RECHTBANK GRONINGEN
Sector Strafrecht
parketnummer: 18/670024-11 (promis)
datum uitspraak: 24 maart 2011
raadsvrouw: mr. J.B. Pieters
V O N N I S
van de rechtbank Groningen, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
thans preventief gedetineerd in P.I. HvB Ter Apel, Ter Apelervenen 10 Ter Apel.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
10 maart 2011.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 18 januari 2011 te Groningen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit/vanaf een balkon van een woning aan [straatnaam] heeft weggenomen een krat bier, in elk geval
enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van inklimming;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
[medeverdachte 1] op of omstreeks 18 januari 2011 te Groningen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een krat bier, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte 1] en/of verdachte, waarbij die [medeverdachte 1] zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van inklimming, tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 18 januari 2011 te Groningen en/of elders in Nederland opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door toen en daar opzettelijk die krat van die [medeverdachte 1] aan/over te nemen en/of vast/tegen te houden;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 18 januari 2011 te Groningen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een krat bier en/of/althans een of meer flesje bier heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die/dat goed(eren) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) dat het (een) door misdrijf verkregen
goed(eren) betrof.
2.
(gevoegd parketnr. 650036-11)
hij in of omstreeks de periode van 9 tot en met 16 mei 2010, in de gemeente Groningen, althans in Nederland, een voorwerp, te weten een (heren)fiets (merk/type Merida Crossfire 8500, kleur rood/zilver), heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet, en/of/althans van een voorwerp, te weten een (heren)fiets (merk/type Merida
Crossfire 8500, kleur rood/zilver), gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Bewijsvraag ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat het onder 1 primair tenlastegelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen op grond van de aangifte, de getuigenverklaring van
[getuige], het proces-verbaal van aanhouding, de verklaringen van medeverdachten
[medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en de verklaring van verdachte, zoals afgelegd ten overstaan van de rechter-commissaris.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw is van mening dat het onder 1 primair en subsidiair tenlastegelegde, wegens het ontbreken van opzet, niet bewezen kan worden verklaard. Het onder 1 meer subsidiair tenlastegelegde kan wel worden bewezen.
De rechtbank heeft bij de beoordeling acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen:
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte,
nr. PL01KE 2011006044-1, d.d. 19 januari 2011, pag. 31 e.v. van politiedossier PL01KE 2011006044-1, d.d. 19 januari 2011, inhoudende de verklaring van
[aangever 1], zakelijk weergegeven:
Ik ben woonachtig aan [adres] te Groningen. Mijn woning is voorzien van een balkon. Gisteren, 18 januari 2011, vond ik in mijn brievenbus een brief van de politie waarin stond dat er een krat bier van mijn balkon was weggenomen. Ik ben op mijn balkon gaan kijken. Ik had er twee kratten bier staan en ik zag dat er nog één krat stond.
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor getuige,
nr. PL01KE 2011006044-16, d.d. 19 januari 2011, pag. 37 e.v. van politiedossier PL01KE 2011006044-1, d.d. 19 januari 2011, inhoudende de verklaring van
[getuige], zakelijk weergegeven:
Gisteren, 18 januari 2011, zag ik in de [straatnaam] drie mannen lopen. Daarna zag ik dat één van de mannen via een regenpijp omhoog klom. Ik noem hem man 1. Ik zag dat man 1 op een balkon klom. Er stonden twee kratten bier, hij pakte er één. De andere mannen stonden vanaf de grond toe te kijken. Man 1 wilde met het krat naar beneden klimmen, maar dat lukte niet. Hierop liep één van de andere mannen naar man 1 en pakte het krat bier over van man 1. Met z’n drieën liepen ze weg.
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor verdachte,
nr. PL01KN 2011006044-2, d.d. 18 januari 2011, pag. 43 e.v. van politiedossier PL01KE 2011006044-1, d.d. 19 januari 2011, inhoudende de verklaring van
medeverdachte [medeverdachte 2], zakelijk weergegeven:
Ik liep vanochtend samen met mijn broer en [medeverdachte 1]. Ik zag dat [medeverdachte 1] op een balkon klom. Ik zag dat hij een krat bier van het balkon pakte. Hij riep naar [verdachte] en mij: “hier pak aan.” Ik zag dat mijn broer [verdachte] het krat bier opving en tegenhield.
- de verklaring door verdachte op de terechtzitting afgelegd, voorzover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik heb niets ondernomen toen hij omhoog klom en het krat bier pakte. Ik heb hem wel tegengehouden met het krat om te voorkomen dat hij zou vallen.
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aanhouding,
nr. PL01KC 2011006044-8, d.d. 18 januari 2011, pag. 19 e.v. van politiedossier PL01KE 2011006044-1, d.d. 19 januari 2011, inhoudende de relatering van verbalisanten [namen verbalisanten], zakelijk weergegeven:
Voor de aldaar gevestigde Albert Heijn zagen wij, verbalisanten, drie mannen staan. Dit betroffen de ons ambtshalve bekende [medeverdachte 1] en de broertjes [verdachte] en [medeverdachte 2]. Wij zagen dat de getuige, naar later bleek [getuige], naar hen wees en zei dat dit de mannen waren. Wij zagen dat de gebroeders [verdachte/medeverdachte 2] allebei een geopend flesje bier in hun handen hadden.
Met betrekking tot het hiervoor weergegeven standpunt van de raadsvrouw overweegt de rechtbank het volgende. De rechtbank stelt het volgende vast: verdachte liep samen met zijn broer en [medeverdachte 1] en zag [medeverdachte 1] op een balkon klimmen. Vervolgens zag verdachte dat [medeverdachte 1] een krat bier pakte en met dat krat naar beneden klom. Verdachte heeft het krat opgevangen, of, zoals hij zegt, [medeverdachte 1] met het krat tegengehouden om te voorkomen dat hij zou vallen. Doordat verdachte bleef staan kijken naar [medeverdachte 1], op hem heeft gewacht, [medeverdachte 1] heeft geholpen het krat bier naar beneden te tillen en ook nog eens uit een flesje bier afkomstig uit het krat heeft gedronken, had verdachte wel degelijk opzet op de diefstal in vereniging door middel van inklimming. De rechtbank is dan ook van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan.
Bewijsvraag ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat het onder 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen op grond van de aangifte, de verklaring van de medeverdachte, de verklaring van verdachte en de opmerking van verbalisant [naam verbalisant] dat er geen slot op de fiets zat.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw is van mening dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 2 tenlastegelegde op grond van de gang van zaken tijdens de inbeslagname en de verklaring van verdachte, die bevestigd wordt door zijn broer.
De rechtbank heeft bij de beoordeling acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen:
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte,
nr. 2010-043893, d.d. 9 mei 2010, pag. 5 van politiedossier PL01KC 2010043893-1, d.d. 25 juni 2010, inhoudende de verklaring van [aangever 2], zakelijk weergegeven:
De herenfiets, merk Merida, kleur rood/zilver, is op zondag 9 mei 2010 weggenomen aan de [straatnaam] te Groningen.
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, nr. PL01KC 2010043893-1, d.d. 25 juni 2010, pag. 1 e.v. van politiedossier PL01KC 2010043893-1, d.d. 25 juni 2010, inhoudende de relatering van verbalisant [naam verbalisant], zakelijk weergegeven:
Op 16 mei 2010 werd ik verzocht naar de [straatnaam] te Groningen te gaan. Ik zag de mij ambtshalve bekende [medeverdachte] en [verdachte]. Ik zag dat er een herenfiets op straat stond van het merk Merida, type Crossfire 8500, kleur rood/zilver. Ik zag dat de fiets niet was voorzien van een slot. Ik vroeg hen naar de herkomst van de fiets. [verdachte] vertelde mij dat de fiets van hem was en dat hij deze fiets ongeveer een half uur eerder met een man, die hij ‘van gezicht’ kende uit de ‘daklozen- / verslaafdenscene’, had geruild voor een andere fiets. Ik heb de fiets in beslag genomen. Ik heb aan de broers [medeverdachte/verdachte] medegedeeld dat ik onderzoek zou instellen naar de herkomst van de fiets. Bij raadpleging van het BVH-systeem zag ik dat [aangever 2] aangifte had gedaan van diefstal van zijn herenfiets, merk Merida, kleur rood/zilver.
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor aangever,
nr. PL01KC 2010043893-2, d.d. 20 mei 2010, pag. 6 van politiedossier PL01KC 2010043893-1, d.d. 25 juni 2010, inhoudende de verklaring van [aangever 2], zakelijk weergegeven:
U toonde mij zojuist een fiets. Ik herken deze fiets van het merk Merida, kleur rood/zilver als mijn eigendom. De bidonhouder en het reparatietasje ontbreken.
- de verklaring door verdachte op de terechtzitting afgelegd, voorzover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Er zat tijdens de ruil geen slot op de fiets.
Met betrekking tot het hiervoor weergegeven standpunt van de raadsvrouw overweegt de rechtbank het volgende. De verbalisant die verdachte en zijn broer aantrof kende verdachte ambtshalve als gebruiker van verdovende middelen die zonder vaste woon- of verblijfplaats in Groningen verblijft. De verbalisant zag dat de fiets die bij verdachte stond niet voorzien was van een slot. Doordat verdachte aangaf dat de fiets van hem was en dat hij de fiets had geruild met iemand uit de scene, was er voor de verbalisant voldoende reden om de herkomst van de fiets te controleren.
Voorts is de rechtbank van oordeel dat, gelet op de verklaring van verdachte met betrekking tot de wijze waarop hij in het bezit is gekomen van de fiets en het feit dat hij wist dat de fiets geen slot had, hij de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de fiets van diefstal afkomstig was.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat
1 primair
hij op 18 januari 2011 te Groningen tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening van een balkon van een woning aan [straatnaam] heeft weggenomen een krat bier, toebehorende aan [aangever 1], waarbij zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van inklimming.
