ECLI:NL:RBGRO:2011:BQ9490

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
23 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
18/670083-11
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor een reeks misdrijven, waaronder brandstichting en afpersing, met bijzondere aandacht voor de persoonlijke omstandigheden van de verdachte

In deze zaak heeft de Rechtbank Groningen op 23 juni 2011 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van een reeks misdrijven, waaronder brandstichtingen, inbraken, vernieling en afpersing. De feiten vonden plaats in een korte tijdspanne, waarbij de verdachte deels minderjarig was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op verschillende data brand heeft gesticht in clubhuizen en tuincentra, en heeft geprobeerd afpersing te plegen met geweld. De rechtbank heeft de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een aanpassingsstoornis en verslaving aan alcohol en cannabis, zwaar laten meewegen in de strafmaat. De verdachte toonde spijt en was bereid om mee te werken aan reclassering. De rechtbank heeft een gevangenisstraf van 24 maanden opgelegd, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden van reclasseringstoezicht. De rechtbank heeft ook vorderingen van benadeelde partijen beoordeeld, waarbij sommige vorderingen niet-ontvankelijk werden verklaard, terwijl de vordering van een benadeelde partij tot € 450,00 werd toegewezen. De rechtbank heeft de verdachte aansprakelijk gesteld voor de schade die door zijn strafbare feiten is veroorzaakt, en heeft de verplichting opgelegd om dit bedrag aan de Staat te betalen.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector Strafrecht
parketnummer: 18/670083-11 (promis)
datum uitspraak: 23 juni 2011
op tegenspraak
raadsman: mr. K.B. Spoelstra
V O N N I S
van de rechtbank Groningen, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren [1993] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
thans verblijvende te [adres huis van bewaring].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 26 mei en 9 juni 2011.
Tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 30 januari 2011, althans in de periode van 26 januari 2011
tot en met 30 januari 2011, te [gemeente], in elk geval in de gemeente [gemeente],
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk
brand heeft gesticht in een aan of nabij de [a-straat] staand clubhuis,
althans pand,
immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) toen
aldaar opzettelijk een of meer in dat clubhuis hangende gordijnen en/of een of
meer in dat clubhuis liggende papieren met behulp van een of meer aanstekers
in brand gestoken, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht
met een of meer in dat clubhuis hangende gordijnen en/of een of meer in dat
clubhuis liggende papieren, althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge
waarvan die/dat gordijn(en) en/of die/dat papier(en) geheel of gedeeltelijk
is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor genoemd clubhuis, althans genoemd pand
en/of de in dat clubhuis/pand aanwezige goederen, in elk geval gemeen gevaar
voor goederen, te duchten was;
2.
hij op of omstreeks 3 februari 2011, te [gemeente], in elk geval in de gemeente
[gemeente],
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk
brand heeft gesticht in een aan of nabij het [b-straat] gelegen
tuincentrum, althans pand, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer
van) zijn mededader(s) toen aldaar opzettelijk een hoeveelheid wasbenzine,
althans brandversnellende vloeistof over in dat tuincentrum, althans dat pand,
aanwezig(e) hout en/of gordijn(en) en/of de/een vloer in dat tuincentrum/pand
gegoten en/of (vervolgens) die wasbenzine en/of dat hout en/of die gordijn(en)
en/of die vloer in brand gestoken, in elk geval opzettelijk (open) vuur in
aanraking gebracht met (een) in dat tuincentrum aanwezig(e) hout en/of
gordijn(en) en/of vloer, althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge
waarvan dat hout en/of die/dat gordijn(en) en/of die vloer geheel of
gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan
gemeen gevaar voor dat tuincentrum/pand, in elk geval gemeen gevaar voor
goederen, te duchten was;
3.
