RECHTBANK GRONINGEN
Sector Strafrecht
parketnummer: 18/670098-11 (promis)
datum uitspraak: 10 juni 2011
raadsman: mr. M.C. van Linde
van de rechtbank Groningen, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren [1991] te [geboorteplaats],
zonder bekende woon- en/of verblijfplaats hier te lande,
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 30 mei 2011.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij,
op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de
periode van 1 december 2010 tot en met 17 januari 2011,
te Zuidhorn,
(telkens) met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de Sportlaan,
in elk geval op of aan een openbare weg,
(telkens) openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een aan of nabij
die Sportlaan staand hekwerk, welk geweld bestond uit schoppen en/of trappen
tegen dat hekwerk;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij,
op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de
periode van 1 december 2010 tot en met 17 januari 2011,
te Zuidhorn,
(telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk en wederrechtelijk een op of aan de Sportlaan staand hekwerk, in
elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de gemeente Zuidhorn,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s),
heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
hij,
in of omstreeks de periode van 24 december 2010 tot en met 27 december 2010,
te Zuidhorn,
opzettelijk brand heeft gesticht in/aan het zwembad "de Waterborgh",
immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk een aan dat zwembad
bevestigd bord met zijn aansteker in brand gestoken, in elk geval opzettelijk
(open) vuur in aanraking gebracht met een aan dat zwembad bevestigd bord,
althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan de (voor)gevel van
dat zwembad geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is
ontstaan,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor in dat zwembad aanwezige inboedel, in elk
geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij
in of omstreeks de periode van 24 december 2010 tot en met 27 december 2010,
te Zuidhorn,
ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om opzettelijk brand te
stichten in/aan het zwembad "de Waterborgh",
met dat opzet een aan dat zwembad bevestigd bord met zijn aansteker in brand
heeft gestoken, in elk geval met dat opzet (open) vuur in aanraking heeft
gebracht met een aan dat zwembad bevestigd bord, althans met (een) brandbare
stof(fen),
terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten was,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
hij,
in of omstreeks de periode van 25 december 2010 tot en met 26 december 2010,
te Zuidhorn,
opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van een clubgebouw, in elk geval enig
goed, geheel of ten dele toebehorende aan de ijsvereniging Oosterdeel en
Langewold, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
hij,
in of omstreeks de periode van 28 januari 2011 tot en met 29 januari 2011,
te Zuidhorn,
met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de Hooiweg, in elk geval
op of aan een openbare weg,
openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een ruit van een aan of
nabij de Hooiweg staande abri,
welk geweld bestond uit het schoppen en/of trappen en/of slaan en/of stompen
en/of gooien van een of meer bakstenen en/of andere voorwerpen tegen/door
voornoemde ruit;
hij,
op of omstreeks 31 december 2010,
te Zuidhorn,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk
en wederrechtelijk een raam van de CBS "de Windroos", in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan CBS de Windroos, in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft vernield
en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 primair, 2 primair, 3, 4 en 5 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Standpunt van de verdediging
Ten aanzien van het onder 5 tenlastegelegde heeft verdachte zich op het standpunt gesteld de vernieling niet te hebben gepleegd. Hij heeft enkel de vuurwerkbom op het raam geplakt, maar deze niet aangestoken. Met betrekking tot de waardering van de overige feiten heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank heeft bij de beoordeling acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen.
De bekennende verklaring van verdachte zoals ter zitting is afgelegd.
Een proces-verbaal d.d. 2 februari 2011, p. 588 e.v., opgenomen in dossier nr. PL01MC 2011019821 d.d. 17 maart 2011, inhoudende de aangifte van [aangever 1 f1], namens Gemeente Zuidhorn.
Een proces-verbaal d.d. 17 januari 2011, p. 594 e.v., opgenomen in voornoemd dossier, inhoudende de aangifte van [aangever 2 f1], namens Gemeente Zuidhorn.
De bekennende verklaring van verdachte zoals ter zitting is afgelegd.
Een proces-verbaal d.d. 2 februari 2011, p. 681 e.v., opgenomen in voornoemd dossier, inhoudende de aangifte van [aangever f2], namens Gemeente Zuidhorn.
De bekennende verklaring van verdachte zoals ter zitting is afgelegd.
Een proces-verbaal d.d. 27 december 2010, p. 676 e.v., opgenomen in voornoemd dossier, inhoudende de aangifte van [aangever f3], namens Oosterdeel / Langewold.
De bekennende verklaring van verdachte zoals ter zitting is afgelegd.
