RECHTBANK GRONINGEN
Sector Strafrecht
parketnummer: 18/670060-10 (promis)
datum uitspraak: 10 maart 2011
raadsman: mr. C. Eenhoorn
van de rechtbank Groningen, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
[Verdachte],
geboren te [geboorteplaats] in 1971,
wonende te [woonplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
24 februari 2011.
Aan verdachte is ten laste gelegd: dat
hij
op of omstreeks 16 februari 2010,
te Finsterwolde, gemeente Oldambt,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en
met voorbedachten rade, [slachtoffer] van het leven te beroven met dat opzet
en na kalm beraad en rustig overleg,
- zich, lopende, vanaf Beerta, naar de woning van die [slachtoffer] te Finsterwolde
heeft begeven en/of
- het raam van de achterdeur van de woning van die [slachtoffer] heeft vernield en/of
de woning door de (aldus geopende) achterdeur heeft betreden en/of zich
vervolgens naar de slaapkamer van die [slachtoffer] heeft begeven en/of
- die [slachtoffer], terwijl die [slachtoffer] weerloos op bed lag, meermalen, met kracht in/op
het hoofd heeft gestompt en/of geslagen en/of
- een fles heeft stukgeslagen en/of met een flessenhals heeft gestoken en/of
gezwaaid, althans bewogen in de richting van het hoofd, althans lichaam, van
die [slachtoffer],
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 289 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 16 februari 2010 te Finsterwolde, gemeente Oldambt, ter
uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk
[slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet
- zich, lopende, vanaf Beerta, naar de woning van die [slachtoffer] te Finsterwolde
heeft begeven en/of
- het raam van de achterdeur van de woning van die [slachtoffer] heeft vernield en/of
de woning door de (aldus geopende) achterdeur heeft betreden en/of zich
vervolgens naar de slaapkamer van die [slachtoffer] heeft begeven en/of
- die [slachtoffer], terwijl die [slachtoffer] weerloos op bed lag, meermalen, met kracht in/op
het hoofd heeft gestompt en/of geslagen en/of
- een fles heeft stukgeslagen en/of met een flessenhals heeft gestoken en/of
gezwaaid, althans bewogen in de richting van het hoofd, althans lichaam, van
die [slachtoffer],
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij
op of omstreeks 16 februari 2010
te Finsterwolde, gemeente Oldambt,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan een persoon (te weten [slachtoffer]), opzettelijk en met voorbedachten
rade, althans opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat
opzet na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk
- zich lopende vanaf Beerta naar de woning van die [slachtoffer] te Finsterwolde heeft
begeven en/of
- het raam van de achterdeur van de woning van die [slachtoffer] heeft vernield en/of
de woning door de (aldus geopende) achterdeur heeft betreden en/of zich
vervolgens naar de slaapkamer van die [slachtoffer] heeft begeven en/of
- die [slachtoffer], terwijl die [slachtoffer] weerloos op bed lag, meermalen, met kracht in/op
het hoofd heeft gestompt en/of geslagen en/of
- een fles heeft stukgeslagen en/of met een flessenhals heeft gestoken en/of
gezwaaid, althans bewogen in de richting van het hoofd, althans lichaam, van
die [slachtoffer],
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 303 lid 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 16 februari 2010 te Finsterwolde, gemeente Oldambt,,
opzettelijk en met voorbedachten rade mishandelend, althans opzettelijk
mishandelend, een persoon, [slachtoffer], opzettelijk, na kalm beraad en
rustig overleg, althans opzettelijk heeft gestompt en/of geslagen, tengevolge
waarvan die [slachtoffer] enig lichamelijk letsel heeft bekomen en/of pijn
heeft ondervonden;
art 301 lid 1 Wetboek van Strafrecht
hij
op of omstreeks 16 februari 2010
te Finsterwolde, gemeente Oldambt,
[slachtoffer] en/of [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven
gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk
dreigend een kapotgeslagen fles gericht op of gehouden in de richting van,
althans getoond aan, die [slachtoffer] en/of die [slachtoffer 2] dreigend de woorden
toegevoegd : "Hou je je bek kankerhoer anders sla ik jou ook in elkaar",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 16 februari 2010 te Finsterwolde, gemeente Oldambt,
tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, opzettelijk en
wederrechtelijk twee, althans een ra(a)m(en) van een woning aan/nabij de [x-straat], in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
[slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft
vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het onder 1 meer subsidiair ten laste gelegde, te weten een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, en aan de onder 2 en 3 ten laste gelegde bedreiging en vernieling.
Standpunt van de verdediging
Namens verdachte is aangevoerd dat het slaan met een blote vuist geen geschikt middel is om aan een persoon zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, zodat met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde het meest subsidiair ten laste gelegde overblijft. Dit kan bewezen worden, met referte ten aanzien van voorbedachte raad.
