RECHTBANK GRONINGEN
Sector kanton
Zaak\rolnummer: 483302 \ CV EXPL 10-20653
Q.,
wonende te [plaatsnaam],
eiser, hierna Q. te noemen,
gemachtigde mr. R.H. Bossen, advocaat te Haren (Groningen),
R., onder meer h.o.d.n. Taxi Z.,
zaakdoende te [adres],
geaagde, hierna mede R. te noemen,
procederend in persoon.
Op de in de inleidende dagvaarding genoemde gronden heeft Q. gevorderd dat R. wordt veroordeeld tot :
- betaling van het achterstallig salaris over de maand september 2009 groot € 506,84 (netto) met de wettelijke verhoging daarover van 50% van € 253,45 (netto);
- betaling van de vakantietoeslag over de maanden juni 2009 tot en met september 2009, zijnde een bedrag van € 505,66 (bruto), vermeerderd met de wettelijke verhoging van 50% over dat bedrag, zijnde een bedrag van 252,85 (bruto);
- betaling van de CAO-verhoging van 1,5% over de maanden juli 2009 tot en met september 2009, zijnde een bedrag van € 75,76 (bruto), vermeerderd met de wettelijke verhoging van 50% over dat bedrag, zijnde een bedrag van € 37,90 (bruto);
- betaling van de wettelijke rente over voornoemde bedragen ingaande de dag na de vervaldatum van de door Taxi Z. verschuldigde loonbedragen tot aan de dag der algehele voldoening;
- het overleggen van loonspecificaties van voornoemde gevorderde loonbetalingen;
- het overleggen van deugdelijke specificaties van de loonbetalingen tot heden, zulks op straffe van een dwangsom ad € 250,- per dag dat R. nalaat om de loonspecificatie aan Q. tijdig te verstrekken;
- betaling van een bedrag van € 450,-, exclusief btw, netto aan buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding;
- betaling van de proceskosten, waaronder het salaris van de gemachtigde.
R. heeft bij conclusie van antwoord geconcludeerd tot afwijzing van het gevorderde.
Partijen hebben daarna gerepliceerd en gedupliceerd. Daarna is vonnis bepaald, waarvan de uitspraak is bepaald op heden.
Als enerzijds gesteld en anderzijds niet, althans onvoldoende gemotiveerd betwist, kan in deze zaak, mede op basis van de in zoverre niet bestreden inhoud van de producties, van het volgende worden uitgegaan.
1.1 Q. is op 11 februari 2008 in dienst getreden bij de (rechtsvoorganger) van Taxi Z. in de functie van taxichauffeur. Tot 1 juli 2009 bedroeg het bruto-maandloon € 1.556,84, hetgeen netto neerkomt op een bedrag van € 1.217,74.
1.2 Op de arbeidsovereenkomst is de CAO-Taxivervoer van toepassing. Op grond van die CAO geldt vanaf 1 juli 2009 een loonsverhoging van 1,5%.
1.3 R. heeft het bedrijf Taxi Z. in de loop van 2009 overgenomen van X.
1.4 Vanaf 1 oktober 2009 wordt het verhoogde maandloon van € 1.580,19 uitbetaald.
1.5 Bij brieven van 18 mei 2010 en van 24 september 2010 heeft de gemachtigde van Q. bij (de directie van) Taxi Z. een loonvordering ingesteld ter zake van het niet betaalde deel aan salaris over september 2009, achterstallige CAO verhoging, resterende verlofuren en vakantietoeslag over de maanden juni tot en met september 2009.
2.1 R. heeft nagelaten het Q. toekomende loon volledig te voldoen. Het gaat daarbij zowel om loon dat voor als na de overgang van de onderneming in augustus 2009 verschuldigd is. Op basis van de wettelijke regels is R. als verkrijger van de onderneming aansprakelijk voor de vordering die Q. heeft. Dat Q. het gevorderde tevens op X. kan verhalen, maakt dat niet anders.
2.2 Ondanks herhaalde verzoeken zijn aan Q. geen salarisstroken verstrekt over de gevorderde periode. Q. vordert daarom ook voor de toekomst - naast tijdige betaling van het salaris - tijdige verstrekking van de salarisspecificaties.
2.3 Q. heeft kosten moeten maken om de vordering buiten rechte betaald te krijgen. De daarmee gepaard gaande kosten komen voor rekening van R., alsmede de wettelijke rente.
3.1 De onderneming is op 19 oktober 2009, met terugwerkende kracht tot 1 oktober 2009, overgenomen. Tot die tijd was Q. bij X. in dienst. De vordering van Q. heeft betrekking op de periode dat X. eigenaar was. In de koopovereenkomst die R. en X. hebben gesloten, is opgenomen dat X. verantwoordelijk blijft voor de schulden voortvloeiende uit de contractuele verhoudingen die zijn aangegaan voor de datum van overdracht. X. heeft verklaard dat de werknemers hiervan op de hoogte waren.
3.2 Naar aanleiding van de loonvordering van de gemachtigde van Q. van 18 mei 2010, heeft R. bij mail van 30 mei 2010 laten weten dat X. bureau Zuidweg en partners heeft ingeschakeld voor het afhandelen van vorderingen van schuldeisers en Q. daarnaar verwezen. Na de brief van de advocaat van Q. is R. uit navraag gebleken dat Q. bij genoemd bureau geen vordering heeft ingediend.