Een proces-verbaal d.d. 2 februari, p. 657 e.v., opgenomen in voornoemd dossier, inhoudende de aangifte van [aangever f4], namens gemeente Zuidhorn.
De verklaring door verdachte op de terechtzitting afgelegd, zakelijk weergegeven:
Op oudejaarsavond was ik met een groep jongeren op het plein bij CBS de Windroos. Ik had een nitraatbom en tape bij me. Ik heb de nitraatbom op het raam geplakt. [Mededader 1] was hier ook bij.
Een proces-verbaal d.d. 3 februari, p. 600 e.v., opgenomen in voornoemd dossier, inhoudende de aangifte van [aangever f5], namens CBS De Windroos.
Ik ben namens benadeelde CBS de Windroos gerechtigd tot het doen van aangifte. Tussen vrijdag 31 december 2010 10.00 uur en zaterdag 1 januari 2011 11.00 uur werden bij CBS de Windroos in Zuidhorn vernielingen gepleegd.
Een proces-verbaal d.d. 10 februari 2011, p. 485 e.v., opgenomen in voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [betrokkene 1].
Op 31 december 2010 zaten we met een groep op het schoolplein bij de Windroos. Ik zag dat [Mededader 1] en [verdachte] een raam kapot maakten met vuurwerk. Het raam ging kapot nadat het vuurwerk was aangestoken.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank is van oordeel dat het aan verdachte onder 1 primair, 2 primair, 3 en 4 tenlastegelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Met betrekking tot het onder 5 tenlastegelegde feit stelt de rechtbank het volgende vast.
De verdachte bekent de nitraatbom met de meegebrachte tape op een raam van CBS de Windroos te hebben geplakt. Het raam is vervolgens kapot gegaan doordat het vuurwerk werd aangestoken. Een getuige bevestigt dat [verdachte] samen met [mededader 1] het bewuste raam kapot heeft gemaakt met het vuurwerk. Bij nauwe en bewuste samenwerking, die de rechtbank uit de bewijsmiddelen afleidt, is het niet noodzakelijk dat alle medeplegers de uitvoeringshandelingen mede verrichten. De rechtbank acht daarom het medeplegen door verdachte van vernieling van het raam wettig en overtuigend bewezen.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair, 2 primair, 3, 4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat
hij,
in de periode van 1 december 2010 tot en met 17 januari 2011,
te Zuidhorn,
telkens met anderen, op of aan de openbare weg, de Sportlaan,
telkens openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een aan of nabij
die Sportlaan staand hekwerk, welk geweld bestond uit schoppen en trappen
tegen dat hekwerk;
hij,
in de periode van 24 december 2010 tot en met 27 december 2010,
te Zuidhorn,
opzettelijk brand heeft gesticht aan het zwembad "de Waterborgh",
immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk een aan dat zwembad
bevestigd bord met zijn aansteker in brand gestoken,
ten gevolge waarvan de voorgevel van dat zwembad gedeeltelijk is verbrand,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten was;
hij,
in de periode van 25 december 2010 tot en met 26 december 2010,
te Zuidhorn,
opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van een clubgebouw,
toebehorende aan de ijsvereniging Oosterdeel en Langewold,
heeft vernield;
hij,
omstreeks 29 januari 2011,
te Zuidhorn,
met anderen, op of aan de openbare weg, de Hooiweg,
openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd
tegen een ruit van een aan de Hooiweg staande abri,
welk geweld bestond uit het gooien van voorwerpen tegen/door
voornoemde ruit;
hij,
op 31 december 2010,
te Zuidhorn,
tezamen en in vereniging met een ander,
opzettelijk en wederrechtelijk een raam van de CBS "de Windroos",
toebehorende aan
een ander of anderen dan aan verdachte en zijn mededader,
heeft vernield;
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen meer of anders is tenlastegelegd. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van de feiten
Hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard, levert de volgende strafbare feiten op:
1. Primair: openlijk in vereniging geweld plegen tegen goederen, meermalen gepleegd.
2. Primair: opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
3. Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
4. Het openlijk in vereniging geweld plegen tegen goederen.
5. Medeplegen van het opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu ten aanzien van verdachte geen strafuitsluitings-gronden aanwezig worden geacht.
