ECLI:NL:RBGRO:2011:BR0709

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
29 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
125084 KGZA 11-85
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verbod op publicatie van beledigende uitlatingen over pleegzorgorganisatie en medewerkers

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Groningen op 29 april 2011 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de stichting Elker en de gedaagden, [A] en [B]. De stichting Elker, die zich bezighoudt met de begeleiding van pleegkinderen en pleeggezinnen, vorderde dat de gedaagden beledigende en onware uitlatingen over de organisatie en haar medewerkers van internet zouden verwijderen. De gedaagden hadden op verschillende platforms negatieve informatie gepubliceerd over Elker, het pleeggezin en de pleegkind [C]. De voorzieningenrechter oordeelde dat de vrijheid van meningsuiting niet onbeperkt is en dat de uitlatingen van de gedaagden onrechtmatig waren, omdat zij kwetsend en onjuist waren. De rechter wees de vorderingen van Elker grotendeels toe, met uitzondering van een aantal te ruime vorderingen. De gedaagden werden verplicht om binnen twee weken na betekening van het vonnis alle uitlatingen te verwijderen en een dwangsom te betalen voor iedere overtreding. De voorzieningenrechter benadrukte dat de publicatie van persoonsgegevens en onjuiste beschuldigingen een inbreuk op de privacy van de betrokkenen vormde, en dat de belangen van Elker en de betrokkenen zwaar wogen in deze zaak.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK GRONINGEN
Sector civielrecht
zaaknummer / rolnummer: 125084 / KG ZA 11-85
Vonnis in kort geding van 29 april 2011
in de zaak van
de stichting
STICHTING ELKER,
gevestigd te Groningen,
eiseres,
advocaat mr. L.H. Poortman-de Boer,
tegen
1. [A],
wonende te [woonplaats],
2. [B],
wonende te [woonplaats],
gedaagden,
advocaat mr. M.S. Scheffers.
Partijen zullen hierna Elker en [A] en [B] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding;
- de mondelinge behandeling;
- de pleitnota van Elker.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Elker is de hulpverlenende instantie die zich (onder andere) bezig houdt met de begeleiding van pleegkinderen en pleeggezinnen.
2.2. [C], [cijfer] jaar oud, is in februari 2006 uit huis geplaatst en in het gezin [D] opgenomen.
Aanvankelijk betrof het een crisisopname maar deze werd voortgezet in een van langere
duur. Uiteindelijk is het gezin [D] voor [C] als perspectiefbiedend gekwalificeerd.
2.3. [B] had een relatie met de moeder van [C]. Ten tijde van de geboorte van [C] woonden zij samen. Kort nadien is de relatie verbroken en heeft de heer [B] de gezamenlijke woning verlaten. Vanwege de zorgwekkende situatie waarin [C] zich bevond, heeft [B] het Bureau Jeugdzorg ingeschakeld en is [C] uit huis geplaatst.
2.4. Bij beschikking van 17 september 2010 is op verzoek van het Bureau Jeugdzorg [B] geschorst in de uitoefening van het ouderlijk gezag voor de duur van 12 weken welke schorsing op 14 december 2010 is verlengd. Het Bureau Jeugdzorg is
derhalve vanaf 17 september 2010 tot nu toe met de voogdij over [C] belast.
2.5. Voorts heeft de Raad voor de Kinderbescherming een verzoek tot ontheffing/ontzetting uit het ouderlijk gezag ingediend. Op 1 februari 2011 heeft de mondelinge behandeling van dat verzoek in deze rechtbank plaatsgevonden. Bij beschikking d.d. 29 maart 2011 heeft deze rechtbank het Nederlandse Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (het NIFP), locatie Groningen, verzocht omtrent het ingediende verzoek onderzoek te (doen) verrichten en naar aanleiding daarvan uiterlijk op 1 augustus 2011 schriftelijk rapport en advies uit te brengen aan de rechtbank.
