ECLI:NL:RBGRO:2011:BQ7144

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
6 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
18-670078-11 en 670147-08 (tul)
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor gekwalificeerde diefstallen en vernieling met hoge recidivekans en problematisch middelengebruik

In deze zaak heeft de Rechtbank Groningen op 6 juni 2011 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van meerdere diefstallen en vernielingen. De verdachte, geboren in [geboorteplaats] en thans preventief gedetineerd in PI HvB Ter Apel, werd beschuldigd van het wegnemen van diverse goederen, waaronder een tondeuse, medicijnen en een luchtdrukgeweer, in de periode van 22 januari 2011 tot en met 4 februari 2011. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan drie diefstallen en een vernieling, waarbij de diefstallen zijn gepleegd met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening. De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte en de getuigen in overweging genomen, evenals de aangiftes van de benadeelde partijen. De officier van justitie heeft een gevangenisstraf van vier maanden geëist, rekening houdend met de hoge recidivekans van de verdachte en zijn problematische middelengebruik. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, met aftrek van voorarrest, en heeft de tenuitvoerlegging gelast van een eerder opgelegde ISD-maatregel. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze onvoldoende waren onderbouwd. De rechtbank heeft de beslissing genomen om de verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders te plaatsen, gezien de ernst van de feiten en de noodzaak van justitiële druk voor de behandeling van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector Strafrecht
parketnummer: 18/670078-11 en 670147-08 (tul) (promis)
datum uitspraak: 6 juni 2011
op tegenspraak
raadsvrouw: mr. G.W. van der Zee
V O N N I S
van de rechtbank Groningen, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats],
thans preventief gedetineerd in PI HvB Ter Apel te Ter Apel.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 23 mei 2011.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij, in of omstreeks de periode van 22 januari 2011 tot en met 23 januari 2011,
in de gemeente Veendam,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen
een tondeuse en/of een aansteker en/of een of meer horloges en/of etenswaren
en/of een telefoon en/of een spelcomputer en/of medicijnen, in elk geval enig
goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever f1], in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte;
2.
hij, op of omstreeks 25 januari 2011, te Muntendam, in elk geval in de
gemeente Menterwolde,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen medicijnen
en/of een luchtdrukgeweer en/of een of meer aanstekers en/of een sleutel, in
elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever f2], in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
3.
hij, op of omstreeks 04 februari 2011, te Zuidbroek, in elk geval in de
gemeente Menterwolde,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een [winkel], heeft weggenomen een kassa, inhoudende een geldbedrag
van (ongeveer) 300 euro en/of een munthouder, in elk geval enig goed, geheel
of ten dele toebehorende aan [aangever f3], in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des
misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn
bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel;
4.
hij op of omstreeks 21 december 2010, te Groningen,
opzettelijk en wederrechtelijk (in het A-huis aan Eendrachtskade NZ)
een asbak, een deur en/of een betegelde muur, althans (muur)tegels, in elk
geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan slaaphuis A-huis, in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of
beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.
Bewijsvraag
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat op grond van de aangiftes en de bekennende verklaringen van verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde grotendeels wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Over het onder 1 tenlastegelegde heeft verdachte verklaard dat hij de tondeuse heeft weggenomen en de aansteker met de inscriptie "Willem". Aangever heeft die ook herkend als zijn eigendom. Voor de overige goederen in de tenlastelegging is onvoldoende bewijs aanwezig aangezien verdachte heeft ontkend deze te hebben meegenomen en bovendien de deur van de stacaravan niet op slot was en iedereen deze goederen kan hebben weggenomen.
Verdachte heeft over het onder 2 tenlastegelegde verklaard dat hij het luchtdrukgeweer en de sleutel heeft meegenomen. Voor de overige goederen is, gezien de ontkenning van verdachte en het ontbreken van overige bewijsmiddelen, onvoldoende bewijs aanwezig. Aangezien het duidelijk is dat het feit onder 2 op 24 januari 2011 heeft plaatsgevonden is de officier van justitie van mening dat omstreeks 25 januari 2011 bewezen kan worden verklaard.
Ten aanzien van het onder 4 tenlastegelegde is het vernielen of beschadigen van de asbak niet te bewijzen.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ter zitting betoogd dat een bewezenverklaring kan volgen voor de vier tenlastegelegde feiten zoals door de officier van justitie in het requisitoir is aangegeven. Om het wegnemen te relativeren heeft de raadsvrouw gewezen op het feit dat het onder rokers gebruikelijk is dat aanstekers van eigenaar wisselen. Dit hoeft nog niet per se te betekenen dat bewust een aansteker is gestolen. Met betrekking tot het onder 2 tenlastegelegde komt de raadsvrouw tot een bewezenverklaring van de diefstal van het luchtdrukgeweer. Van de overige goederen dient verdachte te worden vrijgesproken.
Beoordeling
De rechtbank heeft bij de beoordeling acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen.
Het onder 1 tenlastegelegde
Een proces-verbaal d.d. 28 januari 2011, opgenomen in op pagina 92 e.v. van dossier nr. PL01PL 2011021417 d.d. 8 maart 2011, inhoudende de aangifte van [aangever f1], zakelijk weergegeven:
Tussen 22 januari 2011 om 15.00 uur en 23 januari 2011 om 14.00 uur is in mijn stacaravan een enorme bende gemaakt. Ik mis een aantal dingen uit mijn woningen. Dit is onder andere een tondeuse. Ik heb een vermoeden dat [verdachte] dit heeft gedaan.
Een proces-verbaal d.d. 10 februari 2011, opgenomen op pagina 95 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de aanvullende verklaring van aangever [aangever f1], zakelijk weergegeven:
U toont mij een zwarte tondeuse van het merk Principal. Ik herken deze als mijn eigendom. Tevens toont u mij een zwarte aansteker waarop de naam "Willem" staat vermeld. Volgens mij is deze aansteker ook mijn eigendom en weggenomen uit mijn woning. Ik heb namelijk enig tijd aanstekers verzameld waarbij ik ook in het bezit was van een dergelijke aansteker.
Een proces-verbaal d.d. 10 februari 2011, opgenomen op pagina 110 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van getuige [getuige], zakelijk weergegeven:
Gisteren heeft u mij gebeld over een tondeuse die mogelijk in mijn woning zou liggen die afkomstig zou zijn van diefstal uit een woning hetgeen mijn vriend [verdachte] u heeft verklaard. Ik heb 1 tondeuse teruggevonden in de grijze container. Tevens heb ik nog een aansteker gevonden met daarop de naam "Willem". Ik vermoed dat deze mogelijk wegkomt bij [aangever f1].
Een proces-verbaal d.d. 8 februari 2011, opgenomen op pagina 84 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
Ik ben inderdaad bij [aangever f1] geweest. Ik heb een tondeuse uit de woning weggenomen.
De verklaring door verdachte op de terechtzitting afgelegd, zakelijk weergegeven:
De aansteker met "Willem" erop is in mijn huis aangetroffen. Het kan zijn dat ik die in mijn zak heb gestopt. Onder invloed van drank kan ik dat gedaan hebben.
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde
Een proces-verbaal d.d. 25 januari 2011, opgenomen op pagina 51 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van aangever [aangever f2], zakelijk weergegeven:
Op 24 januari 2011 omstreeks 15.30 uur was ik samen met mijn vriendin [vriendin aangever f2] in mijn woning op de [adres]. Daar werd aangebeld en ik zag dat [verdachte] bij de deur stond. Ik liet hem binnen. Ik ging douchen en liet [verdachte] in de woonkamer. Daarna ben ik weggegaan. Ik was om 19.00 uur weer thuis. Ik ben gaan kijken en zag dat uit mijn woonkamer een luchtdrukgeweer, kleur zwart, die aan de muur hing, was weggenomen. De huissleutel die naast de televisie in de woonkamer lag was verdwenen. Ik vermoed dat [verdachte] hier meer van weet.
Een proces-verbaal d.d. 8 februari 2011, opgenomen op pagina 84 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
Ik ben in de woning van [aangever f2] in Muntendam geweest. Ik heb een sleutel en een windbuks meegenomen.
Ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde:
- De bekennende verklaring door verdachte op de terechtzitting afgelegd;
- Een proces-verbaal d.d. 4 februari 2011, opgenomen op pagina 99 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [aangever f3].
Ten aanzien van het onder 4 tenlastegelegde:
- De bekennende verklaring door verdachte op de terechtzitting afgelegd;
- Een proces-verbaal d.d. 23 december 2010, opgenomen in dossier nr, PL01KN
2010124730-1 d.d. 23 december 2010, inhoudende de verklaring van [aangever f4].
