RECHTBANK GRONINGEN
Sector Strafrecht
parketnummers: 18/650265-10 en 18/670456-10 (gevoegd ter terechtzitting) (Promis)
datum uitspraak: 21 april 2011
raadsman: mr. D.C. Keuning
van de rechtbank te Groningen, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] [geboortedatum],
wonende te [woonplaats] [adres].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van
17 mei 2010 en 7 april 2011.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
(18/650265-10)
hij op of omstreeks 26 november 2009 te Slochteren, althans in de provincie
Groningen, op de autosnelweg A7,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk
[aangever 1] en/of [aangever 2] van het leven te beroven,
met dat opzet met een door hem bestuurde auto met hoge, althans aanzienlijke,
snelheid tweemaal achterop / tegen de achterzijde van een andere auto, waarin
die [aangever 1] en/of [aangever 2] zat(en), is gereden en/of gebotst,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 26 november 2009 te Slochteren, althans in de provincie
Groningen, op de autosnelweg A7,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk
[aangever 1] en/of [aangever 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel
toe te brengen,
met dat opzet met een door hem bestuurde auto met hoge, althans aanzienlijke,
snelheid tweemaal achterop / tegen de achterzijde van een andere auto,
waarin die [aangever 1] en/of [aangever 2] zat(en), is gereden en/of
gebotst,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 26 november 2009 te Slochteren, althans in de provincie
Groningen,
als bestuurder van een personenauto voorzien van het kenteken [kenteken 2],
daarmee rijdende op de weg, autosnelweg A7,
tweemaal met hoge snelheid achterop/ tegen de achterkant van een personenauto
voorzien van het kenteken [kenteken 1] is gereden, welke laatstgenoemde auto
werd bestuurd door [aangever 1], terwijl laatstgenoemde auto zich op de
linkerbaan van die autosnelweg bevond en die [aangever 1] bezig was een
vrachtwagen, althans een ander voertuig in te halen,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
art 5 Wegenverkeerswet 1994
(18/670456-10)
hij
op of omstreeks 07 juli 2010
in de gemeente(n) Menterwolde en/of Hoogezand-Sappemeer, althans in het
arrondissement Groningen,
als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig
(personenauto), daarmede rijdende over de weg, de autosnelweg A7, zich zodanig
heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft
plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk,
onvoorzichtig en/of onoplettend,
met aanmerkelijke snelheid een ander motorrijtuig (bedrijfsauto), welk
motorrijtuig in dezelfde richting als verdachte reed, te naderen en in plaats
van tijdig en/of voldoende uit te wijken voor en/of voldoende snelheid te
verminderen en/of voldoende afstand te bewaren tot en/of voldoende rekening te
houden met dat andere motorrijtuig, meermalen, althans eenmaal, aan te rijden
en/of te botsen tegen dat andere motorrijtuig,
waardoor een ander (genaamd [aangever 3]) zodanig lichamelijk letsel werd
toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening
van de normale bezigheden is ontstaan;
art 6 Wegenverkeerswet 1994
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij
op of omstreeks 07 juli 2010
in de gemeente(n) Menterwolde en/of Hoogezand-Sappemeer, althans in het
arrondissement Groningen,
als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de
autosnelweg A7, met aanmerkelijke snelheid een ander motorrijtuig
(bedrijfsauto), welk motorrijtuig in dezelfde richting als verdachte reed,
heeft genaderd en in plaats van tijdig en/of voldoende uit te wijken voor
en/of voldoende snelheid te verminderen en/of voldoende afstand te bewaren tot
en/of voldoende rekening te houden met dat andere motorrijtuig, meermalen,
althans eenmaal, is aangereden en/of gebotst tegen dat andere motorrijtuig,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
art 5 Wegenverkeerswet 1994
Standpunt van de officier van justitie
(18/650265-10)
De officier van justitie heeft aangevoerd dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW).
(18/670456-10)
De officier van justitie heeft aangevoerd dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan overtreding van artikel 6 WVW.
De officier van justitie acht verdachte ook strafbaar ten aanzien van de bewezen verklaarde feiten. De officier van justitie heeft de volgende straffen gevorderd.
(18/650265-10)
Een werkstraf voor de duur van 30 uren, subsidiair 15 dagen vervangende hechtenis.
(18/670456-10)
Een werkstraf voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen vervangende hechtenis.
6 maanden ontzegging van de rijbevoegdheid motorrijtuigen te besturen, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Standpunt van de verdediging
(18/650265-10 en 18/670456-10)
De raadsman heeft geconcludeerd tot telkens bewezenverklaring van overtreding van artikel 5 WVW, waarbij hij van mening is dat verdachte, wegens afwezigheid van alle schuld, niet strafbaar is.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten.
(18/650265-10)
Uit het door de politie verrichte onderzoek, de verklaring van de bij het ongeval betrokken getuigen [aangever 1], [aangever 2] en [getuige 1] en de verklaring van verdachte komt het navolgende naar voren.
Op 26 november 2009 reed verdachte in de door hem bestuurde Ford Fiësta met kenteken [kenteken 2] over de A7 komende uit de richting Winschoten in de richting van Groningen. Op de linkerrijstrook is verdachte tot tweemaal toe met de voorzijde van zijn auto aangereden tegen de achterzijde van de auto kenteken [kenteken 1], bestuurd door getuige [kenteken 2].
Deze situatie heeft zich voorgedaan bij normale weersomstandigheden. Er zijn geen aanwijzingen dat verdachte heeft getracht de aanrijdingen te voorkomen door remmen of sturen.
Getuige [aangever 1] heeft zijn voertuig op de vluchtstrook tot stilstand gebracht. Getuige [aangever 2] heeft het kenteken van verdachte genoteerd. Op 27 november 2009 is verdachte aangehouden buiten heterdaad ter zake poging tot doodslag.
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij op enig moment heeft bemerkt dat er iets was gebeurd. Verdachte is toen gestopt bij een pompstation langs de A7. Hij had geen idee wat er was gebeurd, maar hij voelde zich op dat moment heel vreemd. Hij zag aan de voorzijde van zijn auto schade. Hij dacht, dat als hij iemand anders zou hebben geraakt, die persoon vast wel achter hem aan zou zijn gereden.
(18/670456-10)
Op 7 juli 2010 heeft verdachte zich telefonisch gemeld bij de politie met de mededeling dat er lading van een vrachtauto op zijn personenauto was gevallen. Verdachte is door de politie aangetroffen op de A7 in een Ford Fiësta, voorzien van het kenteken [kenteken 2]. De auto was aan de voorzijde behoorlijk beschadigd. Verdachte heeft verklaard dat hij zich niets kon herinneren van wat er gebeurd was. Ter plaatse is verdachte onderzocht door gewaarschuwd ambulancepersoneel. Verdachte had een hoge hartslag, maar bleek volgens de ambulancemedewerker geen epileptische aanval te hebben gehad.
Getuige [aangever 3] had zich inmiddels gemeld, omdat hij was aangereden door een grijze Ford voorzien van het kenteken [kenteken 2] ter hoogte van de afslag Zuidbroek op de A7 richting Groningen.
Uit het onderzoek door de afdeling VOA van de politie Groningen, de verklaring van de bij ongeval betrokken getuige[aangever 3] en de verklaring van verdachte komt het navolgende naar voren.
Verdachte reed in de door hem bestuurde Ford Fiësta met kenteken [kenteken 2] over de A7 komende uit de richting Winschoten in de richting van Groningen. Op de linkerrijstrook is verdachte tweemaal met de voorzijde van zijn auto aangereden tegen de achterzijde van de bestelauto met kenteken [kenteken 3], bestuurd door getuige [aangever 3].
Getuige [aangever 3] heeft letsel aan nek en onderrug opgelopen, waardoor verhindering van de normale bezigheden is ontstaan.
Er zijn geen aanwijzingen dat verdachte heeft getracht de aanrijdingen te voorkomen door remmen of sturen.
De op last van de rechtbank ingeschakelde deskundige, de neuroloog dr. Van der Ploeg, heeft verdachte onderzocht. De bevindingen zijn vastgelegd in een rapport van 20 januari 2011.
Uit het rapport blijkt het volgende:
Verdachte is sedert 2002 bekend met epileptische aanvallen. Hiervoor kreeg hij medicijnen voorgeschreven. In 2009 kreeg verdachte last van een ander soort aanvallen. Hij voelde zich even licht en duizelig en dit duurde ongeveer 30 seconden. Hij reageerde dan wat minder vlot. Tijdens een sollicitatiegesprek kon hij niet goed uit de woorden komen. Van der Ploeg spreekt van aanvallen van verminderd bewustzijn waarbij evenwel automatische handelingen verricht kunnen worden.
De beantwoording van de gestelde vragen luidt als volgt:
1. Kan tengevolge van verdachtes mentale danwel somatische gezondheidstoestand en zijn medicijngebruik een afwezigheid van het bewustzijn zijn opgetreden, zoals die zich ten tijde van het ten laste gelegde feit volgens verdachte voorgedaan heeft?
Door zijn somatische gezondheidstoestand kan een afwezigheid van bewustzijn zijn opgetreden zoals die zich ten tijde van het ten laste gelegde feit volgens verdachte heeft voorgedaan.
2. Is het met de medicijnen die verdachte ten tijde van het ongeval gebruikte, mogelijk geweest een kortstondige uitval te hebben en zich later toch weer beelden van de aanrijding te kunnen herinneren?
Er is geen relatie met de medicijnen. Hij heeft geen beelden van het ongeval zelf, die hij zich kan herinneren. Ten aanzien van de episode dat er sprake is van een complexe partiële epileptische aanval waarbij een verlaagd bewustzijn bestaat en automatische handelingen verricht kunnen worden, bestaat een amnesie voor de periode waarin deze aanval plaatsvindt.
