RECHTBANK GRONINGEN
Sector Strafrecht
parketnummer: 18/670346-10 (promis)
datum uitspraak: 30 mei 2011
raadsman: mr. C. Eenhoorn
van de rechtbank te Groningen, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] [geboortedatum],
wonende te [woonplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
16 mei 2011.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij
op of omstreeks 21 augustus 2010
in de gemeente Slochteren,
met [aangeefster], van wie hij, verdachte, wist dat die [aangeefster] in staat van
bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, dan
wel aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van
zijn/haar geestvermogens leed dat die [aangeefster] niet of onvolkomen in staat
was zijn/haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen
weerstand te bieden, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en)
uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die
[aangeefster], hebbende verdachte,
terwijl die [aangeefster] (vast) in slaap was en/of nog half sliep en/of zich
bevond in staat van sluimering en/of niet (geheel) wakker was,
- een of meer van zijn vingers in de vagina van die [aangeefster] geduwd/gebracht
en/of
- zijn penis in de vagina van die [aangeefster] geduwd/gebracht;
art 243 Wetboek van Strafrecht
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van de aangifte en de verklaring die verdachte op
22 augustus 2010 tegenover de politie heeft afgelegd gerekwireerd tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, zakelijk weergegeven, aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat aangeefster, op het moment dat verdachte zijn penis in haar vagina bracht, sliep en daarmee in een toestand van verminderd bewustzijn verkeerde. Er is, naar de mening van de raadsman sprake geweest van een verschoonbaar misverstand, omdat verdachte signalen van aangeefster, waaruit hij meende te kunnen afleiden dat zij wakker was, kennelijk verkeerd heeft geïnterpreteerd.
De rechtbank heeft bij de beoordeling van het tenlastegelegde acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen:
Proces-verbaal van aangifte d.d. 22 augustus 2010, opgenomen op pagina 29, 30 van dossier nummer PL01PL 2010081769-1, d.d. 23 september 2010, van Regiopolitie Groningen, inhoudende de verklaring van [aangeefster], zakelijk weergegeven:
Mijn vriendin en ik arriveerden op 20 augustus 2010 omstreeks 22.00 uur bij de woning van [betrokkene]. Tegen 04.00 uur à 05.00 uur op 21 augustus 2010 gingen wij naar boven om te slapen. (…) Hierna viel ik snel in slaap. Ik slaap meestal heel erg vast.
Op een gegeven moment werd ik wakker. Ik dacht van wat gebeurt nou dan. Het leek wel of ik droomde. Ik werd op een rare manier wakker. Ik merkte dat ik geneukt werd. Ik lag op dat moment op mijn buik. Met neuken bedoel ik dat iemand met zijn penis in mijn vagina was. Ik voelde dat die penis een beetje heen en weer bewoog in mijn vagina. Op dat moment had ik mijn ogen dicht. Ik sliep nog half. Na een poosje stopte die persoon met neuken. Ik voelde dat die persoon van mij af ging. Vervolgens voelde ik een doek tussen mijn benen. Ik voelde dat ik met die doek werd schoongeveegd. Ik voelde dat er sperma tussen mijn benen zat. Ik keek even snel naar links en zag dat [verdachte] de persoon was die naast mij in bed lag.
Proces-verbaal van verhoor d.d. 21 augustus 2010, opgenomen op pagina 63 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
Gisteravond waren we in ons ouderlijk huis in Siddeburen. Mijn broertje [betrokkene] was ook thuis.
Proces-verbaal van verhoor d.d. 22 augustus 2010, opgenomen op pagina 71, 72 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
Ik ging dus weer naar boven en ik zag dat [aangeefster] lag te slapen op bed. Ik vroeg of ze wakker was en ik duwde haar maar ze was niet wakker. Ik heb haar toen betast eerst over haar benen en aan haar vagina terwij1 ze in de foetushouding lag. Ik ging met 1 vinger en later met 2 vingers in haar vagina en voelde dat ze erg nat werd en ik meende haar te horen kreunen. Ik heb toen mijn penis in haar vagina gestopt en ik heb haar gedurende korte tijd gepenetreerd en ik ben in haar vagina klaargekomen.
De rechtbank stelt voorop dat zij geen reden heeft om aan de verklaring van aangeefster te twijfelen. Deze verklaring vindt voor een belangrijk deel bevestiging in hetgeen verdachte bij de politie heeft verklaard. Zo heeft verdachte verklaard dat hij eerst met zijn vingers in aangeefsters vagina is geweest terwijl zij sliep en heeft aangeefster – klaarblijkelijk, omdat zij toen inderdaad sliep – niet verklaard dit te hebben waargenomen.
Zij is eerst wakker geworden nadat verdachte zijn penis in haar vagina had geduwd. Aan de verklaring van verdachte ter terechtzitting, inhoudende dat hij dacht dat aangeefster wakker was toen hij zijn seksuele handelingen ging verrichten en waarmee hij gedeeltelijk is teruggekomen op zijn bekennende verklaring bij de politie, gaat de rechtbank daarom voorbij.
De rechtbank heeft gelet daarop evenmin aanknopingspunten voor het oordeel dat sprake is geweest van een verschoonbaar misverstand, zoals de raadsman heeft gesteld.
Gelet op het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 21 augustus 2010 in de gemeente Slochteren, met [aangeefster], van wie hij, verdachte, wist dat die [aangeefster] in staat van verminderd bewustzijn verkeerde, handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [aangeefster], hebbende verdachte, terwijl die [aangeefster] in slaap was,
- zijn vingers in de vagina van die [aangeefster] gebracht en
- zijn penis in de vagina van die [aangeefster] geduwd.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het feit
Hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard, levert het volgende strafbare feit op:
Met iemand van wie hij weet dat hij in staat van verminderd bewustzijn verkeert, handelingen plegen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu ten aanzien van verdachte geen strafuitsluitings-gronden aanwezig worden geacht.
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsman is van mening dat geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf moet worden opgelegd. Er is in deze zaak geen sprake geweest van een “standaard verkrachting” en verdachte heeft al zes dagen in voorlopige hechtenis doorgebracht, hetgeen hem
zwaar is gevallen. Zijn toekomst is nu onzeker. De raadsman sluit zich aan bij het reclasseringsadvies. De raadsman pleit voor een werkstraf gecombineerd met een voorwaardelijke straf.
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, het aangaande zijn persoon opgemaakte reclasseringsrapport en het hem betreffende uittreksel uit het justitiële documentatieregister, alsmede met de vordering van de officier van justitie.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft door te handelen als bewezenverklaard, op kwalijke wijze misbruik gemaakt van de situatie waarin aangeefster verkeerde, te weten dat zij lag te slapen en zich dusdoende bevond in een staat van verminderd bewustzijn, hetgeen verdachte wist.
Verdachte heeft daarmee ernstig inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van aangeefster. Het is een feit van algemene bekendheid dat seksueel misbruik kan leiden tot ernstige psychische klachten. Uit de verklaring die aangeefster bij haar vordering als benadeelde partij heeft gevoegd komt naar voren dat zij het feit als uitermate ingrijpend heeft ervaren en er nadelige psychische gevolgen van heeft ondervonden.
De rechtbank acht gelet hierop een onvoorwaardelijke gevangenisstraf in beginsel dan ook gerechtvaardigd.
In het voordeel van verdachte heeft de rechtbank rekening gehouden met de omstandigheid dat hij blijkens het hem betreffende uittreksel uit het justitiële documentatieregister
d.d. 23 augustus 2010 niet eerder voor het plegen van strafbare feiten is veroordeeld.
Uit het rapport van de Reclassering Nederland d.d. 21 maart 2011 komt een positief beeld van verdachte naar voren. Verdachte heeft zijn leven goed op de rails en het recidiverisico wordt als laag ingeschat. Zowel bij de reclassering als ter terechtzitting heeft verdachte zijn spijt betuigd over hetgeen zich heeft afgespeeld.
Verder heeft verdachte reeds zes dagen in voorarrest doorgebracht.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een passende straf kan worden gevonden in het opleggen van een werkstraf voor de maximale duur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van na te noemen duur.
Vordering benadeelde partij
Als benadeelde partij heeft zich in het strafproces gevoegd [aangeefster], wonende te Delfzijl.
De benadeelde partij heeft schriftelijk opgave gedaan van de inhoud van de vordering en van de gronden waarop deze berust.
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot algehele toewijzing van de vordering.
De vordering is onvoldoende gemotiveerd betwist. Naar het oordeel van de rechtbank is daarom komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde rechtstreeks schade is toegebracht tot een bedrag van € 2.925,00.
De rechtbank zal de vordering tot dat bedrag toewijzen.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal aan verdachte de verplichting opleggen voornoemd geldbedrag ten behoeve van de benadeelde partij aan de Staat te betalen. De rechtbank heeft daartoe besloten omdat verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht en het belang van de benadeelde partij ermee is gediend niet zelf te worden belast met het innen van de toegewezen schadevergoeding.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 24c, 36f en 243 van het Wetboek van Strafrecht.
- verklaart het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hiervoor is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart verdachte voor het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart het meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
- veroordeelt verdachte voor het bewezen- en strafbaar verklaarde tot:
een taakstraf bestaande uit een werkstraf van 240 uren, met bevel dat vervangende hechtenis voor de duur van 120 dagen zal worden toegepast als veroordeelde deze straf niet naar behoren verricht.
Beveelt dat bij de tenuitvoerlegging van de werkstraf de tijd die veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht.
De rechtbank waardeert de dagen die veroordeelde in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht op twee uren werkstraf per dag.
De werkstraf moet zijn voltooid binnen een jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis. De veroordeelde zal zich met betrekking tot de werkstraf gedragen naar de aanwijzingen te geven door of namens de Reclassering Nederland;
een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden.
Bepaalt dat deze straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast omdat de veroordeelde zich voor het einde van de op 2 jaren gestelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij
Wijst de vordering van de benadeelde partij [aangeefster], wonende te Delfzijl, toe en veroordeelt de veroordeelde tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van
€ 2.925,00 (zegge tweeduizend en negenhonderd en vijfentwintig euro).
Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Verplicht de veroordeelde aan de Staat te betalen een geldbedrag van € 2.925,00 (zegge tweeduizend en negenhonderd en vijfentwintig euro) ten behoeve van de benadeelde partij [aangeefster], wonende te Delfzijl, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 39 dagen hechtenis. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Heeft de veroordeelde voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 2.925,00 ten behoeve van de benadeelde partij, dan vervalt de verplichting om dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen. Dit geldt ook omgekeerd: heeft de veroordeelde de vordering van de benadeelde partij betaald, dan vervalt de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat.
Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. G. Eelsing, voorzitter, S. Timmermans en
Th.A. Wiersma, in tegenwoordigheid van W. Brandsma als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 30 mei 2011.