3.3 De werknemers van Taxi Z. hebben voordat R. het bedrijf overnam een tijdlang zelf het bedrijf draaiende gehouden en van het geld van de taxi-ritten voorschotten op het loon betaald. R. heeft daar geen zicht op. R. is niet verantwoordelijk voor betaling van het loon en de vakantietoeslag over de periode juli 2009 tot en met september 2009. R. was toen geen eigenaar en hij heeft dus ook niet voor een tijdige betaling kunnen zorgdragen. De wettelijke verhoging is hij daarom evenmin verschuldigd.
3.4 Q. heeft salarisstroken ontvangen. R. heeft niet eerder verzoeken ontvangen voor afgifte van salarisstroken. Zodra het administratiekantoor de salarisstroken vestrekken, zullen deze door R. aan al het personeel worden gegeven.
4.1 Nu vast staat dat R. Taxi Z. - in ieder geval per 1 oktober 2009 - heeft overgenomen, betekent dit dat op grond van artikel 7:663 van het Burgerlijk Wetboek (BW) de rechten en verplichtingen die op dat tijdstip voor de werkgever in die onderneming voortvloeien uit de arbeidsovereenkomst tussen hem en een daar werkzame werknemer van rechtswege overgaan op de verkrijger. In dat artikel is tevens bepaald dat de werkgever (in dit geval X.), nog gedurende een jaar na de overgang naast de verkrijger - R. - hoofdelijk verbonden is voor de nakoming van de verplichtingen uit de arbeidsovereenkomst, die zijn ontstaan voor het tijdstip van de overgang. Dit betekent dat R. op basis van dat artikel in beginsel gehouden is om de vorderingen van Q. te voldoen, waarbij hij dan eventueel verhaal heeft op X.
4.2 R. heeft zich tegen de vorderingen echter verweerd. Zo heeft R. gesteld dat hij in de koopovereenkomst met X. andere afspraken heeft gemaakt. Nog daargelaten dat R. heeft nagelaten de koopovereenkomst tussen X. en R. in deze procedure over te leggen, kan het beroep op die overeenkomst R. ten opzichte van Q. hoe dan ook niet baten. In het geval dat artikel 3 van de koopovereenkomst luidt zoals R. heeft gesteld, is daarin immers alleen opgenomen dat X. R. zal vrijwaren van eventuele vorderingen van derden ter zake van schulden die zijn ontstaan voor de datum van de overdracht. Dat artikel kan echter niet aan Q. worden tegengeworpen.
4.3 Daarnaast heef R. als verweer aangevoerd dat hij geen zicht heeft op de financiën c.q. de financiële administratie voor de overnamedatum. Dat laatste komt nu voor riscio van R. Hij had zich voor overname van de onderneming op de hoogte kunnen (en moeten) stellen van de (financiële) verplichtingen die dat met zich meebrengt. Dat heeft hij kennelijk nagelaten en ook nadat hij brieven van de advocaat van Q. heeft ontvangen, heeft hij volstaan met verwijzen naar het door X. ingeschakelde bureau. Een en ander betekent dat aan het verweer van R. voorbij zal worden gegaan.
4.4 Uit voorgaande overwegingen volgt dat de vorderingen van Q. toewijsbaar zijn voor zover het de vorderingen ter zake van loon, overuren en vakantietoeslag betreft. Nu R. met betaling daarvan in verzuim is, is hij daarover ook de gevorderde wettelijke rente verschuldigd. De daarover gevorderde wettelijke verhoging is eveneens toewijsbaar, met dien verstande dat deze zal worden gematigd tot 10%.
4.5 De vordering ten aanzien van de salarisstroken wordt slechts toegewezen voor zover het loon voor het verleden betreft. Gebleken is dat R. intussen voor de maanden dat hij het salaris heeft voldaan, conform zijn wettelijke verplichting aan het verstrekken van salarisspecificaties heeft voldaan.
4.6 Uit de processtukken blijkt dat door de gemachtigde van Q. incasso-werkzaamheden van een dusdanige omvang zijn verricht dat toewijzing van de vordering ter zake gerechtvaardigd is. Voor toewijzing van rente over de buitengerechtelijke kosten is echter geen plaats, aangezien niet is gesteld of gebleken dat Q. die kosten reeds aan zijn gemachtigde heeft betaald.
4.7 R. zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure.
veroordeelt R. om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Q. te betalen:
1. het achterstallig salaris over de maand september 2009 groot € 506,84 (netto) met de wettelijke verhoging daarover van 10% ;
2. de vakantietoeslag over de maanden juni 2009 tot en met september 2009, zijnde een bedrag van € 505,66 (bruto), vermeerderd met de wettelijke verhoging van 10% over dat bedrag;
3. de CAO-verhoging van 1,5% over de maanden juli 2009 tot en met september 2009, zijnde een bedrag van € 75,76 (bruto), vermeerderd met de wettelijke verhoging van 10% over dat bedrag;
4. betaling van de wettelijke rente over voornoemde bedragen ingaande de dag na de vervaldatum van de door Taxi Z. verschuldigde loonbedragen tot aan de dag der algehele voldoening;
5. het overleggen van loonspecificaties van voornoemde toegewezen loonbetalingen;
veroordeelt R. tevens in de kosten van het geding, aan de zijde van Q. tot aan deze uitspraak vastgesteld op € 140,- aan griffierecht, € 96,08 aan explootkosten en € 300,- voor salaris van de gemachtigde;
Dit vonnis is gewezen door mr. F. de Jong, kantonrechter, en op 11 mei 2011 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.