Op grond van de bevindingen van de deskundige Van der Ploeg wiens conclusies door rechtbank worden overgenomen is de rechtbank van oordeel dat verdachte op 26 november 2009 geen opzet heeft gehad op het toebrengen van (dodelijk) letsel aan de getuigen [aangever 1] en [aangever 2] en evenmin schuld als bedoeld in artikel 6 WVW heeft gehad aan het letsel dat op 7 juli 2010 aan getuige [aangever 3] is toegebracht. De rechtbank acht aannemelijk dat er in beide situaties sprake is geweest van een epileptische aanval bij verdachte waarbij een afwezigheid van bewustzijn bij verdachte is opgetreden.
(18/650265-10)
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
(18/670456-10)
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank is van oordeel dat de gedragingen van verdachte telkens als gevaarzetting als omschreven in artikel 5 WVW kunnen worden bewezen verklaard.
(18/650265-10)
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 26 november 2009 in de provincie Groningen,
als bestuurder van een personenauto voorzien van het kenteken [kenteken 2],
daarmee rijdende op de weg, autosnelweg A7,
tweemaal tegen de achterkant van een personenauto
voorzien van het kenteken [kenteken 1] is gereden, welke laatstgenoemde auto
werd bestuurd door [aangever 1], terwijl laatstgenoemde auto zich op de
linkerbaan van die autosnelweg bevond,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt;
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen meer subsidiair meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
(18/670456-10)
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 7 juli 2010 in het arrondissement Groningen,
als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de
autosnelweg A7, een ander motorrijtuig (bedrijfsauto), welk motorrijtuig in dezelfde richting als verdachte reed, heeft genaderd en in plaats van tijdig uit te wijken voor
en/of voldoende snelheid te verminderen en/of voldoende afstand te bewaren tot
en/of voldoende rekening te houden met dat andere motorrijtuig, meermalen,
is aangereden en/of gebotst tegen dat andere motorrijtuig,
door welke gedragingen van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt;
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen subsidiair meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van de feiten
Hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard, levert de volgende strafbare feiten op:
(18/650265-10)
Overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
(18/670456-10)
Overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
Strafbaarheid van verdachte
Bij het beoordelen van de strafbaarheid van verdachte overweegt de rechtbank het volgende.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij het incident van 26 november 2009 uitgebreid heeft besproken met zijn behandelend neuroloog Rutgers. Verder verklaarde hij dat zijn medicatie is aangepast en dat hij telkens zijn medicijnen heeft ingenomen. Rutgers heeft hem niet verboden deel te nemen aan het verkeer.
Na het tweede incident van 7 juli 2010 heeft Rutgers met verdachte besproken dat hij niet langer zou mogen autorijden.
De rechtbank neemt verder in aanmerking dat verdachte pas na het tweede ongeval kennis heeft gekregen van twee andere incidenten die zich zouden hebben afgespeeld tussen de beide ten laste gelegde feiten. Vrienden hebben hem hiervan pas later in kennis gesteld, aldus de verklaring van verdachte ter terechtzitting. Andere zogenoemde complexe partiële epileptische aanvallen waarbij sprake zou zijn geweest van afwezigheid van bewustzijn, zijn niet bekend geworden.
Op verzoek van het CBR heeft na het tweede incident een neurologische beoordeling door neuroloog Bouwsma plaatsgevonden. In verband met de aanwezigheid van complexe partiële aanvallen is verdachte ongeschikt geacht om te rijden vanaf 7 juli 2010.
Onder deze omstandigheden en onder verwijzing naar de eerder geciteerde conclusies van de deskundige Van der Ploeg is de rechtbank van oordeel dat verdachte geen verwijt kan worden gemaakt van de bewezenverklaarde gevaarzetting in het verkeer op 26 november 2009 en op 7 juli 2010.
Hij droeg op 26 november 2009 en op 7 juli 2010 onvoldoende kennis van het potentiële gevaar van zijn aanvallen voor zijn rijvaardigheid. Er mocht in die situatie niet van hem verwacht worden dat hij zich – in afwijking van het standpunt van de behandelend neuroloog – zou onthouden van deelname aan het verkeer.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte aldus, wegens afwezigheid van alle schuld, niet strafbaar is voor de beide bewezen verklaarde feiten.
- verklaart het onder parketnummer 18/650265-10 primair en subsidiair en het onder parketnummer 18/0670456-10 primair tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
- verklaart het onder parketnummer 18/650265-10 meer subsidiair en het onder parketnummer 18/0670456-10 subsidiair meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
- verklaart het onder parketnummer 18/650265-10 meer subsidiair en het onder parketnummer 18/0670456-10 subsidiair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hiervoor is aangegeven en te kwalificeren als voormeld.
- verklaart verdachte voor het onder parketnummer 18/650265-10 meer subsidiair en onder parketnummer 18/0670456-10 subsidiair bewezen verklaarde niet strafbaar en ontslaat verdachte terzake van alle rechtsvervolging.
Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. F. Sijens, voorzitter, E.W. van Weringh en
Th.A. Wiersma, in tegenwoordigheid van W. Brandsma als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 21 april 2011.