ECLI:NL:RBGRO:2011:BR1659

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
15 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
Awb 11-694
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake vervroeging openingstijden horeca tijdens de Nacht van Winschoten

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Groningen op 15 juli 2011 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening van HACCP Exploitatie bv, gevestigd te Winschoten. Het verzoek betreft de vervroeging van de openingstijden van horeca-inrichtingen in verband met de Nacht van Winschoten, waarbij de burgemeester van Oldambt op 6 juli 2011 had besloten dat alle horeca-inrichtingen op 16 juli 2011 om 04:00 uur moesten sluiten. Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, omdat zij van mening is dat de motivering van de burgemeester onvoldoende is en dat de belangen van horeca-ondernemers niet zijn meegewogen.

Tijdens de zitting op 14 juli 2011 heeft de voorzieningenrechter de argumenten van beide partijen gehoord. De burgemeester heeft verklaard dat het besluit, ondanks een foutieve ondertekening, als een besluit van hem moet worden beschouwd. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de burgemeester beoordelingsvrijheid heeft bij het nemen van dergelijke besluiten, maar dat deze vrijheid niet onbeperkt is. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat het besluit niet zorgvuldig tot stand is gekomen, omdat verzoekster niet in de gelegenheid is gesteld om zich uit te laten over het voornemen van het besluit en omdat er geen deugdelijke heroverweging op bezwaar heeft plaatsgevonden.

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het bestreden besluit een onvoldoende specifieke en draagkrachtige motivering bevat. De burgemeester heeft niet aangetoond waarom er van de gebruikelijke sluitingstijden moet worden afgeweken, en het besluit kan daarom de rechtmatigheidstoets niet doorstaan. De voorzieningenrechter heeft het besluit geschorst en verweerder veroordeeld tot vergoeding van de griffierechten en proceskosten van verzoekster. De uitspraak heeft geen rechtsmiddel openstaan.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 11/694
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Groningen inzake het verzoek om toepassing van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van
HACCP Exploitatie bv, gevestigd te Winschoten, gemeente Oldambt, verzoekster,
gemachtigden: mr. E. Maas en mr. J.P. Dijstelberge,
ten aanzien van het besluit van 6 juli 2011 van
de burgemeester van Oldambt, verweerder,
gemachtigden: mr. W.R. van der Velde en K. van der Broek.
1. Procesverloop
Bij besluit gedateerd 6 juli 2011, ondertekend door een gemeentelijk ambtenaar namens burgemeester en wethouders van Oldambt, is in het kader van de Nacht van Winschoten het sluitingsuur voor alle horeca-inrichtingen gevestigd binnen de bebouwde kom van Winschoten op zaterdag 16 juli 2011 bepaald op 04.00 uur.
Hiertegen heeft verzoekster bij brief van 10 juli 2011 bezwaar gemaakt.
Bij verzoekschrift van 12 juli 2011 heeft verzoekster de voorzieningenrechter gevraagd met betrekking tot het bestreden besluit een voorlopige voorziening te treffen.
Het verzoek om voorlopige voorziening is behandeld ter zitting van de voorzieningenrechter op 14 juli 2011.
Namens verzoekster zijn mr. E. Maas en D.P. Maas verschenen.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.
Tevens zijn verschenen de politiebeambten J. Schreuder en A. Kruizinga.
Het onderzoek is ter zitting gesloten.
2. Rechtsoverwegingen
Wettelijke bepalingen
Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, Awb, kan, voor zover hier van belang, indien tegen een besluit bezwaar is gemaakt, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd kan worden in de hoofdzaak op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
Artikel 2:29, eerste lid, van de Algemene Plaatselijke verordening gemeente Oldambt 2011 (APV) luidt:
Het is de exploitant van een openbare inrichting gevestigd binnen de bebouwde
kom van Winschoten verboden dit voor bezoekers geopend te hebben en aldaar
bezoekers toe te laten of te laten verblijven:
A. in inrichtingen waar anders dan om niet alcoholhoudende drank wordt
verstrekt:
1. op maandag tot en met vrijdag: tussen 03.00 uur en 09.00 uur met
inachtneming van een sluiting om 02.00 uur met een cooldown tot
03.00 uur en
2. op zaterdag en zondag: tussen 05.00 uur en 09.00 uur met in achtneming
van een sluiting om 04.00 uur met een cooldown tot 05.00 uur.
B. in inrichtingen waar anders dan om niet alcoholvrije drank wordt verstrekt:
1. op maandag tot en met vrijdag tussen 04.00 uur en 09.00 uur en
2. op zaterdag en zondag tussen 06.00 uur en 09.00 uur.
Artikel 2:30, eerste lid, APV luidt:
De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, veiligheid, zedelijkheid
of gezondheid of in geval van bijzondere omstandigheden voor een of meer openbare
inrichtingen of een daartoe behorend terras tijdelijke sluitingstijden of tijdelijke andere
sluitingstijden vaststellen of tijdelijk sluiting bevelen.
Beoordeling
Ter zitting heeft verweerder middels zijn gemachtigden verklaard, dat de ondertekening van het besluit foutief is, dat het besluit, zoals uit de tekst blijkt, beschouwd dient te worden als te zijn genomen door hem en dat hij het besluit voor zijn rekening neemt. De voorzieningenrechter acht dit voldoende om het besluit aan te merken als een besluit van verweerder.
Het besluit houdt in een eenmalige vervroeging, ter gelegenheid van de Nacht van Winschoten, van de gebruikelijke sluitingstijden van de horeca, waarbij bovendien geen onderscheid wordt gemaakt tussen inrichtingen waar alcoholhoudende en alcoholvrije drank worden geschonken. Met de laatste categorie wordt in feite gedoeld op inrichtingen waar snacks en andere eetwaren kunnen worden verkregen.
De voorzieningenrechter overweegt dat artikel 2:30, eerste lid, APV aan verweerder de bevoegdheid geeft om een besluit als het bestreden besluit te nemen. Uit de tekst van de bepaling volgt dat verweerder beoordelingsvrijheid heeft bij de vraag of aan de gestelde voorwaarden is voldaan en dat hij, bij een bevestigend antwoord op die vraag, beleidsvrijheid heeft bij de vraag of hij de bevoegdheid dient aan te wenden.
Gezien deze discretionaire bevoegdheid van verweerder, dient de voorzieningenrechter het besluit afstandelijk te toetsen. Dit betekent dat de voorzieningenrechter dient te beoordelen of verweerder, bij afweging van de betrokken belangen, in redelijkheid tot het bestreden besluit heeft kunnen komen. De algemene beginselen van behoorlijk bestuur dienen bij de beoordeling te worden betrokken. Vervolgens komt aan de orde of eventuele gebreken van het besluit aanleiding vormen om tot de verzochte schorsing van het besluit over te gaan.
De voorzieningenrechter overweegt dat verweerder het bestreden besluit slechts anderhalve week vóór de Nacht van Winschoten heeft genomen. Verweerder heeft verzoekster niet de gelegenheid gegeven zich uit te laten over een voornemen van het besluit. Evenmin is de vervroeging van de sluitingstijd in informeel overleg aan de orde gekomen. Reeds hierom kan de voorbereiding, naar het oordeel van de voorzieningenrechter, niet als zorgvuldig zoals beoogd in artikel 3:2 Awb worden aangemerkt. Verweerder heeft de voorzieningenrechter er niet van kunnen overtuigen dat er sprake is van omstandigheden die maken dat eerdere afstemming met betrokkenen niet mogelijk was.
Het late tijdstip van het besluit brengt voorts mee dat er geen gelegenheid meer is voor een deugdelijke heroverweging op bezwaar. Dit euvel is nog versterkt door de hierboven besproken onduidelijkheid over welk bestuursorgaan het besluit had genomen.
Voorts overweegt de voorzieningenrechter dat het bestreden besluit een onvoldoende specifieke en draagkrachtige motivering bevat. In een heroverweging op bezwaar zou deze motivering in principe echter aangevuld kunnen worden.
