ECLI:NL:RBGRO:2011:BQ9080

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
23 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
18-670118-11
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag en mishandeling in relationeel geweldscontext

In deze zaak heeft de Rechtbank Groningen op 23 juni 2011 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van poging tot doodslag en mishandeling. De verdachte, geboren in 1979 en thans preventief gedetineerd, heeft op 18 februari 2011 in de gemeente [naam gemeente] geprobeerd zijn partner, [naam slachtoffer], van het leven te beroven door haar met messen te steken en haar bij de keel vast te pakken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte met opzet en na kalm beraad handelde, maar dat er geen sprake was van voorbedachte raad. De rechtbank heeft de verklaringen van zowel de verdachte als het slachtoffer in overweging genomen, evenals de medische rapportages die de verwondingen van het slachtoffer documenteerden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan poging tot doodslag, maar niet aan voorbedachte raad, omdat niet kon worden vastgesteld hoe de messen in de slaapkamer waren gekomen.

De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de psychologische toestand van de verdachte, die lijdt aan een ziekelijke stoornis en alcoholafhankelijkheid. De rechtbank heeft de verdachte als enigszins verminderd toerekeningsvatbaar beschouwd. Gezien de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het plaatsvond, heeft de rechtbank een gevangenisstraf van drie jaar opgelegd, waarvan één jaar voorwaardelijk met bijzondere voorwaarden, waaronder reclasseringstoezicht en behandeling voor zijn alcoholprobleem. De rechtbank heeft ook de tenuitvoerlegging gelast van een eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van vier weken, omdat de verdachte zich tijdens de proeftijd schuldig had gemaakt aan een nieuw strafbaar feit.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector Strafrecht
parketnummers: 18/670118-11 en 18/654098-08 (tul) (promis)
datum uitspraak: 23 juni 2011
op tegenspraak
raadsvrouw: mr. M.C. Braak
V O N N I S
van de rechtbank Groningen, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
[naam verdachte],
geboren te [plaatsnaam] op [geboortedag] 1979,
wonende te [plaatsnaam],
thans preventief gedetineerd in PI Noord, gevangenis De Marwei te Leeuwarden .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 9 juni 2011.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 18 februari 2011 te [plaatsnaam], in de gemeente
[naam gemeente]
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
opzettelijk, en al dan niet met voorbedachten rade,
[naam slachtoffer] van het leven te beroven,
met dat opzet, en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg,
- die [naam slachtoffer] met (een) mes(sen), althans met (een) scherp(e) en/of puntig(e)
voorwerp(en), in/tegen de hals en/of keel en/of elders in/tegen het lichaam,
heeft gestoken en/of gesneden en/of geslagen, althans getroffen en/of
- die [naam slachtoffer] bij de keel en/of hals heeft vastgepakt en/of de keel en/of de hals
van die [naam slachtoffer] heeft dichtgeknepen en/of dichtgedrukt en/of dichtgeknepen
en/of dichtgedrukt gehouden, althans zodanig de keel en/of hals heeft
vastgepakt dat genoemde [naam slachtoffer] geen lucht meer kon krijgen, in elk geval
verstikkend geweld op de keel en/of de hals van die [naam slachtoffer] heeft
uitgeoefend,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 289 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 18 februari 2011 te [plaatsnaam], in de gemeente
[naam gemeente]
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan
een persoon (te weten [naam slachtoffer]), opzettelijk en met voorbedachten rade,
althans opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk,
- die [naam slachtoffer] met (een) mes(sen), althans met (een) scherp(e) en/of puntig(e)
voorwerp(en), in/tegen de hals en/of keel en/of elders in/tegen het
lichaam, heeft gestoken en/of gesneden en/of geslagen, althans getroffen
en/of
- die [naam slachtoffer] bij de keel en/of hals heeft vastgepakt en/of de keel en/of de hals
van die [naam slachtoffer] heeft dichtgeknepen en/of dichtgedrukt en/of dichtgeknepen
en/of dichtgedrukt gehouden, althans zodanig de keel en/of hals heeft
vastgepakt dat genoemde [naam slachtoffer] geen lucht meer kon krijgen, in elk geval
