ECLI:NL:RBGRO:2011:BP7478

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
25 januari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
123092 / FA RK 10-2899
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • D.A. Flinterman
  • J.H.H.M. Dorscheidt
  • J.P. Evenhuis
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontzetting van de voogdij over een minderjarige door de rechtbank

In deze zaak heeft de Rechtbank Groningen op 25 januari 2011 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontzetting van de voogdij over de minderjarige [minderjarige], geboren in 1994 te [geboorteplaats]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om [verweerster] te ontzetten van de voogdij, omdat de verstandhouding tussen de voogd en de minderjarige ernstig verstoord was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de voogd niet meer in staat was om de voogdij op een juiste wijze uit te oefenen, wat leidde tot gegronde vrees voor verwaarlozing van de belangen van de minderjarige. De rechtbank heeft ook geconstateerd dat [verweerster] zelf het initiatief heeft genomen om van de voogdij ontslagen te worden, en dat bureau jeugdzorg Groningen bereid was de voogdij over te nemen.

De rechtbank heeft in haar overwegingen de feiten uiteengezet, waaronder de problematische situatie van de minderjarige in het pleeggezin en de negatieve invloed van de voogd op zijn ontwikkeling. De rechtbank heeft de positieve ontwikkeling van de minderjarige na de uithuisplaatsing benadrukt en geconcludeerd dat het in zijn belang is dat hij een voogd krijgt die in staat is om de noodzakelijke zorg te verlenen. De rechtbank heeft het verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming afgewezen en het verzoek van [verweerster] om van de voogdij ontslagen te worden toegewezen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk van kracht is, ondanks mogelijke hoger beroep.

De rechtbank heeft de partijen geïnformeerd over hun recht om in hoger beroep te gaan tegen deze beschikking bij het Gerechtshof te Leeuwarden binnen drie maanden na de uitspraak. De zaak is behandeld met gesloten deuren, waarbij verschillende betrokkenen, waaronder de minderjarige, zijn gehoord.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector Civielrecht
Meervoudige kamer
zaaknr.: 123092 / FA RK 10-2899
beschikking d.d. 25 januari 2011
in de zaak van:
DE RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING ,
regio Groningen en Drenthe, locatie Groningen,
gevestigd te 9726 AD Groningen, Cascadeplein 6,
verzoeker,
hierna te noemen de Raad,
en
[verweerster],
wonende te [adres],
verweerster, hierna mede te noemen [verweerster],
gevolmachtigde [naam pleegvader].
Belanghebbenden:
* [minderjarige],
* [naam pleegvader], pleegvader,
* [naam gezinsvoogd], gezinsvoogd,
* bjz.
PROCESVERLOOP
De Raad heeft op 10 december 2010 een verzoekschrift ter griffie ingediend, waarin wordt verzocht [verweerster] te ontzetten van de voogdij over de minderjarige [minderjarige] (roepnaam [roepnaam minderjarige]) geboren [in 1994] te [geboorteplaats].
Voorts is verzocht bureau jeugdzorg Groningen (bjz) met de voogdij te belasten.
Op 13 december 2010 zijn ter griffie aanvullende stukken ontvangen van de Raad.
De minderjarige is door de rechtbank gehoord op 15 december 2010.
De rechtbank heeft de zaak behandeld ter terechtzitting met gesloten deuren van 4 januari 2011. Hierbij zijn verschenen [naam pleegvader], pleegvader en tevens schriftelijk gevolmachtigde van [verweerster], A.I. van Dijk en S. van der Laan namens de Raad, [naam gezinsvoogd] namens bjz, M.J. Trox, als SPV-er werkzaam bij Accare, en mr. J. Dijkman, bijzondere curator.
