RECHTBANK GRONINGEN
Sector Strafrecht
parketnummer: 18/670549-10 (Promis)
datum uitspraak: 28 april 2011
raadsman: mr. L.S. Slinkman
van de rechtbank Groningen, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [[geboortedatum],
wonende te [woonplaats],
thans preventief gedetineerd in [verblijfplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
14 april 2011.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij
in de gemeente Stadskanaal,
op of omstreeks 15 januari 2009,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk brand heeft gesticht in/op een aan de Semskade te Stadskanaal
gelegen boot (kruiser, genaamd [naam boot]),
immers hebben/heeft verdachte en/of verdachtes mededader(s) toen aldaar
opzettelijk een brandbare vloeistof over en/of in en/of op die boot gegoten of
gesprenkeld en/of vuurwerk tot ontbranding gebracht en/of op of in die boot
gegooid, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met die
brandbare vloeistof, althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge
waarvan een of meer ontploffinggen, althans brand, op of aan die boot is
ontstaan en/of die boot geheel of gedeeltelijk is verbrand,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor op korte afstand gelegen woningen en/of
voor op korte afstand staande auto's, in elk geval gemeen gevaar voor
goederen, te duchten was;
art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
hij
in de gemeente Stadskanaal,
op of omstreeks 26 december 2010, althans in december 2010,
een of meer personen, genaamd [aangeefster 2] en/of [aangever 3],
heeft bedreigd met enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid
van personen of goederen en/of met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of
met brandstichting,
immers heeft verdachte opzettelijk ten aanhoren van [getuige 1] dreigend
de woorden geuit:
"Met oud en nieuw hebben we nog een mooi kampvuur, dan gaat de caravan van
[aangever 3] in de brand",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking,
welke dreigende woorden ter kennis van die [aangeefster 2] zijn gekomen;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
hij
in de gemeente Stadskanaal,
op of omstreeks 8 december 2010, althans in december 2010,
opzettelijk en wederrechtelijk een deur (de achterpoort van de tuin) van
perceel [adres] te Stadskanaal,
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangeefster 4],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht
hij
in de gemeente Stadskanaal,
op of omstreeks 26 november 2010, althans in november 2010,
opzettelijk en wederrechtelijk een scooter, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [aangeefster 4],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht
hij
in de gemeente Stadskanaal,
op of omstreeks 26 november 2010, althans in november 2010,
een persoon, genaamd [aangeefster 2], heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het
leven gericht, althans met zware mishandeling,
immers heeft verdachte opzettelijk dreigend,
een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp heen en weer bewogen, ter
hoogte van de borst en/of buik, althans het bovenlichaam van die [aangeefster 2] en/of
deze daarbij of daarna dreigend toegevoegd :
"Jij bent de volgende (die ik er aan rijg)" en/of "Jullie zijn nog niet van
mij af",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
hij
in de gemeente Stadskanaal,
op of omstreeks 26 november 2010, althans in november 2010,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een bos
sleutels, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangeefster 4] en/of [aangever 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte;
art 310 Wetboek van Strafrecht
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van de stukken en de verklaring van verdachte ter terechtzitting gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 tenlastegelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte wegens gebrek aan overtuigend bewijs van alle feiten moet worden vrijgesproken. De feiten worden door verdachte ontkend. Het zijn steeds dezelfde personen die belastend over hem verklaren en die daar mogelijk zelf belang bij kunnen hebben.
De rechtbank overweegt ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde dat het bewijs voor dit feit slechts berust op de verklaring van [getuige 1]. Nu deze verklaring geen steun vindt in andere bewijsmiddelen, het betreft slechts de auditu verklaringen, is niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte dit feit heeft begaan. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank heeft bij de beoordeling van de overige ten laste gelegde feiten acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen.
Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde.
Proces-verbaal van aangifte d.d. 15 januari 2009, opgenomen op pagina 42 van dossier nummer PL01PF 2011004406-19, d.d. 28 februari 2011, van de Regiopolitie Groningen, inhoudende de verklaring van [aangever 1], zakelijk weergegeven:
dat op 15 januari 2009 brand is gesticht op zijn boot, genaamd [naam boot], en gelegen aan de Semskade te Stadskanaal.
Een proces-verbaal van bevindingen van de technische recherche van de Regiopolitie
Groningen d.d. 26 maart 2009, opgenomen op de pagina’s 151 en 152 van voornoemd dossier inhoudende, zakelijk weergegeven:
dat de oorzaak van het ontstaan van de explosie/brand gezocht zal moeten worden in het ter plaatse brengen en/of achterlaten van vuur, daarbij gebruik makend van brandversnellende middelen, en dat door de brand vanuit de boot schade is ontstaan aan goederen.