hij op of omstreeks 2 februari 2011, te [gemeente], in elk geval in de gemeente
[gemeente],
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening weg te nemen geld, geheel of ten dele
toebehorende aan de vervoersmaatschappij [bedrijf A] en/of [aangever C], in elk geval
aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen
vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen
genoemde [aangever C], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te
bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan
zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken,
hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, met een of meer van zijn
mededader(s), althans alleen,
een mes aan die [aangever C] heeft getoond en/of die [aangever C] de woorden
heeft toegevoegd: "Je tas, je tas" en/of "Geld, geld geef mij geld", althans
woorden van gelijke aard en/of strekking,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 2 februari 2011, te [gemeente], in elk geval in de gemeente
[gemeente],
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich
en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of
bedreiging met geweld een persoon, genaamd [aangever C], te dwingen tot de
afgifte van geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende
aan vervoersmaatschappij [bedrijf A] en/of die [aangever C], in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
met dat oogmerk een mes aan die [aangever C] heeft getoond en/of die [aangever C]
de woorden heeft toegevoegd: "Je tas, je tas" en/of "Geld, geld geef
mij geld", althans woorden van gelijke aard en/of strekking,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
[Medeverdachte A] op of omstreeks 2 februari 2011, te [gemeente], in elk geval in de
gemeente [gemeente],
ter uitvoering van het door die [medeverdachte A] voorgenomen misdrijf om met het
oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen geld, geheel of ten dele
toebehorende aan de vervoersmaatschappij [bedrijf A] en/of [aangever C], in elk geval
aan een ander of anderen dan verdachte en/of die [medeverdachte A],
en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen
vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen
genoemde [aangever C], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te
bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan
zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren,
een mes aan die [aangever C] heeft getoond en/of die [aangever C] de woorden
heeft toegevoegd: "Je tas, je tas" en/of "Geld, geld geef mij geld", althans
woorden van gelijke aard en/of strekking,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte toen en daar opzettelijk
gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk
behulpzaam is geweest door aan die [aangever C], die toen een (lijn)bus
bestuurde een stopteken te geven teneinde die (lijn)bus te doen stoppen en/of
aldus die [medeverdachte A] de gelegenheid te geven in die (lijn)bus te stappen;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
[Medeverdachte A] op of omstreeks 2 februari 2011, te [gemeente], in elk geval in de
gemeente [gemeente],
ter uitvoering van het door die [medeverdachte A] voorgenomen misdrijf om met
het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door
geweld en/of bedreiging met geweld een persoon, genaamd [aangever C], te
dwingen tot de afgifte van geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten
dele toebehorende aan vervoersmaatschappij [bedrijf A] en/of die [aangever C], in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of die [medeverdachte A],
met dat oogmerk een mes aan die [aangever C] heeft getoond en/of die [aangever C]
de woorden heeft toegevoegd: "Je tas, je tas" en/of "Geld, geld geef
mij geld", althans woorden van gelijke aard en/of strekking,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte toen en daar opzettelijk
gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk
behulpzaam is geweest door aan die [aangever C], die toen een (lijn)bus
bestuurde een stopteken te geven teneinde die (lijn)bus te doen stoppen en/of
aldus die [medeverdachte A] de gelegenheid te geven in die (lijn)bus te stappen;
4.
hij in of omstreeks de periode van 18 december 2010 tot en met 28 december
2010, te [gemeente], in elk geval in de gemeente [gemeente],
meermalen, op verschillende tijdstippen, althans eenmaal, (telkens) tezamen en
in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening in/uit de woning [c-straat] heeft weggenomen
een laptop, een kluis, een of meer horloges, geld, een of meer armbanden
en/of kettingen, twee mobiele telefoons en/of een of meer i-phones, in elk
geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever D] en/of
[bewoner A], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
zijn mededader(s),
waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des
misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder
zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of
inklimming;
Bewijsvraag
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1, 2, 3 subsidiair en 4 tenlastegelegde op basis van de inhoud van het dossier en de verklaringen van verdachte wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Standpunt van de verdediging
Ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat het primair tenlastegelegde kan worden bewezenverklaard. Met betrekking tot de waardering van de overige feiten heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling
De rechtbank heeft bij de beoordeling acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen.
Tenlastegelegde onder 1
De bekennende verklaring van verdachte zoals ter zitting is afgelegd.
Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte door [aangever A], namens [sportclub], d.d. 1 februari 2011, p. 259 e.v., opgenomen in dossier nr. PL01PL 2011031089, d.d. 31 maart 2011 van de Regiopolitie Groningen.
Tenlastegelegde onder 2
De bekennende verklaring van verdachte zoals ter zitting is afgelegd.
Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte door [aangever B], d.d. 25 februari 2011, p. 745 e.v., opgenomen in voornoemd dossier.
