ECLI:NL:RBGRO:2011:BP4953

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
17 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
18/670437-10
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot afpersing bij bank en tankstation met geweldsbedreiging

Op 17 februari 2011 heeft de Rechtbank Groningen uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van twee pogingen tot afpersing. De eerste poging vond plaats op 13 oktober 2010 bij de ING-bank in Winschoten, waar de verdachte met een mes dreigde en de medewerkers bedreigde om geld af te geven. De tweede poging deed zich voor op 21 oktober 2010 bij een tankstation in Winschoten, waar de verdachte opnieuw met geweld dreigde en de medewerkers sommeerde om geld af te geven. Beide pogingen zijn niet voltooid, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de pogingen tot afpersing. De rechtbank heeft rekening gehouden met een psychiatrisch rapport waaruit bleek dat de verdachte lijdt aan een persoonlijkheidsstoornis met antisociale trekken, wat zijn toerekeningsvatbaarheid enigszins verminderde. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en bijzondere voorwaarden voor reclasseringstoezicht. De rechtbank benadrukte dat de verdachte zijn daden uit eigen gewin had gepleegd om zijn financiële problemen op te lossen, zonder besef van de gevolgen voor de slachtoffers. De rechtbank heeft ook de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf behandeld, omdat de verdachte zich niet aan de voorwaarden had gehouden. De rechtbank gelastte de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf en legde aanvullende voorwaarden op voor de reclassering.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector Strafrecht
parketnummers: 18/670437-10 en 18/068002-09 (tul) (promis)
datum uitspraak: 17 februari 2011
op tegenspraak
raadsvrouw: mr. M.S. de Groene
V O N N I S
van de rechtbank Groningen, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats],
thans preventief gedetineerd in [detentieadres].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 3 februari 2011.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in de gemeente Oldambt, op of omstreeks 21 oktober 2010, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld een of meer medewerkers van een winkel van een benzinetankstation aan [adres] te Winschoten te dwingen tot de afgifte van geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, met dat oogmerk naar de balie van die winkel is gelopen en/of de achter die balie aanwezige medewerkers, genaamd [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], opzettelijk dreigend heeft toegevoegd: Dit is een overval, ik wil geld", althans woorden van gelijke of nagenoeg gelijke dreigende aard en/of strekking en/of daarbij of daarna een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp op die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] op of in de richting van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] heeft gericht, althans in zijn hand heeft gehouden zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in de gemeente Oldambt, op of omstreeks 21 oktober 2010, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen geld, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen een of meer medewerkers van een winkel van een benzinetankstation aan [adres] te Winschoten, te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, met dat oogmerk naar de balie van die winkel is gelopen en/of de achter die balie aanwezige medewerkers, genaamd [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], opzettelijk dreigend heeft toegevoegd: Dit is een overval, ik wil geld", althans woorden van gelijke of nagenoeg gelijke dreigende aard en/of strekking en/of daarbij of daarna een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp op die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] op of in de richting van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2]heeft gericht, althans in zijn hand heeft gehouden zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
2.
hij in de gemeente Oldambt, op of omstreeks 13 oktober 2010, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld een of meer medewerkers van de ING-bank aan [adres] te Winschoten te dwingen tot de afgifte van geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de ING-bank, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, met dat oogmerk naar de balie van die bank is gelopen en/of de achter die balie aanwezige medewerkers van die ING-bank, genaamd [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] opzettelijk dreigend heeft toegevoegd: "Ik ga jullie overvallen" en/of "Ik wil jullie overvallen" en/of "Dit is een overval", althans woorden van gelijke of nagenoeg gelijke dreigende aard en/of strekking en/of daarbij of daarna een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, op of in de richting van die [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 4] heeft gericht, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in de gemeente Oldambt, op of omstreeks 13 oktober 2010, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen geld, geheel of ten dele toebehorende aan de ING-bank, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen een of meer medewerkers van de ING-bank aan [adres] te Winschoten, te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf, hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, met dat oogmerk naar de balie van de ING-bank aan [adres] te Winschoten is gelopen en/of de achter die balie aanwezige medewerkers van die ING-bank, genaamd [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] opzettelijk dreigend heeft toegevoegd: "Ik ga jullie overvallen" en/of "Ik wil jullie overvallen" en/of "Dit is een overval", althans woorden van gelijke of nagenoeg gelijke dreigende aard en/of strekking en/of daarbij of daarna een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, op of in de richting van die [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 4] heeft gericht, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid.
Wijziging tenlastelegging
De officier van justitie heeft gevorderd dat de tenlastelegging als volgt zal worden gewijzigd:
bij het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde dienen na de woorden “puntig voorwerp”: de woorden: “op die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2]” te vervallen.
Deze vordering is door de rechtbank op de terechtzitting, gehoord verdachte en de raadsvrouw, toegewezen.