verstikkend geweld op de keel en/of de hals van die [naam slachtoffer] heeft
uitgeoefend, en/of
- die [naam slachtoffer] (met kracht) op/tegen het hoofd/gezicht heeft gestompt en/of
geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 303 lid 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 18 februari 2011 te [plaatsnaam], in de gemeente
[naam gemeente],
opzettelijk en met voorbedachten rade mishandelend,
althans opzettelijk mishandelend, een persoon, [naam slachtoffer],
opzettelijk, na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk
- die [naam slachtoffer] met (een) mes(sen), althans met (een) scherp(e) en/of puntig(e)
voorwerp(en), in/tegen de hals en/of keel en/of elders in/tegen het lichaam,
heeft gestoken en/of gesneden en/of geslagen, althans getroffen en/of
- die [naam slachtoffer] bij de keel en/of hals heeft vastgepakt en/of de keel en/of de hals
van die [naam slachtoffer] heeft dichtgeknepen en/of dichtgedrukt en/of dichtgeknepen
en/of dichtgedrukt gehouden, althans zodanig de keel en/of hals heeft
vastgepakt dat genoemde [naam slachtoffer] geen lucht meer kon krijgen, in elk geval
verstikkend geweld op de keel en/of de hals van die [naam slachtoffer] heeft
uitgeoefend, en/of
- die [naam slachtoffer] (met kracht) op/tegen het hoofd/gezicht heeft gestompt en/of
geslagen,
tengevolge waarvan die [naam slachtoffer] enig lichamelijk letsel heeft bekomen en/of
pijn heeft ondervonden;
art 301 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Bewijsvraag
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het primair ten laste gelegde, poging tot doodslag. Verdachte heeft aangeefster eerst bij de keel gepakt en heeft vervolgens met twee messen met zwaaiende armen op het slachtoffer ingeslagen. Verdachte heeft daarmee de aanmerkelijke kans aanvaard dat aangeefster zou overlijden. Voorbedachte raad acht de officier van justitie niet bewezen, omdat niet is komen vast te staan wie de messen mee naar de slaapkamer heeft genomen.
Standpunt van de verdediging
Met betrekking tot de bij alle feiten ten laste gelegde voorbedachte raad is namens verdachte aangevoerd dat hiervan geen sprake is. Niets wijst op een vooropgezet plan of een moment van beraad voorafgaande aan de uitvoering of tijdens het snijden. Verdachte heeft louter vanuit een hevige gemoedsbeweging gehandeld. Er was geen sprake van enig moment van bezinning.
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat vrijspraak dient te volgen voor het primair ten laste gelegde, omdat niet kan worden aangenomen dat verdachte (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op het doden van aangeefster. Niet kan worden gesteld dat verdachte de aanmerkelijke kans op de dood bewust heeft aanvaard. Hij heeft niet op aangeefster ingestoken maar hij heeft haar gesneden, zoals ook blijkt uit de door drs. Naujocks opgestelde medische verklaring.
Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsvrouw gesteld dat verdachte ook hiervan moet worden vrijgesproken, omdat niet kan worden vastgesteld dat verdachte (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij aangeefster.
De ten laste gelegde mishandeling kan worden bewezen.
Beoordeling
De rechtbank heeft bij de beoordeling acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen.
Een proces-verbaal d.d. 21 februari 2011, opgenomen op pagina 29 e.v. van dossier nr. PL01PL 2011017779 d.d. 6 april 2011, inhoudende de verklaring van aangeefster [naam slachtoffer], zakelijk weergegeven:
(p 30) [voornaam verdachte] is na middernacht, het was toen inmiddels vrijdag 18 februari 2011, blijkbaar van bed gegaan om wat te eten. Op een gegeven moment werd ik wakker omdat [voornaam verdachte] bovenop me zat en mij probeerde te wurgen. Ik kreeg geen lucht meer. Direct hierna kwam hij met een groot mes op de proppen, dat normaal in de keukenla ligt. Dit betreft een vleesmes van ongeveer 30 cm grootte. Volgens mij zat [voornaam verdachte] op zijn knieën op bed terwijl hij mij met een mes in mijn kin en hals prikte. Vervolgens was er ook een aardappelschilmesje dat [voornaam verdachte] bij zich
(p 31) had en daarmee heeft hij volgens mij de verwonding op mijn kin gemaakt.
(opmerking verbalisant: op kin zit een snijwond van ca. 5 cm lengte)
Ik ben vervolgens meerdere keren gesneden in mijn keel, linkeronderarm/-pols geprikt en onder mijn linkeroksel zitten ook snijwonden.