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 primair, 2 primair, 3, 4 en 5 tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 maanden waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, met aftrek van de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De officier van justitie heeft bij het bepalen van de strafmaat rekening gehouden met de aard en de ernst van de tenlastegelegde feiten, de ad informandum gevoegde feiten alsmede het feit dat verdachte niet bekend is in de justitiële documentatie.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, voor het geval de rechtbank het tenlastegelegde bewezen mocht achten, gepleit voor een deels voorwaardelijke straf. De raadsman heeft hierbij opgemerkt dat verdachte geen justitiële documentatie heeft. Het gedrag van verdachte is in korte tijd geëscaleerd; de delicten zijn alle in een tijdsbestek van twee maanden gepleegd. Verdachte heeft verklaard in de toekomst niet nog eens in de gevangenis te willen zitten; hij zou lering hebben getrokken uit hetgeen is gebeurd.
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en het aangaande zijn persoon opgemaakte reclasseringsrapport d.d. 7 maart 2011, alsmede de vordering van de officier van justitie.
Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de acht ad informandum gevoegde feiten, zoals deze op de dagvaarding zijn vermeld en die door de verdachte zijn erkend.
Ten voordele van verdachte houdt de rechtbank rekening met het feit dat verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte dient op basis van het bewezenverklaarde en de ad informandum gevoegde feiten te worden bestraft voor in totaal 14 strafbare feiten, te weten openlijke geweldpleging (meermalen gepleegd), brandstichting, vernieling (meermalen gepleegd) en diefstal (meermalen gepleegd).
Verdachte heeft bij het plegen van de brandstichting onaanvaardbare risico’s genomen. Door het ontstane vuur na de brandstichting aan de gevel van het zwembad niet te blussen, heeft verdachte welbewust het risico genomen dat de brand zich uit zou breiden naar de rest van het gebouw. Daarnaast heeft verdachte met het plegen van dit delict alsmede de andere gepleegde delicten aanzienlijke materiële schade veroorzaakt. Verdachte heeft met zijn handelen totale minachting voor het bezit van anderen getoond.
De delicten zijn gepleegd in de openbare ruimte, hetgeen naast het opwekken van irritatie ook de reeds bestaande gevoelens van onveiligheid in de samenleving versterkt. Dit wordt hem door de rechtbank zwaar aangerekend.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsstraf van na te melden duur passend en geboden is. De rechtbank zal een deel van deze straf voorwaardelijk opleggen. Daarbij merkt de rechtbank op dat de verdachte ter zitting weinig wroeging over de gepleegde delicten heeft getoond. Tevens spreekt de rechtbank haar zorgen uit over het feit dat verdachte op geen enkele wijze wenst mee te werken aan enige vorm van hulpverlening die kan leiden tot verbetering van zijn persoonlijke omstandigheden, zodat in de toekomst recidive kan worden voorkomen. Het voorwaardelijke deel van de straf moet verdachte er in de toekomst dan ook van weerhouden opnieuw (soortgelijke) strafbare feiten te plegen.
Vordering van de benadeelde partij
Als benadeelde partij heeft zich in het strafproces gevoegd de gemeente Zuidhorn met zeven vorderingen en de Regiopolitie Groningen met één vordering.
De benadeelde partijen hebben schriftelijk opgave gedaan van de inhoud van de vorderingen en van de gronden waarop deze berusten.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ten aanzien van de vorderingen van de gemeente Zuidhorn betreft het tenlastegelegde onder 1, 4 en 5 alsmede ad info feit 3 en ad info feit 4 gevorderd dat deze geheel worden toegewezen. De vordering ten aanzien van ad info feit 1 dient tot een bedrag van € 513,59 te worden toegewezen en voor de rest niet-ontvankelijk te worden verklaard. Ten aanzien van al deze vorderingen heeft de officier van justitie gevorderd dat deze worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en de hoofdelijkheidsbepaling.
De vordering van de Regiopolitie betreft ad info feit 6 dient niet-ontvankelijk te worden verklaard aangezien schade wordt gevorderd voor een feit dat niet is tenlastegelegd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen dienen te worden gematigd tot de feiten voorzover deze zijn tenlastegelegd. Daarnaast heeft de raadsman in het algemeen gesteld dat de bij de vorderingen gevoegde machtigingen door zowel de gemeente Zuidhorn als de Regiopolitie Groningen onvolledig zijn hetgeen een beletsel vormt voor toewijzing van de vorderingen.
De rechtbank is van oordeel dat zowel de door de gemeente Zuidhorn als de Regiopolitie Groningen afgegeven machtigingen aanvaardbaar zijn nu uit de vorderingen voldoende blijkt welke personen zijn gemachtigd. Het enkele feit dat de persoonsgegevens van de gemachtigde niet zijn opgenomen in de vordering doet hier niet aan af en kan niet leiden tot de niet-ontvankelijkheid van de benadeelde partij.