Bewijsvraag
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat het onder 1 primair en onder 2 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden. Met betrekking tot het onder 1 primair ten laste gelegde verwijst de officier van justitie naar de aangifte, de verklaring van getuige [slachtoffer 2] en de bekennende verklaring van verdachte. Het onder 2 primair ten laste gelegde kan naar de mening van de officier van justitie wettig en overtuigend worden bewezen op grond van de aangifte van [slachtoffer 3], de aangifte van [slachtoffer 4] en de bekennende verklaring van verdachte.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gesteld dat het onder 1 primair en onder 2 primair ten laste gelegde kan worden bewezen.
Beoordeling
De rechtbank heeft bij de beoordeling acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
De bekennende verklaring van verdachte zoals ter zitting is afgelegd en zoals blijkt uit het proces-verbaal van verhoor van verdachte op pagina 22 e.v. van dossier nr. PL01PE 20100103561, d.d. 21 oktober 2010 van Regiopolitie Groningen;
Een proces-verbaal d.d. 21 oktober 2010, opgenomen op pag. 29 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de aangifte van [slachtoffer 1];
Een proces-verbaal d.d. 21 oktober 2010, opgenomen op pag. 33 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van getuige [slachtoffer 2], zakelijk weergegeven.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
De bekennende verklaring van verdachte zoals ter zitting is afgelegd en zoals blijkt uit het proces-verbaal van verhoor van verdachte op pagina 26 e.v. van dossier nr. PL01PE 20100103115, d.d. 20 oktober 2010 van Regiopolitie Groningen;
Een proces-verbaal d.d. 14 oktober 2010, opgenomen op pag. 32 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de aangifte van [slachtoffer 3];
Een proces-verbaal d.d. 14 oktober 2010, opgenomen op pag. 37 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de aangifte van [slachtoffer 4].
De rechtbank is van oordeel dat het aan verdachte onder 1 primair en onder 2 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Bewezenverklaring
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair en onder 2 primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
1.
hij in de gemeente Oldambt, op 21 oktober 2010, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld medewerkers van een winkel van een benzinetankstation aan [adres] te Winschoten te dwingen tot de afgifte van geld toebehorende aan [slachtoffer 1] met dat oogmerk naar de balie van die winkel is gelopen en de achter die balie aanwezige medewerkers, genaamd [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], opzettelijk dreigend heeft toegevoegd: "Dit is een overval, ik wil geld", zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
2.
hij in de gemeente Oldambt, op 13 oktober 2010, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld medewerkers van de ING-bank aan [adres] te Winschoten te dwingen tot de afgifte van geld toebehorende aan de ING-bank met dat oogmerk naar de balie van die bank is gelopen en de achter die balie aanwezige medewerkers van die ING-bank, genaamd [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] opzettelijk dreigend heeft toegevoegd: "Ik ga jullie overvallen" en "Ik wil jullie overvallen" en "Dit is een overval" en daarbij een mes in de richting van die [slachtoffer 4] heeft gericht, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder 1 primair en onder 2 primair meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van de feiten
Hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard, levert de volgende strafbare feiten op:
1. poging tot afpersing;
2. poging tot afpersing.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
Ten aanzien van de strafbaarheid van verdachte heeft de rechtbank gelet op de psychiatrische onderzoeksrapportage d.d. 21 januari 2011, opgemaakt door J.M. Westenbroek, psychiater, onder supervisie van T.S. van der Veer, psychiater.
De conclusie van dit rapport luidt, zakelijk weergegeven, dat verdachte lijdt aan een persoonlijkheidsstoornis NAO met antisociale trekken en enige borderline trekken. Onderdeel van de persoonlijkheidsstoornis van verdachte is een lacunaire gewetensfunctie. Er is sprake van een enigszins verminderde toerekeningsvatbaarheid
De rechtbank kan zich, gelet op de onderbouwing daarvan, met deze conclusies verenigen en neemt deze over en concludeert met betrekking tot de toerekeningsvatbaarheid van verdachte dat het bewezenverklaarde aan verdachte in enigszins verminderde mate kan worden toegerekend.
De rechtbank acht verdachte derhalve strafbaar, nu ten opzichte van verdachte ook overigens geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
Strafoplegging
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 primair en onder 2 primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met daaraan gekoppeld als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht zoals verwoord in het rapport van de reclassering d.d. 26 januari 2011.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht een groter gedeelte van de straf voorwaardelijk op te leggen.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de aangaande zijn persoon opgemaakte rapporten en het uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 21 oktober 2010, alsmede de vordering van de officier van justitie.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een tweetal pogingen tot afpersing. Nadat de eerste poging bij een bank was mislukt, deed verdachte een ruime week later bij een tankstation een nieuwe poging. Blijkens de verklaringen van verdachte is hij hierbij zeer berekenend te werk gegaan door de overvallen van tevoren goed te overdenken. Verdachte heeft kennelijk geen enkel besef van de gevolgen die slachtoffers van dergelijke feiten kunnen ondervinden. Hij heeft de delicten louter uit eigen gewin gepleegd om zijn financiële problemen op te lossen. De rechtbank rekent verdachte deze delicten dan ook zwaar aan. Verdachte had kunnen en moeten kiezen voor andere mogelijkheden om aandacht te krijgen voor zijn financiële problemen.
Voor dergelijke delicten worden doorgaans vrijheidsstraffen van aanmerkelijke duur opgelegd.
De rechtbank heeft ook laten meewegen dat beide overvallen lijken te zijn mislukt als gevolg van hun bijzonder knullige uitvoering, verband houdend met het verstandelijk vermogen van verdachte.
Daarnaast neemt de rechtbank bij het opleggen van de straf in aanmerking de conclusies van voormelde psychiatrische onderzoeksrapportage, dat het bewezenverklaarde aan verdachte in enigszins verminderde mate kan worden toegerekend.
Tevens heeft de rechtbank de inhoud van het reclasseringsrapport d.d. 26 januari 2011 en hetgeen door de reclassering ter terechtzitting naar voren is gebracht meegewogen. Hieruit komt onder andere naar voren dat de reclassering het recidiverisico hoog schat indien de financiële problemen van verdachte aanwezig blijven. Tevens dient te worden gezocht naar een meer gestructureerde woonvorm.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de strafmaat rekening gehouden met het uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld ter zake van geweldsdelicten.
Het vorenstaande in aanmerking nemend is de rechtbank van oordeel dat de straf zoals door de officier van justitie is geëist, passend en geboden is. Het voorwaardelijke deel van de straf moet verdachte er in de toekomst van weerhouden opnieuw (soortgelijke) strafbare feiten te plegen. Omdat de rechtbank het van belang acht dat verdachte daarin ondersteund wordt door de reclassering wordt aan het voorwaardelijke deel van de straf de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht gekoppeld met daarbij de op pagina 12 en 13 van het reclasseringsadvies d.d. 26 januari 2011 door de reclassering voorgestelde bijzondere voorwaarden, te weten een meldingsgebod, behandelverplichting, opname in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang en dat verdachte meewerkt aan schuldhulpverlening.
Vordering na voorwaardelijke veroordeling
onder parketnummer: 18/0680002-09
De officier van justitie heeft op grond van het onherroepelijk geworden vonnis van de politierechter van bovengenoemde rechtbank d.d. 10 februari 2010 schriftelijk gevorderd dat door deze rechtbank een last tot tenuitvoerlegging zal worden gegeven.
Veroordeelde is bij voormeld vonnis onder meer veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 week voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Blijkens in genoemde vordering vermeld dossier onder parketnummer 18/670437-10 heeft de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig gemaakt aan het plegen van strafbare plegen, waarvoor nu een veroordeling volgt.
De raadsvrouw heeft zich met betrekking tot de vordering tenuitvoerlegging gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank is van oordeel dat, nu de veroordeelde de in voormeld vonnis gestelde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, alsnog tenuitvoerlegging dient te worden gelast van de niet ten uitvoer gelegde straf.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 14g, 45, 57 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank:
- verklaart het onder 1 primair en onder 2 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hiervoor is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart het onder 1 primair en onder 2 primair meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
- veroordeelt verdachte voor het bewezen- en strafbaar verklaarde tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden.
Beveelt dat bij de tenuitvoerlegging van deze straf de tijd die veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht tenzij die tijd op een andere straf in mindering is gebracht.
Bepaalt dat van deze straf een gedeelte, groot 6 maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast omdat de veroordeelde zich voor het einde van de op 2 jaren gestelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de tenuitvoerlegging ook kan worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich gedurende de proeftijd gedragen naar voorschriften en aanwijzingen te geven door of namens Reclassering Nederland te Groningen, zolang deze instelling dat gedurende de proeftijd nodig oordeelt. Draagt deze instelling op om de veroordeelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van de bijzondere voorwaarde.
De hiervoor bedoelde voorschriften en aanwijzingen kunnen ook inhouden de bijzondere voorwaarden zoals genoemd op pagina 12 en 13 van het reclasseringsadvies d.d. 26 januari 2010, te weten een meldingsgebod, behandelverplichting, opname in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang en dat verdachte meewerkt aan schuldhulpverlening.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling
Gelast de tenuitvoerlegging van het vonnis van de politierechter van bovengenoemde rechtbank d.d. 10 februari 2010 onder parketnummer 18/068002-09, voor zover betreft de toen voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 1 week.
Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. E.W. van Weringh, voorzitter, H.L. Stuiver en
S. Timmermans, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N.A. Baarsma, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 17 februari 2011.