ECLI:NL:RBGRO:2011:BQ3947

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
6 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
125412/FA RK 11-641
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bekrachtiging voorlopige voogdij over minderjarige D. van A.

In deze zaak heeft de kinderrechter op 6 april 2011 de beschikking van 23 maart 2011 bekrachtigd, waarbij Bureau Jeugdzorg Groningen (bjz) werd belast met de voorlopige voogdij over de minderjarige D., geboren uit een minderjarige moeder. De kinderrechter oordeelde dat de maatregel dringend en onverwijld noodzakelijk was, gezien de onbevoegdheid van de minderjarige moeder tot het gezag. De moeder had niet kunnen aangeven wie de vader van D. was, en uit DNA-onderzoek bleek dat de vader van de moeder hoogstwaarschijnlijk ook de vader van D. is. De Raad voor de Kinderbescherming (de Raad) was van mening dat bjz met de voorlopige voogdij belast moest blijven, gezien de zorgen omtrent de hechting tussen moeder en kind en de onbekendheid van de vader.

De kinderrechter heeft de zaak met gesloten deuren behandeld, waarbij de moeder, de Raad en bjz aanwezig waren. De moeder en D. woonden samen in een pleeggezin, en de moeder stond achter de beslissing om de voogdij bij bjz te laten. De kinderrechter benadrukte dat, gezien de spoedeisendheid van de situatie, het onderzoek door de Raad niet kon worden afgewacht. De voorlopige voogdij werd voor een periode van 12 weken verlengd, ingaande op 23 maart 2011, en blijft van kracht totdat er een beslissing is genomen op het verzoek van de Raad tot het treffen van een voorziening in het gezag.

De beslissing is genomen door mr. P.W.Th. Buijtenhuijs, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. K. Offerein-Hulshoff, griffier, en is uitgesproken tijdens de openbare zitting op 6 april 2011.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector Civielrecht
zaaknr.: 125412 / FA RK 11-641
beschikking kinderrechter d.d. 6 april 2011
inzake het kind D. van A..
De vader is onbekend.
PROCESGANG
De kinderrechter heeft op 23 maart 2011 een beschikking gegeven.
Op 6 april 2011 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Gehoord zijn daarbij: de moeder, mevrouw I. van Dijk namens de Raad voor de Kinderbescherming (de Raad) en de heer A. Westra namens Bureau Jeugdzorg Groningen (bjz).
OVERWEGINGEN
De kinderrechter verwijst naar en neemt hier over hetgeen is overwogen en beslist bij beschikking d.d. 23 maart 2011.
Bij genoemde beschikking is bjz belast met de voorlopige voogdij over voornoemde minderjarige, ingaande 23 maart 2011 voor de duur van 12 weken.
Standpunt van de Raad
De Raad is van mening dat bjz met de voorlopige voogdij belast moet blijven. Moeder durfde niet te zeggen wie de vader van haar kind is. Uit dna-onderzoek is gebleken dat de vader van moeder hoogstwaarschijnlijk ook de vader van D. is. De Raad zal zo spoedig mogelijk haar onderzoek afronden.
Standpunt van bjz
Bjz moet belast blijven met de voorlopige voogdij. Er is wel affectie tussen moeder en kind, maar er zijn ook zorgen omtrent de hechting. Op dit moment is nog niet duidelijk in hoeverre de leeftijd van de moeder hierin een rol speelt en of het gegeven dat ze haar zwangerschap geheim heeft gehouden ook een rol speelt.
Standpunt van de moeder
Moeder en D. wonen momenteel samen in een pleeggezin en moeder verzorgt D. samen met haar pleegouders. Moeder vindt het goed dat de voogdij over D. bij bjz is neergelegd.
Beoordeling
De kinderrechter is op grond van de inhoud van het verzoekschrift alsmede het verhandelde ter zitting van oordeel dat de getroffen spoedeisende maatregel als bedoeld in artikel 1:241 van het Burgerlijk Wetboek, te weten het belasten van bureau jeugdzorg te Groningen met de voorlopige voogdij over de minderjarige D., dringend en onverwijld noodzakelijk is geweest en nog steeds is, aangezien de minderjarige moeder van D. vanwege haar leeftijd onbevoegd is tot het gezag. De kinderrechter merkt op dat, gelet op de spoedeisendheid van de maatregel, het onderzoek door de Raad niet kon worden afgewacht.
Gelet op het bovenstaande zal de kinderrechter de beschikking van 23 maart 2011 bekrachtigen en bepalen dat de voorlopige voogdij daarbij zal voortduren voor de duur van in totaal 12 weken vanaf de ingangsdatum van 23 maart 2011. De maatregel blijft van kracht totdat op het verzoek van de Raad, ingediend voordat de 12 weken termijn is afgelopen, tot het treffen van een voorziening in het gezag is beslist.
BESLISSING
bekrachtigt de beschikking van 23 maart 2011 waarbij bureau jeugdzorg Groningen is belast met de voorlopige voogdij over de minderjarige D. met alle bevoegdheden ten aanzien van de persoon en het vermogen van deze minderjarige, met ingang van 23 maart 2011 voor de duur van 12 weken.
Deze beslissing is gegeven te Groningen door mr. P.W.Th. Buijtenhuijs, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. K. Offerein-Hulshoff, griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 april 2011.