3. Het geschil
3.1. De vordering van Elker strekt ertoe:
1. gedaagden te bevelen om binnen 24 uur na betekening van dit vonnis alle uitlatingen (zowel direct als indirect) op internet dan wel via enig ander (openbaar) medium die betrekking hebben op (de uithuisplaatsing van) [C] en/of op het pleeggezin en/of op één van de leden van het pleeggezin, en/of op één van de medewerkers van Elker, te (laten) verwijderen en verwijderd te houden;
2. gedaagden met onmiddellijke ingang na dit vonnis te verbieden enige
uitlatingen te doen op internet dan wel via enig ander (openbaar) medium die betrekking
hebben op (de uithuisplaatsing van) [C], en/of op het pleeggezin, en/of op één van de
leden van het pleeggezin, en/of op één van de medewerkers van Elker;
3. te bepalen dat gedaagden voor iedere overtreding van het gegeven ge- en verbod aan
eiseres een dwangsom verbeuren van EUR 2.500,00, tot een maximum van EUR 50.000,00;
4. gedaagden hoofdelijk, des dat de een betalende de ander is gekweten, te veroordelen tot
een door uw rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag aan schadevergoeding
bestemd voor de heer en mevrouw [D], twee van hun zoons en voor [C] en
daarnaast te bepalen dat gedaagden gehouden zijn dit schadevergoedingsbedrag binnen
14 dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis op de bankrekening van Elker te
betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van het in deze te wijzen
vonnis tot aan het moment van algehele voldoening;
5. gedaagden hoofdelijk, des dat de een betalende de ander is gekweten, te veroordelen in
de kosten van deze procedure alsmede de nakosten volgens het liquidatietarief, een en
ander te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het in deze zaak te wijzen
vonnis, en – voor het geval voldoening van de (na-)kosten niet binnen de gestelde termijn
plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na-)kosten vanaf bedoelde
termijn voor voldoening.
3.2. Aan deze vordering heeft Elker onder meer het volgende ten grondslag gelegd.
[B] en zijn echtgenote, [A], hebben op internet voor het pleeggezin alsmede voor [C] uitermate grievende, onware en zeer privacygevoelige informatie prijsgegeven.
Tevens heeft [A] zich in een 5 uur durende radio-uitzending van Argusoog Radio negatief uitgelaten over deze kwestie.
Zowel pleegvader alsook pleegmoeder, twee van hun minderjarige kinderen ([E] en
[F]) alsmede [C] worden met naam en toenaam genoemd. Er wordt beweerd althans
gesuggereerd dat zowel pleegvader alsook een van zijn zoons ([E]) zich schuldig
zouden hebben gemaakt aan seksueel misbruik van [C].
Voorts wordt er gesuggereerd dat het pleeggezin voor [C] onveilig zou zijn en dat haar
medische zorg is onthouden waardoor zij zowel lichamelijk alsook geestelijk letsel zou
hebben opgelopen. Van [C] worden diverse medische gegevens prijsgegeven waarvan
overigens niet duidelijk is of ze kloppen. Van [E] wordt beweerd dat hij
een geestelijke stoornis heeft en van [F] wordt beweerd dat hij [C]
pornofilmpjes liet kijken. Op een blog verhalen zowel de heer [B] alsook zijn
echtgenote, mevrouw [A] over voornoemde. Voorts doen zij het voorkomen dat
[C] zelf zich op deze blog, met name zeer negatief, over het pleeggezin uitlaat. Gezien
de inhoud van de tekst en de woordkeus is het onwaarschijnlijk dat een meisje van
slechts 5 jaren oud dit soort teksten kan schrijven. Elker houdt het er voor dat hetzij de
heer [B] dan wel mevrouw [A] verantwoordelijk is voor dit deel van de tekst op
het blog.
Uit de teksten blijkt dat eveneens drie medewerkers van Elker met naam en toenaam
worden genoemd. Door bij een van deze medewerkers te vermelden dat ook die
pleegzorgbegeleider verantwoordelijk was in de zaak van [G] (een zaak die in
Nederland publicitair veel aandacht heeft gehad), wordt gesuggereerd dat hij een slechte
pleegzorgbegeleider is. Van de andere pleegzorgmedewerkers worden hun zogenaamde
(deskundige) meningen verwoord ten einde de positie van [B] kracht bij te zetten.
Zowel de leden van het pleeggezin alsook de medewerkers van Elker voelen zich ernstig
in hun eer en goede naam en privacy aangetast.
3.3. [A] en [B] hebben verweer gevoerd.
Zij hebben onder meer het volgende aangevoerd.
Er is in de loop van de procedures geen nader onderzoek verricht of [C] bij [B] zou kunnen wonen.
[A] en [B] hebben deels voldaan aan de vordering, doch zij waren niet in staat alle publicaties die zij hebben doen plaatsen en op welke plaats dat is gebeurd, te achterhalen.