Het onder 2 ten laste gelegde wordt door verdachte ontkend; hij heeft alleen gescholden en niet gedreigd. De vernieling van de beide ruiten kan worden bewezen.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde heeft begaan. De rechtbank overweegt daarbij dat met name, gelet op de bewijsmiddelen, niet kan worden bewezen dat verdachte het slachtoffer met een (kapotte) fles heeft geslagen. Ook uit de medische verklaring valt dat niet te herleiden. Het slaan met een vuist op het hoofd kan op zichzelf niet worden beschouwd als een deugdelijk middel om iemand van het leven te beroven of zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank acht het onder 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank overweegt hierbij het volgende.
Uit de aangifte van [slachtoffer] blijkt dat hij tijdens de mishandeling de (kapot geslagen) fles niet heeft gezien, zodat er van moet worden uitgegaan dat er ten aanzien van aangever geen sprake kan zijn van bedreiging.
Met betrekking tot aangeefster [slachtoffer 2] blijkt niet dat verdachte de fles dreigend in haar richting heeft gehouden of bewogen, terwijl alleen aangeefster verklaart dat verdachte de in de tenlasteleggging opgenomen woorden zou hebben uitgesproken. Verdachte zelf ontkent, terwijl er geen ondersteunend bewijs is.
Verdachte zal daarom van het onder 2 ten laste gelegde worden vrijgesproken.
De rechtbank heeft bij de beoordeling van het onder 1 en 3 ten laste gelegde acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen.
- de bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting;
- een proces-verbaal d.d. 17 februari 2010 inhoudende de aangifte van [slachtoffer];
- een proces-verbaal d.d. 16 februari 2010 inhoudende de verklaring van [slachtoffer 2];
- een proces-verbaal d.d. 16 februari 2010 inhoudende de verklaring van [betrokkene];
- een geneeskundige verklaring d.d. 9 maart 2010 van drs. T. Naujocks.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 meest subsidiair en onder 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 16 februari 2010 te Finsterwolde, gemeente Oldambt, opzettelijk en met voorbedachten rade mishandelend, [slachtoffer], opzettelijk, na kalm beraad en rustig overleg, heeft gestompt, tengevolge waarvan die [slachtoffer] enig lichamelijk letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
hij op 16 februari 2010 te Finsterwolde, gemeente Oldambt, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk en wederrechtelijk twee, ramen van een woning aan de [x-straat], toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte en zijn medeverdachte, heeft vernield;
De rechtbank acht hetgeen onder 1 meest subsidiair en 3 meer of anders is ten laste gelegd niet wettig en overtuigend bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van de feiten
Hetgeen de rechtbank bewezen acht levert het/de volgende strafbare feit(en) op:
1 meest subsidiair: Mishandeling, gepleegd met voorbedachten rade.
3: Medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar, nu geen schulduitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
Motivering strafoplegging
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte voor het onder 1 meer subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegde te veroordelen tot een werkstraf van 240 uur subsidiair 120 dagen hechtenis met aftrek van voorarrest en vier maanden gevangenisstraf voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Daarbij heeft zij met name aangevoerd dat verdachte weerloze mensen midden in de nacht heeft overvallen in hun woning en één van hen heeft mishandeld en hen heeft bedreigd. Bovendien heeft hij vernielingen aan de woning aangericht. Hierdoor is enerzijds sprake van zeer ernstige strafbare feiten die een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf rechtvaardigen. Aan de andere kant wordt rekening gehouden met de omstandigheid dat het al lange tijd goed met verdachte gaat en er sprake lijkt te zijn geweest van een incident.
Namens verdachte is betoogd dat er eigenlijk gesproken kan worden van een soort crime passionel, omdat verdachte handelde uit woede en frustratie omdat het slachtoffer verdachtes dochter seksueel zou hebben misbruikt. Verdachte is een hardwerkende man die zes dagen per week als internationaal vrachtwagenchauffeur werkzaam is. Een werkstraf van 240 uur zou voor hem onevenredig zwaar zijn. De raadsman heeft een vrijheidsstraf gelijk aan het voorarrest en een geringe werkstraf bepleit.
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, alsmede een uittreksel uit het justitieel documentatieregister betreffende verdachte en het over hem opgemaakte reclasseringsrapport.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling met voorbedachten rade en vernieling. Hij heeft zich midden in de nacht samen met een ander in een toestand van opperste woede en frustratie naar de woning van het slachtoffer en diens echtgenote begeven om zijn gram te halen. Daar heeft hij om binnen te komen eerst een ruit van de achterdeur vernield en is vervolgens in één keer naar boven gestormd naar de slaapkamer waar het slachtoffer en zijn vrouw lagen te slapen, is naar binnen gegaan, heeft het licht aangedaan en heeft vervolgens het slachtoffer meerdere malen met kracht in het gezicht gestompt. Na de mishandeling hebben verdachte en die ander rechtsomkeert gemaakt en hebben zij ook nog de ruit van het voorkamerraam vernield.