Tenlastegelegde onder 3
De bekennende verklaring van verdachte zoals ter zitting is afgelegd.
Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte door [aangever C], namens [bedrijf A] vervoersmaatschappij, d.d. 2 februari 2011, p. 629 e.v., opgenomen in voornoemd dossier.
Tenlastegelegde onder 4
De bekennende verklaring van verdachte zoals ter zitting is afgelegd.
Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte door [aangever D], d.d. 27 januari 2011, p. 64 e.v., opgenomen in voornoemd dossier.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank is van oordeel dat het aan verdachte onder 1, 2 en 4 tenlastegelegde, gelet op de aangiften en de bekennende verklaring van verdachte, wettig en overtuigend bewezen kan worden. Met betrekking tot het onder 3 tenlastegelegde is de rechtbank van oordeel dat de primair tenlastegelegde poging tot diefstal met geweld niet kan worden bewezenverklaard. Uit de verklaringen van verdachte en zijn mededaders blijkt immers dat zij niet door middel van een eigenmachtige wegnemingshandeling doch door middel van afdreiging met een mes beschikking wilden krijgen over het geld. De onder 3 subsidiair tenlastegelegde poging tot afpersing kan, gezien vorenstaande, wel wettig en overtuigend worden bewezen.
Bewezenverklaring
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3 subsidiair en 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat;
1.
hij op 30 januari 2011, te [gemeente],
tezamen en in vereniging met een ander,
opzettelijk brand heeft gesticht
in een aan of nabij de [a-straat] staand clubhuis,
immers hebben verdachte en zijn mededader toen
aldaar opzettelijk in dat clubhuis hangende gordijnen en
in dat clubhuis liggende papieren met behulp van aanstekers
in brand gestoken,
ten gevolge waarvan die gordijnen en die papieren zijn verbrand,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor genoemd clubhuis
en de in dat clubhuis aanwezige goederen te duchten was;
2.
hij op 3 februari 2011, te [gemeente],
tezamen en in vereniging met anderen,
opzettelijk brand heeft gesticht in een aan of nabij het [b-straat] gelegen
pand, immers hebben verdachte en een van zijn mededaders
toen aldaar opzettelijk een hoeveelheid wasbenzine over in dat pand
aanwezige hout en gordijn(en) en de vloer in dat pand gegoten
en vervolgens die wasbenzine in brand gestoken,
ten gevolge waarvan brand is ontstaan, terwijl daarvan
gemeen gevaar voor dat pand te duchten was;
3.
hij op of omstreeks 2 februari 2011, te [gemeente],
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in
vereniging met anderen, met het oogmerk om zich
en anderen wederrechtelijk te bevoordelen
door bedreiging met geweld een persoon, genaamd [aangever C],
te dwingen tot de afgifte van geld,
geheel of ten dele toebehorende aan
een ander of anderen dan aan verdachte en zijn mededaders,
met dat oogmerk een mes aan die [aangever C] heeft getoond en die [aangever C]
de woorden heeft toegevoegd: "Je tas, je tas" en "Geld, geld geef
mij geld", terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4.
hij in de periode van 18 december 2010 tot en met 28 december
2010, te [gemeente],
meermalen, op verschillende tijdstippen, telkens tezamen en
in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening
uit de woning aan het [c-straat] heeft weggenomen
een laptop, een kluis, horloges, geld, een armband en een ketting,
mobiele telefoons en i-phones,
toebehorende aan [aangever D] en/of [bewoner A],
waarbij verdachte en zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des
misdrijfs hebben verschaft en de weg te nemen goederen onder
hun bereik hebben gebracht door middel van braak en/of inklimming;
De rechtbank heeft de in de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten hersteld. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder 1, 2, 3 subsidiair en 4 meer of anders is tenlastegelegd. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van de feiten
Hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard, levert de volgende strafbare feiten op:
1. Medeplegen van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
2. Medeplegen van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
3. Poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
4. Diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij zij zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en de weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak en/of inklimming, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
Ten aanzien van de strafbaarheid van verdachte heeft de rechtbank gelet op de psychiatrische onderzoeksrapportage d.d. 29 mei 2011, opgemaakt door B.T. Takkenkamp, psychiater.
