ECLI:NL:RBGRO:2011:BR3354

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
7 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
484433 CV EXPL 10-21224
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vermeerdering van eis in zorgverzekeringszaak met betalingsvordering

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Groningen op 7 juli 2011, heeft de naamloze vennootschap Menzis Zorgverzekeraar N.V. (hierna: Menzis) een vordering ingesteld tegen [gedaagde], die een basisverzekering voor ziektekosten had afgesloten. De gedaagde heeft de premie voor de maanden februari tot en met mei 2010, in totaal € 379,00, niet voldaan. Menzis heeft de gedaagde in mei 2010 aangemeld bij het College voor zorgverzekeringen (CVZ) en vordert nu een totaalbedrag van € 4.200,65, inclusief buitengerechtelijke kosten en wettelijke rente.

De kantonrechter heeft de procesgang en de ingediende producties van Menzis in overweging genomen. Menzis heeft aanvankelijk de verschuldigde premie over de maanden februari tot en met mei 2010 gevorderd, maar heeft haar eis vermeerderd naar de totale openstaande vordering, inclusief bedragen verbonden aan het eigen risico voor de jaren 2008, 2009 en 2010. De gedaagde heeft bezwaar gemaakt tegen deze vermeerdering van eis, maar de kantonrechter oordeelt dat de gedaagde voldoende gelegenheid heeft gehad om zijn verweer te voeren en dat de vermeerdering van eis niet in strijd is met de eisen van een goede procesorde.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde erkent dat hij de premie voor de maanden februari tot en met mei 2010 verschuldigd is en dat hij geen verweer heeft gevoerd tegen de overige gevorderde bedragen. De rechter heeft geoordeeld dat de keuze van de gedaagde om geen gebruik te maken van een WWB-uitkering voor zijn rekening en risico komt. De vordering van Menzis is toegewezen, met uitzondering van de gevorderde buitengerechtelijke kosten, die zijn afgewezen omdat er geen inhoudelijke incassoactiviteiten zijn verricht. De gedaagde is veroordeeld in de proceskosten.