Ter zitting heeft verweerder aangevoerd dat een beëindiging van de Nacht van Winschoten om 04:00 uur voor iedereen duidelijkheid schept. De politiebeambten Schreuder en Kruizinga hebben aangevuld dat verwacht wordt dat door de fasering van het evenement, in die zin dat op een bepaald moment de live muziek stopt en op een later moment de mechanische muziek, al ruim vóór 04.00 uur een gespreid vertrek van de bezoekers van de Nacht van Winschoten op gang zal komen.
Verzoekster heeft daartegen aangevoerd dat juist door de reguliere sluitingstijden van artikel 2:29, eerste lid, APV een gespreid vertrek van de bezoekers bevorderd wordt. Door een plotse sluiting om 04.00 uur zouden de veiligheidsrisico’s juist groter worden.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft verweerder tot op heden niet inzichtelijk gemaakt waarom juist nu afgeweken wordt van het normale patroon van sluitingstijden zoals die gelden in de nacht van vrijdag op zaterdag. Niet gebleken is dat dit is gelegen in het bijzondere karakter van de Nacht van Winschoten nu bij eerdere edities niet is afgeweken van de normale sluitingstijden. Bovendien heeft verweerder niet aannemelijk gemaakt dat het hanteren van de reguliere sluitingstijden bij eerdere edities van de Nacht van Winschoten heeft geleid tot zodanige problemen dat thans tot afwijking van de geldende sluitingstijden moet worden overgegaan. Dit betekent tevens dat niet duidelijk is geworden hoe het in artikel 2:30, eerste lid, APV genoemde belang van openbare orde, waarop verweerder zich ter zitting heeft beroepen, met het besluit wordt gediend.
Het bestreden besluit ontbeert daarom een draagkrachtige motivering zoals vereist wordt door artikel 3:46 Awb.
Voorts is niet gebleken dat de (commerciële) belangen van verzoekster, en van andere horeca-ondernemers, zijn meegewogen in de besluitvorming. Dit klemt des te meer nu niet duidelijk is, zoals hierboven besproken, hoe het besluit het algemene belang van openbare orde ten goede komt. De betrokken belangen zijn niet, overeenkomstig artikel 3:4 Awb, deugdelijk afgewogen.
Naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter kan het bestreden besluit de rechtmatigheidstoets niet doorstaan. Gelet op de stukken en verhandelde ter zitting, heeft verweerder niet in redelijkheid tot het bestreden besluit kunnen komen. Om die reden wordt het besluit bij wijze van voorlopige voorziening geschorst.
Het argument van verweerder, ter zitting naar voren gebracht, dat schorsing van het bestreden besluit onvoorziene gevolgen kan hebben omdat gelijkluidende besluiten gericht aan andere horeca-ondernemers wel in stand blijven, is voor de voorzieningenrechter geen reden om van de schorsing af te zien. Het is immers de vraag of deze besluiten, gezien de ondertekening door een onbevoegd bestuursorgaan, rechtsgeldig zijn. De voorzieningenrechter merkt daarbij op dat niet gebleken is dat verweerder ook deze besluiten voor zijn rekening heeft genomen. Daarnaast heeft verweerder, dan wel het college van burgemeester en wethouders van Oldambt, de bevoegdheid deze besluiten in te trekken.
De voorzieningenrechter ziet aanleiding voor veroordeling van verweerder in de kosten van rechtsbijstand van verzoekster. Overeenkomstig het Besluit proceskosten bestuursrecht worden deze kosten begroot op € 437,-, te weten een punt voor het indienen van een verzoekschrift, met een bedrag van € 437,- per punt.
3. Beslissing
De voorzieningenrechter van de rechtbank Groningen,
RECHT DOENDE,
- schorst het besluit van 6 juli 2011 tot en met zes weken na de datum van de verzending van het besluit op het bezwaar van verzoekster;
- veroordeelt verweerder tot vergoeding van de door verzoekster betaalde griffierechten ten bedrage van € 304,-;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster ten bedrage van € 437,-.
Aldus gegeven door mr. M.W. de Jonge, voorzieningenrechter, en door haar in het openbaar uitgesproken op 15 juli 2011, in tegenwoordigheid van mr. H.A. Hulst als griffier.
w.g. De griffier,
w.g. De voorzieningenrechter,
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.