RECHTBANK GRONINGEN
MEERVOUDIGE KAMER
Registratienummer: 125938 HA RK 11-114
Datum beslissing: 19 april 2011
Beslissing op het schriftelijke verzoek van [naam] wonende te [woonplaats], [adres] (hierna: verzoeker) tot wraking.
1.1. Bij brief van 3 maart 2011 heeft verzoeker een verzoek ingediend tot wraking van mr. T.F. Bruinenberg, rechter in de bestuurssector van deze rechtbank in een aanhangig geschil waarin verzoeker als partij is betrokken.
1.2. Mr. Bruinenberg heeft bij brief van 21 maart 2011 laten weten niet te berusten in het wrakingsverzoek.
1.3. Hierop is een wrakingskamer geformeerd, bestaande uit mrs. L.H.A.M. Voncken, R.P. van Eerde en S.M. Schothorst (hierna: de eerste wrakingskamer).
1.4. Bij brief van 2 april 2011 heeft verzoeker (op voorhand) het verzoek ingediend tot wraking van een lid van deze wrakingskamer, te weten mr. Voncken.
1.5 Mr. Voncken heeft bij schrijven van 5 april 2011 laten weten niet in de wraking te berusten.
1.6. Vervolgens is een wrakingskamer geformeerd, bestaande uit mrs. G. Tangenberg, L.M.E. Kiezebrink en R.Tj. Terpstra (hierna: de tweede wrakingskamer).
1.7. Op 11 april 2011 is het verzoek tot wraking van mr. Voncken door de tweede wrakingskamer ter zitting behandeld. Omdat mr. Tangenberg verhinderd was om op 11 april 2011 zitting te nemen in de tweede wrakingskamer, heeft mr. L.T. de Jonge zijn plaats ingenomen.
1.8 De tweede wrakingskamer heeft het wrakingsverzoek van 2 april 2011 bij beslissing van 12 april 2011 afgewezen.
1.9 Bij brief van 13 april 2011 heeft verzoeker een hernieuwd wrakingsverzoek ingediend (het onderhavige verzoek).
1.10 Op 14 april 2011 is het verzoek van 3 maart 2011 tot wraking van mr. Bruinenberg door de eerste wrakingskamer ter zitting behandeld.
1.11 De eerste wrakingskamer heeft het wrakingsverzoek van 3 maart 2011 bij beslissing van heden afgewezen.
2.1 Verzoeker heeft zijn wrakingsverzoek van 13 april 2011 gericht aan mr. Bruinenberg. De rechtbank stelt echter vast dat de gronden van dat verzoek niet zien op het handelen van mr. Bruinenberg, maar op het handelen van de tweede wrakingskamer. Daarmee is het wrakingsverzoek van 13 april 2011 in feite een verzoek tot wraking van die tweede wrakingskamer.
2.2 Wraking is een middel ter verzekering van de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de behandelend(e) rechter(s). Het middel is derhalve toegekend aan een partij die wenst te voorkomen dat uitspraak wordt gedaan door een rechter (of een kamer met daarin meerdere rechters) die jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans aan een partij die dienaangaande bestaande vrees heeft die objectief gerechtvaardigd is. Wraking van een wrakingskamer kan daarom alleen worden verzocht zolang de zaak nog bij die wrakingskamer in behandeling is. Is er eenmaal een eindbeslissing genomen, dan is de behandeling geëindigd.
2.3 Nu de tweede wrakingskamer op 12 april 2011 een eindbeslissing heeft gewezen, was de behandeling van de zaak van verzoeker door de tweede wrakingskamer beëindigd.
2.4 Het onderhavige wrakingsverzoek is op 13 april 2011 – en dus na de eindbeslissing van 12 april 2011 – ingediend. Verzoeker is daarom kennelijk niet-ontvankelijk in zijn wrakingsverzoek.
2.5 Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 4.3 van het wrakingsprotocol van de rechtbank Groningen zal het verzoek wegens kennelijke niet-ontvankelijkheid buiten behandeling gesteld worden.
stelt het wrakingsverzoek van 13 april 2011 buiten behandeling.
Deze beslissing is gegeven door mr. L.H.A.M. Voncken, voorzitter, mr. R.P, van Eerde en mr. S.M. Schothorst, leden, in tegenwoordigheid van W.A. Jager als griffier en in het openbaar uitgesproken op 19 april 2011.