Een proces-verbaal d.d. 23 februari 2011, opgenomen op pagina 49 e.v. van voormeld dossier, inhoudende de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
(p 51) Vorige week was ik dronken. Ik sloeg op [voornaam slachtoffer] in met de messen in mijn hand. Ik sloeg o.a. in de richting van haar gezicht en ik heb haar op verschillende plekken geraakt. Ik had in elke hand een mes en ik sloeg ook met beide handen. Ik heb [voornaam slachtoffer] hierdoor zowel met een klein als met een groot mes geslagen, waardoor snijwonden en steekwonden ontstaan zijn. De messen waren verschillend van formaat. De ene was heel groot en de andere was klein. Ik denk dat ik [voornaam slachtoffer] op die manier 5 of 6 keer geslagen, gestoken heb. Ik weet ook nog dat ik [voornaam slachtoffer] bij de keel gepakt heb.
De verklaring door verdachte op de terechtzitting afgelegd (zakelijk weergegeven):
Zoals ik bij de politie heb verklaard, zo is het gebeurd.
Een geschrift, te weten een medische verklaring aangaande [naam slachtoffer] opgesteld door drs. T. Naujocks, coördinerend forensisch arts d.d. 20 maart 2011, opgenomen op pagina 57 van voormeld dossier, als relatering van drs. Naujocks:
Door mij werd medische informatie opgevraagd bij het UMCG. Betrokkene werd daar gezien op 20 februari j.l. nadat zij drie dagen eerder tijdens een ruzie “met een mes zou zijn bewerkt”.
Bij onderzoek bleek sprake van de volgende letsels:
Een oppervlakkige snijwond onder de kaak rechts met een lengte van 10 cm, doorlopend tot de kin.
Een snijwond in de hals rechts met lengte van 15 cm, lopend van de kaak tot het midden van de hals en tot op de spieren. Twee wijkende snijwonden (= de wondranden lagen niet tegen elkaar aan) met een lengte van 3 cm “in het maagkuiltje”.
Volgens de behandelaar staat in het dossier niets vermeld over “het bijna dodelijk zijn geweest” van de wonden en afgaande op bovengenoemde lokalisaties ben ik dezelfde mening toegedaan. Indien echter in dezelfde regio’s zou zijn “gestoken” i.p.v. “gesneden” (ervan uitgaande dat de behandelaar ook inderdaad “snijwonden” heeft gezien) was de kans op ernstiger letsels groot geweest.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan poging tot doodslag. De rechtbank is van oordeel dat verdachte (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op de dood van aangeefster. Door met twee messen in zijn handen op aangeefster in te slaan en haar bij de keel te pakken, zoals ook door verdachte zelf is verklaard, heeft hij de aanmerkelijke kans op de dood van aangeefster willens en wetens aanvaard. De rechtbank is van oordeel dat niet kan worden bewezen dat sprake is van voorbedachte raad, nu niet duidelijk is geworden hoe de messen in de slaapkamer zijn gekomen en op welk moment verdachte de messen in handen heeft gekregen.
Bewezenverklaring
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 18 februari 2011 te [plaatsnaam], in de gemeente [naam gemeente] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [naam slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet,
- die [naam slachtoffer] met messen in/tegen de hals en/of keel en/of elders in/tegen het lichaam heeft gestoken en/of gesneden en/of geslagen en
- die [naam slachtoffer] bij de keel en/of hals heeft vastgepakt en/of de keel en/of de hals van die [naam slachtoffer] heeft dichtgeknepen en/of dichtgedrukt en/of dichtgeknepen en/of dichtgedrukt gehouden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen primair meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het feit
Hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard, levert het volgende strafbare feit op:
poging tot doodslag.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
Ten aanzien van de strafbaarheid van verdachte heeft de rechtbank gelet op de psychologische onderzoeksrapportage d.d. 19 mei 2011, opgemaakt door drs. C. van den Bergh.
De conclusie van dit rapport luidt, zakelijk weergegeven, dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling van zijn geestesvermogens. Verdachte functioneert cognitief op zwakbegaafd niveau. Er is sprake van alcoholafhankelijkheid, een persoonlijkheidsstoornis N.A.O. en antisociale persoonlijkheidstrekken. Tevens is eerder een paniekstoornis vastgesteld. Zijn gedrag en vooral de morele keuze die hij maakt om zijn boosheid af te reageren werd er ook ten tijde van het ten laste gelegde feit door beïnvloed. Geadviseerd wordt om verdachte als enigszins verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
De rechtbank kan zich met de conclusie van de gedragsdeskundige verenigen en neemt deze over.
De rechtbank acht verdachte strafbaar, nu ten opzichte van verdachte ook overigens geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
Strafoplegging
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van poging tot doodslag wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 jaar, waarvan 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 4 jaar met verplicht reclasseringscontact en plaatsing gedurende maximaal 12 maanden in een Forensisch Psychiatrische Afdeling of een soortgelijke instelling. De officier van justitie heeft daarbij gelet op de ernst van het feit, de inhoud van de omtrent verdachte opgemaakte rapportages en het gegeven dat verdachte in een proeftijd liep.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft, uitgaande van bewezenverklaring van mishandeling, gepleit voor een lagere straf dan door de officier van justitie is gevorderd. Verdachte kan zich wel vinden in het advies van de reclassering en de gedragsdeskundige.
Oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag door met twee messen in zijn handen op zijn (toenmalige) vriendin in te slaan en haar bij de keel te pakken. Dat het slachtoffer daarbij niet is overleden, is niet aan verdachte te danken. Een poging tot doodslag is een zeer ernstig feit en rechtvaardigt het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur. Verdachte heeft door zijn handelen aangetoond geen enkel respect te hebben voor de lichamelijke integriteit van het slachtoffer.
De rechtbank heeft daarbij ook gelet op de omstandigheden waaronder het feit is begaan. Zowel verdachte als het slachtoffer waren ten tijde van het bewezen verklaarde zwaar onder invloed van alcohol, terwijl er sprake was van een problematische relatie tussen beiden.
Voorts houdt de rechtbank rekening met het feit dat verdachte vele malen eerder met politie en justitie in aanraking is geweest, ook ter zake huiselijk geweld. Daar komt bij dat verdachte zich ten tijde van het thans bewezen verklaarde feit in een proeftijd bevond.
Daarnaast neemt de rechtbank bij het opleggen van de vrijheidsstraf in aanmerking de conclusie van voormelde psychologische onderzoeksrapportage, dat het bewezen verklaarde aan verdachte in enigszins verminderde mate kan worden toegerekend.
Door de reclassering is op 26 mei 2011 en – in verkorte vorm – op 7 juni 2011 een rapportage over verdachte uitgebracht. Geadviseerd is om aan verdachte een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf en reclasseringstoezicht op te leggen met daaraan verbonden een meldingsgebod, opname in een zorginstelling en opname in een instelling voor begeleid wonen. Uit het rapport van 26 mei 2011 komt naar voren dat bij verdachte vanaf zijn negentiende jaar sprake is van problematisch alcoholgebruik en daaraan gerelateerd delictgedrag. De reclassering schat het recidiverisico in als hoog, omdat dit risico samenhangt met problematisch alcoholgebruik en er sprake is van afhankelijkheid.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van na te melden duur dient te worden opgelegd. De rechtbank zal deze straf deels voorwaardelijk opleggen, enerzijds teneinde te bewerkstelligen dat verdachte zich in de toekomst zal onthouden van het plegen van strafbare feiten en anderzijds om daaraan als bijzondere voorwaarde verplicht reclasseringscontact te koppelen, zoals opgenomen in voornoemd reclasseringsrapport. De rechtbank ziet geen aanleiding een proeftijd van 4 jaren vast te stellen.
Vordering na voorwaardelijke veroordeling
De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 weken die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van de politierechter in het arrondissement Groningen van 8 mei 2009 ten uitvoer zal worden gelegd. De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van deze vordering gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 14g, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank:
Verklaart het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hiervoor is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart het primair meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte voor het bewezen- en strafbaar verklaarde tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaar.
Beveelt dat bij de tenuitvoerlegging van deze straf de tijd die veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht tenzij die tijd op een andere straf in mindering is gebracht.
Bepaalt dat van deze straf een gedeelte, groot 1 jaar, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast omdat de veroordeelde zich voor het einde van de op 2 jaren gestelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de tenuitvoerlegging ook kan worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal zich gedurende de proeftijd gedragen naar voorschriften en aanwijzingen te geven door of namens Verslavingszorg Noord Nederland, zolang deze instelling dat gedurende de proeftijd nodig oordeelt. Draagt deze instelling op om de veroordeelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van de bijzondere voorwaarde.
De hiervoor bedoelde voorschriften en aanwijzingen kunnen ook inhouden een meldingsgebod, opname in een zorginstelling voor de duur van maximaal 12 maanden en opname in een instelling voor begeleid wonen, alles zoals omschreven in het reclasserings-rapport d.d. 7 juni 2011;
- de veroordeelde dient ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking te verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de Identificatieplicht ter inzage aan te bieden.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling
Gelast de tenuitvoerlegging van het vonnis van de politierechter in het arrondissement Groningen d.d. 8 mei 2009 onder parketnummer 18/654098-08, voor zover betreft de toen voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 4 weken.
Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. H.L. Stuiver, voorzitter, S. Timmermans en
Th.A. Wiersma, in tegenwoordigheid van A.W. ten Have-Imminga als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 23 juni 2011.