmiddelen bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van voltooide wederrechtelijke vrijheidsberoving. Verdachte is op verzoek van [medeverdachte 3] naar café [naam café] gegaan in verband met de overval op [betrokkene 2] in Assen eerder die nacht. Toen bleek dat [betrokkene 3] [slachtoffer 1] getipt had over het vertrek van [betrokkene 2] uit het café, is verdachte naar de [straatnaam woning slachtoffers] gegaan. Gezien de omstandigheden waaronder men naar de [straatnaam woning slachtoffers] ging, met meerdere personen en naar aanleiding van de verdenking van een gewelddadige overval op [betrokkene 2], kon verdachte er van uit gaan dat de intenties van de groep waarvan hij deel uit maakte niet vriendelijk waren. Gezien de wijze waarop men de woning is binnengedrongen, door braak en inklimming, was de groep vastberaden [slachtoffer 1] te bereiken. De rechtbank gaat er van uit dat verdachte met [medeverdachte 4], [medeverdachte 5], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] boven in de woning is geweest. Hij heeft zich zelfs in de slaapkamer begeven. Door de wijze waarop de groep heeft gehandeld bij en in de woning van [slachtoffer 1], te weten: het inbreken, zich met een groep naar boven begeven, daar blijven staan terwijl verdachte de bewoner wekt en onder bedreiging van een wapen vraagt mee te gaan, is sprake van voltooide wederrechtelijke vrijheidsberoving. Ook als een en ander plaats vindt binnen een korte tijdsspanne kan sprake zijn van voltooide wederrechtelijke vrijheidsberoving. Verdachte heeft door zijn aanwezigheid boven in de woning de groep getalsmatig versterkt en daarmee de dreiging die van de groep uit ging vergroot. Hij was degene die het voortouw nam in die zin dat hij de slaapkamer binnen is gegaan. Gezien deze feitelijke gang van zaken is de rechtbank van oordeel dat verdachte nauw en bewust heeft samengewerkt met de andere personen die naar de [straatnaam woning slachtoffers] zijn gegaan. De rechtbank acht niet bewezen dat de vrijheidsberoving is geschied, of gepoogd, ten aanzien van [slachtoffer 2]. Zij was weliswaar tevens in de slaapkamer aanwezig op het moment dat verdachte deze binnentrad, maar uit niets blijkt dat de intentie van verdachte en zijn groep erop gericht was om ook [slachtoffer 2] aan te spreken of mee te nemen naar het café. Bovendien blijkt uit verschillende verklaringen dat zij in vrijheid via de gang naar de tweede verdieping kon lopen terwijl zich daar nog een aantal personen ophield. Verdachte zal dan ook worden vrijgesproken van dit onderdeel van de tenlastelegging. Verdachte zal tevens worden vrijgesproken van het onderdeel steken met het mes in het kader van de wederrechtelijke vrijheidsberoving. Dit heeft, naar het oordeel van de rechtbank, niet bijgedragen aan het voltooien van de vrijheidsberoving. Het gepleegde geweld vond pas plaats nadat de vrijheidsberoving al was voltooid.
Uit bovenstaande bewijsmiddelen volgt naar het oordeel van de rechtbank tevens dat verdachte met het mes dat hij had meegenomen naar boven in de buik van [slachtoffer 1] heeft gestoken. De rechtbank gaat er daarbij vanuit dat, nadat [slachtoffer 2] van boven terug was gekomen, [slachtoffer 1] beschikte over een vuurwapen. Verdachte zag zich hiermee geconfronteerd en vervolgens ontstond een worsteling tussen beiden. Daarbij heeft verdachte met het mes in de buik van [slachtoffer 1] gestoken. Door zijn handelen heeft hij bewust het aanmerkelijke risico aanvaard dat dit kon gebeuren. Het steken met een mes in de buik, alwaar zich vitale organen bevinden, kan naar zijn uiterlijke verschijningsvorm worden beschouwd als een handeling die gericht is op de dood. Verdachte heeft dan ook opzet gehad op de dood van [slachtoffer 1]. Gezien de hectische setting waarin een en ander plaats had en de onverwachte verandering van de situatie kan geen sprake zijn geweest van kalm beraad en rustig overleg, zodat verdachte zal worden vrijgesproken van dit onderdeel van de tenlastelegging. Ook enige bewuste en nauwe samenwerking met de andere personen van de groep waartoe verdachte behoort, is, met betrekking tot het door verdachte toegepaste geweld, niet uit de bewijsmiddelen af te leiden. Dit betreft een situatie die los moet worden gezien van de vrijheidsberoving en die is ontstaan nadat er een moment van relatieve rust was ingetreden waarin het er op leek dat [slachtoffer 1] met de groep personen mee zou gaan. Uit niets blijkt dat er vooraf plannen zijn gemaakt om [slachtoffer 1] van zijn leven te beroven of hem geweld aan te doen.
Bewezenverklaring
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
1.
hij op 3 februari 2011, te Groningen, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk [slachtoffer 1], wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers hebben verdachte en zijn mededaders met dat opzet
- zich naar de woning [straatnaam woning slachtoffers] begeven, alwaar die [slachtoffer 1] zich bevond, en
- zich de toegang tot die woning [straatnaam woning slachtoffers] verschaft door middel van braak, en inklimming, en
- zich met een mes in de hand naar de slaapkamer in die woning [straatnaam woning slachtoffers] begeven, alwaar die [slachtoffer 1] sliep, en
- dreigend een mes voor de keel van die [slachtoffer 1] gehouden en daarbij die [slachtoffer 1] de woorden toegevoegd: "Je moet naar mij luisteren, anders maak ik je dood.", en
- die [slachtoffer 1] vastgehouden en op die [slachtoffer 1] is gaan zitten, en
- die [slachtoffer 1] een mes getoond en hierbij tegen die [slachtoffer 1] gezegd dat hij zich moest aankleden en dat hij mee moest gaan.
2.
hij op of omstreeks 3 februari 2011, te Groningen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon, genaamd [slachtoffer 1], van het leven te beroven, met dat opzet
- zich naar de woning [straatnaam woning slachtoffers] heeft begeven, alwaar die [slachtoffer 1] zich bevond, en
- zich de toegang tot die woning [straatnaam woning slachtoffers] heeft verschaft door middel van braak en inklimming, en
- zich met een mes in de hand naar de slaapkamer in die woning [straatnaam woning slachtoffers] heeft begeven, alwaar die [slachtoffer 1] sliep, en
- dreigend een mes voor de keel van die [slachtoffer 1] heeft gehouden en daarbij die [slachtoffer 1] de woorden heeft toegevoegd: "Je moet naar mij luisteren, anders maak ik je dood.", en
- die [slachtoffer 1] heeft vastgehouden, en
- die [slachtoffer 1] met een mes in de buik heeft gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder 1 primair en 2 meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van de feiten
Hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard, levert de volgende strafbare feiten op:
1. Medeplegen van opzettelijk iemand van de vrijheid beroven en beroofd houden
2. Poging tot doodslag
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
Standpunt van de verdediging
Namens verdachte is aangevoerd dat er, mocht de rechtbank het onder 2 ten laste gelegde bewezen achten, sprake is geweest van noodweer. [slachtoffer 1] had een pistool en een mes in handen. Verdachte zag dat [slachtoffer 1] het pistool wilde doorladen en is op dat moment op hem gesprongen om dat te voorkomen. In de worsteling die toen ontstond is [slachtoffer 1] met zijn eigen mes geraakt. Verdachte moest wel reageren op deze onverwacht ontstane situatie. Op het moment dat iemand een pistool wil doorladen is de angst al opgewekt en is er geen mogelijkheid om je aan de ontstane situatie te onttrekken, bovendien was het een kleine kamer. Er is ook geen sprake van culpa in causa nu er een moment van rust was voordat deze situatie ontstond. Deze situatie dient dan ook op zichzelf bekeken te worden en niet in het geheel van de daaraan voorafgaande gebeurtenissen. Verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat er geen sprake is geweest van noodweer. De officier van justitie gaat uit van de lezing dat [slachtoffer 1], nadat [slachtoffer 2] van boven is gekomen, een pistool in handen heeft dat hij probeert door te laden. Er is aan een drietal voorwaarden voor een geslaagd beroep op noodweer, niet voldaan. Ten eerste betreft dit de subsidiariteitseis. Verdachte had kunnen en moeten proberen de slaapkamer te verlaten. Dit heeft hij niet gedaan, hij is direct op [slachtoffer 1] af gegaan. Uit niets blijkt dat hij de mogelijkheid om te vluchten niet had. Ten tweede was de reactie van verdachte niet proportioneel aangezien het op dat moment nog onduidelijk was waarvoor gevreesd moest worden. Het pistool was immers nog niet doorgeladen, het kon dus ook om een bedreiging gaan. Ten derde is er sprake van culpa in causa. Verdachte is zelf naar de woning gegaan, heeft ingebroken en is met een mes in zijn handen de slaapkamer van [slachtoffer 1] binnen gegaan. In een dergelijke situatie dient rekening te worden gehouden met verzet. Verdachte wist ook nog eens dat de bewoner betrokken zou zijn geweest bij de gewapende overval op zijn broer. Hij heeft zichzelf daarmee in een gevaarlijke situatie gemanoeuvreerd.