ECLI:NL:RBGRO:2011:BQ5254
Rechtbank Groningen
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Kredietovereenkomst en zorgplicht van de bank in een ondernemerskrediet
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Groningen op 20 april 2011 uitspraak gedaan in een geschil tussen ABN AMRO Bank N.V. en Q., een ondernemer die een kredietovereenkomst had afgesloten. ABN AMRO vorderde betaling van € 5.000,- van Q., vermeerderd met rente en kosten, omdat Q. in gebreke was gebleven met het voldoen van zijn verplichtingen uit de overeenkomst. De kredietovereenkomst betrof een rekening courant krediet met een maximumbedrag van € 15.000,-, dat aan Q. was verstrekt op basis van de door hem geleverde documenten.
ABN AMRO stelde dat zij niet tekortgeschoten was in haar zorgplicht, omdat Q. als ondernemer de overeenkomst was aangegaan en vooraf duidelijke afspraken waren gemaakt over zijn verplichtingen. Q. betwistte de rechtstitel van de vordering niet, maar voerde aan dat de lening nooit had mogen worden verstrekt gezien zijn jonge leeftijd en het ontbreken van een afgeronde opleiding. Hij stelde dat ABN AMRO een onaanvaardbaar risico had genomen door de lening te verstrekken.
De kantonrechter oordeelde dat Q. het bestaan van de overeenkomst en de achterstand niet had betwist, en dat zijn verweer onvoldoende was onderbouwd. De rechter concludeerde dat de vordering van ABN AMRO toewijsbaar was, evenals de gevorderde buitengerechtelijke kosten en rente. Q. werd veroordeeld in de kosten van de procedure. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.