ECLI:NL:RBGRO:2011:BQ8406

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
19 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
124912/HA RK 11-37
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek tegen mr. T.F. Bruinenberg wegens vermeende partijdigheid

Op 19 april 2011 heeft de Rechtbank Groningen uitspraak gedaan in een wrakingsverzoek van een verzoeker tegen mr. T.F. Bruinenberg, rechter in de bestuurssector. Het verzoek tot wraking was gebaseerd op verschillende gronden, waaronder het niet tijdig informeren van de verzoeker over de rol van mr. Bruinenberg in eerdere verzetszaken en beschuldigingen van denigrerende uitlatingen door de rechter. De rechtbank heeft het verzoek tot wraking afgewezen, omdat de aangevoerde gronden niet voldoende waren om te concluderen dat er sprake was van partijdigheid of de schijn daarvan. De rechtbank benadrukte dat de onpartijdigheid van een rechter wordt vermoed, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De rechtbank oordeelde dat de feiten en omstandigheden die door de verzoeker zijn aangevoerd niet relevant waren voor de onderhavige zaak en dat er geen objectieve aanwijzingen waren voor een vooringenomenheid van mr. Bruinenberg. De beslissing werd openbaar uitgesproken en het proces in de hoofdzaak werd voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het wrakingsverzoek.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
MEERVOUDIGE KAMER
Registratienummer: 124912 HA RK 11-37
Datum beslissing: 19 april 2011
Beslissing op het schriftelijke verzoek van [naam], wonende te ([woonplaats], [adres] (hierna: verzoeker) tot wraking ingevolge artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) van mr. T.F. Bruinenberg.
1. Procesgang
1.1. Bij brief van 3 maart 2011 heeft verzoeker een verzoek ingediend tot wraking van mr. T.F. Bruinenberg, rechter in de bestuurssector van deze rechtbank in een aanhangig geschil waarin verzoeker als partij is betrokken (met zaaknummer AWB 10/498 WWB G).
1.2. Mr. Bruinenberg heeft bij brief van 21 maart 2011 laten weten niet te berusten in het wrakingsverzoek.
1.3. Hierop is een wrakingskamer geformeerd, bestaande uit mrs. L.H.A.M. Voncken, R.P. van Eerde en S.M. Schothorst.
1.4. Op 14 april 2011 is het verzoek tot wraking van mr. Bruinenberg door de wrakingskamer ter zitting behandeld. Verzoeker is, met voorafgaande kennisgeving, niet ter zitting verschenen. Mr. Bruinenberg is evenmin ter zitting verschenen.
2. De beoordeling
2.1. Ingevolge artikel 8:15 van de Awb kan op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
2.2. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van artikel 6, eerste lid, van het EVRM geldt als uitgangspunt dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren dat een rechter ten aanzien van een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die partij bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Daarbij kan rekening worden gehouden met de uiterlijke schijn. Het enkele subjectieve oordeel van verzoeker is niet doorslaggevend. Aan de hand van deze maatstaf zal de rechtbank het verzoek beoordelen.
2.3. Verzoeker heeft, samengevat, zijn verzoek gebaseerd op de volgende gronden:
1) mr. Bruinenberg heeft niet kenbaar gemaakt dat hij de behandelend rechter is in alle verzetszaken en de uitspraken hiervan zijn verzoeker niet tijdig toegestuurd;
2) mr. Bruinenberg heeft verzoeker in eerdere procedures nog nooit in het gelijk gesteld;
3) mr. Bruinenberg heeft zich in de zaak onder nummer 08529 denigrerend en beledigend uitgelaten over verzoeker en zijn bedrijf.
2.4. De rechtbank is op navolgende gronden van oordeel dat de door verzoeker aangevoerde feiten en omstandigheden moeten leiden tot afwijzing van het verzoek.
2.5. De eerste wrakingsgrond ziet, wat er van de juistheid daarvan verder ook zij, niet op de onderhavige zaak, maar op andere zaken waarin mr. Bruinenberg als rechter is opgetreden. Alleen daarom al kan deze grond niet leiden tot toewijzing van het onderhavige wrakingsverzoek. Ook de stelling van verzoeker dat mr. Bruinenberg hem in eerdere procedures nimmer in het gelijk heeft gesteld is geen reden om in de onderhavige zaak te concluderen tot partijdigheid of (de schijn van) vooringenomenheid aan de kant van de gewraakte rechter. De derde wrakingsgrond ziet eveneens op een andere zaak dan de onderhavige en is bovendien niet nader onderbouwd. De derde wrakingsgrond kan daarom evenmin leiden tot toewijzing van het verzoek.
2.6. Ook overigens is de rechtbank niet gebleken van feiten of omstandigheden aangaande het genoemde lid van de rechtbank die de rechterlijke onpartijdigheid schade zouden kunnen doen lijden.
2.7. De conclusie moet dan ook zijn dat het verzoek tot wraking dient te worden afgewezen.
3. BESLISSING
De rechtbank:
3.1 wijst het verzoek tot wraking van mr. Bruinenberg af;
3.2 bepaalt dat het proces in de hoofdzaak (met zaaknummer AWB 10/498 WWB G) wordt voortgezet in de stand waarin dit zich bevond ten tijde van het indienen van het schriftelijke verzoek tot wraking;
3.3 beveelt de onmiddellijke mededeling van deze beslissing aan verzoeker,
mr. Bruinenberg en de Gemeente Groningen (SOZAWE).
Deze beslissing is gegeven door mr. L.H.A.M. Voncken, voorzitter, mr. R.P, van Eerde en mr. S.M. Schothorst, leden, in tegenwoordigheid van W.A. Jager als griffier en in het openbaar uitgesproken op 19 april 2011.
typ: wj