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is geen sprake van een noodweersituatie. Verdachte is met een aantal mannen de woning van [slachtoffer 1] door middel van braak binnen gegaan, is vervolgens met een mes naar de slaapkamer gegaan en heeft met behulp daarvan de bewoner gedreigd mee te gaan. Bovendien was de aanleiding van het bezoek de verdenking dat [slachtoffer 1] betrokken zou zijn bij een overval op zijn broer [betrokkene 2] waarbij een vuurwapen was gebruikt. Door ondanks deze informatie toch de keuze te maken de woning binnen te gaan op de wijze zoals hiervoor beschreven, nam verdachte het risico dat de bewoner tegenstand zou bieden, mogelijk met behulp van een (vuur)wapen. Daarmee heeft verdachte zich welbewust in een gevaarlijke situatie gebracht waarin hij er van uit kon gaan dat hij op verzet kon stuiten. Bovendien stond verdachte de mogelijkheid ter beschikking de kamer en de woning te verlaten op het moment dat hij zag dat [slachtoffer 1] het pistool probeerde door te laden. Verdachte heeft dus niet voldaan aan de subsidiariteitseis. De rechtbank verwerpt het beroep op noodweer dan ook.
De rechtbank acht verdachte derhalve strafbaar, nu ten opzichte van verdachte ook overigens geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
Strafoplegging
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Het betreft een ernstig feit dat zich heeft afgespeeld in een gesloten setting. Verdachte heeft meegedaan aan een vorm van eigenrichting die in onze maatschappij absoluut niet acceptabel is, door de woning van iemand binnen te dringen, de bewoners te overmeesteren en van hun vrijheid te beroven. Daarbij heeft hij zich schuldig gemaakt aan een tweede ernstig misdrijf. De officier van justitie zal echter wel rekening houden met de omstandigheden waaronder dit feit is gepleegd, alsmede met het letsel waarmee verdachte zijn actie heeft moeten bekopen. Gelet op alle omstandigheden en de persoon van verdachte is een aanzienlijke gevangenisstraf passend en geboden.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, voor het geval de rechtbank (één van) de feiten bewezen mocht achten, gepleit voor een straf die gelijk is aan de duur van de voorlopige hechtenis. Verdachte is enkel zijn broer te hulp geschoten, en verder blijkt niet dat hij gewelddadig is. Dit blijkt ook uit het rapport van de Reclassering. Ook is verdachte zelf ernstig gewond geraakt. Eventueel kan nog een deels voorwaardelijke straf worden opgelegd of een werkstraf.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, het aangaande zijn persoon opgemaakte reclasseringsrapport, het uittreksel van de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan wederrechtelijke vrijheidsberoving door met een aantal personen andermans woning binnen te dringen, de bewoner te wekken en deze onder bedreiging van een mes te vragen mee te gaan. De woning is bij uitstek de plaats waar men zich veilig en vrij dient te voelen. Een dergelijk feit maakt op grove wijze inbreuk op deze gevoelens van veiligheid. Verdachte heeft met zijn bijdrage, het binnengaan van de slaapkamer, het uiten van dreigementen met behulp van een mes en het versterken van de groep boven in de woning, een wezenlijke en belangrijke rol gehad in de vrijheidsberoving. Deze actie, die is ingegeven als reactie op de overval op [betrokkene 2], betreft een ernstige vorm van eigenrichting die in de samenleving niet getolereerd kan worden. Daar komt bij dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot doodslag. Ook dit betreft een ernstig feit. Het is niet aan verdachte te danken dat het relatief goed met het slachtoffer is afgelopen. Beide feiten rechtvaardigen een gevangenisstraf van aanmerkelijke duur. De rechtbank heeft rekening gehouden met het feit dat verdachte ook zelf behoorlijk letsel heeft opgelopen bij dit incident en met het feit dat verdachte niet eerder terzake van soortgelijke ernstige feiten is veroordeeld.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 47, 57, 282 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank:
Verklaart het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hiervoor is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart het onder 1 primair en 2 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte voor het bewezen- en strafbaar verklaarde tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden.
Beveelt dat bij de tenuitvoerlegging van deze straf de tijd die veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht tenzij die tijd op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. H.L. Stuiver, voorzitter, L.M.E. Kiezebrink en
G. Eelsing, in tegenwoordigheid van mr. A.J. van Baren, griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 5 augustus 2011.