Proces-verbaal van verhoor d.d. 3 januari 2011, opgenomen op pagina 97 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [aangever 3],
Ik kan u verklaren dat [verdachte] het bootje in 2009 in Stadskanaal in de brand heeft gestoken. Ik was daar ook, ik was samen met [verdachte] bij het bootje. Ik weet nog dat we dit in de nachtelijke uren hebben gedaan. Het bootje was eigendom van [aangever 1] (de rechtbank leest dit als [aangever 1]). [verdachte] zei in de auto al tegen me dat hij het bootje in de brand zou steken. Ik zag dat [verdachte] benzine in het bootje gooide. Ik zag dat [verdachte] middels vuurwerk, ik dacht een astronaut, de boot in de brand stak. Ik heb alleen maar op de uitkijk gestaan.
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 maart 2010, opgenomen op pagina 92 van voornoemd dossier, inhoudende de relatering van verbalisant, zakelijk weergegeven:
dat [getuige 2] op 3 maart 2010 tegenover verbalisant heeft verklaard dat [aangever 3] hem op 12 februari 2010 heeft verteld dat hij samen met [verdachte] de boot van [aangever 1] in brand heeft gestoken en dat [verdachte] hem ergens in juni of juli 2009 had verteld dat het maar goed was dat ze slechts een strijker hadden gebruikt.
Ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde.
Proces-verbaal van aangifte d.d. 8 december 2010, opgenomen op pagina 186 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [aangeefster 4],
Hedenmorgen, woensdag 8 december 2010, tussen 10.00 en 11.00 uur, was ik in mijn woonkamer. Ik hoorde plots een harde knal achter mijn woning. Toen ik uit mijn woonkamerraam keek zag ik dat de mij inmiddels bekende [verdachte] achter mijn woning stond. Ik zag vervolgens dat voornoemde knal kennelijk was veroorzaakt door de vernieling van mijn hekwerk. Ik zag namelijk dat de toegangsdeur van mijn hekwerk was vernield. Ik zag namelijk dat een stuk hout bij de vergrendeling was afgebroken.
Proces-verbaal van verhoor d.d. 16 december 2010, opgenomen op pagina 189 en 190 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [aangeefster 2],
Kort, ik denk een minuut of 15, nadat de ex-man van [aangeefster 4] weg was, hoorde we ineens een harde knal uit de tuin ter hoogte van de poort van het hek. Ik zag dat [verdachte] en zijn vrouw [betrokkene 1] de tuin in kwamen gelopen. [verdachte] zei dat hij de schuttingdeur wel weer zou maken. Er is een heel stuk hout uit het kozijn waar het slot zat. Dat was voordat [verdachte] en [betrokkene 1] in de tuin kwamen niet het geval.
Ten aanzien van het onder 4 tenlastegelegde.
Proces-verbaal van aangifte d.d. 29 november 2010, opgenomen op pagina 167 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [aangeefster 4], zakelijk weergegeven:
Op 26 november 2010 zag ik dat [verdachte] de achterband van mijn scooter lek stak. [verdachte] heeft 2 keer in de achterband van mijn scooter gestoken. Ook heeft [verdachte] met het mes de zitting van de scooter vernield. De zitting is van voor naar achter opengetrokken.
Proces-verbaal van verhoor d.d. 4 januari 2011, opgenomen op pagina 193 en 194 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [aangever 3],
Ik zag dat [verdachte] twee keer met het mes in de achterband van de scooter stak. Ik zag dat [verdachte] hierna met dit mes de zitting van de scooter kapot sneed van voor naar achter.
Proces-verbaal van aangifte d.d. 16 december 2010, opgenomen op pagina 176 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [aangeefster 2],
Ik zag dat [verdachte] onderhands, gebukt, met het mes in zijn rechterhand, de achterband van de scooter lek stak. Ik hoorde direct een sissend geluid. Hij stak twee keer in de achterband. Ik zag toen dat hij de budyzit van de scooter kapot sneed. Hij zette het mes aan de voorzijde in het zadel en trok het mes ineens naar achter. Hij sneed het hele zadel doormidden.
Een schriftelijk stuk, te weten een foto van de beschadigde scooter, opgenomen op pagina 209 van voornoemd dossier.
Ten aanzien van het onder 5 tenlastegelegde.
Proces-verbaal van aangifte d.d. 16 december 2010, opgenomen op pagina 176 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [aangeefster 2],
Ik zag toen dat [verdachte] zich naar mij toe draaide. Hij stond op één stap van mij af. Hij had zijn rechter hand met daarin het mes, met de punt in mijn richting, naar mij toe gericht. Ik hoorde hem zeggen: "Jij bent de eerst volgende". Terwij1 hij dat zei wees hij dus met de punt van het mes naar mij toe en bewoog het ter hoogte van mijn borst en buik op en neer. Nadat [verdachte] dat gezegd had, draaide [verdachte] zich om en liep van mij weg. Ik hoorde hem nog zeggen: "Jullie zijn nog niet van mij af".