De conclusie van dit rapport luidt, zakelijk weergegeven, dat verdachte lijdt aan een aanpassingsstoornis, met een gemengde stoornis van emoties en gedrag, alsmede alcoholafhankelijkheid en cannabisafhankelijkheid ten tijde van de hem tenlastegelegde brandstichtingen en inbraken. De psychiater is van oordeel dat verdachte op grond van de geconstateerde stoornis licht verminderd toerekeningsvatbaar is voor de delicten.
De rechtbank kan zich met deze conclusie verenigen en neemt deze over en concludeert met betrekking tot de toerekeningsvatbaarheid van verdachte dat het bewezenverklaarde aan verdachte in licht verminderde mate kan worden toegerekend.
Strafoplegging
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1, 2, 3 subsidiair en 4 tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 5 jaren met aftrek van de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De officier van justitie heeft bij het bepalen van de strafmaat rekening gehouden met de aard en de ernst van de tenlastegelegde feiten, de ad informandum gevoegde feiten alsmede de jeugdige leeftijd van verdachte.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor een deels voorwaardelijke gevangenisstraf, waarbij het onvoorwaardelijke deel kort wordt gehouden en met name een lange voorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd met daarbij de bijzondere voorwaarden zoals die door de reclassering worden voorgesteld.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat bij het vaststellen van de strafmaat met name rekening dient te worden gehouden met de persoon van de verdachte. Verdachte is door de psychiater licht verminderd toerekeningsvatbaar geacht. Een aantal gebeurtenissen heeft de nog jeugdige verdachte negatief beïnvloed, waarna het in een relatief korte periode zeer snel bergafwaarts is gegaan. Bovendien heeft één van de op de tenlastelegging uitgeschreven feiten tijdens de minderjarigheid van verdachte plaatsgevonden. Verdachte heeft spijt van hetgeen is gebeurd en heeft aangegeven graag mee te willen werken aan eventueel op te leggen bijzondere voorwaarden.
Tot slot heeft de raadsman gesteld dat verdachte twee ad informandum gevoegde feiten (ad info feit 2 en 4) ontkent; deze kunnen derhalve niet bij het bepalen van de hoogte van de straf worden meegenomen.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en het aangaande zijn persoon opgemaakte reclasseringsrapport d.d. 7 juni 2011, alsmede de vordering van de officier van justitie.
Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met zeven ad informandum gevoegde feiten, zoals deze op de dagvaarding en de nadere kennisgeving zijn vermeld en die door de verdachte zijn erkend.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft in korte tijd in totaal 11 strafbare feiten gepleegd. Deze delicten bestonden uit meerdere brandstichtingen in vereniging gepleegd waarbij gevaar voor goederen is ontstaan, een poging tot medeplegen van afpersing, een diefstal in vereniging gepleegd door middel van braak en/of inklimming (meermalen gepleegd) en een vernieling in vereniging gepleegd.
Inbraken zijn ergerlijke feiten die vaak veel hinder veroorzaken voor de gedupeerden. Daarnaast heeft verdachte met het plegen van zijn delicten aanzienlijke materiële schade veroorzaakt. De gepleegde brandstichtingen zijn enkel op goederen gericht geweest. Met zijn handelen heeft verdachte totale minachting voor het bezit van anderen getoond.
De door de verdachte gepleegde feiten behoren tot de categorie strafbare feiten die een ernstige inbreuk maken op de rechtsorde en die hevige gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving veroorzaken. Dit wordt hem door de rechtbank in ernstige mate aangerekend. De rechtbank is van oordeel dat voor zulke feiten slechts een gevangenisstraf van geruime duur op zijn plaats is.
De rechtbank heeft in haar oordeel de persoonlijke omstandigheden van verdachte zwaar laten meewegen. Het onder 4 tenlastegelegde en bewezenverklaarde feit is door verdachte begaan toen hij nog minderjarig was. Desondanks heeft hij hiervoor verantwoordelijkheid genomen en de behandeling in het openbaar, gezamenlijk met de andere tenlastegelegde feiten, laten plaatsvinden. Tevens neemt de rechtbank in positieve zin in aanmerking dat zijn daden op de verdachte zelf nog steeds een grote impact hebben en hij ter zitting schaamte en berouw heeft getoond, waardoor hij ervan blijk heeft gegeven het laakbare van zijn handelen in te zien. Ook neemt de rechtbank in haar beoordeling mee dat de bewezenverklaarde feiten in een relatief korte periode zijn gepleegd.