De vordering van de benadeelde partij de Regiopolitie Groningen zal door de rechtbank niet-ontvankelijk worden verklaard aangezien de vordering is gericht op een feit dat niet is tenlastegelegd.
Naar het oordeel van de rechtbank is vast komen te staan dat aan de benadeelde partij gemeente Zuidhorn door het bewezenverklaarde rechtstreeks schade is tot een bedrag ten aanzien van de:
- twee vorderingen betreffende het tenlastegelegde onder 1 voor een bedrag van
- € 207,00 en € 2510,90. De rechtbank zal de vorderingen tot die bedragen toewijzen;
- vordering betreffende het tenlastegelegde onder 4 voor een bedrag van € 1609,00. De rechtbank zal de vordering tot dat bedrag toewijzen;
- vordering betreffende het tenlastegelegde onder 5 voor een bedrag van € 356,37. De rechtbank zal de vordering tot dat bedrag toewijzen;
- vordering betreffende het ad info feit 1 voor een bedrag van € 513,59. De rechtbank zal de vordering tot dat bedrag toewijzen. De rechtbank is van oordeel dat behandeling van de vordering voor het overige deel een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige daarom niet-ontvankelijk is en dat zij haar vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- vordering betreffende het ad info feit 3 voor een bedrag van € 1709,34. De rechtbank zal de vordering tot dat bedrag toewijzen;
- vordering betreffende het ad info feit 4 voor een bedrag van € 613,00. De rechtbank zal de vordering tot dat bedrag toewijzen.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal aan verdachte de verplichting opleggen voornoemde geldbedragen met een totaalbedrag van € 7519,20 ten behoeve van de benadeelde partij aan de Staat te betalen. De rechtbank heeft daartoe besloten omdat verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht en het belang van de benadeelde partij ermee is gediend niet zelf te worden belast met het innen van de toegewezen schadevergoeding.
Verdachte is niet tot vergoeding van bovengenoemd bedragen gehouden voorzover die al door verdachtes mededader(s) zijn voldaan.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 24c, 36f, 47, 57, 141, 157, 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Verklaart het onder 1 primair, 2 primair, 3, 4 en 5 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hiervoor is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezenverklaarde strafbaar.
Verklaart verdachte voor het bewezenverklaarde strafbaar.
Verklaart het meer of anders onder 1 primair, 2 primair, 3, 4 en 5 tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte voor het bewezen- en strafbaar verklaarde tot:
- een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden.
Beveelt dat bij de tenuitvoerlegging van deze straf de tijd die veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht tenzij die tijd op een andere straf in mindering is gebracht.
Bepaalt dat van deze straf een gedeelte, groot vijf maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast omdat de veroordeelde zich voor het einde van de op 2 jaren gestelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van 14 juli 2011.
Beslissing op de vorderingen van de benadeelde partijen
Verklaart de vordering betreft ad info feit 4 van de benadeelde partij Regiopolitie Groningen niet-ontvankelijk.
Wijst de vorderingen van de benadeelde partij gemeente Zuidhorn toe en veroordeelt de veroordeelde tot betaling aan de benadeelde partij ten aanzien van de:
- twee vorderingen betreffende het tenlastegelegde onder 1 voor een bedrag van € 207,00 en € 2510,90;
- vordering betreffende het tenlastegelegde onder 4 voor een bedrag van € 1609,00;
- vordering betreffende het tenlastegelegde onder 5 voor een bedrag van € 356,37;
- vordering betreffende het ad info feit 1 voor een bedrag van € 513,59. Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk;
- vordering betreffende het ad info feit 3 voor een bedrag van € 1709,34;
- vordering betreffende het ad info feit 4 voor een bedrag van € 613,00;
met een totaalbedrag van € 7519,20 (zegge zevenduizend vijfhonderd negentien euro en twintig eurocent).
Veroordeelt de veroordeelde in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelde is niet tot vergoeding van bovengenoemd bedrag gehouden voorzover dit al door veroordeeldes mededader(s) is voldaan.
Verplicht de veroordeelde aan de Staat te betalen een geldbedrag van € 7519,20 (zegge zevenduizend vijfhonderd negentien euro en twintig eurocent) ten behoeve van de benadeelde partij, gemeente Zuidhorn, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 72 dagen hechtenis. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. F. Sijens, voorzitter, H.L. Stuiver en L.W. Janssen, in tegenwoordigheid van mr. N. Tromp, griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 10 juni 2011.