[B] kan hoe dan ook geen verwijt worden gemaakt van het handelen waarvan gedaagden beticht worden, nu de in geding zijnde publicaties niet van [B] doch van [A] afkomstig zijn.
4. De beoordeling
4.1. Ten aanzien van de vraag of Elker kan worden ontvangen in haar vorderingen, overweegt de voorzieningenrechter het volgende.
4.2. Ingevolge artikel 3: 305a BW kan een stichting of vereniging met volledige rechtsbevoegdheid een rechtsvordering instellen die strekt tot bescherming van gelijksoortige belangen van andere personen, voor zover zij deze belangen ingevolge haar statuten behartigt.
Elker stelt zich blijkens artikel 2 lid 1 van haar statuten onder meer ten doel het geven van ondersteuning en hulp aan jeugdigen, hun ouders, stiefouders of anderen, die een jeugdige als behorende tot hun gezin verzorgen en opvoeden, bij opgroei- of opvoedingsproblemen of dreigende zodanige problemen. Met het oog op haar doelstelling in gevallen zoals de onderhavige, waarbij zorg en ondersteuning aan zowel pleegkind alsook haar verzorgers wordt geboden, heeft Elker een gerechtvaardigd belang bij haar vorderingen in dezen om er aldus zorg voor te dragen dat gedaagden zich onthouden van het uiten van grievende, onware en privacygevoelige gegevens van Elker of danwel degenen aan wie zij hulp en ondersteuning biedt. Bovendien voelt Elker zich terecht in haar goede naam aangetast doordat haar medewerkers expliciet worden genoemd en in verband gebracht worden met voornoemde onrechtmatige uitingen. Voorts dient Elker zich jegens
haar medewerkers als een goed werkgeefster te gedragen hetgeen in dit geval met zich
brengt dat Elker ook in het belang van haar medewerkers verwijdering van de tekst van
het internet zal trachten af te dwingen.
4.3. Gelet op het vorenstaande kan Elker worden ontvangen in haar vorderingen.
4.4. Ter beoordeling van de vraag of de uitlatingen waarvoor gedaagden verantwoordelijk zijn, onrechtmatig zijn jegens eisers, overweegt de voorzieningenrechter als volgt.
4.5. Het gevorderde vormt een beperking van het aan een ieder toekomend recht op vrijheid van meningsuiting als bedoeld in artikel 10 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (hierna: EVRM). Dat recht kan ingevolge het bepaalde in het tweede lid van artikel 10 EVRM slechts worden beperkt indien de beperking bij wet is voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk is, bijvoorbeeld ter bescherming van rechten van anderen. Van een beperking die bij de wet is voorzien, is sprake wanneer de uitlatingen van gedaagden onrechtmatig zijn in de zin van artikel 6:162 BW.
4.6. Vooropgesteld moet worden dat het gedaagden in beginsel vrij staat om zich kritisch uit te laten over de door hen gesignaleerde gebeurtenissen en ervaringen met maatschappelijke instituties als Elker en/of Bureau Jeugdzorg en/of haar werknemers en daarover hun mening te geven en desgewenst ook op het internet te publiceren.
4.7. Daartegenover staat dat de grenzen die de zorgvuldigheid in het maatschappelijk verkeer met zich brengt niet dienen te worden overschreden. Van een dergelijke overschrijding kan sprake zijn indien de gepubliceerde uitlatingen feitelijk onjuist of onnodig grievend zijn danwel indien betrokkenen met naam en toenaam worden genoemd.
4.8. Uit de overgelegde stukken is voldoende gebleken dat pleegvader alsook pleegmoeder, twee van hun minderjarige kinderen ([E] en
[F]) alsmede [C] in de in geding zijnde stukken met naam en toenaam worden genoemd, terwijl – naar het oordeel van de voorzieningenrechter – niet aannemelijk is geworden dat daarvoor rechtvaardiging kan worden gevonden in het aan de orde stellen van eventuele bij gedaagden bestaande onvrede met het functioneren van Elker en de bij haar werkzaamheden betrokken personen.
4.9. Gedaagden handelen jegens het pleeggezin, te weten jegens [D] en hun twee zoons, jegens [C] en een drietal medewerkers van Elker, alsmede jegens Elker onrechtmatig door negatieve berichtgeving over met name het pleeggezin, althans leden van dat gezin, op diverse websites en blogs te plaatsen.
De gebezigde bewoordingen en kwalificaties, alsmede de voorshands niet met feiten
gestaafde beschuldigingen van seksueel misbruik zijn onrechtmatig omdat zij kwetsend, onnodig grievend zijn en waarvan de feitelijke juistheid voorshands niet aannemelijk is geworden, zodat daarmee de in het maatschappelijk verkeer in acht te nemen zorgvuldigheid en betamelijkheid is overschreden.
4.10. Door aldus te handelen, derhalve door dergelijke feitelijk onjuiste en onnodig grievende uitingen via internet publiekelijk kenbaar te maken, alsmede door via internet onwaarheden te debiteren, worden de grenzen die de zorgvuldigheid in het maatschappelijk verkeer met zich brengt overschreden en worden voornoemden in hun eer en goede naam aangetast en wordt daarnaast hun recht op privacy geschonden.
Publicatie van persoonsgegevens op diverse websites en blogs vormen dan ook een inbreuk op het grondrecht van het pleeggezin (inclusief [C]) en de medewerkers van Elker op bescherming van hun persoonlijke levenssfeer, zoals vastgelegd in zowel art. 8 EVRM als in art. 10 Grondwet.
4.11. Voorzover [B] heeft aangevoerd dat de in geding zijnde gegevens slechts van [A] afkomstig zijn en niet van hemzelf, overweegt de voorzieningenrechter dat ook indien deze stelling juist is, de onderliggende stukken, zoals processtukken, waarnaar wordt verwezen, hoe dan ook van [B] afkomstig zijn en dit [B] op zichzelf bezien onvoldoende vrijpleit.
4.12. Naar aanleiding van het verweer van [A] en [B] dat zij hun best hebben gedaan het door hen gepubliceerde materiaal te verwijderen, overweegt de voorzieningenrechter dat het op hun weg had gelegen het nodige in het werk te stellen teneinde na te gaan waar zij die diverse publicaties hadden geplaatst en vervolgens voor verwijdering daarvan zorg te dragen. Nu gedaagden dit hebben nagelaten, kan aan het zojuist bedoelde verweer verder geen overwegende betekenis worden toegekend.
4.13. Gelet op het voorgaande zal de vordering sub 1 worden toegewezen ten aanzien van beide gedaagden.
De gevorderde dwangsom zal worden beperkt en gemaximeerd.
4.14. De vordering sub 2 wordt onder verwijzing naar hetgeen hiervoor in rechtsoverwegingen 4.6. en 4.7. is overwogen, echter als te ruim gekwalificeerd, zodat de vordering in zoverre wordt afgewezen.
Met nadruk overweegt de voorzieningenrechter in dit verband dat deze afwijzing geen vrijbrief betekent soortgelijke gegevens als thans in geding vrijelijk op internet te zetten.
4.15. Ten aanzien van het gevorderde voorschot op de schadevergoeding overweegt de voorzieningenrechter het volgende.
Voor toewijzing van een voorziening die strekt tot betaling van een geldsom in kort geding is slechts dan aanleiding, als het bestaan en de omvang van de vordering in hoge mate aannemelijk zijn, terwijl voorts uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening vereist is en het risico van onmogelijkheid van terugbetaling – bij afweging van de belangen van partijen – aan toewijzing niet in de weg staat.
Deze vordering heeft Elker niet voldoende onderbouwd, terwijl een kort geding zich niet leent voor een nader onderzoek, zodat de vordering in zoverre zal worden afgewezen.
4.16. Aangezien elk van partijen als op enig punt in het ongelijk gesteld is te beschouwen, zullen de proceskosten worden gecompenseerd op de hierna te vermelden wijze.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. beveelt gedaagden om binnen twee weken na betekening van dit vonnis alle uitlatingen (zowel direct als indirect) op internet dan wel via enig ander (openbaar) medium die betrekking hebben op (de uithuisplaatsing van) [C] en/of op het pleeggezin en/of op één van de leden van het pleeggezin, en/of op één van de medewerkers van Elker, te (laten) verwijderen en verwijderd te houden;
5.2. veroordeelt [A] en [B] om aan Elker een dwangsom te betalen van EUR 500,00 voor iedere keer dat zij niet aan de in 5.1. uitgesproken hoofdveroordeling voldoen, tot een maximum van EUR 10.000,00 is bereikt;
5.3. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4. compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.5. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Griffioen en in het openbaar uitgesproken op 29 april 2011.?