Met betrekking tot de bewezenverklaarde feiten overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank overweegt ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde dat verdachte blijkens voornoemd bewijsmiddel heeft bekend dat hij een tondeuse bij [aangever f1] heeft weggenomen. Vervolgens is de aansteker met de inscriptie "Willem" daarop bij zijn vriendin, [getuige], aangetroffen en heeft verdachte daarover verklaard dat het zou kunnen dat hij deze aansteker heeft weggenomen. De diefstal van de tondeuse en de aansteker kan daarom worden bewezen. De overige goederen (horloges, etenswaren, een telefoon, een spelcomputer en medicijnen) die in de tenlastelegging zijn opgenomen zijn alleen in de aangifte genoemd. Aangezien de deur van de stacaravan van aangever nooit op slot is, kan niet uitgesloten worden dat deze goederen door een ander zijn weggenomen. Van dit deel van de tenlastelegging zal verdachte worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde heeft verdachte bekend dat hij bij [aangever f2] een luchtdrukgeweer en een sleutel heeft meegenomen. Dat verdachte daarvoor een andere verklaring heeft willen geven, namelijk dat hij dit luchtdrukgeweer wilde ruilen tegen de telefoon die aangever van hem nog in bezit had, doet niet af aan het feit dat hij heer en meester was over het luchtdrukgeweer en deze wederrechtelijk heeft weggenomen. Daarnaast blijkt uit de verklaring van getuige [x] dat verdachte zelfs nog geprobeerd heeft dit luchtdrukgeweer op straat te verkopen. De diefstal van het luchtdrukgeweer en een sleutel kan worden bewezen. Voor een bewezenverklaring van de overige goederen (medicijnen en aanstekers) is onvoldoende bewijs en voor dit deel van de tenlastelegging zal verdachte worden vrijgesproken.
Bij het onder 3 tenlastegelegde heeft verdachte bekend dat hij de sleutel van de viswinkel, waar zijn vriendin werkt, uit haar jaszak heeft weggenomen en daarmee de viswinkel is binnengegaan om de kassa, een geldbedrag en een munthouder te kunnen wegnemen. Op grond hiervan is de sleutel als valse sleutel gebruikt als bedoeld in artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht. De diefstal door middel van een valse sleutel van een kassa, een geldbedrag en een munthouder kan worden bewezen.
Uit de aangifte en bekennende verklaring van verdachte blijkt dat hij bij het A-huis met een asbak tegen een deur en een betegelde muur heeft gegooid. Van enige schade aan de asbak is niet gebleken. De vernieling en/of beschadiging van de deur en betegelde muur kan wettig en overtuigend worden bewezen.
Bewezenverklaring
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
1.
hij in de periode van 22 januari 2011 tot en met 23 januari 2011 in de gemeente Veendam met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een tondeuse en een aansteker, toebehorende aan [aangever f1];
2.
hij omstreeks 25 januari 2011 te Muntendam met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een luchtdrukgeweer en een sleutel, toebehorende aan [aangever f2];
3.
hij op 4 februari 2011 te Zuidbroek met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een [winkel], heeft weggenomen een kassa, inhoudende een geldbedrag van ongeveer 300 euro en een munthouder, toebehorende aan [aangever f3], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en de weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel;
4.
hij op 21 december 2010 te Groningen opzettelijk en wederrechtelijk (in het A-huis aan Eendrachtskade NZ) een deur en een betegelde muur, toebehorende aan slaaphuis A-huis heeft vernield en/of beschadigd.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder 1, 2, 3 en 4 meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van de feiten
Hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard, levert de volgende strafbare feiten op:
1 diefstal
2 diefstal
3 diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en de gestolen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel
4 opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat aan een ander toebehoort vernielen en/of beschadigen
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu ten aanzien van verdachte geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
Strafoplegging en vordering na voorwaardelijke veroordeling
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden met aftrek van voorarrest. De officier van justitie heeft bij het bepalen van de strafmaat rekening gehouden met de aard en de ernst van de strafbare feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan alsmede de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Daarnaast heeft de officier van justitie bij het bepalen van de hoogte van de gevangenisstraf rekening gehouden met de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) voor de duur van twee jaren.