Het vonnis is uitgesproken door mr. A. Fokkema, kantonrechter, en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector kanton
Locatie Groningen
Zaak\rolnummer: 484433 CV EXPL 10-21224
Vonnis d.d. 7 juli 2011
inzake
de naamloze vennootschap Menzis Zorgverzekeraar N.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Wageningen,
eiseres, hierna Menzis te noemen,
gemachtigde de besloten vennootschap Landelijke Associatie Van Gerechtsdeurwaarders B.V., gevestigd en kantoorhoudende te Groningen,
tegen
[gedaagde],
wonende te [adres],
gedaagde, hierna [gedaagde] te noemen,
gemachtigde mr. E.Tj. van Dalen, advocaat te Groningen.
PROCESGANG
De procesgang blijkt uit het volgende:
- dagvaarding
- conclusie van antwoord
- conclusie van repliek, tevens akte vermeerdering van eis
- conclusie van dupliek, tevens akte bezwaar tegen vermeerdering van eis
Menzis heeft producties in het geding gebracht.
Vonnis is bepaald op heden.
OVERWEGINGEN
De feiten
1.1 Als gesteld en erkend, dan wel niet (gemotiveerd) weersproken, alsmede op grond van de in zoverre onbetwiste inhoud van de overgelegde producties staat het volgende vast.
1.2 [gedaagde] heeft met ingang van 1 januari 2006 bij Menzis een basisverzekering voor ziektekosten afgesloten onder polisnummer 14513528. [gedaagde] heeft de premie voor de maanden februari tot en met mei 2010, in totaal € 379,00, niet voldaan. In mei 2010 is [gedaagde] door Menzis aangemeld bij het College voor zorgverzekeringen (CVZ). Sinds 1 juni 2010 loopt de inning van de bestuursrechtelijke premie via het CVZ.
De vordering
2. Menzis vordert de veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 3.840,38 aan hoofdsom, vermeerderd met buitengerechtelijke kosten (€ 624,75) en de wettelijke rente.
Het standpunt van Menzis
3.1 [gedaagde] is sinds 1 januari 2006 bij Menzis verzekerd en heeft nimmer een betaling aan Menzis verricht. De achterstand in de premiebetaling tot 1 juni 2010 dient [gedaagde] aan Menzis te voldoen. Dat [gedaagde] geen gebruik wenst te maken van een WWB-uitkering en geen aanspraak maakt op zorgtoeslag dient voor zijn rekening en risico te komen en kan niet aan Menzis worden tegengeworpen.
3.2 Aanvankelijk vorderde Menzis in de onderhavige procedure de verschuldigde premie over de maanden februari tot en met mei van het jaar 2010. Menzis heeft vanaf de aanvang van de verzekering elke maand nota’s gestuurd. Omdat betaling uitbleef heeft Menzis haar vordering gefaseerd uit handen gegeven aan haar gemachtigde. Zowel Menzis als haar gemachtigde hebben meerdere aanmaningen gestuurd. [gedaagde] is dan ook bekend met de vordering en is met een vermeerdering van eis niet in zijn procesbelangen geschaad. Menzis heeft dan ook haar eis vermeerderd en vordert in de onderhavige procedure de verschuldigde premie van mei 2007 tot en met mei 2010, alsmede de verschuldigde bedragen verbonden aan het eigen risico voor de jaren 2008, 2009 en 2010.
3.3 [gedaagde] dient tevens de buitengerechtelijke incassokosten en de wettelijke rente te voldoen, alsmede veroordeeld te worden in de proceskosten.
Het standpunt van [gedaagde]
4.1 [gedaagde] begrijpt dat hij verplicht is verzekerd voor de ziektekosten en dat hij premie moet betalen. [gedaagde] is echter als kunstenaar aangewezen op wisselende inkomsten en heeft met opzet gekozen om niet aangewezen te zijn op een WWB-uitkering. Daardoor is hij niet altijd in staat zijn zorgpremie terstond te betalen.
4.2 [gedaagde] maakt bezwaar tegen de vermeerdering van eis. Door de vermeerdering van eis met meer dan het tienvoudige dan de oorspronkelijke hoofdsom wordt de procedure aanmerkelijk vertraagd en [gedaagde] wordt tevens aanmerkelijk in zijn verdediging geschaad, aangezien de gevorderde bedragen op geen enkele wijze zijn onderbouwd. [gedaagde] is van mening dat hij enkel het aanvankelijk gevorderde bedrag ad € 379,00 dient te voldoen.
4.3 Aangezien er geen inhoudelijke incassoactiviteiten zijn verricht dienen de buitengerechtelijke incassokosten te worden afgewezen.
De beoordeling
5.1 De kantonrechter oordeelt als volgt. [gedaagde] erkent het aanvankelijk door Menzis gevorderde bedrag ad € 379,00, zijnde de premie voor de maanden februari tot en met mei 2010, verschuldigd te zijn. Dit bedrag zal dan ook worden toegewezen.
5.2 [gedaagde] heeft bezwaar gemaakt tegen de vermeerdering van eis door Menzis. De kantonrechter dient op grond van artikel 130 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering te beoordelen of de vermeerdering van eis in strijd is met de eisen van een goede procesorde. Van belang hierbij is of er sprake is van onredelijke bemoeilijking van de verdediging dan wel van onredelijke vertraging van het geding.
5.3 [gedaagde] was er mee bekend dat hij vanaf januari 2006 premie en de aan het eigen risico verbonden bedragen verschuldigd was aan Menzis en heeft erkend dat hij zich bewust is van zijn verplichting tot betalen. [gedaagde] heeft echter nimmer contact opgenomen met Menzis in verband met zijn onvermogen tot betalen. [gedaagde] heeft zich bij dupliek kunnen uitlaten omtrent de vermeerdering van eis en heeft erkend de premie van de maanden februari tot en met mei 2010 verschuldigd te zijn. Voorts heeft hij niet gemotiveerd betwist de overige bedragen verschuldigd te zijn. Op grond van het vorenstaande is de kantonrechter van oordeel dat [gedaagde] door de vermeerdering van eis niet bemoeilijkt wordt in zijn verdediging. Voorts wordt het geding ook niet onredelijk vertraagd door de vermeerdering. Doordat Menzis in de onderhavige procedure de totale openstaande vordering heeft ingebracht loopt [gedaagde] juist geen risico op extra proceskosten. De kantonrechter is van oordeel dat er geen sprake is van strijd met de eisen van een goede procesorde door de vermeerdering van eis, zodat deze zal worden toegestaan. Voor de beoordeling van het geschil zal derhalve worden uitgegaan van de vermeerderde vordering.
5.4 [gedaagde] heeft er bewust voor gekozen geen gebruik te maken van de mogelijkheid om een uitkering aan te vragen. Die keuze -hoe begrijpelijk ook- komt voor zijn rekening en risico en kan niet aan Menzis worden tegengeworpen. De totale hoofdsom zal dan ook worden toegewezen. Nu [gedaagde] geen afzonderlijk verweer heeft gevoerd tegen de mede gevorderde wettelijke rente, zal deze eveneens worden toegewezen.
5.5. [gedaagde] heeft aangevoerd dat er geen inhoudelijke incassoactiviteiten zijn verricht en dat de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten dienen te worden afgewezen. Uitgangspunt is dat de buitengerechtelijke werkzaamheden meer moeten omvatten dan een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning om voor vergoeding in aanmerking te kunnen komen. Nu hiervan niet is gebleken, dienen deze werkzaamheden te worden aangemerkt als zijnde ter voorbereiding van de processtukken en instructie van de zaak. De gevorderde buitengerechtelijke kosten zullen derhalve worden afgewezen.
5.6 [gedaagde] zal, als de -grotendeels- in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de proceskosten.
BESLISSING
De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] om tegen kwijting aan Menzis te betalen € 4.200,65 vermeerderd met de wettelijke rente over € 3.840,38 vanaf 17 maart 2011 tot de dag der algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde] tevens in de kosten van het geding, aan de zijde van Menzis tot aan deze uitspraak vastgesteld op € 280,00 aan griffierecht, € 94,93 aan explootkosten en € 260,00 voor salaris van de gemachtigde;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Fokkema, kantonrechter, en op 7 juli 2011 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.
Typ: KO