Ondanks interventie vanuit zijn nabije omgeving kon niet worden voorkomen dat verdachte vanuit zijn omgeving negatief is beïnvloed. Verdachte is als gevolg hiervan verzeild geraakt in een roes van extreem alcohol- en cannabisgebruik. In het psychiatrische onderzoek is een aantal aansturende factoren benoemd waardoor een aanpassingsstoornis met een gemengde stoornis van emoties en gedrag heeft kunnen ontstaan. De rechtbank neemt bij het bepalen van de straf in aanmerking de conclusie van voormelde psychiatrische onderzoeksrapportage, dat het bewezenverklaarde aan verdachte in licht verminderde mate kan worden toegerekend.
Bovendien houdt de rechtbank ten voordele van de verdachte rekening met het feit dat verdachte niet eerder is veroordeeld wegens een strafbaar feit.
Tot slot heeft de rechtbank bij haar strafbepaling rekening gehouden met de in vergelijkbare zaken door de rechtbank uitgesproken straffen.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsstraf van na te melden duur passend en geboden is. De rechtbank wijkt bij de vaststelling van de duur van de vrijheidsstraf fors af van de vordering van de officier van justitie op de hiervoor vermelde, als strafverminderende omstandigheden aangemerkte gronden. Anders dan de officier van justitie in haar requisitoir heeft gesteld, ziet de rechtbank verdachte ook niet als leider van de groep verdachten.
Aangezien verdachte tijdens het plegen van het merendeel van de bewezenverklaarde feiten meerderjarig was, zal de rechtbank - nu haar niet is gebleken van andere inzichten - voor het geheel een straf opleggen volgens het meerderjarigen strafrecht.
De rechtbank zal een deel van deze straf voorwaardelijk opleggen. Het voorwaardelijke deel van de straf moet verdachte er in de toekomst van weerhouden opnieuw (soortgelijke) strafbare feiten te plegen. Omdat de rechtbank het van belang acht dat verdachte daarin wordt ondersteund door de reclassering, wordt aan het voorwaardelijke deel van de straf de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht gekoppeld zolang de reclassering zulks nodig acht, ook als dat betekent dat verdachte zich dient te houden aan een meldingsgebod en een behandelverplichting.
Vorderingen van de benadeelde partijen
Als benadeelde partijen hebben zich in het strafproces gevoegd [bedrijf A] te [gemeente], [benadeelde partij A] te [gemeente], [benadeelde partij B] te [gemeente], [benadeelde partij C], wonende te [plaats] en [benadeelde partij D] wonende te [gemeente] .
De benadeelde partijen hebben schriftelijk opgave gedaan van de inhoud van de vorderingen en van de gronden waarop deze berusten.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft betoogd dat de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde partij C] en [benadeelde partij D] niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard aangezien deze vorderingen betrekking hebben op ad informandum gevoegde feiten die niet door verdachte worden erkend. Ook de vordering van [bedrijf A] dient niet-ontvankelijk te worden verklaard nu de vordering geen rechtstreekse schade betreft.
De vordering van [benadeelde partij A] dient te worden toegewezen met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel. De vordering van [benadeelde partij B] dient eveneens te worden toegewezen met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel en de hoofdelijkheidsbepaling.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat alle vorderingen van benadeelde partijen dienen te worden afgewezen, althans niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard.
De vorderingen van [benadeelde partij A] en [bedrijf A] zijn onvoldoende gespecificeerd en kunnen derhalve niet tot toewijzing leiden.
De indiener van de vordering namens [benadeelde partij B] is onbevoegd nu uit het uittreksel van de Kamer van Koophandel blijkt dat de bestuursleden slechts gezamenlijk handelingsbevoegd zijn.
Zowel de vorderingen van [benadeelde partij C] als [benadeelde partij D] kunnen niet worden toegewezen aangezien het beide ad info-feiten betreffen die niet door verdachte worden bekend.