Ter zitting heeft de officier van justitie de vordering tot tenuitvoerlegging van de ISD- maatregel uitgebreid zodat deze niet alleen op overtreding van de bijzondere voorwaarden, maar ook op een overtreding van de algemene voorwaarden ziet. Op grond van een overtreding van de algemene voorwaarde, namelijk dat verdachte geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, komt de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel voor de duur van twee jaren.
Tot slot heeft de officier van justitie gesteld dat de nog openstaande boete, die is omgezet in één dag hechtenis, eerst ten uitvoer zal worden gelegd alvorens de ISD-maatregel zal ingaan.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit voor een grotendeels voorwaardelijke gevangenisstraf met een proeftijd van twee jaar. Daaraan zou dan de bijzondere voorwaarde kunnen worden gekoppeld van toezicht door de Verslavingzorg Noord Nederland (hierna: VNN) onder welke paraplu verdachte zijn ingezette behandeling in Hoog-Hullen kan afmaken.
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de vordering tot tenuitvoerlegging dient te worden afgewezen, aangezien het traject dat de VNN voor ogen heeft niet per se via de ISD-maatregel uitgevoerd hoeft te worden, maar ook mogelijk is als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijke gevangenisstraf. Verdachte is gemotiveerd om zijn behandeling in Hoog-Hullen af te maken en daar is geen justitiële druk in de vorm van een ISD-maatregel voor nodig.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en het aangaande zijn persoon opgemaakte reclasseringsrapport, het uittreksel uit het justitieel documentatieregister alsmede de vordering van de officier van justitie.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan drie diefstallen en een vernieling. Dergelijke feiten zijn ergerlijk en veroorzaken vaak veel schade en hinder bij de gedupeerden. Verdachte heeft deze feiten gepleegd terwijl hij nog in de proeftijd liep van een voorwaardelijke ISD-maatregel.
Uit het reclasseringsadvies komt naar voren dat de recidivekans hoog is. Voorts heeft de VNN geconcludeerd dat verdachte een geschiedenis heeft van problematisch middelengebruik van bijna twintig jaar. De ontwikkeling van verslaving en strafblad verliep simultaan. De persoonlijkheidsontwikkeling vanaf het eind van de basisschool vond plaats onder invloed van frequent en bij tijden excessief middelengebruik. Verdachte deed door de jaren heen een tiental pogingen om behandeling in de verslavingszorg aan te gaan, al dan niet in een justitieel kader. Deze pogingen mislukten steeds door het op eigen initiatief beëindigen van de behandeling door verdachte. Uitzonderingen hierop vormden de behandeling in Harreveld (1997-1999) en Hoog-Hullen (2009-2010). Verdachte bleek gevoelig voor de justitiële druk die de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) genereert. De VNN schat in dat deze druk ook noodzakelijk zal zijn om een komend traject (forensische) verslavingszorg, inclusief het resocialisatieproces, kans van slagen te laten hebben. Dergelijke behandeling kan voortbouwen op hetgeen betrokkene met zijn behandeling in Hoog-Hullen heeft bereikt. Speciale aandacht vergt het omgaan met terugvallen. Door de VNN wordt geadviseerd om de voorwaardelijk opgelegde ISD-maatregel ten uitvoer te leggen.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte weliswaar gemotiveerd is om zijn behandeling in Hoog-Hullen te voltooien, maar dat dit zal moeten plaatsvinden in het kader van een ISD-maatregel. Voor behandeling is justitiële druk nodig. De justitiële druk van een voorwaardelijk opgelegde ISD-maatregel is onvoldoende gebleken om verdachte ervan te weerhouden nieuwe strafbare feiten te plegen. Een reclasseringswerker heeft ter zitting aangegeven dat het detentiegedeelte van dit traject zo kort mogelijk dient te zijn. Dit is mogelijk door zo spoedig mogelijk een plan van aanpak voor de invulling van de ISD-maatregel te maken en in te dienen bij de Grittenborgh. Op deze wijze is er voor verdachte voldoende tijd om binnen de twee jaar van de maatregel zijn behandeling bij Hoog-Hullen of een vergelijkbare instelling af te ronden alsook een resocialisatietraject te volgen.
Voor het feitencomplex waarvoor nu een veroordeling volgt zou een aanzienlijke onvoorwaardelijke gevangenisstraf in de rede liggen. Echter bij de bepaling van de hoogte van de gevangenisstraf zal de rechtbank rekening houden met het feit dat de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel zal worden bevolen. De rechtbank heeft bij het opleggen van de gevangenisstraf voor ogen dat verdachte na de uitspraak zo spoedig mogelijk in de Grittenborgh geplaatst zal worden in het kader van deze maatregel, zodat het traject dat VNN voor ogen staat opgestart kan worden.
De rechtbank komt om deze reden tot een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden met aftrek van voorarrest. De voorlopige hechtenis wordt opgeheven met ingang van 8 juni 2011.
Voorts zal de rechtbank alsnog de tenuitvoerlegging gelasten van de in het vonnis van de meervoudige kamer van deze rechtbank d.d. 22 september 2008 onder parketnummer 18/67014-08 niet ten uitvoer gelegde maatregel nu verdachte zowel de algemene als de bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Vorderingen van de benadeelde partijen
Als benadeelde partij hebben zich in het strafproces gevoegd [aangever f2], wonende te [woonplaats] (feit 2), en [aangever f3], wonende te [woonplaats] (feit 3). De benadeelde partijen hebben schriftelijk opgave gedaan van de inhoud van de vorderingen en van de gronden waarop deze berusten.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat de vordering van [aangever f2] onvoldoende is onderbouwd. Op een verzoek om deze aan te vullen is niet gereageerd. De vordering dient niet-ontvankelijk te worden verklaard.
De vordering van [aangever f3] dient ook niet-ontvankelijk te worden verklaard. Op het verzoek van het openbaar ministerie om de stukken aan te vullen met een uittreksel van de Kamer van Koophandel is niet gereageerd. Zonder dit uittreksel kan niet worden vastgesteld of de vordering door de persoon is ingediend die daartoe gerechtigd is.
Voor beide vorderingen geldt volgens de officier van justitie dat aanvulling van deze vorderingen na aanhouding een onevenredige belasting van het strafproces zou vormen.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw is van mening dat beide vorderingen niet-ontvankelijk verklaard moeten worden omdat deze onvoldoende zijn onderbouwd en bij [aangever f3] ook nog het uittreksel van de Kamer van Koophandel en de daarop gebaseerde machtiging ontbreekt.
Beoordeling
Ten aanzien van de vordering van [aangever f2] is de rechtbank van oordeel dat deze onvoldoende is onderbouwd. Vanuit het openbaar ministerie is om aanvulling gevraagd en deze is niet ontvangen.
Ten aanzien van de vordering van [aangever f3] is de rechtbank van oordeel dat, nu het uittreksel van de Kamer van Koophandel ontbreekt, niet bepaald kan worden of de vordering door de juiste persoon is ingediend.
De rechtbank zal bepalen dat de benadeelde partijen in hun vordering niet-ontvankelijk zijn, zodat deze slechts bij de burgerlijke rechter kunnen worden aangebracht. Aanhouden en wachten op de gevraagde aanvullingen van de vorderingen zou een onevenredige belasting van het strafproces zijn.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14g, 38o, 38r, 57, 310, 311 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank:
Verklaart het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hiervoor is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart het onder 1, 2, 3 en 4 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte voor het bewezen- en strafbaar verklaarde tot:
een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden.
Beveelt dat bij de tenuitvoerlegging van deze straf de tijd die veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht tenzij die tijd op een andere straf in mindering is gebracht.
De rechtbank heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van 8 juni 2011.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij
Verklaart de benadeelde partij [aangever f2], wonende te [woonplaats], in de vordering niet-ontvankelijk. Bepaalt dat de benadeelde partij en de veroordeelde ieder de eigen kosten dragen.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij
Verklaart de benadeelde partij [aangever f3], wonende te [woonplaats], in de vordering niet-ontvankelijk. Bepaalt dat de benadeelde partij en de veroordeelde ieder de eigen kosten dragen.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling
Gelast de tenuitvoerlegging van het vonnis van de meervoudige kamer bovengenoemde rechtbank d.d. 22 september 2008 onder parketnummer 18/670147-08, voor zover dit betreft de toen voorwaardelijk opgelegde plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren.
Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. F. Sijens, voorzitter, H.L. Stuiver en Th.A. Wiersma, in tegenwoordigheid van M. Smit-Colnot, griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 6 juni 2011.