RECHTSOVERWEGINGEN
In deze procedure wordt van de volgende feiten uitgegaan:
- uit een relatie tussen [ouder 1] en [ouder 2], is [in 1994] te [geboorteplaats] geboren de minderjarige [minderjarige] (roepnaam [roepnaam minderjarige]);
- de ouders van de minderjarige hebben de Roemeense nationaliteit;
- de minderjarige is door Stichting Nidos geplaatst bij [verweerster];
- bij beschikking van 20 januari 1995 is [verweerster] belast met de tijdelijke voogdij;
- bij beschikking van 11 november 2009 is de ondertoezichtstelling van de minderjarige uitgesproken en is er een machtiging tot uithuisplaatsing verleend;
- sinds 18 januari 2010 woont de minderjarige op een leefgroep van [instelling].
Standpunt van de Raad
De Raad verwijst voor een onderbouwing van de gronden van zijn verzoek naar een uitgebracht raadsrapport, gedateerd 8 december 2010. Uit dit rapport komt, voor zover hier van belang, het volgende naar voren.
[roepnaam minderjarige] is tot een jaar geleden opgegroeid in het gezin van [verweerster]. In mei 2007 wordt [roepnaam minderjarige] naar aanleiding van een incident in de thuissituatie door [verweerster] bij het [instelling 2] geplaatst. Hier wordt vastgesteld dat [roepnaam minderjarige] ADHD, PDD-NOS en het Arnold Chiari Malformatie (ACM) syndroom heeft. In juni 2008 gaat [roepnaam minderjarige] weer naar huis. Na een aantal incidenten wordt [roepnaam minderjarige] in november 2009 middels een ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing uit het pleeggezin geplaatst.
[roepnaam minderjarige] ontwikkelt zich sinds de uithuisplaatsing goed. Zijn gedragsproblemen zijn afgenomen en de diagnose PDD-NOS wordt niet meer gesteld. De gedragsproblemen die [roepnaam minderjarige] eerder vertoonde kunnen voor een groot deel toegeschreven worden aan de manier waarop er binnen het pleeggezin met hem werd omgegaan.
De positieve groei die [roepnaam minderjarige] sinds de uithuisplaatsing doormaakt wordt door [verweerster] belemmerd nu zij nog is belast met de voogdij. [verweerster] verwaarloost haar verplichtingen en neemt haar verantwoordelijkheid niet. Zo weigert zij bijvoorbeeld het paspoort van [roepnaam minderjarige] af te geven. Ze onderhoudt [roepnaam minderjarige] financieel onvoldoende en wil zijn persoonlijke spullen met betrekking tot zijn afkomst niet afgeven. Ook heeft ze informatie over de biologische familie van [roepnaam minderjarige] doelbewust achtergehouden en hem verkeerde informatie gegeven.
Het toekomstperspectief van [roepnaam minderjarige] ligt niet langer bij [verweerster]. Het is voor zijn emotionele ontwikkeling en gezonde uitgroei van belang dat [verweerster] geen zeggenschap meer over hem heeft. Het is tevens van belang dat [roepnaam minderjarige] verder wordt begeleid naar zelfstandigheid en dat wordt onderzocht hoe zijn biologische familie een rol in zijn toekomst kan spelen.
Standpunt van [verweerster]
Namens [verweerster] wordt aangevoerd dat [roepnaam minderjarige] ruim veertien jaren in het gezin heeft gewoond. Zij heeft gedurende al die jaren nooit iets verkeerd gedaan en steeds in het belang van [roepnaam minderjarige] gehandeld. [verweerster] stelt dat veel verwijten die in het rapport staan, onterecht zijn. Het is [roepnaam minderjarige] die al geruime tijd bezig is om haar en haar gezin kapot te maken.
Na alles wat er in de afgelopen tijd is gebeurd, heeft [verweerster] geen enkel vertrouwen meer in hem. Zij wil geen enkel contact meer met hem en hij is ook niet meer welkom in het pleeggezin. [verweerster] wil de voogdij niet meer uitoefenen en zou het liefst zien dat hij zo ver mogelijk weg geplaatst wordt.
