RECHTBANK GRONINGEN
Sector Strafrecht
parketnummer: 18/670233-10 (Promis)
datum uitspraak: 28 april 2011
raadsvrouw: mr. M.R.M. Schaap
van de rechtbank te Groningen, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] [geboortedatum],
wonende te [woonplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
14 april 2011.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij
in de gemeente Stadskanaal en/of elders in Nederland,
meermalen, althans eenmaal,
in of omstreeks de periode van 1 september 2009 tot en met 19 november 2009,
althans in 2009,
met [aangeefster], geboren geboren 23 juli 1996, die toen (telkens) de
leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt,
buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die
bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het
lichaam van die [aangeefster],
hebbende verdachte (telkens) een of meermalen
- de borsten van die [aangeefster] over en/of onder haar badpak betast
en/of gestreeld en/of
- het onderlichaam nabij de vagina van die [aangeefster] betast en/of
gestreeld en/of
- de vagina van die [aangeefster] betast en/of gestreeld en/of
- zijn vinger(s) in de vagina van die [aangeefster] geduwd en/of heen en
weer bewogen en/of
- die [aangeefster] een tongzoen gegeven en/of
- de hand(en) van die [aangeefster] naar zijn, verdachtes, penis gebracht
en/of die [aangeefster] daaraan heeft laten voelen;
art 245 Wetboek van Strafrecht
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van de stukken en de verklaring van verdachte ter terechtzitting gerekwireerd tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat er sprake was van een vrijwillige liefdesrelatie tussen verdachte en aangeefster. Aangeefster was binnen deze relatie geen ondergeschikte. De kalenderleeftijd van verdachte was weliswaar 19 jaren, maar qua gedrag was hij volgens de reclassering en de GGz van jongere leeftijd. Daardoor was er tussen aangeefster en verdachte slechts sprake van een gering leeftijdsverschil. Verder kan niet worden bewezen dat verdachte seksueel bij aangeefster is binnengedrongen. Hetgeen zich tussen beiden wel heeft afgespeeld kan niet worden gekwalificeerd als ontucht. De raadsvrouw heeft ter onderbouwing van haar standpunt verwezen naar een uitspraak van de rechtbank Utrecht (LJN ZD0775) waarbij op grond van bijzondere omstandigheden de seksuele handelingen niet ontuchtig werden geacht. Verdachte dient daarom van het tenlastegelegde te worden vrijgesproken.
De rechtbank heeft bij de beoordeling van het tenlastegelegde acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen.
De verklaring van verdachte ter terechtzitting, zakelijk weergegeven:
Ik heb aangeefster een paar keer een tongzoen gegeven en ik heb haar borsten en schaamstreek zowel over als onder haar badpak betast en gestreeld. Ik heb haar gedurende zo’n 5 à 10 seconden gevingerd, waarbij ik onder vingeren versta, het op en neer bewegen over de clitoris. Dit is steeds gebeurd in het zwembad van Stadskanaal.
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 17 maart 2010 opgenomen op pagina’s 34 tot en met 37 van dossier nummer 2010039307, d.d. 16 mei 2010, van de Regiopolitie Groningen, inhoudende de verklaring van [aangeefster], zakelijk weergegeven:
Op de trainingen (in het zwembad van Stadskanaal) troffen [verdachte] en ik elkaar als hij en ik onze bidon gingen vullen in het scheidsrechterhok. [verdachte] zat soms met zijn handen dan aan mijn borsten, soms over mijn badpak heen, soms bij mijn badpak in. Soms raakte hij mij ook aan mijn kruis aan, dat deed hij over het badpak heen.
Op 14 november 2009 was er een zwemwedstrijd in Stadskanaal. [verdachte] gaf mij eerst kusjes en hij zat toen aan me: in dat kleedhokje heeft [verdachte] mij toen gevingerd. Vingeren is voor mij als een jongen zijn vinger in de vagina van een meisje doet. De vinger van [verdachte] is wel in mijn vagina geweest. Ik kon dat voelen. Ik weet niet hoever hij in mijn vagina is geweest. [verdachte] ging 2 à 3 keer met zijn vinger naar binnen: zo'n 5 a 10 seconden per keer.
De woensdag daarna waren er clubkampioenschappen in Stadskanaal. [verdachte] heeft mij een tongzoen gegeven.
De rechtbank overweegt als volgt.
Aangeefster heeft onder meer verklaard dat verdachte haar heeft gevingerd. Uit de zich in het dossier bevindende afschriften van msn-berichten tussen aangeefster en verdachte komt ook naar voren dat verdachte aangeefster heeft gevingerd. Gelet echter op hetgeen verdachte ter terechtzitting heeft verklaard onder vingeren te verstaan, acht de rechtbank niet bewezen dat verdachte zijn vinger(s) in de vagina van aangeefster heeft gebracht.
Verdachte heeft verder ontkend dat hij de hand(en) van aangeefster naar zijn penis heeft gebracht en aangeefster daaraan heeft laten voelen. Nu dit onderdeel van de tenlastelegging slechts op de aangifte berust en geen steun vindt in overige bewijsmiddelen acht de rechtbank ook dit onderdeel van de tenlastelegging niet bewezen.
Op grond van de hierboven genoemde bewijsmiddelen, acht de rechtbank bewezen dat verdachte de overige ten laste gelegde feitelijke handelingen heeft gepleegd.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of deze handelingen ook ontuchtig waren, in het bijzonder of het hier gaat om handelingen van seksuele aard in strijd met de sociaal-ethische norm.
De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend. Bepalend daarvoor acht de rechtbank het grote leeftijdsverschil tussen verdachte en aangeefster. Verdachte had de leeftijd van negentien jaren reeds bereikt, terwijl aangeefster net dertien jaren oud was. Op deze leeftijd is een dergelijk leeftijdsverschil, ook indien verdachte een voor zijn leeftijd jonger gedrag zou vertonen, zodanig dat de handelingen van seksuele aard in strijd met de geldende sociaal-ethische normen moeten worden geacht. Dat de relatie tussen verdachte en aangeefster verder als affectief kan worden beschouwd en er geen sprake zou zijn geweest van dwang of ondergeschiktheid doet hieraan niet af.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de gemeente Stadskanaal, meermalen, in de periode van 1 september 2009 tot en met 19 november 2009, met [aangeefster], geboren 23 juli 1996, die toen telkens de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [aangeefster], hebbende verdachte een of meermalen
- de borsten van die [aangeefster] over en/of onder haar badpak betast en/of gestreeld en
- het onderlichaam nabij de vagina van die [aangeefster] betast en/of gestreeld en
- de vagina van die [aangeefster] betast en/of gestreeld en
- die [aangeefster] een tongzoen gegeven.
De rechtbank acht hetgeen meer of anders is ten laste gelegd niet wettig en overtuigend bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het feit
Hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard, levert het volgende strafbare feit op:
Met iemand die de leeftijd van twaalf jaren, maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu ten aanzien van verdachte geen strafuitsluitings-gronden aanwezig worden geacht.
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarde de bepaling dat verdachte zich gedurende de proeftijd dient te gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen te geven door of namens de Reclassering Nederland, hetgeen ook kan inhouden dat verdachte zich zal laten behandelen.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat, bij bewezenverklaring, kan worden volstaan met de oplegging van een geheel voorwaardelijke straf.
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, het aangaande zijn persoon opgemaakte reclasseringsrapport en het hem betreffende uittreksel uit het justitiële documentatieregister, alsmede met de vordering van de officier van justitie.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
In de liefdesrelatie die tussen aangeefster en verdachte is ontstaan, heeft verdachte, het grote leeftijdsverschil in aanmerking genomen, de grenzen op seksueel gebied overschreden. Ofschoon daarbij geen sprake is geweest van dwang of geweld heeft verdachte de lichamelijke integriteit van aangeefster geschonden. De feiten hebben een grote impact op aangeefster gehad, zoals naar voren is gekomen uit de schriftelijke slachtofferverklaring die door de voorzitter ter terechtzitting is voorgelezen.
In het voordeel van verdachte houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat hij blijkens het hem betreffende uittreksel uit het justitiële documentatieregister d.d. 23 december 2010 niet eerder voor het plegen van strafbare feiten is veroordeeld.
Uit het rapport van de Reclassering Nederland d.d. 21 juli 2010 komt naar voren dat het recidiverisico als laag wordt ingeschat, doch dat in verband met mogelijke contacten met jonge meisjes in de sociale omgeving van verdachte enige controle van belang is. De reclassering adviseert tot de oplegging van een verplicht reclasseringstoezicht en - indien geïndiceerd - een behandeling bij de Ambulante Forensische Psychiatrie Noord-Nederland.
De rechtbank overweegt dat, na bekendworden van de ten laste gelegde feiten, verdachte vanwege suïcidale gedachten gesprekken heeft gevoerd bij de GGz. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij veel aan deze gesprekken heeft gehad. Voorts houdt de rechtbank rekening met het aanzienlijke tijdsverloop tussen de feiten en de berechting. Daarbij komt tevens dat verdachte zijn activiteiten bij de zwemclub heeft beëindigd. De rechtbank ziet gelet daarop geen reden om aan verdachte thans nog een verplicht reclasseringstoezicht en een behandeling op te leggen.
De rechtbank zal aan verdachte een werkstraf van te noemen duur en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 en 245 van het Wetboek van Strafrecht.
- verklaart het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hiervoor is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezenverklaarde strafbaar.
- verklaart verdachte voor het bewezenverklaarde strafbaar.
- verklaart het meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
- veroordeelt verdachte voor het bewezen- en strafbaar verklaarde tot:
een taakstraf bestaande uit een werkstraf van 200 uren, met bevel dat vervangende hechtenis voor de duur van 100 dagen zal worden toegepast als veroordeelde deze straf niet naar behoren verricht.
De werkstraf moet zijn voltooid binnen een jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis. De veroordeelde zal zich met betrekking tot de werkstraf gedragen naar de aanwijzingen te geven door of namens de Reclassering Nederland.
Beveelt dat bij de tenuitvoerlegging van de werkstraf de tijd die veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht.
De rechtbank waardeert de dag die veroordeelde in verzekering heeft doorgebracht op twee uren werkstraf.
een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden.
Bepaalt dat deze straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast omdat de veroordeelde zich voor het einde van de op 2 jaren gestelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. J.M.M. van Woensel, voorzitter, F. Sijens en
H.L. Stuiver, in tegenwoordigheid van W. Brandsma als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 28 april 2011.