2.
hij in de periode van 9 tot en met 16 mei 2010, in de gemeente Groningen, een voorwerp, te weten een herenfiets merk/type Merida Crossfire 8500, kleur rood/zilver, voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder 1 primair en 2 meer of anders is tenlastegelegd. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het feit
Hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard, levert de volgende strafbare feiten op:
1 primair diefstal door twee verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het de feiten uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu ten aanzien van verdachte geen strafuitsluitings-gronden aanwezig worden geacht.
Motivering van de maatregel
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde wordt veroordeeld tot de maatregel tot plaatsing van verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) voor de duur van twee jaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw is van mening, voor het geval de rechtbank de feiten bewezen mocht achten, dat niet is voldaan aan de achterliggende gedachte van de ISD-maatregel en dat de maatregel pas aan de orde kan zijn na tenuitvoerlegging van de eerder aan verdachte voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf. De raadsvrouw heeft verzocht te volstaan met een straf die in overeenstemming is met de ernst van de onderhavige feiten.
De rechtbank heeft rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en het aangaande zijn persoon opgemaakte reclasseringsrapport d.d. 4 maart 2011, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal in vereniging door middel van inklimming. Verdachte heeft hiermee inbreuk gemaakt op het eigendom van aangeefster en op haar gerechtvaardigd vertrouwen dat zij goederen kan plaatsen op haar balkon zonder dat derden die goederen wegnemen.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan witwassen. Verdachte heeft een fiets geruild met een man die hij kende uit de scene. Door de ruil werd de fiets steeds meer aan het zicht van justitie onttrokken en aan de fiets een schijnbaar legale herkomst verschaft. Hierdoor werd het voor de rechtmatige eigenaar steeds moeilijker zijn fiets terug te krijgen.
Door de officier van justitie is gevorderd dat verdachte gedurende twee jaren wordt geplaatst in een inrichting voor stelselmatige daders. De rechtbank heeft in aanmerking genomen het advies dat is uitgebracht door Verslavingszorg Noord Nederland (VNN) in bovengenoemd voorlichtingsrapport, waarin de VNN adviseert om aan verdachte een onvoorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen voor de duur van twee jaren.
Blijkens dit rapport is verdachte bekend met ernstige verslavingsproblematiek, heeft hij geen vaste woon- en verblijfplaats en heeft hij moeite met het functioneren in de samenleving. Tijdens detentie lijkt verdachte steeds gemotiveerd om zijn leven op orde te brengen, maar eenmaal buiten valt hij telkens terug in het oude patroon van middelengebruik, met als gevolg delictgedrag. Er is voortdurend sprake van een hoog recidiverisico en van sociale desintegratie. Alle strafmodaliteiten zijn inmiddels benut zonder enig resultaat en binnen de gangbare reclasseringsinstrumenten lijken er thans geen mogelijkheden meer aanwezig om een traject op succesvolle wijze volledig af te ronden. Gezien de problematiek van verdachte is naar de mening van VNN de ISD-maatregel dan ook de enige strafrechtelijke modaliteit waarbinnen verdachte de benodigde justitiële druk kan worden gegeven om de noodzakelijke verandering te kunnen bewerkstelligen. Het intramurale gedeelte zal ingevuld worden met passende interventies en er zal diagnostisch onderzoek plaatsvinden. Vervolgens kan verdachte tijdens de extramurale fase via een behandeling de gelegenheid krijgen een gedragsverandering te bewerkstelligen teneinde de kans op recidive te verkleinen.
De ISD-maatregel is een instrument dat dient om (ernstige) overlast door criminaliteit te controleren en terug te dringen. De rechtvaardiging van de maatregel ligt in de frequentie, hardnekkigheid en intensiteit van het criminele gedrag. Blijkens de justitiële documentatie van verdachte is hij sinds 1999 continue in aanraking geweest met politie en justitie wegens het plegen van strafbare feiten, waaronder ook meerdere malen in het jaar voorafgaand aan de onderhavige delicten. De rechtbank is dan ook van oordeel, in tegenstelling tot de raadsvrouw, dat voldaan is aan de achterliggende gedachte van de ISD-maatregel, te weten dat de samenleving beschermd dient te worden tegen het hardnekkige en intensieve criminele gedrag van verdachte.
Voorts wordt voldaan aan de wettelijke vereisten, zoals bedoeld in artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank zal, gezien vorenstaande, aan verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders opleggen.
De rechtbank houdt geen rekening met de bevolen tenuitvoerlegging van de eerder voorwaardelijk opgelegde straf, omdat ook zonder die veroordeling wordt voldaan aan de vereisten voor het opleggen van de ISD-maatregel.
Gelet op een en ander acht de rechtbank oplegging van de maatregel geboden ter beveiliging van de maatschappij en ter beëindiging van de recidive van verdachte.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 38m, 57, 63, 311 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.
Verklaart het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hiervoor is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart het onder 1 primair en 2 meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Legt op de maatregel tot plaatsing van verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren.
Dit vonnis is aldus gewezen door mr. H.L. Stuiver, voorzitter, mrs. G. Eelsing en J.M.M. van Woensel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K. Offerein-Hulshoff, griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 24 maart 2011.