Proces-verbaal van verhoor d.d. 28 december 2010, opgenomen op pagina 191 en 192 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [aangeefster 4],
Op maandag 29 november 2010 zag ik dat [verdachte] met dat mes, waarmee hij mijn scooter had vernield, dreigend voor [aangeefster 2] ging staan. Ik zag dat [verdachte] met dat mes in zijn hand stond te schudden. Ik hoorde dat [verdachte] tegen [aangeefster 2] zei: "Jij bent de volgende die ik er aan rijg" of woorden van gelijke strekking.
Proces-verbaal van verhoor d.d. 4 januari 2011, opgenomen op pagina 193 en 194 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [aangever 3],
Ik zag dat [verdachte] hierna met gestrekte arm met het mes in zijn hand, dit mes met de punt naar [aangeefster 2] gericht onder het gezicht van [aangeefster 2] vast hield. Dit was nog steeds op korte afstand, ik denk een halve meter of een meter. Ik hoorde dat [verdachte] tegen [aangeefster 2] riep "Doe bist de volgende" in het Gronings.
Ten aanzien van het onder 6 tenlastegelegde.
Proces-verbaal van aangifte d.d. 29 november 2010, opgenomen op pagina 167 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [aangeefster 4], zakelijk weergegeven:
Op 26 november 2010 tussen 10.00 uur en 12.00 uur zag ik dat [verdachte] de sleutels uit de scooter pakte. Ik heb nog tegen [verdachte] gezegd dat het mijn scooter was en dat ik mijn sleutels terug wilde hebben. Ik kreeg de sleutels echter niet terug.
Proces-verbaal van aangifte d.d. 3 januari 2011, opgenomen op pagina 170 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [aangeefster 4], zakelijk weergegeven:
dat zij aangifte doet van diefstal van de sleutels.
Proces-verbaal van aangifte d.d. 16 december 2010, opgenomen op pagina 175 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [aangeefster 2],
Toen [verdachte] dus in de tuin kwam trok hij ineens de sleutels van die Peugeot die we aan [aangeefster 2] hadden verkocht, uit de scooter. Ik zag dat hij die sleutels in zijn zak stopte. Ik zei toen tegen hem: "[verdachte] doe normaal, geef die sleutels terug, die scooter is niet eens van ons". Ik vroeg hem nog een paar keer om de sleutels. Toen liep hij ineens naar zijn auto.
Proces-verbaal van verhoor d.d. 4 januari 2011, opgenomen op pagina 193 en 194 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [aangever 3],
Ik heb het contactsleuteltje in het contactslot laten zitten. Hier zaten nog meer sleutels aan. Ik zag dat [verdachte] ineens de contactsleutel uit het contactslot wegnam, samen met de andere sleutels die hieraan zaten. Hij stopte ze al in zijn zak voor dat ik het door had.
De rechtbank overweegt ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde als volgt.
[aangever 3] heeft verklaard dat verdachte bij het stichten van de brand een astronaut heeft gebruikt, hetgeen steun vindt in het rapport van de technische recherche waarin wordt gesproken over een explosie en de daarna volgende brandontwikkeling. Verder heeft Bos verklaard dat hij zowel van verdachte als van [aangever 3] heeft gehoord dat zij samen de brand hadden gesticht. De rechtbank heeft geen reden om aan de verklaringen van [aangever 3] en [getuige 2] te twijfelen. De rechtbank acht dan ook op grond hiervan bewezen dat verdachte het feit samen met [aangever 3] heeft gepleegd.
De rechtbank acht verder bewezen dat verdachte het onder 3, 4, 5 en 6 tenlastegelegde heeft gepleegd. Anders dan de raadsman heeft de rechtbank geen reden om aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van [aangever 3], [aangeefster 4] en [aangeefster 2], met betrekking tot de verschillende feiten, te twijfelen.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 3, 4, 5 en 6 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat
1.
hij in de gemeente Stadskanaal op 15 januari 2009, tezamen en in vereniging met een ander,
opzettelijk brand heeft gesticht in/op een aan de Semskade te Stadskanaal gelegen boot (kruiser, genaamd [naam boot]), immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk een brandbare vloeistof over en/of in en/of op die boot gegoten of gesprenkeld en vuurwerk tot ontbranding gebracht en op of in die boot gegooid, ten gevolge waarvan ontploffingen op of aan die boot zijn ontstaan en die boot is verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor op korte afstand gelegen woningen en voor op korte afstand staande auto's te duchten was.
3.
hij in de gemeente Stadskanaal op 8 december 2010, opzettelijk en wederrechtelijk een deur (de achterpoort van de tuin) van perceel [adres] te Stadskanaal, toebehorende aan
[aangeefster 4], heeft beschadigd.
4.
hij in de gemeente Stadskanaal op 26 november 2010, opzettelijk en wederrechtelijk een scooter, ten dele toebehorende aan [aangeefster 4], heeft beschadigd.
5.
hij in de gemeente Stadskanaal op 26 november 2010, [aangeefster 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een mes heen en weer bewogen ter hoogte van de borst en/of buik van die [aangeefster 2] en deze daarbij dreigend de woorden toegevoegd: "Jij bent de volgende (die ik er aan rijg)" en/of "Jullie zijn nog niet van
mij af".
6.
hij in de gemeente Stadskanaal op 26 november 2010, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een bos sleutels, ten dele toebehorende aan [aangeefster 4] en/of [aangever 3].
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder 1, 3, 4, 5 en 6 meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten hersteld. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
Strafbaarheid van de feiten
Hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard, levert de volgende strafbare feiten op:
1. Medeplegen van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
3. Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat aan een ander toebehoort
beschadigen.
4. Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat aan een ander toebehoort
beschadigen.
5. Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu ten aanzien van verdachte geen strafuitsluitings-gronden aanwezig worden geacht.
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarde de bepaling dat verdachte zich gedurende de proeftijd dient te gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen te geven door of namens de Reclassering Nederland, hetgeen ook kan inhouden dat verdachte zich zal laten behandelen bij de Ambulante Forensische Psychiatrie Noord Nederland (verder: AFPN).
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich, gelet op zijn standpunt ten aanzien van de bewijsvraag, niet uitgelaten over de strafeis.
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, het aangaande zijn persoon opgemaakte reclasseringsrapport en het hem betreffende uittreksel uit het justitiële documentatieregister, alsmede met de vordering van de officier van justitie.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan vijf strafbare feiten waaronder het samen met een ander brandstichten in een boot. Door de uitslaande brand, die daarvan het gevolg is geweest, is een gevaarlijke situatie ontstaan voor in de omgeving van de boot gelegen woningen en zich daar bevindende auto’s. Door de brand is de boot geheel verwoest en hebben diverse omwonenden materiële schade geleden. De rechtbank rekent verdachte met name dit feit zwaar aan.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan diefstal, bedreiging en beschadiging, waarmee hij betrokkenen overlast en angst heeft bezorgd.
Verder heeft de rechtbank gelet op de omstandigheid dat verdachte blijkens het hem betreffende uittreksel uit het justitiële documentatieregister d.d. 30 december 2010 reeds vele malen eerder ter zake van (soortgelijke) strafbare feiten is veroordeeld.
De rechtbank acht daarom een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden.
Gelet op het aanzienlijke tijdsverloop tussen de brandstichting en de berechting daarvan en het feit dat de rechtbank minder bewezen acht dan de officier van justitie, zal de rechtbank een lagere gevangenisstraf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd en zal de rechtbank niet overgaan tot de oplegging van een verplicht reclasseringstoezicht en een mogelijke behandelingverplichting.
Wel zal de rechtbank, om verdachte van het plegen van nieuwe strafbare feiten te weerhouden, een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen.
Vordering van de benadeelde partij
Als benadeelde partij heeft zich in het strafproces gevoegd [aangever 1], wonende te Oude Pekela. De benadeelde partij heeft schriftelijk opgave gedaan van de inhoud van de vordering en van de gronden waarop deze berust. Ter terechtzitting heeft hij de vordering mondeling toegelicht.
De vordering is ter terechtzitting gemotiveerd bestreden.
Nu behandeling van de vordering een onevenredige belasting voor het strafproces oplevert zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk is en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47, 57, 63, 157, 285, 310 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
- verklaart het onder 2 tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
- verklaart het onder 1, 3, 4, 5 en 6 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hiervoor is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezenverklaarde strafbaar.
- verklaart verdachte voor het bewezenverklaarde strafbaar.
- verklaart het onder 1, 3, 4, 5 en 6 meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
- veroordeelt verdachte voor het bewezen- en strafbaar verklaarde tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden.
Beveelt dat bij de tenuitvoerlegging van deze straf de tijd die veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht tenzij die tijd op een andere straf in mindering is gebracht.
Bepaalt dat van deze straf een gedeelte, groot 5 maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast omdat de veroordeelde zich voor het einde van de op 2 jaren gestelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij
Verklaart de benadeelde partij [aangever 1], wonende te Oude Pekela, in de vordering niet-ontvankelijk.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de veroordeelde ieder de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. F. Sijens, voorzitter, H.L. Stuiver en
J.M.M. van Woensel, in tegenwoordigheid van W. Brandsma als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 28 april 2011.