ECLI:NL:RBGRO:2011:BQ5254

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
20 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
487558 - CV EXPL 10-22745
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kredietovereenkomst en zorgplicht van de bank in een ondernemerskrediet

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Groningen op 20 april 2011 uitspraak gedaan in een geschil tussen ABN AMRO Bank N.V. en Q., een ondernemer die een kredietovereenkomst had afgesloten. ABN AMRO vorderde betaling van € 5.000,- van Q., vermeerderd met rente en kosten, omdat Q. in gebreke was gebleven met het voldoen van zijn verplichtingen uit de overeenkomst. De kredietovereenkomst betrof een rekening courant krediet met een maximumbedrag van € 15.000,-, dat aan Q. was verstrekt op basis van de door hem geleverde documenten.

ABN AMRO stelde dat zij niet tekortgeschoten was in haar zorgplicht, omdat Q. als ondernemer de overeenkomst was aangegaan en vooraf duidelijke afspraken waren gemaakt over zijn verplichtingen. Q. betwistte de rechtstitel van de vordering niet, maar voerde aan dat de lening nooit had mogen worden verstrekt gezien zijn jonge leeftijd en het ontbreken van een afgeronde opleiding. Hij stelde dat ABN AMRO een onaanvaardbaar risico had genomen door de lening te verstrekken.

De kantonrechter oordeelde dat Q. het bestaan van de overeenkomst en de achterstand niet had betwist, en dat zijn verweer onvoldoende was onderbouwd. De rechter concludeerde dat de vordering van ABN AMRO toewijsbaar was, evenals de gevorderde buitengerechtelijke kosten en rente. Q. werd veroordeeld in de kosten van de procedure. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector kanton
Locatie Groningen
Zaak\rolnummer: 487558 \ CV EXPL 10-22745
Vonnis d.d. 20 april 2011
inzake
de naamloze vennootschap ABN AMRO Bank N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres, hierna ABN AMRO te noemen,
gemachtigde Weggemans Incasso & Gerechtsdeurwaarders, gerechtsdeurwaarders te Emmen,
tegen
Q., handelend onder Q. Ambulante Handel,
wonende te [adres],
gedaagde, hierna Q. te noemen,
procederend in persoon.
PROCESGANG
De kantonrechter heeft kennisgenomen van de volgende processtukken:
- dagvaarding
- conclusie van antwoord
- conclusie van repliek
- conclusie van dupliek
ABN AMRO heeft producties in het geding gebracht.
Vonnis is bepaald op heden.
OVERWEGINGEN
1. De vordering
ABN AMRO heeft op de in de dagvaarding genoemde gronden gevorderd om, uitvoerbaar bij voorraad, Q. te veroordelen om tegen kwijting aan ABN AMRO te betalen een bedrag van € 5.000,- vermeerderd met de contractuele rente, althans de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening met veroordeling van Q. in de kosten van deze procedure.
2. Standpunt ABN AMRO
2.1 Tussen partijen bestaat een ondernemers rekening courant kredietovereenkomst, waarbij Q. een kredietfaciliteit tot een maximumbedrag van € 15.000,- is verschaft. Op basis van de door Q. geleverde bescheiden kwam hij conform de toen geldende criteria daarvoor in aanmerking. Het is niet aan ABN AMRO om Q. te wijzen op eventuele ondernemersrisico's, op dat punt is ABN AMRO daarom niet tekortgeschoten in haar zorgplicht. Evenmin waar het haar zorgplicht met betrekking tot het verstrekken van een kredietovereenkomst betreft. De onderhavige overeenkomst is bedoeld voor startende ondernemers. Q. is de overeenkomst aangegaan als ondernemer. Vooraf zijn duidelijke afspraken met hem gemaakt over de verplichtingen aan de zijde van Q. en over de kosten die daaraan verbonden waren.
2.2 Op een bepaald moment is een ongeoorloofde debetstand ontstaan voor een bedrag van € 15.943,24. Ondanks aanmaningen tot het aanzuiveren van de debetstand, is Q. daarmee in gebreke gebleven. Op basis van de op de overeenkomst toepasselijke voorwaarden is ABN AMRO vervolgens overgegaan tot het opeisen ineens van het gehele bedrag. Daarop is geen, althans geen volledige betaling ontvangen. In verband met het toerekenbaar tekortschieten van Q. was ABN AMRO genoodzaakt de vordering ter incasso uit handen te geven. De daarmee gepaard gaande buitengerechtelijke kosten komen voor rekening van Q.. Daarnaast maakt ABN AMRO aanspraak op de overeengekomen rente, die op jaarbasis 10,72% bedraagt.
2.3 Q. betwist de rechtstitel van de vordering niet, zodat ABN AMRO gerechtigd is eerst € 5.000,- van haar totale vordering te vorderen, waarbij het recht op het meerdere uitdrukkelijk wordt gereserveerd.
3. Standpunt Q.
3.1 Gelet op de jonge leeftijd van Q., gezien het feit dat Q. geen opleiding had afgemaakt en het gegeven dat het ondernemingsplan van Q. niet was doorgerekend door een accountant, had de lening nooit door ABN AMRO mogen worden afgegeven. ABN AMRO heeft door dat wel te doen een onaanvaardbaar risico genomen, hetgeen haar valt te verwijten.
3.2 Op de aanmaningen van ABN AMRO is door Q. niet gereageerd, omdat hij geen inkomen had en geen regeling kon treffen die hij na kon komen.
4. Beoordeling
4.1 Q. heeft het bestaan van de overeenkomst en de ontstane achterstand niet betwist. Hij heeft echter als verweer aangevoerd dat ABN AMRO verwijtbaar heeft gehandeld, omdat zij de lening destijds niet aan hem had mogen verstrekken. Nadat ABN AMRO vervolgens bij conclusie van repliek heeft uiteengezet dat Q. bij het aangaan van de overeenkomst voldeed aan de toen geldende criteria, heeft Q. bij dupliek slechts zijn standpunt herhaald, terwijl het op zijn weg had gelegen om aan te geven op welke punten ABN AMRO in zijn ogen zou zijn afgeweken van de toen geldende criteria. Nu Q. bovendien geen consequentie heeft verbonden aan zijn verweer, zal zijn verweer worden gepasseerd. Dit brengt met zich dat de vordering van ABN AMRO toewijsbaar is.
4.2 Nu tegen de gevorderde buitengerechtelijke kosten en rente geen afzonderlijk verweer is gevoerd, zijn ook deze onderdelen van de vordering toewijsbaar.
4.3 Q. zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure.
BESLISSING
De kantonrechter:
veroordeelt Q. om tegen kwijting aan eiseres te betalen € 5.000,- vermeerderd met de contractuele rente van 10,72% op jaarbasis vanaf de dag der dagvaarding tot de dag der algehele voldoening;
veroordeelt Q. tevens in de kosten van het geding, aan de zijde van eiseres tot aan deze uitspraak vastgesteld op € 284,- aan griffierecht, € 91,20 aan explootkosten en € 400,- voor salaris van de gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. de Jong, kantonrechter, en op 20 april 2011 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.
typ: FdJ
coll: