ECLI:NL:RBGRO:2011:BR3392

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
7 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
466962 - CV EXPL 10-13838
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van een factuur en bewijsvoering door partijgetuige

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Groningen op 7 juli 2011, is eiseres, een vennootschap onder firma, een procedure gestart tegen gedaagde wegens een vordering tot betaling van een factuur. De zaak is voortgekomen uit een tussenvonnis van 13 januari 2011, waarin eiseres werd toegelaten tot het bewijs dat de op 24 maart 2009 gefactureerde werkzaamheden in opdracht en voor rekening van gedaagde zijn verricht. Op 4 mei 2011 is een getuige aan de zijde van eiseres gehoord, die verklaarde dat hij een schriftelijke verklaring had ondertekend en dat hij achter deze verklaring stond. De getuige gaf aan dat hij extra werkzaamheden had verricht, waarvoor gedaagde hem zou betalen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de getuigenverklaring, samen met andere bewijsstukken, voldoende was om de vordering van eiseres te onderbouwen.

De kantonrechter oordeelde dat de schriftelijke verklaring van de getuige, alsmede andere in het geding gebrachte stukken, voldoende bewijs opleverden voor de vordering van eiseres. Gedaagde had geen tegenbewijs geleverd en de kantonrechter concludeerde dat eiseres in zijn bewijsopdracht was geslaagd. De vordering werd toegewezen, waarbij gedaagde werd veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 1.289,31, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. De kantonrechter verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat eiseres het bedrag direct kon vorderen, ongeacht een eventuele hoger beroep.

Dit vonnis is uitgesproken door mr. F. de Jong, kantonrechter, en is een voorbeeld van hoe de rechter omgaat met bewijsvoering in civiele zaken, waarbij de rol van getuigen en schriftelijke verklaringen cruciaal zijn voor de uitkomst van de zaak.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector kanton
Locatie Groningen
Zaak\rolnummer: 466962 \ CV EXPL 10-13838
Vonnis d.d. 7 juli 2011
inzake
de vennootschap onder firma Firma [eiseres],
gevestigd en kantoorhoudende te [plaatsnaam],
eiseres, hierna [eiseres] te noemen,
gemachtigde J. Haringa, gerechtdeurwaarder te Zuidbroek,
tegen
[gedaagde],
wonende te [adres],
gedaagde, hierna [gedaagde] te noemen,
procederend in persoon.
PROCESGANG
Naar aanleiding van het tussenvonnis van 13 januari 2011 is op 4 mei 2011 een getuige aan de zijde van [eiseres] gehoord, waarvan proces-verbaal is opgemaakt. Daarbij is de zaak naar de rol van 9 juni 2011 verwezen voor uitlating contra-enquête aan de zijde van [gedaagde]. [gedaagde] heeft zich hierover niet uitgelaten.
Vervolgens is opnieuw vonnis bepaald, waarvan de uitspraak is bepaald op heden.
OVERWEGINGEN
1. De kantonrechter neemt over en verwijst naar hetgeen zij in haar tussenvonnis van 13 januari 2011 heeft overwogen en beslist. In dat vonnis heeft zij [eiseres] toegelaten tot het bewijs dat de op 24 maart 2009 gefactureerde werkzaamheden in opdracht en voor rekening van [gedaagde] zijn verricht.
2. Ter voldoening aan de bewijsopdracht aan de zijde van [eiseres] is [naam] als partij-getuige gehoord. Hij heeft ter zake verklaard:
"De schriftelijke verklaring die voorafgaand aan de zitting is opgestuurd is opgesteld door de heer A. Ik heb de verklaring mede ondertekend en ik sta daar nog steeds achter. (...) Het gesprek op 29 januari 2009 ging over de eindafrekening van mijn werkzaamheden. Mevrouw A had gezegd dat de extra werkzaamheden die ik had verricht, dat zij die rechtstreeks aan mij zou betalen. Die extra werkzaamheden waren het plaatsen van een radiator in de badkamer, die had mevrouw A zelf al gekocht. (...) Deze rekening was in totaal € 400,- en zij heeft dat die dag contant aan mij betaald. De normale werkzaamheden waarover in de verklaring wordt gesproken zijn de werkzaamheden die ik op verzoek van de heer [gedaagde] heb gedaan. (...) Het was een open begroting, we hebben verder geen afspraak gemaakt over de kosten. Ik heb [gedaagde] wel gevraagd wie mij zou betalen en [geaagde] heeft gezegd dat hij de opdracht had aangenomen en dat hij mij zou betalen. (...) De werkzaamheden zijn uiteindelijk in rekening gebracht op de factuur van 24 maart 2009."
3. Nu aan de zijde van [eiseres] alleen hijzelf als partij-getuige is gehoord kan zijn verklaring ingevolge artikel 164 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) geen bewijs in zijn voordeel opleveren, tenzij de verklaring strekt ter aanvulling van onvolledig bewijs. De vraag die derhalve dient te worden beantwoord is of dat onvolledige bewijs in deze zaak aanwezig is. De kantonrechter is van oordeel dat de door [eiseres] overgelegde schriftelijke verklaring van aA en zijn moeder en de latere verklaring van aA, alsmede de andere in het geding gebrachte stukken, waaronder de mail van A aan [eiseres] d.d. 15 april 2010, daartoe voldoende zijn. [gedaagde] heeft niet betwist hetgeen A in de mail heeft verklaard over de betaling van A aan [gedaagde] (voor de onderhavige werkzaamheden). Nu [gedaagde] heeft afgezien van het leveren van tegenbewijs, leidt een en ander tot de conclusie dat [eiseres] in zijn bewijsopdracht is geslaagd en dat de vordering zal worden toegewezen.
4. Voorts is op grond van de gedingstukken genoegzaam aannemelijk geworden dat de in het geding zijnde incassowerkzaamheden naar aard, omvang en daarmee samenhangende kosten als redelijk kunnen worden aangemerkt, zodat de gevorderde buitengerechtelijke kosten eveneens zullen worden toegewezen. Ook de gevorderde rente is toewijsbaar, aangezien daartegen geen afzonderlijk verweer is gevorderd.
5. [gedaagde]zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure.
BESLISSING
De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] om tegen bewijs van betaling aan [eiseres] te voldoen een bedrag van € 1.289,31 vermeerderd met de wettelijke rente over € 1.086,16 vanaf de dag der dagvaarding tot de dag der algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van de procedure, die aan de zijde van [eiseres] tot aan deze uitspraak wordt vastgesteld op € 80,89 aan dagvaardingskosten, € 158,- aan griffierecht en
€ 450,- aan salaris van de gemachtigde.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
Dit vonnis is gewezen door mr. F. de Jong, kantonrechter, en op 7 juli 2011 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.
typ: FdJ
coll: