ECLI:NL:RBGRO:2011:BQ2087

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
4 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
18-670500-10
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld in vereniging bij benzinestation

In deze zaak heeft de Rechtbank Groningen op 4 april 2011 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal met geweld in vereniging. De verdachte, geboren in 1976 en thans preventief gedetineerd, werd ervan beschuldigd op 20 november 2010 samen met anderen een overval te hebben gepleegd op een benzinestation in Groningen. Tijdens deze overval heeft de verdachte, met een bedekt gezicht, een mes getoond aan de baliemedewerker en dreigende woorden geuit om geld en shag te eisen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig is aan de ten laste gelegde feiten, waarbij de diefstal voorafgegaan en vergezeld ging van bedreiging met geweld. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van achttien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Tevens is de verdachte verplicht gesteld om een schadevergoeding van € 775,- te betalen aan de benadeelde partij, die ook in de procedure was betrokken. De rechtbank heeft rekening gehouden met de impact van de overval op het slachtoffer en de strafrechtelijke documentatie van de verdachte, die onder invloed van verdovende middelen handelde. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en de noodzaak van behandeling voor de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector Strafrecht
parketnummer: 18/670500-10 (promis)
datum uitspraak: 4 april 2011
op tegenspraak
raadsman: mr. F.H. Kappelhof
VONNIS
van de rechtbank te Groningen, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
[Verdachte],
geboren in 1976,
wonende te [woonplaats],
thans preventief gedetineerd in PI Noord, gevangenis De Marwei te Leeuwarden.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 21 maart 2011.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd: dat
hij,
op of omstreeks 20 november 2010,
in de gemeente Groningen,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een geldbedrag van
ongeveer 157,97 euro, althans een geldbedrag en/of 9 pakjes shag, in elk geval
enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde], in elk geval aan
een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal
werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging
met geweld tegen [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal
voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op
heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk
te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of
welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte tezamen en in
vereniging met zijn mededader(s), althans alleen,
een aan of nabij de Zonnelaan gelegen pompstation is binnengegaan, terwijl
verdachte en/of zijn mededader(s) toen een (bivak)must en/of een panty op/over
het hoofd droeg(en), althans zijn/hun gezicht had(den) bedekt, en/of
(vervolgens) die [slachtoffer] een mes heeft getoond en/of voorgehouden, en/of
(vervolgens) die [slachtoffer] (dreigend) de woorden "Gooi de kassa open en geef
me het geld" en/of "Pak shag" en/of "Geef me ook wat shag of sigaretten",
althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, heeft toegevoegd,
en/of
hij,
op of omstreeks 20 november 2010,
in de gemeente Groningen,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door
geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de
afgifte van een geldbedrag van ongeveer 157,97 euro, althans een geldbedrag
en/of 9 pakjes shag, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met
geweld hierin bestond(en) dat verdachte tezamen en in vereniging met zijn
mededader(s), althans alleen,
een aan of nabij de Zonnelaan gelegen pompstation is binnengegaan, terwijl
verdachte en/of zijn mededader(s) toen een (bivak)must en/of een panty op/over
het hoofd droeg(en), althans zijn/hun gezicht had(den) bedekt, en/of
(vervolgens) die [slachtoffer] een mes heeft getoond en/of voorgehouden, en/of
(vervolgens) die [slachtoffer] (dreigend) de woorden "Gooi de kassa open en geef
me het geld" en/of "Pak shag" en/of "Geef me ook wat shag of sigaretten",
althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, heeft toegevoegd,
art 317 Wetboek van Strafrecht
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
Bewijsvraag
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en zich daarmee heeft schuldig gemaakt aan diefstal met geweld in vereniging dan wel afpersing in vereniging, dan wel aan beide.
Standpunt van de verdediging
Namens verdachte is aangevoerd dat het feit bewezen kan worden verklaard.
Beoordeling
De rechtbank heeft bij de beoordeling acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring door verdachte op de terechtzitting afgelegd;
- een proces-verbaal d.d. 22 november 2010, opgenomen op pagina 53 e.v. van dossier nr. 2010114326 d.d. 18 januari 2011, inhoudende de aangifte van [slachtoffer].
Bewezenverklaring
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij,
op 20 november 2010, in de gemeente Groningen, tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag van ongeveer 157,97 euro, toebehorende aan [benadeelde], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte tezamen en in vereniging met zijn mededader een aan de Zonnelaan gelegen pompstation is binnengegaan, terwijl verdachte en zijn mededader toen een (bivak)muts en/of een panty op/over het hoofd droegen, en vervolgens die [slachtoffer] een mes heeft getoond en voorgehouden, en vervolgens die [slachtoffer] dreigend de woorden "Gooi de kassa open en geef me het geld" heeft toegevoegd,
en
hij,
op 20 november 2010, in de gemeente Groningen, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van 9 pakjes shag, toebehorende aan [benadeelde], welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte tezamen en in vereniging met zijn mededader, een aan de Zonnelaan gelegen pompstation is binnengegaan, terwijl verdachte en zijn mededader toen een (bivak)muts en/of een panty op/over het hoofd droegen, en vervolgens die [slachtoffer] een mes heeft getoond en voorgehouden, en vervolgens die [slachtoffer] dreigend de woorden "Pak shag" en/of "Geef me ook wat shag of sigaretten" heeft toegevoegd,
De rechtbank acht hetgeen meer of anders is ten laste gelegd niet wettig en overtuigend bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het feit
Hetgeen de rechtbank bewezen acht levert de volgende strafbare feiten op:
De eendaadse samenloop van:
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, gepleegd door twee of meer verenigde personen
en
Afpersing, gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar, nu geen schulduitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
Motivering strafoplegging
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte voor de ten laste gelegde feiten te veroordelen tot 30 maanden gevangenisstraf met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarde dat verdachte zich houdt aan de voorschriften en aanwijzingen van de reclassering, ook als die inhouden dat hij zich klinisch zal laten behandelen.
Daarbij heeft hij met name aangevoerd dat deze straf, gelet op de impact die het bewezen verklaarde heeft (gehad) op het slachtoffer zoals blijkt uit de onderbouwing van diens vordering, passend is.
Standpunt verdediging
Namens verdachte is bepleit dat de strafeis, gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte, wordt gematigd en dat een deel van de vrijheidsstraf voorwaardelijk wordt opgelegd.
Oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich samen met zijn mededader schuldig gemaakt aan een overval op een benzinestation, na die kort (samen met anderen) te hebben voorbereid. Zij zijn het benzinestation binnen gegaan met over hun hoofd een bivakmuts of panty, waarin gaten voor de ogen waren geknipt. Bij de overval heeft de mededader zich bediend van een mes om de baliemedewerker te bedreigen en zich daarmee van diens medewerking te verzekeren. Daardoor konden verdachte en de mededader zich binnen luttele seconden meester maken van geld en shag.
Verdachte en de mededader hebben het slachtoffer de stuipen op het lijf gejaagd als gevolg waarvan het slachtoffer, zoals blijkt uit de toelichting op zijn Terweevordering, nog steeds getraumatiseerd, moe en angstig is. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
De rechtbank houdt ook rekening met de strafrechtelijke documentatie van verdachte waaruit naar voren komt dat het geweldselement niet past in het beeld dat van verdachte tot nu bekend is. Overigens blijkt uit het dossier en de behandeling ter zitting dat verdachte het feit heeft gepleegd onder invloed van verdovende middelen.
Op grond van het bovenstaande komt de rechtbank tot het oordeel dat een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf moet worden opgelegd.
De rechtbank zal een deel van de vrijheidsstraf voorwaardelijk opleggen, mede om daaraan een bijzondere voorwaarde te verbinden, inhoudende dat verdachte zich zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften van de reclassering.
Mocht, na het door de reclassering genoemde onderzoek/behandeling door de Forensische Polikliniek van de Verslavingszorg Noord Nederland, een vervolgbehandeling noodzakelijk zijn in een klinische setting en verdachte niet vrijwillig hieraan zou willen meewerken zal alsdan een wijziging van de bijzondere voorwaarde moeten worden verzocht.
Vordering van de benadeelde partij
Als benadeelde partij heeft zich in het strafproces gevoegd [slachtoffer], wonende te Groningen.
De benadeelde partij heeft schriftelijk opgave gedaan van de inhoud van de vordering en van de gronden waarop deze berust.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering met hoofdelijkheidsclausule en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman heeft zich met betrekking tot de vordering gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Naar het oordeel van de rechtbank is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde rechtstreeks schade is toegebracht tot een bedrag van € 775,-.
De rechtbank zal de vordering tot dat bedrag toewijzen.
Hoofdelijkheid
Verdachte is niet tot vergoeding van bovengenoemd bedrag gehouden voor zover dit al door verdachtes mededader is voldaan.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal aan verdachte de verplichting opleggen voornoemd geldbedrag ten behoeve van de benadeelde partij aan de Staat te betalen. De rechtbank heeft daartoe besloten omdat verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht en het belang van de benadeelde partij ermee is gediend niet zelf te worden belast met het innen van de toegewezen schadevergoeding.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36f, 55, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank:
- verklaart het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hiervoor is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezenverklaarde strafbaar.
- verklaart verdachte voor het bewezenverklaarde strafbaar.
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
- veroordeelt verdachte voor het bewezen- en strafbaar verklaarde tot:
een gevangenisstraf voor de duur van ACHTTIEN MAANDEN.
Beveelt dat bij de tenuitvoerlegging van deze straf de tijd die veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht tenzij die tijd op een andere straf in mindering is gebracht.
Bepaalt dat van deze straf een gedeelte, groot zes maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast omdat de veroordeelde zich voor het einde van de op twee jaren gestelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de tenuitvoerlegging ook kan worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich gedurende de proeftijd gedragen naar voorschriften en aanwijzingen te geven door of namens Reclassering Nederland, zolang deze instelling dat gedurende de proeftijd nodig oordeelt.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer], wonende te Groningen, toe en veroordeelt de veroordeelde tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van € 775,- (zegge zevenhonderdvijfenzeventig euro).
Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
De veroordeelde is niet tot vergoeding van bovengenoemd bedrag gehouden voor zover dit al door veroordeeldes mededader is voldaan.
Verplicht de veroordeelde aan de Staat te betalen een geldbedrag van € 775,- (zegge zevenhonderdvijfenzeventig euro) ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer], wonende te Groningen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 15 dagen hechtenis. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Heeft de veroordeelde voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 775,- ten behoeve van de benadeelde partij, dan vervalt de verplichting om dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen. Dit geldt ook omgekeerd: heeft de veroordeelde de vordering van de benadeelde partij betaald, dan vervalt de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat.
Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. A. Fokkema, voorzitter, H.L. Stuiver en S. Tempel, in tegenwoordigheid van D. van der Ploeg, als griffier en in het openbaar uitgesproken op 4 april 2011.