Beoordeling
De vordering van de benadeelde partij [bedrijf A] zal door de rechtbank niet-ontvankelijk worden verklaard nu uit het bewezenverklaarde feit niet blijkt dat [bedrijf A] rechtstreeks schade heeft geleden door het strafbare feit.
De rechtbank zal de benadeelde partij [benadeelde partij B] eveneens niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, omdat de rechtbank van oordeel is dat er sprake is van een formeel beletsel. De indiener van de vordering was niet alleen handelingsbevoegd nu uit het uittreksel van de Kamer van Koophandel is gebleken dat de bestuursleden slechts gezamenlijk handelingsbevoegd zijn.
Zowel de benadeelde partij [benadeelde partij C] als [benadeelde partij D] zullen door de rechtbank niet-ontvankelijk worden verklaard aangezien de vorderingen zijn gericht op ad info gevoegde feiten die niet door verdachte worden erkend en niet in dit strafproces aan de orde zijn.
Naar het oordeel van de rechtbank is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij [benadeelde partij A] door het bewezenverklaarde rechtstreeks schade is toegebracht tot een bedrag van € 450,00. De rechtbank acht de vordering voldoende gespecificeerd en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal aan verdachte de verplichting opleggen voornoemd geldbedrag van
€ 450,00 ten behoeve van de benadeelde partij aan de Staat te betalen. De rechtbank heeft daartoe besloten omdat verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht en het belang van de benadeelde partij ermee is gediend niet zelf te worden belast met het innen van de toegewezen schadevergoeding.
Hoofdelijkheid
Verdachte is niet tot vergoeding van bovengenoemd bedrag gehouden voorzover die al door verdachtes mededader(s) zijn voldaan.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 36f, 45, 47, 57, 77a, 77b, 157, 311, 317 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank:
Verklaart het onder 3 primair tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2, 3 subsidiair en 4 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hiervoor is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart het meer of anders onder 1, 2, 3 subsidiair en 4 tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte voor het bewezen- en strafbaar verklaarde tot:
- een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden.
Beveelt dat bij de tenuitvoerlegging van deze straf de tijd die veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht tenzij die tijd op een andere straf in mindering is gebracht.
Bepaalt dat van deze straf een gedeelte, groot zes maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast omdat de veroordeelde zich voor het einde van de op 2 jaren gestelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de tenuitvoerlegging ook kan worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich gedurende de proeftijd gedragen naar voorschriften en aanwijzingen te geven door of namens de Reclassering Nederland, zolang deze instelling dat gedurende de proeftijd nodig oordeelt. De aanwijzingen en voorschriften kunnen ook inhouden dat aan veroordeelde een meldingsgebod en een behandelverplichting zal worden opgelegd.
Beslissing op de vorderingen van de benadeelde partijen
Verklaart de volgende benadeelde partijen niet-ontvankelijk in de vordering betreffende:
- het tenlastegelegde onder 3 van de benadeelde partij [bedrijf A];
- het ad informandum gevoegde feit 2 van de benadeelde partij [benadeelde partij C];
- het ad informandum gevoegde feit 3 van de benadeelde partij [benadeelde partij B];
- het ad informandum gevoegde feit 4 van de benadeelde partij [benadeelde partij D].
Wijst de vordering betreffende het ad informandum gevoegde feit 7 van de benadeelde partij [benadeelde partij A] te [gemeente] toe en veroordeelt de veroordeelde tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van € 450,00 (zegge vierhonderd vijftig euro).
Veroordeelt de veroordeelde in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelde is niet tot vergoeding van bovengenoemd bedrag gehouden voorzover dit al door veroordeeldes mededader(s) is voldaan.
Verplicht de veroordeelde aan de Staat te betalen een geldbedrag van € 450,00 (zegge vierhonderd vijftig euro) ten behoeve van de benadeelde partij, [benadeelde partij A], bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 9 dagen hechtenis. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Heeft de veroordeelde voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 450,00 ten behoeve van de benadeelde partij, dan vervalt de verplichting om dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen. Dit geldt ook omgekeerd: heeft de veroordeelde de vordering van de benadeelde partij betaald, dan vervalt de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat.
Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. H.L. Stuiver, voorzitter, S. Timmermans en
Th.A. Wiersma, in tegenwoordigheid van mr. N. Tromp, griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 23 juni 2011.