Standpunt van bjz
[roepnaam minderjarige] moet verder met zijn leven. Het is in zijn belang dat [verweerster] niet langer met de voogdij is belast.
mr. Dijkman
Na alles wat er is gebeurd in het verleden, is het goed dat er afstand gecreëerd wordt tussen [roepnaam minderjarige] en [verweerster]. Door bjz met de voogdij te belasten ontstaat rust en duidelijkheid.
Standpunt van de minderjarige
De minderjarige is het eens met het verzoek. Hij vindt het prima als de WSG de voogdij uitoefent.
M.J. Trox
Sinds de uithuisplaatsing ben ik de behandelaar van [roepnaam minderjarige]. Voor die tijd was ik vijf jaar als IPG-er bij het pleeggezin betrokken. Het gezin heeft enorm zijn best gedaan, maar de situatie is desondanks geëscaleerd. Er was sprake van veel miscommunicatie.
De omstandigheid dat [roepnaam minderjarige] geen contact meer heeft met [verweerster] doet hem aantoonbaar goed. Het is ook goed voor zijn ontwikkeling.
[roepnaam minderjarige] is aangemeld bij Stichting [naam]. Vanuit deze stichting wordt toegewerkt naar zelfstandigheid.
Beoordeling
De rechtbank zal hetgeen namens [verweerster] ter zitting is aangevoerd opvatten als een zelfstandig verzoek om van de voogdij ontslagen te worden. Met betrekking tot dit verzoek oordeelt de rechtbank als volgt.
Uit de raadsrapportage en het verhandelde ter zitting komt naar voren dat de verstandhouding tussen [verweerster] en [roepnaam minderjarige] inmiddels dermate is verstoord, dat [verweerster] niet meer in staat is de voogdij op een juiste wijze uit te oefenen.
Gelet op de houding van [verweerster] tegenover (het gedrag van) [roepnaam minderjarige] en de incidenten van de afgelopen tijd, bestaat gegronde vrees voor verwaarlozing van de belangen van [roepnaam minderjarige]. Het is in het belang van [roepnaam minderjarige] dat hij een voogd krijgt die bereid en in staat is hem de noodzakelijke zorg te verlenen. [verweerster] kan deze noodzakelijke zorg niet meer verlenen.
Deze situatie maakt het onmogelijk dat [verweerster] nog langer haar functie uitoefent. Omdat zijzelf ter zitting het initiatief heeft genomen om van de voogdij ontslagen te worden en bureau jeugdzorg bereid is de voogdij over te nemen, zal de rechtbank aan dit verzoek voorrang verlenen boven het door de Raad gedane verzoek en het verzoek van [verweerster] toewijzen omdat toewijzing van dit verzoek in het belang van [roepnaam minderjarige] is. Door [verweerster] van de voogdij te ontslaan wordt bereikt dat er rust en stabiliteit is voor [roepnaam minderjarige], zodat de positieve ontwikkeling die hij de afgelopen tijd doormaakt, kan worden voortgezet.
BESLISSING
ontslaat [verweerster], wonende te [adres], van de voogdij over de minderjarige:
[minderjarige], geboren [in 1994] te [geboorteplaats];
benoemt tot voogd over voornoemde minderjarige:
bureau jeugdzorg Groningen,
p/a Postbus 1203, 9701 BE Groningen;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. D.A. Flinterman, J.H.H.M. Dorscheidt en
J.P. Evenhuis, en uitgesproken door eerstgenoemde ter openbare terechtzitting van
25 januari 2011 in tegenwoordigheid van mr. M.M. Verbeek, als griffier.
mmv
De griffier deelt mede, dat partijen tegen deze beschikking in hoger beroep kunnen gaan bij het Gerechtshof te Leeuwarden. Dit beroep dient door partijen te worden ingesteld binnen drie maanden na de datum van de uitspraak. Deze datum staat in de beschikking vermeld.
Het beroep moet namens een partij worden ingesteld door een advocaat. Als u in aanmerking wilt komen voor door de overheid (gedeeltelijk) gefinancierde rechtsbijstand, dan kan uw advocaat daartoe namens u een verzoek indienen bij de Raad voor Rechtsbijstand. Uw advocaat kan u daaromtrent nader informeren.