Door op deze wijze voor eigen rechter te spelen, op grond van een (nog) niet onderzocht seksueel misbruik van verdachtes dochter door het slachtoffer, heeft verdachte de grenzen van wat is toegestaan fors overschreden. Hij heeft het slachtoffer en zijn echtgenote midden in de nacht in hun eigen woning, waar zij zich veilig mogen wanen, overvallen. Zonder noemenswaardige inleiding heeft hij vervolgens op het slachtoffer ingeslagen, waardoor deze gewond is geraakt.
De rechtbank is van oordeel dat aan verdachte een taakstraf moet worden opgelegd, bestaande uit een werkstraf. Gelet op de bijzondere omstandigheden van dit geval ziet de rechtbank geen aanleiding om daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen zoals door de officier van justitie geëist. Rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en met het feit dat de rechtbank minder bewezen acht dan de officier van justitie, acht de rechtbank een werkstraf van na te melden duur passend.
Vorderingen van de benadeelde partijen
Als benadeelde partij terzake feit 2 heeft zich in het strafproces gevoegd [slachtoffer 2], wonende te Finsterwolde.
De benadeelde partij heeft schriftelijk opgave gedaan van de inhoud van de vordering en van de gronden waarop deze berust.
Verdachte zal worden vrijgesproken van het onder 2 ten laste gelegde.
De rechtbank zal daarom bepalen dat de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk is. Dit houdt in dat de vordering niet in dit strafgeding wordt afgedaan, maar slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Als benadeelde partij terzake feit 1 heeft zich in het strafproces gevoegd [slachtoffer], wonende te Finsterwolde.
De benadeelde partij heeft schriftelijk opgave gedaan van de inhoud van de vordering en van de gronden waarop deze berust.
Naar het oordeel van de rechtbank is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde rechtstreeks schade is toegebracht tot een bedrag van € 339,97. De rechtbank zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 16 februari 2010 tot de algehele voldoening. Dit betreft de posten “materiële schade” ten bedrage van € 139,97 en “immateriële schade”. De rechtbank is van oordeel dat deze immateriële schade naar redelijkheid en billijkheid moet worden vastgesteld op € 200,-.
De vordering zal voor het overige deel niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering is onvoldoende onderbouwd.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal aan verdachte de verplichting opleggen voornoemd geldbedrag ten behoeve van de benadeelde partij aan de Staat te betalen. De rechtbank heeft daartoe besloten omdat verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht en het belang van de benadeelde partij ermee is gediend niet zelf te worden belast met het innen van de toegewezen schadevergoeding.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 47, 57, 301 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
- verklaart het onder 1 primair, subsidiair en meer subsidiair en het onder 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
- verklaart het onder 1 meest subsidiair en het onder 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hierboven is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezen verklaarde strafbaar.
- verklaart verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
- verklaart het onder 1 meest subsidiair en het onder 3 ten laste gelegde meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
- veroordeelt verdachte voor het bewezen- en strafbaar verklaarde tot:
een taakstraf bestaande uit een werkstraf van 100 uren, met bevel dat vervangende hechtenis voor de duur van 50 dagen zal worden toegepast als veroordeelde deze straf niet naar behoren verricht.
De werkstraf moet zijn voltooid binnen een jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis. De veroordeelde zal zich met betrekking tot de werkstraf gedragen naar de aanwijzingen te geven door of namens de Reclassering Nederland.
Beveelt dat bij de tenuitvoerlegging van de werkstraf de tijd die veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht.
De rechtbank waardeert de dagen die veroordeelde in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht op twee uren werkstraf per dag.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer], wonende te Finsterwolde, toe en veroordeelt de veroordeelde tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van € 339,97 (zegge driehonderdnegenendertig euro en 97 cent), vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 16 februari 2010 tot de algehele voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk
Veroordeelt de veroordeelde in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Verplicht de veroordeelde aan de Staat te betalen een geldbedrag van € 339,97 (zegge driehonderdnegenendertig euro en 97 cent) vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 16 februari 2010 tot de algehele voldoening ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer], wonende te Finsterwolde, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 6 dagen hechtenis. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Heeft de veroordeelde voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van voormeld bedrag ten behoeve van de benadeelde partij, dan vervalt de verplichting om dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen. Dit geldt ook omgekeerd: heeft de veroordeelde voormeld bedrag aan de benadeelde partij betaald, dan vervalt de verplichting tot betaling aan de Staat.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 2], wonende te Finsterwolde, in de vordering niet-ontvankelijk.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de veroordeelde ieder de eigen kosten dragen.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. L.M.E. Kiezebrink, voorzitter, G. Eelsing en J.M.M. van Woensel, rechters, in tegenwoordigheid van D. van der Ploeg, als griffier en in het openbaar uitgesproken op 10 maart 2011.